EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008PC0316

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen {SEC(2008) 1908} {SEC(2008) 1909}

/* COM/2008/0316 def. - COD 2008/0100 */

52008PC0316




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 23.5.2008

COM(2008) 316 definitief

2008/0100 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen

(door de Commissie ingediend)

{SEC(2008) 1908}{SEC(2008) 1909}

TOELICHTING

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

- Motivering en doel van het voorstel

Doel van het voorstel is geharmoniseerde voorschriften voor de constructie van motorvoertuigen vast te stellen teneinde de goede werking van de interne markt en een hoog veiligheids- en milieubeschermingsniveau te waarborgen. Het gaat erom de veiligheid van voertuigen door de verplichte integratie van een aantal geavanceerde veiligheidsfeatures te verbeteren. Het voorstel is ook bedoeld om de milieuprestaties van voertuigen te verbeteren door de rolgeluid- en CO2-emissies als gevolg van de banden te verminderen. Ten slotte draagt het voorstel aan het concurrentievermogen van de automobielindustrie bij door de bestaande typegoedkeuringswetgeving inzake voertuigveiligheid te vereenvoudigen, de transparantie te verbeteren en de administratieve lasten te beperken. |

Algemene context De technische voorschriften voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot diverse veiligheids- en milieuelementen zijn op communautair niveau geharmoniseerd om te voorkomen dat de voorschriften van lidstaat tot lidstaat verschillen en om in de hele Gemeenschap een hoog verkeersveiligheids- en milieubeschermingsniveau te waarborgen. Nu zijn er nieuwe technologieën beschikbaar die de voertuigveiligheid aanzienlijk kunnen verbeteren (bv. elektronische stabiliteitscontrolesystemen) of de CO2-emissies drastisch kunnen beperken (bv. banden met lage rolweerstand). Onderzoek heeft uitgewezen dat de invoering van dergelijke technologieën als standaard op nieuwe voertuigen significante voordelen zou opleveren. Door gemeenschappelijke dwingende voorschriften vast te stellen, zou ook de fragmentatie van de interne markt als gevolg van uiteenlopende productnormen in de lidstaten kunnen worden vermeden. In haar mededeling “Een concurrerend regelgevingskader voor de automobielindustrie voor de 21e eeuw”[1]juichte de Commissie de aanbeveling in het verslag van CARS 21[2] toe om het bestaande regelgevingskader voor de typegoedkeuring van complete voertuigen te vereenvoudigen. Bijgevolg wil de Commissie met dit voorstel de typegoedkeuringswetgeving aanzienlijk vereenvoudigen door 50 basisrichtlijnen (en circa 100 gerelateerde wijzigingsrichtlijnen) betreffende de veiligheid en de banden van motorvoertuigen te vervangen door één verordening van het Europees Parlement en de Raad. |

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Richtlijn 70/221/EEG van de Raad, Richtlijn 70/222/EEG van de Raad, Richtlijn 70/311/EEG van de Raad, Richtlijn 70/387/EEG van de Raad, Richtlijn 70/388/EEG van de Raad, Richtlijn 71/320/EEG van de Raad, Richtlijn 72/245/EEG van de Raad, Richtlijn 74/60/EEG van de Raad, Richtlijn 74/61/EEG van de Raad, Richtlijn 74/297/EEG van de Raad, Richtlijn 74/408/EEG van de Raad, Richtlijn 74/483/EEG van de Raad, Richtlijn 75/443/EEG van de Raad, Richtlijn 76/114/EEG van de Raad, Richtlijn 76/115/EEG van de Raad, Richtlijn 76/756/EEG van de Raad, Richtlijn 76/757/EEG van de Raad, Richtlijn 76/758/EEG van de Raad, Richtlijn 76/759/EEG van de Raad, Richtlijn 76/760/EEG van de Raad, Richtlijn 76/761/EEG van de Raad, Richtlijn 76/762/EEG van de Raad, Richtlijn 77/389/EEG van de Raad, Richtlijn 77/538/EEG van de Raad, Richtlijn 77/539/EEG van de Raad, Richtlijn 77/540/EEG van de Raad, Richtlijn 77/541/EEG van de Raad, Richtlijn 77/649/EEG van de Raad, Richtlijn 78/316/EEG van de Raad, Richtlijn 78/317/EEG van de Raad, Richtlijn 78/318/EEG van de Raad, Richtlijn 78/549/EEG van de Raad, Richtlijn 78/932/EEG van de Raad, Richtlijn 89/297/EEG van de Raad, Richtlijn 91/226/EEG van de Raad, Richtlijn 92/21/EEG van de Raad, Richtlijn 92/22/EEG van de Raad, Richtlijn 92/23/EEG van de Raad, Richtlijn 92/24/EEG van de Raad, Richtlijn 92/114/EEG van de Raad, Richtlijn 94/20/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 95/28/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 96/79/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 96/27/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 97/27/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 98/91/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2000/40/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2001/56/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2001/85/EG van het Europees Parlement en de Raad, en Richtlijn 2003/97/EG van het Europees Parlement en de Raad. Met het voorstel en de uitvoeringsmaatregelen ervan zullen de bestaande, in bovengenoemde wetgeving vastgelegde voorschriften worden overgedragen. Vergeleken met de bestaande wetgeving stelt het voorstel nieuwe voorschriften vast met betrekking tot een aantal geavanceerde veiligheidsmaatregelen, namelijk elektronische stabiliteitscontrolesystemen, bandenspanningscontrolesystemen, geavanceerde noodremsystemen en waarschuwingssystemen voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook. Bovendien bevat het voorstel strengere voorschriften inzake het rolgeluid van banden en introduceert het nieuwe voorschriften met betrekking tot de bandengrip op nat wegdek en de rolweerstand van banden. Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU Het voorstel sluit aan bij de doelstelling van de Unie om het wegverkeer veiliger te maken, wat met name wordt uiteengezet in het Witboek over het Europese vervoersbeleid[3], dat in 2001 door de Commissie is goedgekeurd en waarbij een kader wordt gecreëerd voor het Europese actieprogramma voor de veiligheid van het wegverkeer. Wat de milieuaspecten betreft, worden met het voorstel twee van de maatregelen ten uitvoer gelegd die deel uitmaken van de strategie tot vermindering van de CO2-emissies van auto’s, zoals deze wordt beschreven in de Mededeling van de Commissie over de resultaten van de herziening van de communautaire strategie om de CO2-uitstoot van personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen te verminderen[4]. Ten slotte strookt het voorstel met de strategie van de Unie tot vereenvoudiging van de regelgeving, zoals aangekondigd in de mededeling van de Commissie over “Modernisering en vereenvoudiging van het acquis communautaire”[5], waarin het typegoedkeuringssysteem voor motorvoertuigen als een prioritair gebied voor de vereenvoudiging van de communautaire wetgeving wordt bestempeld. |

2. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING |

Raadpleging van belanghebbende partijen |

Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten Bij de opstelling van het voorstel heeft de Commissie de belanghebbenden op de volgende wijzen geraadpleegd: Er heeft een algemene raadpleging via internet plaatsgevonden, waarbij alle aspecten van het voorstel werden behandeld. Wat de voorstellen voor geavanceerde noodremsystemen betreft, is er een onderzoekproject uitgevoerd naar de potentiële kosten en baten van het uitrusten van voertuigen van diverse categorieën met dergelijke systemen. Dit project is uitgevoerd in samenwerking met een groep belanghebbenden uit de automobielsector. Wat de voorschriften voor banden betreft, hebben er diverse vergaderingen met organisaties van bandenfabrikanten, onderzoeksteams en milieubelangengroepen plaatsgevonden om een aantal evenwichtige en uitvoerbare voorschriften vast te stellen. |

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden Bij de raadpleging op internet brachten de belanghebbenden een aantal kwesties te berde. In de effectbeoordeling bij dit voorstel komen de belangrijkste geopperde kwesties uitgebreid aan bod en wordt toegelicht hoe daarmee rekening is gehouden. |

Van 23.8.2007 tot en met 18.10.2007 heeft via internet een openbare raadpleging plaatsgevonden. De Commissie heeft 81 reacties ontvangen. De resultaten zijn in het Engels beschikbaar op: http://ec.europa.eu/enterprise/automotive/pagesbackground/safety/consultation/summary.htm. |

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid |

Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden In verband met het voorstel moesten diverse beleidsopties en ook de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de economie, de samenleving en het milieu worden beoordeeld. |

Gebruikte methode Er is onderzoek verricht naar de haalbaarheid van een vermindering van het rolgeluid van banden en naar de geraamde kosten en baten van geavanceerde noodremsystemen, om de ontwikkeling van de desbetreffende aspecten van deze verordening te ondersteunen. Ook werd gebruikgemaakt van bestaande studies over CO2-reductie (door TNO) en vermindering van het aantal verkeersslachtoffers (door COWI) om de potentiële voordelen van de voorgestelde maatregelen te kwantificeren. Bij het onderzoek naar het geluid van banden heeft de consultant de volgende werkzaamheden verricht: studie van relevante literatuur om na te gaan welke gevolgen het rolgeluid van banden heeft voor de samenleving en het milieu; verzameling en evaluatie van gegevens van geluidstests met bestaande banden van verschillende categorieën; onderzoek naar de haalbaarheid van een verlaging van de grenswaarden voor het geluid van banden en ook naar de potentiële gevolgen daarvan voor andere parameters in verband met het ontwerp van banden; beoordeling van de verwachte totale geluidsreductie als gevolg van de voorgestelde maatregelen, met behulp van passende computersimulatietechnieken; contacten met diverse belanghebbenden. Bij het onderzoek naar geavanceerde noodremsystemen heeft de consultant de volgende werkzaamheden verricht: beoordeling van bestaande ongevalscenario’s die door toepassing van deze technologie waarschijnlijk kunnen worden vermeden of beperkt; evaluatie van de huidige en toekomstige mogelijkheden van de systemen; analyse van de “economische kosten per voertuig” van de installatie van dergelijke systemen; contacten met diverse belanghebbenden. |

Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen Het onderzoek naar het geluid van banden werd verricht door FEHRL (Federation of European Highway Research). Dat naar geavanceerde noodremsystemen werd uitgevoerd door TRL (Transport research laboratory) Ltd. |

De in de bijlage bij deze verordening voorgestelde grenswaarden voor het geluid van banden zijn gebaseerd op aanbevelingen van FEHRL. Volgens het onderzoek van TRL moet voorrang worden gegeven aan geavanceerde noodremsystemen voor zware bedrijfsvoertuigen. In de effectbeoordeling wordt verwezen naar andere studies waarvan ook gebruik is gemaakt om diverse beleidsopties te evalueren. In ieder geval is de verkozen beleidsoptie geselecteerd op grond van een kosten-batenanalyse, zoals in de effectbeoordeling bij het voorstel wordt toegelicht. Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek Alle voltooide en goedgekeurde onderzoeksrapporten zijn beschikbaar of zullen ter beschikking worden gesteld op de website van DG Ondernemingen en industrie. |

Effectbeoordeling Voor elk van de belangrijkste aspecten van het voorstel werden verschillende opties bestudeerd: 1. Vereenvoudigingsaspecten a) Niets doen. Dat zou betekenen dat de bestaande 50 richtlijnen worden gehandhaafd en eventueel nog gewijzigd. De communautaire richtlijnen zouden geldig blijven naast de bestaande VN/ECE-reglementen, hoewel de technische voorschriften meestal (maar niet altijd) dezelfde zijn. Dit brengt momenteel heel wat verwarring teweeg bij belanghebbenden die niet nauw betrokken zijn bij het typegoedkeuringssysteem, en leidt tot een regelgevingssysteem dat alles behalve volledig transparant is. b) Niets doen in het kader van dit initiatief, maar elke richtlijn bekijken op het ogenblik dat ze moet worden gewijzigd en beslissen of ze al dan niet moet worden vervangen. Deze optie zou werkelijk bijdragen tot vereenvoudiging van de regelgeving. Het vereenvoudigingsproces zou dan echter een aantal jaren duren. c) Alle bestaande richtlijnen door de voorgestelde verordening vervangen. Deze optie is verkozen, omdat daardoor de voordelen van de vereenvoudiging met name voor de nationale autoriteiten en het bedrijfsleven het grootst zijn. 2. Geavanceerde veiligheidstechnologieën a) Niets doen en de markt het initiatief laten nemen. Voorzieningen zoals elektronische stabiliteitscontrolesystemen gaan nu al op sommige markten op steeds meer auto’s verschijnen. Voor voertuigen zoals zware vrachtwagens en touringbussen leveren elektronische stabiliteitscontrolesystemen wellicht nog meer voordelen op dan voor personenauto’s, maar vaak is het de markt die niet tot het installeren van dergelijke systemen op vrijwillige basis stimuleert, omdat de kopers gewoonlijk niet degenen zijn die daarvan profiteren, in tegenstelling tot de kopers van personenauto's. Zonder geharmoniseerde normen bestaat trouwens het risico dat er in de EU verschillende normen worden toegepast en dat de interne markt daardoor wordt gefragmenteerd. b) Technische normen vaststellen voor geavanceerde veiligheidstechnologieën (indien gemonteerd) en de fabrikanten toelaten deze facultatief te monteren. Hoewel deze optie zou voorkomen dat er in de EU uiteenlopende normen gaan ontstaan, zal zij niet garanderen dat er op alle voertuigen geavanceerde veiligheidsvoorzieningen worden gemonteerd. c) Technische normen en bindende montagevoorschriften vaststellen. Met deze optie zal het potentieel van geavanceerde veiligheidsvoorzieningen volledig worden benut. Aangezien de kosten-batenanalyse voor deze systemen positief is, lijkt de verplichte optie gerechtvaardigd. 3. Voorschriften voor banden Voor banden introduceert het voorstel nieuwe voorschriften met betrekking tot de volgende aspecten: grenswaarden voor het rolgeluid, grenswaarden voor de rolweerstand, grip op nat wegdek en een bandenspanningscontrolesysteem. Voor elk van deze aspecten werden in grote lijnen de volgende opties bestudeerd: a) niets doen; b) een oplossing op vrijwillige basis of die door de markt wordt geboden; c) een verplichte, maar technisch minder ingewikkelde oplossing; d) een verplichte, maar technisch ingewikkelder oplossing. Voor alle aspecten werd optie d) geselecteerd. Wat rolweerstand, grip op nat wegdek en bandenspanningscontrolesystemen betreft, zijn het onderzoek en de productontwikkeling al tamelijk ver gevorderd, zodat de toepassing van het strengere technische voorschrift op vrij korte termijn haalbaar wordt geacht. Wat met name het bandenspanningscontrolesysteem betreft, zou een hogere norm de grootste voordelen bieden op het gebied van de veiligheid en ook de meeste kans om de doelstellingen inzake CO2-reductie te verwezenlijken. Voor rolgeluid is ook optie d) gekozen, omdat dit de enige manier is om de milieudoelstellingen van het voorstel te halen. Maar aangezien de voorschriften inzake geluid problematischer zijn dan de andere voorschriften, is er een langere uitvoeringstermijn gepland. De Commissie heeft conform haar werkprogramma een effectbeoordeling uitgevoerd, waarvan het verslag kan worden geraadpleegd op: http://ec.europa.eu/enterprise/automotive/pagesbackground/pedestrianprotection/index.htm. Aangezien vóór de afronding van het voorstel geen verdere studies van de industrie konden worden afgesloten, is de Commissie bereid de resultaten van dergelijke aanvullende studies tijdens het wetgevingsproces grondig te bestuderen en zo nodig aanpassingen voor te stellen of te steunen om eventuele negatieve gevolgen voor de veiligheid van banden te vermijden. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Samenvatting van de voorgestelde maatregel Het voorstel betekent een aanzienlijke vereenvoudiging van het typegoedkeuringssysteem voor motorvoertuigen wat de voorschriften inzake veiligheid en banden betreft, door de intrekking van 50 richtlijnen. Het voert ook nieuwe bindende voorschriften in voor geavanceerde veiligheidsvoorzieningen, zoals met name de verplichte montage van: elektronische stabiliteitscontrolesystemen op alle voertuigen; bandenspanningscontrolesystemen op personenauto’s; geavanceerde noodremsystemen en waarschuwingssystemen voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook op zware bedrijfsvoertuigen. Het voorstel bepaalt ook dat bovengenoemde geavanceerde noodrem- en waarschuwingssystemen bij vrijwillige montage op andere categorieën voertuigen moeten voldoen aan de voorschriften die in het voorstel zijn vastgelegd. Het voorstel bevat strengere geluidsemissiegrenswaarden voor banden dan de bestaande wetgeving en formuleert nieuwe voorschriften voor grip op nat wegdek en rolweerstand. Rechtsgrondslag De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 95 van het Verdrag. Subsidiariteitsbeginsel Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen. De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. De technische voorschriften voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot diverse veiligheids- en milieuelementen zijn op communautair niveau geharmoniseerd en maatregelen van de lidstaten alleen zouden het typegoedkeuringssysteem voor complete voertuigen ondermijnen. Een optreden op EU-niveau is nodig omdat moet worden voorkomen dat belemmeringen voor de interne markt worden opgeworpen. De doelstellingen van het voorstel kunnen beter door een communautaire maatregel worden verwezenlijkt, omdat daarmee fragmentatie van de interne markt wordt voorkomen en de veiligheid en milieuvriendelijkheid van voertuigen worden verbeterd. Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Zoals uit de effectbeoordeling blijkt, is het voorstel in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, omdat het niet verder gaat dan nodig is om de goede werking van de interne markt te garanderen en tegelijk voor een hoog niveau van openbare veiligheid en milieubescherming te zorgen. De vereenvoudiging van de regelgeving zal een aanzienlijke bijdrage leveren om de administratieve kosten voor de nationale autoriteiten en het bedrijfsleven te verminderen. Keuze van instrumenten Voorgesteld(e) instrument(en): een verordening. Andere instrumenten zouden om de volgende redenen ongeschikt zijn: het gebruik van een verordening wordt passend geacht, omdat een verordening de nodige garanties voor naleving biedt en niet in nationale wetgeving hoeft te worden omgezet. Het voorstel is opgezet volgens een "opsplitsing in twee niveaus", een aanpak waarvoor oorspronkelijk op verzoek van het Europees Parlement is gekozen en die ook al in andere wetteksten is gebruikt. Daarbij wordt de wetgeving volgens twee verschillende maar parallelle procedures voorgesteld en goedgekeurd: enerzijds leggen het Europees Parlement en de Raad de fundamentele bepalingen volgens de medebeslissingsprocedure vast in een verordening op basis van artikel 95 van het EG-Verdrag (het “medebeslissingsvoorstel”); anderzijds stelt de Commissie de technische specificaties ter uitvoering van de fundamentele bepalingen vast in verordeningen volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing (de “comitévoorstellen”). 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap. 5. AANVULLENDE INFORMATIE Simulatie, proefperiode en overgangsperiode Het voorstel voorziet in algemene overgangsperioden om de voertuig- en bandenfabrikanten voldoende tijd te gunnen. Vereenvoudiging Het voorstel voorziet in vereenvoudiging van wetgeving. 50 richtlijnen betreffende de typegoedkeuring van voertuigen zullen worden ingetrokken. Het voorstel vereenvoudigt de administratieve procedures voor overheidsinstanties. Het voorstel is opgenomen in het programma van de Commissie voor de modernisering en vereenvoudiging van het acquis communautaire en in het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie, onder referentie 2008/ENTR/004. Intrekking van bestaande wetgeving De goedkeuring van het voorstel heeft de intrekking van bestaande wetgeving tot gevolg. Europese Economische Ruimte De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte. |

2008/0100 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie[6],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[7],

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[8],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De interne markt is een gebied zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal moet worden gewaarborgd. Daartoe is bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn)[9], een allesomvattend communautair systeem voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen vastgesteld.

(2) Deze verordening is een nieuwe bijzondere verordening in het kader van de communautaire typegoedkeuringsprocedure overeenkomstig Richtlijn 2007/46/EG. Daarom moeten de bijlagen IV, VI en XI bij die richtlijn dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3) De technische voorschriften voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot diverse veiligheids- en milieuelementen zijn op communautair niveau geharmoniseerd om te voorkomen dat de voorschriften van lidstaat tot lidstaat verschillen en om in de hele Gemeenschap een hoog verkeersveiligheids- en milieubeschermingsniveau te waarborgen.

(4) Het verdient aanbeveling voorschriften vast te stellen voor zowel de algemene veiligheid van motorvoertuigen als de milieuprestaties van banden, aangezien er bandenspanningscontrolesystemen beschikbaar zijn waarmee tegelijkertijd de veiligheid en de milieuprestaties van banden kunnen worden verbeterd.

(5) Op verzoek van het Europees Parlement is voor de communautaire voertuigwetgeving een nieuwe regelgevingsaanpak ingevoerd. In deze verordening worden derhalve alleen fundamentele bepalingen over voertuigveiligheid en CO2- en geluidsemissies als gevolg van de banden vastgelegd, terwijl de technische specificaties worden vastgesteld door middel van uitvoeringsmaatregelen, genomen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[10].

(6) In het bijzonder moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om de specifieke procedures, tests en voorschriften voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen, onderdelen en technische eenheden vast te stellen. Bovendien moet haar de bevoegdheid worden verleend om nauwkeuriger te bepalen welke eigenschappen een band moet bezitten om als "professionele terreinband" te worden gedefinieerd. De Commissie moet ook bevoegd worden verklaard om het precieze toepassingsgebied van de in deze verordening vastgestelde voorschriften te bepalen. Bovendien moet de Commissie bevoegd zijn om extra veiligheidsvoorschriften vast te stellen voor voertuigen die bestemd zijn voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg binnen of tussen lidstaten. Voorts moet de Commissie, al naargelang de technische en economische haalbaarheid, worden gemachtigd om de verplichte installatie van bandenspanningscontrolesystemen en andere geavanceerde veiligheidsvoorzieningen tot andere dan de oorspronkelijke voertuigcategorieën uit te breiden. De Commissie moet ook de bevoegdheid krijgen om specifieke procedures, tests en technische voorschriften voor de typegoedkeuring van andere dan de in deze verordening genoemde geavanceerde voertuigsystemen vast te stellen en de grenswaarden voor de rolweerstand en het rolgeluid van banden als gevolg van veranderingen in de testprocedures te wijzigen, zonder daarom de bestaande ambitieuze milieueisen af te zwakken. Aangezien die maatregelen een algemene strekking hebben en bedoeld zijn om deze verordening aan te vullen met nieuwe niet-essentiële elementen, moeten zij volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing worden vastgesteld.

(7) De technische vooruitgang op het gebied van geavanceerde voertuigveiligheidssystemen biedt nieuwe mogelijkheden om het aantal verkeersslachtoffers te verminderen. Om zoveel mogelijk slachtoffers te vermijden, moet erop worden toegezien dat sommige van deze technologieën worden ingevoerd.

(8) Om de typegoedkeuringswetgeving volgens de aanbevelingen van CARS 21 in zijn verslag “Een concurrerend regelgevingskader voor de automobielindustrie voor de 21e eeuw”[11] te vereenvoudigen, dienen diverse richtlijnen te worden ingetrokken zonder daarom het beschermingsniveau van de weggebruikers te verminderen. De voorschriften van die richtlijnen moeten worden overgedragen naar deze verordening en eventueel worden vervangen door verwijzingen naar de overeenkomstige reglementen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE), die zijn opgenomen in het Gemeenschapsrecht overeenkomstig artikel 4 van Besluit 97/836/EG van de Raad van 27 november 1997 inzake de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen[12].

(9) Het is wenselijk het beginsel vast te stellen dat voertuigen zodanig moeten zijn ontworpen, gebouwd en geassembleerd dat de inzittenden en andere weggebruikers zo weinig mogelijk risico van verwondingen lopen. Daartoe moeten de fabrikanten ervoor zorgen dat hun voertuigen voldoen aan de desbetreffende voorschriften van deze verordening. Deze bepalingen moeten onder meer voorschriften omvatten met betrekking tot de integriteit van de voertuigstructuur, systemen om de bestuurder de controle over zijn voertuig te helpen behouden, systemen om de bestuurder een groter gezichtsveld te bieden en hem informatie over de staat van het voertuig en de omgeving te verstrekken, verlichtingssystemen, beschermingssystemen voor inzittenden, de buitenkant en het toebehoren van voertuigen, massa’s en afmetingen van voertuigen, banden, geavanceerde voertuigsystemen en dergelijke. Bovendien moeten voertuigen voldoen aan specifieke bepalingen, zoals die voor voertuigen voor het vervoer van bepaalde goederen en aanhangwagens daarvan of die voor bussen.

(10) Bij de vaststelling van het tijdschema voor de invoering van specifieke nieuwe voorschriften voor de typegoedkeuring van voertuigen moet rekening worden gehouden met de technische uitvoerbaarheid van die voorschriften. Over het algemeen moeten de voorschriften aanvankelijk alleen gelden voor nieuwe voertuigtypen. Bestaande voertuigtypen zouden een extra termijn moeten krijgen om aan de voorschriften te voldoen. Voorts moet in het begin de verplichte installatie van bandenspanningscontrolesystemen alleen voor personenauto’s en die van andere geavanceerde veiligheidsvoorzieningen alleen voor vrachtwagens gelden.

(11) Wanneer geavanceerde veiligheidsvoorzieningen door de voertuigfabrikant vrijwillig worden geïnstalleerd, moeten deze voldoen aan de desbetreffende voorschriften van deze verordening.

(12) Het verdient aanbeveling de maatregelen uit te voeren die in de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de resultaten van de herziening van de communautaire strategie om de CO2-uitstoot van personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen te verminderen[13], werden aangekondigd en erop gericht zijn de CO2-emissies als gevolg van de banden te beperken. Dit moet mogelijk zijn door een combinatie van banden met lage rolweerstand en het gebruik van bandenspanningscontrolesystemen. Tegelijkertijd is het ook wenselijk voorschriften vast te stellen om het rolgeluid van banden te verminderen en de handhaving van veiligheidsniveaus voor banden te waarborgen door middel van nieuwe voorschriften inzake de grip op nat wegdek. In het tijdschema voor de uitvoering ervan moet rekening worden gehouden met de omvang van de problemen om aan al deze voorschriften te voldoen. Vooral gezien de moeilijkheid om aan de voorschriften inzake rolgeluid te voldoen en rekening houdend met de tijd die de industrie nodig heeft om bestaande bandenproductielijnen te vervangen, dient voor de voorschriften inzake rolgeluid met betrekking tot nieuwe banden van bestaande typen een langere uitvoeringstermijn te worden vastgesteld.

(13) Sommige categorieën banden, waaronder professionele terreinbanden waarvoor een snelheidsbeperking geldt en banden die alleen bestemd zijn voor voertuigen die vóór 1990 zijn geregistreerd, worden waarschijnlijk in heel kleine hoeveelheden geproduceerd. Daarom is het passend banden van die categorieën van bepaalde voorschriften van deze verordening vrij te stellen, indien die voorschriften onverenigbaar zijn met het gebruik van de banden of onevenredige extra lasten meebrengen.

(14) Met elektronische stabiliteitscontrolesystemen, geavanceerde noodremsystemen en waarschuwingssystemen voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook kan het aantal verkeersslachtoffers aanzienlijk worden beperkt. Voor dergelijke systemen moeten er dus voorschriften worden vastgesteld.

(15) Het is belangrijk dat reserveonderdelen voor systemen die onder deze verordening vallen, aan gelijkwaardige veiligheidsvoorschriften en goedkeuringsprocedures worden onderworpen. Er moeten dus maatregelen worden genomen met het oog op de goedkeuring van reserveonderdelen en technische eenheden.

(16) De lidstaten moeten sancties vaststellen voor inbreuken op deze verordening en ervoor zorgen dat deze worden toegepast. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn.

(17) Vanaf de datum waarop de voorschriften van deze verordening van toepassing zijn op nieuwe voertuigen, nieuwe onderdelen en technische eenheden, moeten de volgende richtlijnen van de Raad worden ingetrokken:

- Richtlijn 70/221/EEG van de Raad van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende reservoirs voor vloeibare brandstof en beschermingsinrichtingen aan de achterzijde van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan[14];

- Richtlijn 70/222/EEG van de Raad van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de plaats en het aanbrengen van de achterste kentekenplaten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan[15];

- Richtlijn 70/311/EEG van de Raad van 8 juni 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de stuurinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan[16];

- Richtlijn 70/387/EEG van de Raad van 27 juli 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende deuren van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan[17];

- Richtlijn 70/388/EEG van de Raad van 27 juli 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de geluidssignaalinrichting van motorvoertuigen[18];

- Richtlijn 71/320/EEG van de Raad van 26 juli 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de reminrichtingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan[19];

- Richtlijn 72/245/EEG van de Raad van 20 juni 1972 betreffende door voertuigen veroorzaakte radiostoring (elektromagnetische compatibiliteit)[20];

- Richtlijn 74/60/EEG van de Raad van 17 december 1973 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de naar buiten uitstekende delen van motorvoertuigen[21];

- Richtlijn 74/61/EEG van de Raad van 17 december 1973 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de inrichtingen ter beveiliging tegen het gebruik van motorvoertuigen door onbevoegden[22];

- Richtlijn 74/297/EEG van de Raad van 4 juni 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen (gedrag van de stuurinrichting bij botsingen)[23];

- Richtlijn 74/408/EEG van de Raad van 22 juli 1974 met betrekking tot de zitplaatsen en de bevestiging en hoofdsteunen daarvan in motorvoertuigen[24];

- Richtlijn 74/483/EEG van de Raad van 17 september 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de naar buiten uitstekende delen van motorvoertuigen[25];

- Richtlijn 75/443/EEG van de Raad van 26 juni 1975 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de achteruitrijinrichtingen en de snelheidsmeter van motorvoertuigen[26];

- Richtlijn 76/114/EEG van de Raad van 18 december 1975 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake de voorgeschreven platen en gegevens, en de plaats en wijze waarop zij op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan moeten worden aangebracht[27];

- Richtlijn 76/115/EEG van de Raad van 18 december 1975 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende bevestigingspunten voor veiligheidsgordels van motorvoertuigen[28];

- Richtlijn 76/756/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan[29];

- Richtlijn 76/757/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende retroflectoren voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan[30];

- Richtlijn 76/758/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende markeringslichten, breedtelichten, achterlichten, stoplichten, dagrijlichten en zijmarkeringslichten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan[31];

- Richtlijn 76/759/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende richtingaanwijzers van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan[32];

- Richtlijn 76/760/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de achterkentekenplaatverlichting van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan[33];

- Richtlijn 76/761/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende koplichten van motorvoertuigen voor groot licht en/of dimlicht, alsmede betreffende lichtbronnen (gloeilampen en andere) voor gebruik in goedgekeurde verlichtingseenheden van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan[34];

- Richtlijn 76/762/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende voormistlichten voor motorvoertuigen[35];

- Richtlijn 77/389/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake sleepinrichtingen voor motorvoertuigen[36];

- Richtlijn 77/538/EEG van de Raad van 28 juni 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de mistlichten achter van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan[37];

- Richtlijn 77/539/EEG van de Raad van 28 juni 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende achteruitrijlichten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan[38];

- Richtlijn 77/540/EEG van de Raad van 28 juni 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende parkeerlichten van motorvoertuigen[39];

- Richtlijn 77/541/EEG van de Raad van 28 juni 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake veiligheidsgordels en bevestigingssystemen in motorvoertuigen[40];

- Richtlijn 77/649/EEG van de Raad van 27 september 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het zichtveld van de bestuurder van motorvoertuigen[41];

- Richtlijn 78/316/EEG van de Raad van 21 december 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen (identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters)[42];

- Richtlijn 78/317/EEG van de Raad van 21 december 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen voor het glasoppervlak van motorvoertuigen[43];

- Richtlijn 78/318/EEG van de Raad van 21 december 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende ruitewissers en ruitesproeiers van motorvoertuigen[44];

- Richtlijn 78/549/EEG van de Raad van 12 juni 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de wielafschermingen van motorvoertuigen[45];

- Richtlijn 78/932/EEG van de Raad van 16 oktober 1978 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende hoofdsteunen van zitplaatsen van motorvoertuigen[46];

- Richtlijn 89/297/EEG van de Raad van 13 april 1989 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de zijdelingse afscherming (zijdelingse beschermingsinrichtingen) bij bepaalde motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan[47];

- Richtlijn 91/226/EEG van de Raad van 27 maart 1991 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake opspatafschermingssystemen bij bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan[48];

- Richtlijn 92/21/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende massa's en afmetingen van motorvoertuigen van categorie M1[49];

- Richtlijn 92/22/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende veiligheidsruiten en materialen voor ruiten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan[50];

- Richtlijn 92/23/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende banden voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan alsmede betreffende de montage ervan[51];

- Richtlijn 92/24/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende snelheidsbegrenzers of soortgelijke begrenzingssystemen voor bepaalde categorieën motorvoertuigen[52];

- Richtlijn 92/114/EEG van de Raad van 17 december 1992 betreffende de naar buiten uitstekende delen die zich vóór de achterwand van de cabine van motorvoertuigen van categorie N bevinden[53].

(18) Bovendien moeten ook de volgende richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad worden ingetrokken:

- Richtlijn 94/20/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 30 mei 1994 betreffende mechanische koppelinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens en de bevestiging van die inrichtingen aan deze voertuigen[54];

- Richtlijn 95/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 inzake de verbrandingseigenschappen van bij de inwendige constructie van bepaalde categorieën motorvoertuigen gebruikte materialen[55];

- Richtlijn 96/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1996 betreffende de bescherming van de inzittenden van motorvoertuigen bij zijdelingse botsingen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG[56];

- Richtlijn 96/79/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de bescherming van de inzittenden van motorvoertuigen bij frontale botsingen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG[57];

- Richtlijn 97/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 1997 betreffende de massa's en afmetingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG[58];

- Richtlijn 98/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 1998 betreffende motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan bestemd voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan[59];

- Richtlijn 2000/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2000 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden van motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad[60];

- Richtlijn 2001/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 inzake de verwarming van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 78/548/EEG van de Raad[61];

- Richtlijn 2001/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2001 betreffende speciale voorschriften voor voertuigen bestemd voor het vervoer van passagiers, met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, en tot wijziging van Richtlijn 70/156/ EEG van de Raad en van Richtlijn 97/27/EG[62];

- Richtlijn 2003/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 november 2003 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de typegoedkeuring van inrichtingen voor indirect zicht en van voertuigen met deze inrichtingen, tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG en tot intrekking van Richtlijn 71/127/EEG[63].

(19) De doelstellingen van deze verordening, namelijk de voltooiing van de interne markt door de invoering van gemeenschappelijke technische voorschriften betreffende de veiligheid en de milieuprestaties van motorvoertuigen en banden, kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. Vanwege de omvang van het vereiste optreden kan deze doelstelling beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. De Gemeenschap kan dus maatregelen nemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I Onderwerp, toepassingsgebied en definities

Artikel 1Onderwerp

Deze verordening stelt voorschriften vast voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, wat de veiligheid ervan betreft.

Deze verordening stelt ook voorschriften vast voor de typegoedkeuring van banden wat hun CO2- en geluidsemissie betreft.

Artikel 2Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op motorvoertuigen van de categorieën M, N en O, zoals gedefinieerd in bijlage II bij Richtlijn 2007/46/EG, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 5 tot en met 10 van deze verordening.

Artikel 3Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities in artikel 3 van Richtlijn 2007/46/EG.

Daarnaast zijn de volgende definities van toepassing:

1. “elektronische stabiliteitscontrole”: een elektronische controlefunctie voor een voertuig die de dynamische stabiliteit van het voertuig verbetert;

2. “waarschuwingssysteem voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook”: een systeem om de bestuurder te waarschuwen wanneer zijn voertuig de rijstrook onbedoeld verlaat;

3. “geavanceerd noodremsysteem”: een systeem dat automatisch een noodsituatie kan detecteren en het remsysteem van het voertuig met of zonder tussenkomst van de bestuurder kan activeren om het voertuig af te remmen en zo een botsing te vermijden of te verzachten;

4. “belastingsindex”: een of twee getallen die de belasting aangeven die de band bij enkele montage of bij enkele en dubbele montage kan dragen bij de snelheid die overeenkomt met de bijbehorende snelheidscategorie en bij gebruik volgens de voorschriften van de fabrikant;

5. “bandenspanningscontrolesysteem”: een op een voertuig gemonteerd systeem dat de bandenspanning of de variatie ervan in de tijd kan meten en de bestuurder daarover informatie kan verstrekken terwijl het voertuig rijdt;

6. “professionele terreinband”: een band die bestemd is voor gemengd gebruik op zowel verharde als onverharde weg of voor andere specifieke doeleinden;

7. “winterband”: een band met het opschrift M+S, M.S of M&S, waarvan het loopvlakpatroon, de samenstelling van het loopvlak of de structuur in de eerste plaats is ontworpen om een voertuig op sneeuw beter te laten optrekken of rijden dan met een normale band;

8. “reserveband voor tijdelijk gebruik van het T-type”: een reserveband voor tijdelijk gebruik die bestemd is om te worden gebruikt bij een bandenspanning die hoger is dan die welke voor normale en versterkte banden is vastgesteld;

9. “tractieband”: een winterband van categorie C2 of C3 die bestemd is voor montage op de aangedreven as(sen) van een voertuig;

10. “onbeschermde weggebruiker”: voetgangers, fietsers en motorrijders.

Hoofdstuk II Verplichtingen van fabrikanten

Artikel 4 Algemene verplichtingen

1. De fabrikanten tonen aan dat voor alle nieuwe voertuigen die in de Gemeenschap worden verkocht, geregistreerd of in het verkeer gebracht, typegoedkeuring is verleend overeenkomstig deze verordening.

2. De fabrikanten tonen aan dat voor alle technische eenheden of onderdelen die in de Gemeenschap worden verkocht of in gebruik genomen, typegoedkeuring is verleend overeenkomstig deze verordening.

Artikel 5Voorschriften en tests

1. De fabrikanten zien erop toe dat de voertuigen zodanig worden ontworpen, gebouwd en geassembleerd dat de inzittenden en andere weggebruikers zo weinig mogelijk risico van verwondingen lopen.

2. De fabrikanten zorgen ervoor dat de voertuigen, onderdelen en technische eenheden voldoen aan de relevante voorschriften van deze verordening, waaronder die met betrekking tot:

a) de integriteit van de voertuigstructuur, inclusief botstests;

b) systemen om de bestuurder de controle over zijn voertuig te helpen behouden, inclusief stuur-, rem- en elektronische stabiliteitscontrolesystemen;

c) systemen om de bestuurder een groter gezichtsveld te bieden en hem informatie over de staat van het voertuig en de omgeving te verstrekken, inclusief beglazing, spiegels en informatiesystemen voor de bestuurder;

d) voertuigverlichtingssystemen;

e) de bescherming van de inzittenden van het voertuig, inclusief binneninrichting, hoofdsteunen, veiligheidsgordels, ISOfix-verankeringen of ingebouwde kinderbeveiligingssysteem, deuren van het voertuig;

f) de buitenkant en het toebehoren van het voertuig;

g) de elektromagnetische compatibiliteit;

h) geluidssignaalinrichtingen;

i) verwarmingssystemen;

j) inrichtingen ter beveiliging tegen het gebruik door onbevoegden;

k) voertuigidentificatiesystemen;

l) massa’s en afmetingen;

3. De Commissie bepaalt op welke van de in artikel 2 vermelde voertuigcategorieën de voorschriften in de leden 1 en 2 van dit artikel van toepassing zijn.

Deze maatregelen, die bedoeld zijn om niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 40, lid 2, van Richtlijn 2007/46/EG bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 6Specifieke voorschriften voor bepaalde voertuigen van de categorieën N en O

1. Behalve aan de voorschriften in de artikelen 5, 8, 9 en 10 voldoen voertuigen van de categorieën N en O in voorkomend geval aan de voorschriften in de leden 2 tot en met 6 van dit artikel.

2. Voertuigen van de categorieën N2 en N3 zijn zo gebouwd dat bij een frontale botsing met een ander voertuig de inzittenden zo weinig mogelijk risico lopen van verwondingen door overrijden.

3. Voertuigen van de categorieën N2, N3, O3 en O4 zijn zo gebouwd dat bij een zijdelingse botsing met een ander voertuig of een onbeschermde weggebruiker laatstgenoemde of de inzittenden van het voertuig zo weinig mogelijk risico lopen van verwondingen door overrijden.

4. De voertuigcabine of de voor de bestuurder en de passagiers bestemde ruimte is sterk genoeg om de inzittenden bij een botsing of tijdens het kantelen bescherming te bieden.

5. Voertuigen van categorie N2 met een maximummassa van meer dan 7,5 ton en alle voertuigen van de categorieën N3, O3 en O4 zijn zo gebouwd dat de gevolgen van het door het voertuig opgeworpen water voor andere weggebruikers zoveel mogelijk worden beperkt.

6. De Commissie stelt extra veiligheidsvoorschriften vast voor voertuigen die bestemd zijn voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg binnen of tussen lidstaten.

Deze maatregelen, die bedoeld zijn om niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 40, lid 2, van Richtlijn 2007/46/EG bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 7 Specifieke voorschriften voor voertuigen van de categorieën M 2 en M 3

1. Behalve aan de voorschriften in de artikelen 5, 8, 9 en 10 voldoen voertuigen van de categorieën M 2 en M3 aan de voorschriften in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel.

2. Het draagvermogen van een voertuig, inclusief zittende en staande passagiers en rolstoelgebruikers, is aangepast aan de massa, afmetingen en lay-out van het voertuig.

3. Voertuigcarrosserieën zijn zo ontworpen en gebouwd dat het voertuig op veilige en stabiele wijze kan worden bediend, ook bij volle belasting. Er worden passende maatregelen genomen om de veiligheid bij het instappen in en uitstappen uit het voertuig te waarborgen, vooral in noodgevallen.

4. Voertuigen van klasse I zijn toegankelijk voor personen met beperkte mobiliteit en rolstoelgebruikers.

5. De materialen die bij de bouw van het interieur van de carrosserie van bussen en touringcars worden gebruikt, moeten vlamvorming voorkomen of ten minste vertragen, zodat de inzittenden bij brand in staat zijn het voertuig te verlaten.

Artikel 8 Classificatie van banden

1. De bandentypen worden ingedeeld in de volgende klassen:

a) banden van klasse C1 – banden bestemd voor voertuigen van de categorieën M1, O1 en O2;

b) banden van klasse C2 – banden bestemd voor voertuigen van meer dan 3,5 t van de categorieën M2, M3, N, O3 en O4, met een belastingsindex bij enkele montage ≤ 121 en een snelheidscategoriesymbool ≥ ‘N’;

c) banden van klasse C3 – banden bestemd voor voertuigen van meer dan 3,5 t van de categorieën M1, M2, M3, N2, N3, O3 en O4, met een van de volgende belastingsindices:

i) belastingsindex bij enkele montage ≤ 121 en snelheidscategoriesymbool ≤ ‘M’;

ii) belastingsindex bij enkele montage ≥ 122.

Een bandentype kan in meer dan een van de onder a), b) en c) beschreven klassen worden ingedeeld op voorwaarde dat het bandentype voldoet aan alle relevante voorschriften van elke klasse waarvoor het wordt goedgekeurd.

2. De lijst van belastingsindices en overeenkomstige massa’s in VN/ECE-Reglement nr. 54[64] is van toepassing.

Artikel 9 Specifieke bepalingen voor voertuigbanden

1. Alle banden die als deel van de uitrusting van een voertuig worden geleverd en eventueel ook alle reservebanden zijn geschikt voor gebruik op de voertuigen waarvoor zij zijn bestemd, vooral wat hun afmetingen en hun snelheids- en belastingskenmerken betreft.

2. Voertuigen van categorie M1 zijn uitgerust met een bandenspanningscontrolesysteem dat de bestuurder waarschuwt wanneer een band een gevaarlijk lage spanning heeft en hem erop attent maakt wanneer een band een veel lagere dan de optimale spanning heeft voor een zuinig brandstofverbruik.

3. Alle C1-banden voldoen aan de voorschriften inzake grip op nat wegdek in deel A van bijlage I.

4. Alle banden voldoen aan de voorschriften inzake rolweerstand in deel B van bijlage I.

5. Alle banden voldoen aan de voorschriften inzake rolgeluid in deel C van bijlage I.

6. De leden 3, 4 en 5 zijn niet van toepassing op:

a) banden van de snelheidscategorie onder 80 km/h;

b) banden met een nominale velgdiameter van niet meer dan 254 mm of van 635 mm of meer;

c) reservebanden voor tijdelijk gebruik van het T-type;

d) banden die uitsluitend bestemd zijn voor montage op voertuigen die vóór [1 oktober 1990] voor het eerst werden geregistreerd;

e) banden die zijn gemonteerd met extra voorzieningen om de tractie-eigenschappen te verbeteren.

7. De voorschriften inzake rolweerstand en rolgeluid in de delen B en C van bijlage I zijn niet van toepassing op professionele terreinbanden.

Artikel 10Geavanceerde voertuigsystemen

1. Voertuigen van de categorieën M2, M3, N2 en N3 worden uitgerust met geavanceerde noodremsystemen die voldoen aan de voorschriften van deze verordening.

Elk geavanceerd noodremsysteem dat door de fabrikant vrijwillig op een voertuig van categorie M1 of N1 is gemonteerd, voldoet aan de voorschriften van deze verordening.

2. Voertuigen van de categorieën M2, M3, N2 en N3 worden uitgerust met een waarschuwingssysteem voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook, dat voldoet aan de voorschriften van deze verordening.

Elk waarschuwingssysteem voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook dat door de fabrikant vrijwillig op een voertuig van categorie M1 of N1 is gemonteerd, voldoet aan de voorschriften van deze verordening.

3. De Commissie kan specifieke procedures, tests en technische voorschriften vaststellen voor de typegoedkeuring van andere dan de in de leden 1 en 2 genoemde geavanceerde voertuigsystemen.

Deze maatregelen, die bedoeld zijn om niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 40, lid 2, van Richtlijn 2007/46/EG bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Hoofdstuk III Verplichtingen van de lidstaten

Artikel 11 Typegoedkeuring van voertuigen, onderdelen en technische eenheden

1. Met ingang van 29 oktober 2012 weigeren de nationale autoriteiten, om redenen die verband houden met de in de artikelen 5 tot en met 9 en in bijlage I bestreken gebieden van voertuigveiligheid en banden, met uitzondering van de rolweerstandsgrenswaarden in tabel 2 van deel B van bijlage I, EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring te verlenen voor nieuwe voertuigtypen van de in die artikelen en de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen aangegeven categorieën, en EG-typegoedkeuring als onderdeel of technische eenheid te verlenen voor nieuwe typen onderdelen of technische eenheden die daarvoor zijn bestemd, als deze niet aan de desbetreffende bepalingen van deze verordening voldoen.

2. Met ingang van 29 oktober 2014 beschouwen de nationale autoriteiten, om redenen die verband houden met de in de artikelen 5 tot en met 8, in artikel 9, leden 1 tot en met 4, en in de delen A en B van bijlage I bestreken gebieden van voertuigveiligheid en banden, met uitzondering van de rolweerstandsgrenswaarden voor C3-banden en de rolweerstandsgrenswaarden in tabel 2 van deel B van bijlage I, certificaten van overeenstemming van nieuwe voertuigen die tot de in die artikelen aangegeven categorieën behoren, maar niet aan de desbetreffende bepalingen van deze verordening voldoen, als niet langer geldig voor de toepassing van artikel 26 van Richtlijn 2007/46/EG en verbieden zij de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen van dergelijke voertuigen; in het geval van nieuwe onderdelen of technische eenheden die daarvoor zijn bestemd, maar die niet aan de desbetreffende bepalingen van deze verordening voldoen, verbieden zij de verkoop en de ingebruikneming ervan.

3. Met ingang van 29 oktober 2016 beschouwen de nationale autoriteiten, om redenen die verband houden met het rolgeluid van banden en, voor C3-banden, ook om redenen die verband houden met de rolweerstand van banden, met uitzondering van de rolweerstandgrenswaarden in tabel 2 van deel B van bijlage I, certificaten van overeenstemming van nieuwe voertuigen die tot de categorieën M, N en O behoren, maar niet aan de desbetreffende bepalingen van deze verordening voldoen, als niet langer geldig voor de toepassing van artikel 26 van Richtlijn 2007/46/EG en verbieden zij de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen van dergelijke voertuigen; in het geval van nieuwe banden die daarvoor zijn bestemd, maar die niet aan de desbetreffende bepalingen van deze verordening voldoen, verbieden zij de verkoop en de ingebruikneming ervan.

4. Met ingang van 29 oktober 2016 weigeren de nationale autoriteiten, om redenen die verband houden met de rolweerstand van banden, EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring te verlenen voor nieuwe voertuigtypen van de categorieën M, N en O, en EG-typegoedkeuring als onderdeel of technische eenheid te verlenen voor nieuwe typen banden die daarvoor zijn bestemd, als deze niet voldoen aan de rolweerstandsgrenswaarden in tabel 2 van deel B van bijlage I.

5. Met ingang van 29 oktober 2018 beschouwen de nationale autoriteiten, om redenen die verband houden met de rolweerstand van C1- en C2-banden, certificaten van overeenstemming van nieuwe voertuigen die tot de categorieën M, N en O behoren, maar niet voldoen aan de rolweerstandsgrenswaarden in tabel 2 van deel B van bijlage I, als niet langer geldig voor de toepassing van artikel 26 van Richtlijn 2007/46/EG en verbieden zij de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen van dergelijke voertuigen; in het geval van nieuwe banden die daarvoor zijn bestemd, maar die niet voldoen aan de rolweerstandsgrenswaarden in tabel 2 van deel B van bijlage I, verbieden zij de verkoop en de ingebruikneming ervan.

6. Met ingang van 29 oktober 2020 beschouwen de nationale autoriteiten, om redenen die verband houden met de rolweerstand van C3-banden, certificaten van overeenstemming van nieuwe voertuigen die tot de categorieën M, N en O behoren, maar niet voldoen aan de rolweerstandsgrenswaarden in tabel 2 van deel B van bijlage I, als niet langer geldig voor de toepassing van artikel 26 van Richtlijn 2007/46/EG en verbieden zij de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen van dergelijke voertuigen; in het geval van nieuwe banden die daarvoor zijn bestemd, maar die niet voldoen aan de rolweerstandsgrenswaarden in tabel 2 van deel B van bijlage I, verbieden zij de verkoop en de ingebruikneming ervan.

7. Met ingang van 29 oktober 2013 weigeren de nationale autoriteiten, om redenen die verband houden met het in artikel 10 bestreken gebied van de voertuigveiligheid, EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring te verlenen voor nieuwe voertuigtypen van de categorieën M2, M3, N2 en N3, EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring te verlenen voor nieuwe voertuigtypen van de categorieën M1 en N1 die met een geavanceerd noodremsysteem en/of een waarschuwingssysteem voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook zijn uitgerust, en EG-typegoedkeuring als onderdeel of technische eenheid te verlenen voor nieuwe typen geavanceerde noodremsystemen en waarschuwingssystemen voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook die daarvoor zijn bestemd, als deze niet aan de desbetreffende bepalingen van deze verordening voldoen.

8. Met ingang van 29 oktober 2015 beschouwen de nationale autoriteiten, om redenen die verband houden met het in artikel 10 bestreken gebied van de voertuigveiligheid, certificaten van overeenstemming van nieuwe voertuigen van de categorieën M2, M3, N2 en N3 en nieuwe voertuigen van de categorieën M1 en N1 die met een geavanceerd noodremsysteem en/of een waarschuwingssysteem voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook zijn uitgerust, maar niet aan de desbetreffende bepalingen van deze verordening voldoen, als niet langer geldig voor de toepassing van artikel 26 van Richtlijn 2007/46/EG en verbieden zij de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen van dergelijke voertuigen; in het geval van geavanceerde noodremsystemen en waarschuwingssystemen voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook die daarvoor zijn bestemd, maar die niet aan de desbetreffende bepalingen van deze verordening voldoen, verbieden zij de verkoop en de ingebruikneming ervan.

9. De nationale autoriteiten staan de verkoop en de ingebruikneming toe van onderdelen en technische eenheden waarvoor typegoedkeuring is verleend vóór de in lid 1 vermelde datum, en blijven uitbreidingen toestaan van goedkeuringen voor die onderdelen en technische eenheden krachtens de richtlijn op basis waarvan zij oorspronkelijk zijn verleend, tenzij de voorschriften voor dergelijke onderdelen of technische eenheden inmiddels zijn gewijzigd en/of er bij deze verordening nieuwe voorschriften aan zijn toegevoegd.

De nationale autoriteiten staan de verkoop en de ingebruikneming toe van en blijven uitbreidingen toestaan van EG-typegoedkeuringen voor reserveonderdelen en technische eenheden, met uitzondering van reservebanden, die bestemd zijn voor voertuigen waarvoor typegoedkeuring is verleend vóór de in lid 1 vermelde datum, krachtens de richtlijn op basis waarvan zij oorspronkelijk zijn verleend.

10. Onverminderd de leden 1 tot en met 9 en afhankelijk van de inwerkingtreding van de in artikel 5, lid 3, en in artikel 13 bedoelde uitvoeringsmaatregelen mogen de nationale autoriteiten, als een fabrikant daarom verzoekt, om redenen die verband houden met de in de artikelen 5 tot en met 10 bestreken gebieden van voertuigveiligheid en banden, niet weigeren EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring te verlenen voor een nieuw voertuigtype of een nieuw type onderdeel of technische eenheid en mogen zij de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van een nieuw voertuig of de registratie, de verkoop of de ingebruikneming van een nieuw onderdeel of een nieuwe technische eenheid niet verbieden, indien dat voertuig, dat onderdeel of die technische eenheid voldoet aan de voorschriften van deze verordening.

Artikel 12Sancties

1. De lidstaten stellen de sancties vast die worden opgelegd wanneer fabrikanten deze verordening overtreden, en zij nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die sancties worden uitgevoerd. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk 18 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening van de desbetreffende bepalingen op de hoogte en stellen haar onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen.

2. Onder meer de volgende overtredingen geven aanleiding tot een sanctie:

a) het afleggen van valse verklaringen tijdens de goedkeuringsprocedures of de procedures die tot een herroeping leiden;

b) het vervalsen van testresultaten voor typegoedkeuring;

c) het achterhouden van gegevens of technische specificaties die tot herroeping of intrekking van een typegoedkeuring kunnen leiden.

Hoofdstuk IVSlotbepalingen

Artikel 13Uitvoeringsmaatregelen

1. De maatregelen die bedoeld zijn om niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, en die betrekking hebben op de specifieke procedures, tests en voorschriften voor typegoedkeuring in verband met het bepaalde in de artikelen 5 tot en met 10 en in bijlage I, worden vastgesteld volgens de in artikel 40, lid 2, van Richtlijn 2007/46/EG bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Deze maatregelen omvatten een nauwkeuriger bepaling van de eigenschappen die een band moet bezitten om als “professionele terreinband” te worden gedefinieerd.

2. Indien de krachtens lid 1 vastgestelde maatregelen betrekking hebben op de wijziging van de in de delen B en C van bijlage I aangegeven grenswaarden voor de rolweerstand en het rolgeluid van banden als gevolg van veranderingen in de testprocedures, worden zij vastgesteld zonder de bestaande ambitieuze milieueisen af te zwakken.

Artikel 14Wijzigingen van Richtlijn 2007/46/EG

De bijlagen IV, VI en XI bij Richtlijn 2007/46/EG worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 15Intrekking

1. De Richtlijnen 70/221/EEG, 70/222/EEG, 70/311/EEG, 70/387/EEG, 70/388/EEG, 71/320/EEG, 72/245/EEG, 74/60/EEG, 74/61/EEG, 74/297/EEG, 74/408/EEG, 74/483/EEG, 75/443/EEG, 76/114/EEG, 76/115/EEG, 76/756/EEG, 76/757/EEG, 76/758/EEG, 76/759/EEG, 76/760/EEG, 76/761/EEG, 76/762/EEG, 77/389/EEG, 77/538/EEG, 77/539/EEG, 77/540/EEG, 77/541/EEG, 77/649/EEG, 78/316/EEG, 78/317/EEG, 78/318/EEG, 78/549/EEG, 78/932/EEG, 89/297/EEG, 91/226/EEG, 92/21/EEG, 92/22/EEG, 92/24/EEG, 92/114/EEG, 94/20/EG, 95/28/EG, 96/27/EG, 96/79/EG, 97/27/EG, 98/91/EG, 2000/40/EG, 2001/56/EG, 2001/85/EG, 2003/97/EG worden ingetrokken met ingang van 29 oktober 2014.

2. Richtlijn 92/23/EEG wordt ingetrokken met ingang van 29 oktober 2018.

3. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 16Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Zij is van toepassing met ingang van [29 oktober 2012].

Artikel 5, lid 3, artikel 6, lid 6, artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 10, en artikel 13 en de punten 1 a) iii), 1 b) iii), 1 b) iv), 2 c), 3 a) iii), 3 b) iii), 3 c) iii), 3 d) iii), 3 e) iii) en 3 f) i), van bijlage II zijn echter van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding. De punten 1 a) i), 1 b) i), 2 a), 3 a) i), 3 b) i), 3 c) i), 3 d) i), 3 e) i) en 3 f) ii), van bijlage II zijn van toepassing met ingang van 29 oktober 2014. De punten 1 a) ii), 1 b) ii), 2 b), 3 a) ii), 3 b) ii), 3 c) ii), 3 d) ii) en 3 e) ii), van bijlage II zijn van toepassing met ingang van 29 oktober 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, […]

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

BIJLAGE I Voorschriften voor banden met betrekking tot de grip op nat wegdek, de rolweerstand en het rolgeluid

Deel A- Grip op nat wegdek

Banden van klasse C1 moeten voldoen aan de volgende voorschriften:

Gebruikscategorie | Gripindex op nat wegdek (G) |

winterband met een snelheidssymbool (“Q” of lager, maar niet “H”) voor een toelaatbare maximumsnelheid van niet meer dan 160 km/h | ≥ 0,9 |

winterband met een snelheidssymbool (“R” of hoger, plus “H”) voor een toelaatbare maximumsnelheid van meer dan 160 km/h | ≥ 1,0 |

normale band (wegband) | ≥ 1,1 |

Deel B- Rolweerstand

De voor elk bandentype volgens ISO 28580 gemeten waarden van de rolweerstandscoëfficiënt mogen niet meer bedragen dan:

Tabel 1

Bandencategorie | Maximumwaarde (kg/ton) 1e fase |

C1 | 12 |

C2 | 10,5 |

C3 | 8,0 |

Tabel 2

Bandencategorie | Maximumwaarde (kg/ton) 2e fase |

C1 | 10,5 |

C2 | 9 |

C3 | 6,5 |

Deel C – Rolgeluid

1. De geluidsniveaus die volgens de procedure in de uitvoeringsmaatregelen van deze verordening zijn vastgesteld, mogen de in punt 1.1 of 1.2 aangegeven grenswaarden niet overschrijden. De tabellen in de punten 1.1 en 1.2 geven de gemeten waarden weer, gecorrigeerd voor temperatuur, behalve bij C3-banden, en tolerantie van het instrument en afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal.

1.1 Banden van klasse C1, met betrekking tot de nominale sectiebreedte van de geteste band:

Bandenklasse | Nominale sectiebreedte (mm) | Grenswaarden in dB(A) |

C1A | ≤ 185 | 70 |

C1B | > 185 ≤ 215 | 71 |

C1C | > 215 ≤ 245 | 71 |

C1D | > 245 ≤ 275 | 72 |

C1E | > 275 | 74 |

1.2 Banden van de klassen C2 en C3, met betrekking tot de gebruikscategorie van het bandenassortiment:

Bandenklasse | Nominale sectiebreedte (mm) | Grenswaarden in dB(A) |

C2 | Normale banden | 72 |

Tractiebanden | 73 |

C3 | Normale banden | 73 |

Tractiebanden | 75 |

BIJLAGE IIWijzigingen van Richtlijn 2007/46/EG

Richtlijn 2007/46/EG wordt als volgt gewijzigd:

1. Bijlage IV, deel I, wordt als volgt gewijzigd:

a) De tabel wordt als volgt gewijzigd:

i) de punten 3 tot en met 10, 12 tot en met 38, 42 tot en met 45 en 47 tot en met 57 worden geschrapt;

ii) punt 46 wordt geschrapt;

iii) het volgende punt 63 wordt toegevoegd:

Nummer | Onderwerp | Regelgeving | Publicatieblad | Van toepassing op |

63 | Algemene veiligheid | [(EG) nr. …/… nummer van deze verordening invoegen] | [L […] van […], blz. […] verwijzing naar deze verordening invoegen] | g.v.t. |

ii) In de “verklaring” wordt de volgende tekst toegevoegd:

g.v.t.: Deze verordening is gedeeltelijk van toepassing. Het precieze toepassingsgebied wordt vastgesteld in de uitvoeringsmaatregelen van de verordening.

2. In het aanhangsel van bijlage VI wordt de tabel als volgt gewijzigd:

a) de punten 3 tot en met 10, 12 tot en met 38, 42 tot en met 45 en 47 tot en met 57 worden geschrapt;

b) punt 46 wordt geschrapt;

c) het volgende punt 63 wordt toegevoegd:

Onderwerp | Regelgeving | Publicatieblad | Gewijzigd bij | Van toepassing op varianten |

63. Algemene veiligheid | [(EG) nr. …/… nummer van deze verordening invoegen] | [L […] van […], blz. […] verwijzing naar deze verordening invoegen] |

3. Bijlage XI wordt als volgt gewijzigd:

a) in aanhangsel 1 wordt de tabel als volgt gewijzigd:

i) de punten 3 tot en met 10, 12 tot en met 38, 44, 45 en 47 tot en met 54 worden geschrapt;

ii) punt 46 wordt geschrapt;

iii) het volgende punt 63 wordt toegevoegd:

Nummer | Onderwerp | Regelgeving | M1 ( 2 500 (1) kg | M1 ( 2 500 (1) kg | M2 | M3 |

63 | Algemene veiligheid | [(EG) nr. …/… nummer van deze verordening invoegen] | g.v.t. | g.v.t. | g.v.t. | g.v.t. |

b) in aanhangsel 2 wordt de tabel als volgt gewijzigd:

i) de punten 3 tot en met 10, 12 tot en met 38, 42 tot en met 45 en 47 tot en met 57 worden geschrapt;

ii) punt 46 wordt geschrapt;

iii) het volgende punt 63 wordt toegevoegd:

63 | Algemene veiligheid | [(EG) nr. …/… nummer van deze verordening invoegen] | g.v.t. |

d) in aanhangsel 4 wordt de tabel als volgt gewijzigd:

i) de punten 3 tot en met 10, 13 tot en met 36, 42 tot en met 45 en 47 tot en met 57 worden geschrapt;

ii) punt 46 wordt geschrapt;

iii) het volgende punt 63 wordt toegevoegd:

58 | Algemene veiligheid | [(EG) nr. …/… nummer van deze verordening invoegen] | g.v.t. |

f) “Betekenis van de letters” wordt als volgt gewijzigd:

i) de punten C, U, W5 en W6 worden geschrapt;

ii) de volgende tekst wordt toegevoegd:

“g.v.t.: Deze regelgeving is gedeeltelijk van toepassing. Het precieze toepassingsgebied wordt vastgesteld in de uitvoeringsmaatregelen van de verordening.”

[1] COM(2007) 22.

[2] CARS 21, Een concurrerend regelgevingskader voor de automobielindustrie voor de 21e eeuw, ISBN 92-79-00762-9.

[3] COM(2001) 370.

[4] COM(2007) 19.

[5] COM(2003) 71.

[6] PB C […] van […], blz. […].

[7] PB C […] van […], blz. […].

[8] PB C […] van […], blz. […].

[9] PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1.

[10] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

[11] ISBN 92-79-00762-9.

[12] PB L 346 van 17.12.1997, blz. 78.

[13] COM(2007) 19.

[14] PB L 76 van 6.4.1970, blz. 23. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 81).

[15] PB L 76 van 6.4.1970, blz. 25. Richtlijn gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1972.

[16] PB L 133 van 18.6.1970, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/7/EG van de Commissie (PB L 40 van 13.2.1999, blz. 36).

[17] PB L 176 van 10.8.1970, blz. 5. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/31/EG van de Commissie (PB L 130 van 12.5.2001, blz. 33).

[18] PB L 176 van 10.8.1970, blz. 12. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[19] PB L 202 van 6.9.1971, blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[20] PB L 152 van 6.7.1972, blz. 15. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[21] PB L 38 van 11.2.1974, blz. 2. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/4/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 87 van 8.4.2000, blz. 22).

[22] PB L 38 van 11.2.1974, blz. 22. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[23] PB L 165 van 20.6.1974, blz. 16. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 91/662/EEG van de Commissie (PB L 366 van 31.12.1991, blz. 1).

[24] PB L 221 van 12.8.1974, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[25] PB L 266 van 2.10.1974, blz. 4. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/15/EG van de Commissie (PB L 75 van 15.3.2007, blz. 21).

[26] PB L 196 van 26.7.1975, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 97/39/EG van de Commissie (PB L 177 van 5.7.1997, blz. 15).

[27] PB L 24 van 30.1.1976, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[28] PB L 24 van 30.1.1976, blz. 6. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 149).

[29] PB L 262 van 27.9.1976, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/35/EG van de Commissie (PB L 157 van 19.6.2007, blz. 14).

[30] PB L 262 van 27.9.1976, blz. 32. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[31] PB L 262 van 27.9.1976, blz. 54. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[32] PB L 262 van 27.9.1976, blz. 71. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[33] PB L 262 van 27.9.1976, blz. 85. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[34] PB L 262 van 27.9.1976, blz. 96. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[35] PB L 262 van 27.9.1976, blz. 122. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[36] PB L 145 van 13.6.1977, blz. 41. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 96/64/EG van de Commissie (PB L 258 van 11.10.1996, blz. 26).

[37] PB L 220 van 29.8.1977, blz. 60. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[38] PB L 220 van 29.8.1977, blz. 72. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[39] PB L 220 van 29.8.1977, blz. 83. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[40] PB L 220 van 29.8.1977, blz. 95. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[41] PB L 267 van 19.10.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/630/EEG van de Commissie (PB L 341 van 6.12.1990, blz. 20).

[42] PB L 81 van 28.3.1978, blz. 3. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 91/93/EEG van de Commissie (PB L 284 van 19.11.1993, blz. 25).

[43] PB L 81 van 28.3.1978, blz. 27.

[44] PB L 81 van 28.3.1978, blz. 49. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[45] PB L 168 van 26.6.1978, blz. 45. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 94/78/EG van de Commissie (PB L 354 van 31.12.1994, blz. 10).

[46] PB L 325 van 20.11.1978, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[47] PB L 124 van 5.5.1989, blz. 1.

[48] PB L 103 van 23.4.1991, blz. 5. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[49] PB L 129 van 14.5.1992, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 95/48/EG van de Commissie (PB L 233 van 30.9.1995, blz. 73).

[50] PB L 129 van 14.5.1992, blz. 11. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/92/EG van de Commissie (PB L 291 van 8.11.2001, blz. 24).

[51] PB L 129 van 14.5.1992, blz. 95. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtli[52]9[\klm‹Œ?jn 2005/11/EG van de Commissie (PB L 46 van 17.2.2005, blz. 42).

[53] PB L 129 van 14.5.1992, blz. 154. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2004/11/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 44 van 14.2.2004, blz. 19).

[54] PB L 409 van 31.12.1992, blz. 17.

[55] PB L 195 van 29.7.1994, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[56] PB L 281 van 23.11.1995, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[57] PB L 169 van 8.7.1996, blz. 1.

[58] PB L 18 van 21.1.1997, blz. 7. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 1999/98/EG van de Commissie (PB L 9 van 13.1.2000, blz. 14).

[59] PB L 233 van 25.8.1997, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/19/EG van de Commissie (PB L 79 van 26.3.2003, blz. 6).

[60] PB L 11 van 16.1.1999, blz. 25.

[61] PB L 203 van 10.8.2000, blz. 9. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[62] PB L 292 van 9.11.2001, blz. 21. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[63] PB L 42 van 13.2.2002, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[64] PB L 25 van 29.1.2004, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG.

[65] PB […].

Top