EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008DP0048

Verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Witold Tomczak
Besluit van het Europees Parlement van 19 februari 2008 over het verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Witold Tomczak (2007/2130(IMM))

PB C 184E van 6.8.2009, p. 111–112 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

6.8.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 184/111


Dinsdag, 19 februari 2008
Verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Witold Tomczak

P6_TA(2008)0048

Besluit van het Europees Parlement van 19 februari 2008 over het verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Witold Tomczak (2007/2130(IMM))

2009/C 184 E/20

Het Europees Parlement,

gezien het verzoek van Witold Tomczak om verdediging van zijn immuniteit in het kader van de bij de districtsrechtbank te Ostrów Wielkopolski in Polen aanhangig gemaakte strafzaak, dat op 21 mei 2007 werd ingediend en waarvan op 24 mei 2007 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven,

na Witold Tomczak op 4 oktober 2007 te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 7, lid 3 van zijn Reglement,

gelet op de artikelen 8, 9 en 10 van het Protocol van 8 april 1965 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, en artikel 6, lid 2 van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,

gelet op de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 12 mei 1964 en 10 juli 1986 (1),

gelet op artikel 105 van de Poolse Grondwet,

gelet op artikel 6, lid 3 en artikel 7 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0008/2008),

A.

overwegende dat Witold Tomczak op 21 september 1997 en op 23 september 2001 in de Sejm (het Lagerhuis van het Poolse parlement) werd verkozen; overwegende dat hij na de ondertekening van het toetredingsverdrag op 16 april 2003 waarnemer werd; overwegende dat hij van 1 mei 2004 tot 19 juli 2004 lid van het Europees Parlement was; overwegende dat hij op 13 juni 2004 in het Europees Parlement werd verkozen en dat zijn ambtstermijn in het Poolse parlement op 16 juni 2004 afliep,

B.

overwegende dat Witold Tomczak ervan wordt beschuldigd op 26 juni 1999 twee politieagenten tijdens de uitoefening van hun ambt in Ostrów Wielkopolski te hebben beledigd, in strijd met artikel 226, lid 1 van het Poolse Strafwetboek; overwegende dat nadat Witold Tomczak een aantal keren verzuimde op de zittingen te verschijnen, de districtsrechtbank te Ostrów Wielkopolski op 10 januari 2005 in overeenstemming met artikel 377, lid 3 van het Poolse Wetboek van strafvordering besliste tot berechting bij verstek,

C.

overwegende dat overeenkomstig artikel 9 van de wet van 23 januari 2004 over de verkiezingen voor het Europees Parlement alleen wie niet veroordeeld is of vervolgd wordt voor een opzettelijk misdrijf, kandidaat mag zijn bij de verkiezingen voor het Europees Parlement in Polen; overwegende dat overeenkomstig artikel 142, lid 1 van deze wet verlies van het passief kiesrecht tot verlies van het lidmaatschap van het Europees Parlement leidt; overwegende dat soortgelijke bepalingen ontbreken in de wet van 12 april 2001 over de verkiezingen voor de Sejm en de Senaat van Polen (het Pools parlement),

D.

overwegende dat Witold Tomczak het Parlement eerder op 29 april 2005 had gevraagd zijn immuniteit in deze strafprocedure te verdedigen; overwegende dat het Parlement in zijn plenaire vergadering op 4 april 2006 besloot zijn immuniteit niet te verdedigen, hoewel de heer Tomczak vóór de plenaire vergadering een brief had gezonden waarin hij verklaarde zijn eerdere verzoek om verdediging van zijn immuniteit in te trekken,

E.

overwegende dat Witold Tomczak stelt dat de voorzitter die deze zaak leidt, niet objectief is en dat de mogelijkheid van berechting bij verstek strijdig is met het beginsel van vermoeden van onschuld,

F.

overwegende dat Witold Tomczak zich erover beklaagt dat de districtsrechtbank hem geen inzage in het dossier geeft en dat de strafprocedure tegen hem vooringenomen is, omdat hij de wettelijkheid van het optreden van lokale politiefunctionarissen en van het plaatselijke openbare ministerie heeft willen betwisten,

G.

overwegende dat uit de verkregen informatie niet kan worden afgeleid dat Witold Tomczak door de parlementaire immuniteit wordt beschermd in verband met de onder de aandacht van de Voorzitter van het Europees Parlement gebrachte verzoeken,

1.

besluit de immuniteit en de voorrechten van Witold Tomczak niet te verdedigen.


(1)  Zie Jurisprudentie van het Hof 1964, blz. 407, zaak 101/63 Wagner/Fohrman en Krier en zaak 149/85 Wybot/Faure.


Top