Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008PC0137

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen

/* COM/2008/0137 def. - COD 2006/0272 */

52008PC0137

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen /* COM/2008/0137 def. - COD 2006/0272 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 7.3.2008

COM(2008) 137 definitief

2006/0272 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het

gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen

2006/0272 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het

gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen

ACHTERGROND

Toezending van het voorstel aan het EP en de Raad (document COM(2006)784 definitief – 2006/0272 COD): | 13.12.2006 |

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité: | 11.7.2007 |

Advies van het Europees Parlement in eerste lezing: | 29.11.2007 |

Vaststelling van het gemeenschappelijk standpunt (met eenparigheid van stemmen): | 3.3.2008 |

DOEL VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Op 13 december 2006 heeft de Commissie in het kader van haar beleid om de heropleving van de Europese spoorwegsector te ondersteunen een reeks maatregelen goedgekeurd om de belemmeringen voor de exploitatie van treinen op het Europese spoorwegnet weg te werken.

De twee belangrijkste doelstellingen van dit initiatief van de Commissie zijn:

- het vrije verkeer van treinen binnen de EU faciliteren door de procedure voor de indienststelling van locomotieven transparanter en efficiënter te maken;

- de vereenvoudiging van het regelgevingskader door een consolidering en bundeling van de interoperabiliteitsrichtlijnen.

Een van de maatregelen hiertoe is de wijziging van Richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid van het spoorverkeer. Deze wijziging beoogt de volgende drie doelstellingen:

- De invoering van het beginsel van de wederzijdse erkenning van een reeds door een andere lidstaat afgegeven vergunning voor indienststelling. Op grond van dit beginsel zal wanneer een lidstaat reeds een vergunning voor de indienststelling van rollend materieel heeft afgegeven in een andere lidstaat nog slechts worden onderzocht of dat materieel voldoet aan eventuele aanvullende nationale voorschriften, die bijvoorbeeld te maken hebben met de specifieke kenmerken van het net in die lidstaat.

- Een uitbreiding van de bevoegdheden van het Bureau zodat het een inventaris kan maken van de toepasselijke nationale procedures en technische voorschriften en een lijst opstellen en bijwerken van de eisen die slechts één maal hoeven te worden geverifieerd, hetzij omdat het om internatonaal erkende voorschriften gaat, hetzij omdat ze als gelijkwaardig kunnen worden beschouwd.

- Een duidelijkere omschrijving van de relaties tussen de spoorwegonderneming en de instantie die verantwoordelijk is voor het onderhoud. Door de inwerkingtreding van het nieuwe Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF 1999) gelden nieuwe regels voor het gebruik van goederenwagons. Derhalve wordt voorgesteld het begrip ‘houder van een wagon’ te definiëren en de relatie tussen de houder en de spoorwegonderneming te omschrijven, met name wat het onderhoud betreft.

OPMERKINGEN OVER HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

De drie instellingen hebben getracht in eerste lezing snel overeenstemming te bereiken over dit dossier. Dit bleek echter niet mogelijk vanwege de vragen van het Europees Parlement, voornamelijk met betrekking tot de omschrijving van de betrekkingen tussen de spoorwegondernemingen en houders van voertuigen op het gebied van onderhoud.

Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad, dat met eenparigheid van stemmen is aangenomen, is niet in strijd met de essentiële doelstellingen en de onderliggende benadering van het voorstel van de Commissie.

Bovendien zijn in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad reeds een deel van de door het Parlement in eerste lezing aangenomen amendementen verwerkt en is gezorgd voor samenhang met de herschikking van de interoperabiliteitsrichtlijnen (voorstel COM(2006)783 definitief – 2006/273 (COD)), waarover reeds in eerste lezing overeenstemming werd bereikt. Er is met name afgesproken de inhoud van artikel 14 van de spoorwegveiligheidsrichtlijn (alsmede het nieuwe artikel 14bis) over te hevelen naar de nieuwe interoperabiliteitsrichtlijn teneinde alle procedures voor de indienststelling van spoorwegvoertuigen onder te brengen in één tekst.

GEDETAILLEERDE OPMERKINGEN VAN DE COMMISSIE

Amendementen van het Europees Parlement die door de Commissie zijn aanvaard en geheel of gedeeltelijk in het gemeenschappelijk standpunt zijn opgenomen

De amendementen 2, 9, 19, 20, 24, 25, 26 en 27 ter verduidelijking, precisering of aanvulling van het voorstel van de Commissie.

De amendementen 1, 10, 11, 12, 13, 15 en 23, maar aangepast aan de standaardterminologie die is ingevoerd bij Besluit 2006/512/EG van de Raad tot wijziging van Besluit 1999/468/EG tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden.

Amendement 8: De verwijzing naar het NVR ( nationale voertuigregister ) spoort met de beschikking van de Commissie 9 november 2007 betreffende het nationaal voertuigregister[1]. De Raad heeft deze definitie in zijn gemeenschappelijk standpunt evenwel gewijzigd om ze af te stemmen op het nieuwe artikel inzake het onderhoud van spoorvoertuigen.

Het eerste deel van amendement 18 is overbodig aangezien overeengekomen werd de inhoud van artikel 14 over te hevelen naar de nieuwe interoperabiliteitsrichtlijn.

Amendementen van het Europees Parlement die door de Commissie zijn verworpen en niet geheel of gedeeltelijk in het gemeenschappelijk standpunt zijn opgenomen

Amendement 3 , aangezien het verband tussen de interoperabiliteitsrichtlijn en Richtlijn 89/391/EEG (tenuitvoerlegging van maatregelen ter verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk en vaststelling van gedetailleerdere voorschriften om de risico's van de spoorwegvervoersactiviteiten voor het personeel tot een minimum te beperken) reeds wordt toegelicht in overweging 14 van de huidige richtlijn.

De amendementen 4, 5, 6 en 7 , aangezien het niet wenselijk is de definitie van het begrip "nationale veiligheidsvoorschriften" van de spoorwegveiligheidsrichtlijn (2004/49/EG) te wijzigen, daar deze richtlijn door de lidstaten reeds in nationale wetgeving is omgezet . Deze definitie is door de betrokken actoren nooit ter discussie gesteld. Niet alle nationale veiligheidsvoorschriften hebben betrekking op alle essentiële voorschriften van de interoperabiliteitsrichtlijnen. Bepaalde voorschriften hebben bijvoorbeeld betrekking op milieuaspecten.

Wat amendement 14 betreft, moet erop worden gewezen dat over de GVD (Gemeenschappelijke veiligheidsdoelen) en de procedure om die vast te stellen in 2004 overeenstemming werd bereikt. De werkzaamheden zijn reeds goed opgeschoten en het is niet wenselijk de hypotheses in de loop van het proces te wijzigen. Voorts voorziet artikel 6, lid 4, van de oorspronkelijke richtlijn reeds in een kostenbatenanalyse.

De amendementen 16 en 17 waarin wordt verwezen naar een hoog veiligheidsniveau, doch waarvoor in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad een formulering is opgenomen die beter aansluit bij de rest van de richtlijn.

Amendement 22 betreffende de mogelijkheid het Bureau om technisch advies te verzoeken wanneer een nationale veiligheidsinstantie een negatieve beslissing neemt met betrekking tot de afgifte van een veiligheidscertificaat of –vergunning. Dit amendement gaat immers verder dan de doelstellingen van het voorstel van de Commissie.

Amendementen van het Europees Parlement die aanvaardbaar zijn voor de Commissie, maar niet geheel of gedeeltelijk in het gemeenschappelijk standpunt zijn opgenomen

Amendement 21 werd door de Commissie in beginsel aanvaard. De tekst van het gemeenschappelijk standpunt is evenwel gebaseerd op het concept "instantie die verantwoordelijk is voor het onderhoud" dat tegenwoordig is opgenomen in de communautaire regelgeving (gedefinieerd in de TSI "goederenwagens"[2] en de hierboven vermelde beschikking betreffende het nationale voertuigregister). Het al dan niet bindende karakter van de certificeringsregeling voor houders moet niet in de richtlijn worden opgenomen, maar worden bepaald na de effectbeoordeling door het Bureau.

CONCLUSIE

De Commissie is van oordeel dat het op 3 maart 2008 met eenparigheid van stemmen vastgestelde gemeenschappelijk standpunt bijdraagt tot de essentiële doelstellingen en de onderliggende benadering van haar voorstel, en stemt derhalve in met het gemeenschappelijk standpunt.

[1] PB L 305 van 23.11.2007, blz. 30.

[2] PB L 344 van 8.12.2006, blz. 1.

Top