Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008XG0607(01)

    Conclusies van de Raad van 22 mei 2008 over interculturele competenties

    PB C 141 van 7.6.2008, p. 14–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    7.6.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 141/14


    Conclusies van de Raad van 22 mei 2008 over interculturele competenties

    (2008/C 141/09)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    1.

    onder verwijzing naar de bepalingen van Beschikking nr. 1983/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het Europees Jaar van de interculturele dialoog (2008) (1);

    2.

    onder verwijzing naar de Unesco-Overeenkomst betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen;

    3.

    gezien de mededeling van de Commissie van 10 mei 2007 over een Europese agenda voor cultuur in het licht van de mondialisering (2), en de resolutie van de Raad van 16 november 2007 over een Europese agenda voor cultuur (3);

    4.

    herinnerend aan de Aanbeveling 2006/962/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (4);

    5.

    herinnerend aan de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 15 november 2007 over het verbeteren van de kwaliteit van de lerarenopleiding,

    OVERWEGENDE hetgeen volgt:

    de interculturele dialoog is een essentieel instrument voor het aanpakken van een aantal van de grootste uitdagingen waarvoor Europa zich momenteel geplaatst ziet en een van de drie strategische doelstellingen van de Europese agenda voor cultuur, die door middel van driejarige werkplannen moet worden verwezenlijkt;

    teneinde de totstandkoming van open en inclusieve, op Europese kernwaarden gebaseerde samenlevingen aan te moedigen en actief burgerschap te bevorderen, dienen de Europese burgers toegerust te zijn met interculturele competenties, die een doorslaggevende factor vormen voor het versterken van de interculturele dialoog;

    de kennis, vaardigheden en attitudes die voor interculturele competenties van bijzonder belang zijn, houden verband met de volgende sleutelcompetenties: communicatie in vreemde talen, sociale en burgerschapscompetenties, cultureel bewustzijn en culturele expressie (5).

    ERKENNENDE:

    dat het verbeteren van de interculturele competenties in de samenleving een duurzame en horizontale benadering van de interculturele dialoog vereist. Die benadering zou de volgende initiatieven moeten integreren en ondersteunen op het gebied van:

    A.

    CULTUUR, in het bijzonder de in het werkplan van de Raad voor 2008-2010 vermelde initiatieven:

    het stimuleren van culturele diversiteit en interculturele dialoog als instrument om open en inclusieve samenlevingen tot stand te brengen;

    het stimuleren van actieve participatie aan het culturele leven en toegang tot cultuur en cultureel erfgoed in al hun verscheidenheid, voor iedereen, en in het bijzonder voor mensen met minder toegangsmogelijkheden;

    het verbeteren van de voorwaarden voor de mobiliteit van kunstenaars en kunstwerken;

    het ondersteunen van de samenwerking tussen cultuur en zowel formeel onderwijs en formele opleidingen als informeel en niet-formeel leren op het gebied van cultureel bewustzijn en kunstzinnige vorming;

    het stimuleren van taalcompetenties en van vertalingen om de toegang tot kunstexpressies in verschillende talen te vergemakkelijken.

    B.

    ONDERWIJS:

    het ontwikkelen van een perspectief voor een leven lang leren waarmee alle burgers de voor interculturele competenties belangrijkste sleutelcompetenties verwerven — zoals taalvaardigheid, sociale en burgerschapscompetenties, cultureel bewustzijn en culturele expressie — waarmee naar alle waarschijnlijkheid de waardering voor culturele verscheidenheid als kernwaarde het sterkst wordt bevorderd;

    het ontwikkelen van op billijkheidsbeginselen gebaseerd beleid dat erop gericht is kinderen met een uiteenlopende maatschappelijke en culturele achtergrond te integreren in algemene onderwijs- en opleidingsvormen, zonder enige discriminatie;

    het actief bevorderen van talenonderwijs, binnen het kader van een samenhangend meertaligheidsbeleid, door te stimuleren dat een breed scala van mogelijkheden, inclusief het gebruik van ICT en afstandsonderwijs, wordt aangeboden om in een formele, niet-formele en informele omgeving talen te leren;

    het aanmoedigen van mobiliteitsprogramma's voor lerenden, leraren en ander onderwijzend personeel, als doeltreffend instrument ter bevordering van de interculturele dialoog;

    het opbouwen, gedurende de gehele loopbaan, van vaardigheden waardoor leraren beter met culturele diversiteit kunnen omgaan, en het ontwikkelen van interculturele competenties kunnen faciliteren en aldus daadwerkelijk bijdragen aan de totstandkoming van inclusieve leergemeenschappen.

    C.

    JONGEREN:

    het inschakelen van jongeren als een bron voor het bijdragen aan interculturele dialoog in open en pluralistische samenlevingen;

    het bevorderen, ontwikkelen en erkennen van interculturele competenties van jongeren door middel van niet-formeel en informeel leren;

    het ontwikkelen van mogelijkheden voor jongeren om, zo jong mogelijk, interculturele competenties te verwerven door middel van verscheidene vormen van actieve participatie in de samenleving, zoals vrijwilligersactiviteiten, en door meer mobiliteit als manier om de verscheidenheid van culturen en meertaligheid te ervaren;

    het bevorderen van de toegang tot en de rol van cultuur, kunst, muziek en sport bij de vorming van de identiteit van jongeren en bij het samenbrengen van jongeren;

    het bevorderen, ontwikkelen en erkennen van de interculturele competenties van jongerenwerkers en jeugdleiders door hun mobiliteit en hun onderwijs- en opleidingsmogelijkheden te faciliteren;

    het bevorderen van de rol van de georganiseerde civiele samenleving, en met name van de betrokkenheid van jeugdorganisaties.

    D.

    AUDIOVISUEEL:

    het aanmoedigen van mediageletterdheid, overeenkomstig de mededeling van de Commissie van 20 december 2007„Een Europese aanpak van mediageletterdheid in de digitale omgeving” en de Richtlijn audiovisuele mediadiensten van 11 december 2007 (6) die onder meer bevordering van de culturele verscheidenheid beoogt, zowel voor lineaire als voor niet-lineaire diensten, zodat mensen beter zijn toegerust voor:

    de inventarisatie van, de toegang tot en de beoordeling van inhoud die verband houdt met of afkomstig is uit verschillende culturen; en

    het gebruik van nieuwe technologische instrumenten (software en hardware) om hun eigen culturele inhoud te creëren en te verspreiden;

    het bevorderen van media-inhoud en audiovisuele inhoud die cultureel rijk, verscheiden en informatief is voor alle mensen, door onder andere:

    het bevorderen van coproducties op Europees, nationaal en regionaal niveau;

    het bevorderen van in het maatschappelijk middenveld gewortelde media zonder winstoogmerk (7) om meer te profiteren van de kansen die door de digitale technologieën worden geboden;

    het stimuleren van de digitalisering van cultureel materiaal en inhoud om nieuwe media — zowel online-diensten als mobiele diensten — in staat te stellen bij te dragen tot een grotere toegankelijkheid van de culturele verscheidenheid.

    VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE OM, IN HET KADER VAN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN:

    interculturele competenties te bevorderen door middel van bestaande instrumenten en initiatieven op het gebied van cultuur, onderwijs, jeugdzaken en audiovisueel beleid, in het bijzonder door na te gaan hoe deze maatregelen ter ondersteuning van de interculturele dialoog nog kunnen worden verruimd en geïntensiveerd;

    de synergie tussen deze gebieden te vergroten met het oog op de ontwikkeling van interculturele competenties, bijvoorbeeld door gezamenlijke initiatieven te overwegen, rekening houdend met het feit dat burgers hun eigen cultuur, de cultuur van anderen en culturele verscheidenheid in het algemeen moeten begrijpen en eerbiedigen, dat zij moeten communiceren in een cultureel verscheiden omgeving, alsmede gemeenschappelijke waarden op het gebied van democratie en grondrechten moeten onderkennen en actief moeten deelnemen aan de bevordering en ontwikkeling daarvan;

    mogelijkheden te scheppen voor dialoog op plaatselijk, regionaal, nationaal en EU-niveau door de ondersteuning van interculturele competenties via bestaande programma's op het gebied van cultuur, onderwijs, jongeren en audiovisueel beleid te versterken;

    een gunstig klimaat te scheppen waarin creativiteit en innovatie ten volle kunnen bijdragen tot het ontwikkelen van interculturele competenties en het bevorderen van de interculturele dialoog;

    goede praktijken voor het ontwikkelen van interculturele competenties te onderkennen en uit te wisselen, in het bijzonder op basis en in het verlengde van nationale en EU-initiatieven in het kader van het Europees Jaar van de interculturele dialoog;

    op alle overige relevante beleidsterreinen, zowel binnen de EU als in hun externe betrekkingen, de interculturele dialoog te stimuleren en uit te dragen.


    (1)  PB L 412 van 30.12.2006, blz. 44.

    (2)  Doc. 9496/07 en ADD 1.

    (3)  PB C 287 van 29.11.2007, blz. 1.

    (4)  PB L 394 van 30.12.2006, blz. 10.

    (5)  Sleutelcompetenties als omschreven in de Aanbeveling 2006/962/EG.

    (6)  PB L 332 van 18.12.2007, blz. 27.

    (7)  In het Engels vaak „community media” en in het Frans „médias associatifs” genoemd.


    Top