Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008IP0582

    De situatie van vrouwen in de BalkanResolutie van het Europees Parlement van 4 december 2008 over de situatie van vrouwen in de Balkan (2008/2119(INI)

    PB C 21E van 28.1.2010, p. 8–11 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    28.1.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 21/8


    Donderdag, 4 december 2008
    De situatie van vrouwen in de Balkan

    P6_TA(2008)0582

    Resolutie van het Europees Parlement van 4 december 2008 over de situatie van vrouwen in de Balkan (2008/2119(INI))

    2010/C 21 E/04

    Het Europees Parlement

    gelet op de artikelen 6 en 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

    gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

    gelet op het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW), aangenomen door de Algemene Vergadering van de VN op 18 december 1979,

    gezien resolutie 1325(2000) van 31 oktober 2000 van de VN-veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid,

    gezien de werkzaamheden van de Conferentie van Wenen over de mensenrechten (1993), waarbij de mensenrechten bekrachtigd zijn en schendingen ervan uit naam van cultuur en traditie veroordeeld zijn,

    gezien de Verklaring van Brussel inzake het voorkomen en bestrijden van mensenhandel, aangenomen op 20 september 2002,

    gezien de voortgangsverslagen van 2007 van de Commissie over kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, in bijlage bij de Mededeling van de Commissie van 6 november 2007, getiteld „Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2007-2008” (COM(2007)0663),

    gezien de Mededeling van de Commissie van 25 oktober 2007, getiteld „Aanzet tot een antwoord van de EU op onstabiele situaties. Engagement voor duurzame ontwikkeling, stabiliteit en vrede onder moeilijke omstandigheden” (COM(2007)0643),

    gezien de Mededeling van de Commissie van 5 maart 2008, getiteld „Westelijke Balkan: Versterking van het Europees perspectief” (COM(2008)0127),

    gezien de werkzaamheden en het voortgangsverslag van de Gender Taskforce van het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa (2004),

    gezien het onderzoek, getiteld „De situatie van de vrouw in de Balkanlanden: vergelijkend onderzoek”, uitgevoerd door mevrouw Marina Blagojević in opdracht van het Europees Parlement (Belgrado, februari 2003),

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 22 april 2004 over vrouwen in Zuidoost-Europa (1),

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 juli 2005 over de rol van vrouwen in het sociale, economische en politieke leven in Turkije (2) en zijn resolutie van 13 februari 2007 over de rol van vrouwen in het sociale, economische en politieke leven in Turkije (3),

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 1 juni 2006 over de situatie van Roma-vrouwen in de Europese Unie (4),

    gezien de conclusies van de internationale conferentie „Women in conflict resolution”, gehouden in Ljubljana op 21 en 22 juni 2008 in het Institutum Studiorum Humanitatis, Ljubljana Hogeschool voor menswetenschappen,

    gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

    gezien het rapport van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0435/2008),

    1.

    is van mening dat voor een verdere politieke en economische stabilisatie en de invoering van democratische instellingen in de Balkanlanden de actieve participatie van vrouwen nodig is, gezien zij meer dan de helft van de bevolking uitmaken;

    2.

    stelt met ongerustheid vast dat op gendergelijkheid gerichte wetgeving en gebruiken (institutioneel, financieel, sociaal) niet volledig gegarandeerd zijn, al bestaat er een verschil tussen landen die zijn begonnen met de toetredingsonderhandelingen en landen die dat nog niet hebben gedaan;

    3.

    benadrukt het belang van gelijke rechten voor vrouwen en gelijke deelname aan de arbeidsmarkt, die beide essentieel zijn voor de economische onafhankelijkheid van vrouwen, voor de economische groei van landen en voor de bestrijding van de armoede, waardoor vrouwen eerder worden getroffen dan mannen;

    4.

    stelt vast dat vrouwen naar verhouding harder worden getroffen door bezuinigingen op sociale diensten en overheidsgaven voor onder andere gezondheidszorg, kinderzorg en gezinszorg; wijst erop dat niet-loonsgebonden voordelen en diensten die vroeger werden verleend vrouwen in staat stelden om betaald werk te verrichten en zo werk en privéleven met elkaar te combineren;

    5.

    stelt bezorgd vast dat vrouwen, die in het algemeen ondervertegenwoordigd zijn op de arbeidsmarkt, oververtegenwoordigd zijn in sommige, van oudsher „vrouwelijke” beroepen, waarin hun positie, met name in plattelandsgebieden, kwetsbaarder is; pleit in dat verband voor speciale maatregelen om de feminisering van „slechter betaalde” sectoren te vermijden; is ook bezorgd over het bestaan van een „loonkloof” tussen mannen en vrouwen en over de problemen die vrouwen hebben bij het opzetten van een eigen bedrijf;

    6.

    verzoekt de regeringen van de Balkanlanden om een wetskader in te voeren voor gelijke betaling van mannen en vrouwen, om vrouwen te ondersteunen bij het combineren van werk en privéleven en om daarvoor kwalitatief goede, toegankelijke en betaalbare kinderopvang en opvang van ouderen te regelen, en om daarnaast belemmeringen voor vrouwelijk ondernemerschap weg te nemen;

    7.

    onderstreept het belang van onderwijs voor het uitbannen van stereotypen met betrekking tot sociale rolpatronen voor mannen en vrouwen, en cultureel bepaalde stereotypen en onderstreept het feit dat het onderwijssysteem zelf geen vaste rolpatronen moet stimuleren, ook niet bij de keuze van een beroep;

    8.

    vraagt aandacht voor de gebrekkige gezondheidszorg, met name in plattelandsgebieden, en roept de regeringen op om voor vrouwen periodieke controles in te voeren op baarmoederhalskanker, borstkanker, en HIV/AIDS, waarvan de risico's voor vrouwen groter zijn dan voor mannen; benadrukt het belang van psychologisch en medisch herstel van vrouwelijke oorlogsslachtoffers;

    9.

    is van mening dat vrouwen in de Balkan die onder de oorlog hebben geleden niet langer alleen als oorlogsslachtoffers gezien moeten worden, maar juist ook als actoren in stabilisatie en conflictoplossing; benadrukt dat vrouwen in de Balkan in het algemeen die rol alleen kunnen vervullen als ze evenredig vertegenwoordigd zijn bij politieke en economische besluitvorming; juicht de invoering van quota toe en dringt er bij de landen die dit nog niet hebben gedaan op aan vrouwelijke vertegenwoordiging te bevorderen en, waar nodig, effectief quota toe te passen in politieke partijen en nationale parlementen, en moedigt de landen die dit wel hebben gedaan, dit proces voort te zetten om te verzekeren dat vrouwen kunnen deelnamen aan het politieke leven en de ondervertegenwoordiging weg te werken, om het „glazen plafond” voor eens en voor altijd op te heffen, en positieve acties uit te voeren om ervoor te zorgen dat mannen en vrouwen van jongs af aan over burgerschap leren en zich hiervoor inzetten;

    10.

    stelt bezorgd vast dat ondanks het wetgevend kader dat onlangs in de meeste Balkanlanden is ingevoerd, huiselijk geweld en verbale agressie nog steeds voorkomen; verzoekt de betreffende landen daarom om veilige opvangplaatsen voor de slachtoffers te creëren en er zorg voor te dragen dat de rechtshandhavende instellingen, overheden en ambtenaren alerter zijn op dit verschijnsel;

    11.

    benadrukt dat huiselijk geweld nog wijder verbreid is dan uit de bestaande gegevens blijkt, en dat de statistieken en gegevens daarover gefragmenteerd zijn, slecht ingezameld en niet gestandaardiseerd, zelfs in de landen die specifieke wetgeving hierover hebben aangenomen;

    12.

    onderstreept het belang van bewustmakingscampagnes in de strijd tegen stereotype opvattingen, discriminatie (naar geslacht, cultuur, religie), en huiselijk geweld en voor gendergelijkheid in het algemeen; merkt op dat deze campagnes ondersteund moeten worden door positieve beeldvorming met vrouwelijke rolmodellen in media en reclame, educatief materiaal en op internet;

    13.

    is verheugd over de recente ontwikkeling van een wetgevend en institutioneel kader waaruit een sterke inzet blijkt ten aanzien van gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de betreffende landen; herhaalt tegelijkertijd dat strikte maatregelen nodig zijn om deze voorschriften volledig uit te voeren in de praktijk;

    14.

    roept de regeringen van de Balkanlanden op maatregelen te ondernemen om het pad te effenen voor de uitvoering van een geïntegreerde benadering van gendergelijkheid op alle niveaus en op alle terreinen van het sociaal-politieke leven;

    15.

    roept alle lidstaten die dit nog niet hebben gedaan, op om de nationale plannen voor de tenuitvoerlegging van de bovenvermelde resolutie van de VN-veiligheidsraad te accepteren en zich er ook aan te houden in hun contacten met de Balkanlanden;

    16.

    stelt ongerust vast dat de Balkanlanden transitlanden zijn van mensenhandel, en dat in het algemeen vrouwen en kinderen slachtoffer zijn van die mensenhandel; benadrukt dat gendergelijkheid, bewustmakingscampagnes, maatregelen tegen corruptie en de georganiseerde misdaad essentieel zijn om negatieve verschijnselen in de Balkanlanden, zoals prostitutie en mensenhandel, te voorkomen en om potentiële slachtoffers te beschermen;

    17.

    roept de Balkanlanden op dringende maatregelen te nemen ter preventie van prostitutie, en in het bijzonder kinderprostitutie en -pornografie, en voor de verscherping van sancties tegen het dwingen tot of het aanzetten tot prostitutie en/of deelname in de productie van pornografisch materiaal en voor de criminalisering van kinderpornografie op het internet;

    18.

    benadrukt het belang van NGO's en vrouwenorganisaties voor het vaststellen van problemen van vrouwen en voor het vinden van adequate oplossingen, met name de Gender Task Force van het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa voor het bevorderen van het democratisch proces en de stabiliteit in de regio; moedigt het werk van deze NGO's aan en adviseert in de betreffende landen alsook met Europese NGO-netwerken kennis en ervaring op het gebied van gendergelijkheid te delen;

    19.

    doet een beroep op de Commissie om pretoetredingsmiddelen ter beschikking te stellen ter ondersteuning van vrouwenrechten in de Balkan, met name via vrouwen-NGO's en vrouwenorganisaties;

    20.

    roept de Commissie op de naleving van de criteria van Kopenhagen in kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten nauwlettend te volgen en bij hen sterk aan te dringen op het naleven van die criteria, in het bijzonder met betrekking tot gelijke kansen voor vrouwen en mannen en vrouwenrechten; verzoekt de kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten in de Balkan om, met het oog op hun mogelijke toetreding, hun wetgeving betreffende discriminatie en gendergelijkheid in overeenstemming te brengen met het acquis communautaire;

    21.

    verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat haar beleid als uiteengezet in bovengenoemde mededeling van 5 maart 2008, dat gericht is op het versterken van NGO's in de Westelijke Balkan, in het bijzonder geconcentreerd is op „de versterking van de rol van vrouwen” en op de participatie van vrouwen in het maatschappelijk middenveld;

    22.

    benadrukt dat Romavrouwen bloot staan aan meervoudige discriminatie (ras, etniciteit, geslacht) en kwetsbaarder zijn voor armoede en sociale uitsluiting, en dat daarom voor deze problemen een gedifferentieerde aanpak ontwikkeld moet worden; wijst erop dat met name Romavrouwen in veel landen met vooroordelen worden geconfronteerd, nadelen ondervinden omdat zij geen burgerstatus hebben, minder toegang hebben tot goed onderwijs, geconfronteerd worden met slechte leefomstandigheden, gebrek aan toegang tot gezondheidszorg, hoge werkeloosheid, en een nauwelijks participeren in het politieke en openbare leven van de samenleving;

    23.

    is bezorgd over het ontbreken van bijgewerkte statistische gegevens en indicatoren die bij kunnen dragen aan de beoordeling van de positie van vrouwen in de Balkan;

    24.

    doet een beroep op de kandidaat-landen en de potentiële kandidaat-landen in de Balkan om te garanderen dat een einde komt aan iedere vorm van discriminatie en vooroordelen tegen vrouwen die het slachtoffer zijn van meervoudige discriminatie, met name de Roma; doet een beroep op de Balkanlanden om een doeltreffende en praktische strategie voor de bestrijding van discriminatie in te voeren, die op alle niveaus (nationaal en lokaal) moet worden geïmplementeerd;

    25.

    doet een beroep op het Europees Instituut voor Gendergelijkheid om ook aandacht te besteden aan de gendergelijkheid in de Balkanlanden, met name in de kandidaat-landen;

    26.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten en van de betreffende kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten.


    (1)  PB C 104 E van 30.4.2004, blz. 1070.

    (2)  PB C 157 E van 6.7.2006, blz. 385.

    (3)  PB C 287 E van 29.11.2007, blz. 174.

    (4)  PB C 298 E van 8.12.2006, blz. 283.


    Top