Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008AR0245

Verkennend advies van het Comité van de Regio's over De Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid

PB C 76 van 31.3.2009, p. 14–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

31.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 76/14


Verkennend advies van het Comité van de Regio's over „De Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid”

(2009/C 76/03)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Het Comité van de Regio's onderstreept het belang van een Europese strategie ter bevordering van economische groei en werkgelegenheid door middel van onderzoek en innovatie en verbetering van de concurrentiepositie, met name gezien de huidige crisis van de financiële markten en de verwachte gevolgen hiervan voor de reële economie. Tegelijkertijd moet deze strategie aansturen op meer duurzaamheid door een belangrijke plaats in te ruimen voor het milieu en principes als cohesie en solidariteit.

Opgemerkt moet worden dat de toonaangevende institutionele actoren ondanks de oproep van de Europese Raad nog altijd niet volledig zijn betrokken bij de tenuitvoerlegging van de strategie voor groei en werkgelegenheid, die tijdens de voorjaarstop van 2005 een doorstart maakte. Bij die gelegenheid sprak de Europese Raad zijn erkenning uit voor „de rol van de lokale en regionale instanties bij het bewerkstelligen van groei en werkgelegenheid”, aangezien „een grotere zeggenschap op alle overheidsniveaus ten aanzien van de agenda voor groei en werkgelegenheid (…) tot een coherenter en efficiënter beleid [leidt]”.

Dit gebrek aan zeggenschap is er de oorzaak van dat de Lissabon-doelstellingen niet over de hele linie in geïntegreerd beleid worden vertaald, waardoor productiemiddelen en financiële, menselijke en sociale hulpbronnen niet altijd effectief worden ingezet voor het genereren van meer economische groei en meer werkgelegenheid.

Rapporteur

:

de heer DELBONO (IT/ALDE)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

1.

Het Comité van de Regio's constateert dat de economische groei in Europa, met name vanwege de veranderde situatie als gevolg van de globalisering van de economie, geen gelijke tred meer houdt met die in de rest van de wereld.

2.

Het onderstreept het belang van een Europese strategie ter bevordering van economische groei en werkgelegenheid door middel van onderzoek en innovatie en verbetering van de concurrentiepositie, met name gezien de huidige crisis van de financiële markten en de verwachte gevolgen hiervan voor de reële economie. Tegelijkertijd moet deze strategie aansturen op meer duurzaamheid door een belangrijke plaats in te ruimen voor het milieu en principes als cohesie en solidariteit.

3.

Opgemerkt moet worden dat de toonaangevende institutionele actoren ondanks de oproep van de Europese Raad nog altijd niet volledig zijn betrokken bij de tenuitvoerlegging van de strategie voor groei en werkgelegenheid, die tijdens de voorjaarstop van 2005 een doorstart maakte. Bij die gelegenheid sprak de Europese Raad zijn erkenning uit voor „de rol van de lokale en regionale instanties bij het bewerkstelligen van groei en werkgelegenheid”, aangezien „een grotere zeggenschap op alle overheidsniveaus ten aanzien van de agenda voor groei en werkgelegenheid (…) tot een coherenter en efficiënter beleid [leidt]”.

4.

Het Comité wil vooral wijzen op de „paradox van Lissabon”, die bij de monitoring door het Lissabon-platform aan het licht is gebracht. Lokale en regionale overheden spelen een belangrijke rol in de strategie voor groei en werkgelegenheid (bijv. op het punt van onderwijs, onderzoek en innovatie op decentraal niveau), maar zien dat zelf vaak niet als onderdeel van de Lissabon-strategie (door gebrek aan schaalvoordeel/visie). Sterker nog: de meeste lokale en regionale overheden vinden dat de Lissabon-strategie voor henzelf niet echt zinvol is.

5.

De Lissabon-strategie kan alleen doeltreffend worden toegepast als overheden lokaal en regionaal het nodige in huis hebben om menselijk kapitaal, flexibele en veelzijdige vaardigheden, ervaren onderzoekers en technisch hooggeschoolden, te genereren, aan te trekken en tot hun voordeel aan te wenden. Ook moeten gemeenten en regio's worden gekenmerkt door gedragspatronen, waarden, vertrouwensrelaties en organisatorische vaardigheden die gunstig zijn voor de interactie en samenwerking tussen actoren en ondernemingen, de werking van de markt en de kwaliteit van het bestaan. Daarnaast moeten ze over een adequate en naar verhouding toereikende materiële en immateriële infrastructuur en geloofwaardige en efficiënte instellingen beschikken.

6.

Dit gebrek aan zeggenschap over de strategie voor groei en werkgelegenheid is er de oorzaak van dat de Lissabon-doelstellingen niet over de hele linie in geïntegreerd beleid worden vertaald, waardoor productiemiddelen en financiële, menselijke en sociale hulpbronnen niet altijd effectief worden ingezet voor het genereren van meer economische groei en meer werkgelegenheid.

7.

Daarbij zij gewezen op hetgeen het Comité in een aantal recente adviezen over de Lissabon-strategie heeft verklaard over:

de afstemming tussen de structuurfondsen en andere belangrijke Europese programma's (zoals het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (KCI), het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling, en de programma's voor levenslang leren) met het oog op de vergroting van de toegevoegde waarde van Europa en de betrokkenheid van de lokale en regionale overheden (Resolutie d.d. 7 februari 2008 die tijdens de voorjaarstop van 2008 aan de Europese Raad is voorgelegd);

nieuwe trajecten voor betrekkingen tussen overheden, universiteiten, onderzoekscentra en bedrijven (advies „Clusters en clusterbeleid” van 18/19 juni 2008);

de verbetering van de toegang van het MKB tot kapitaal en van hun deelname aan communautaire programma's (advies „Financiering van groei in het MKB” van 13/14 februari 2007);

de geïntegreerde tenuitvoerlegging van beleidsmaatregelen inzake actieve integratie op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau (advies „Actieve integratie” van 18/19 juni 2008);

de verbetering van de Europese stelsels van onderwijs en beroepsopleiding als sleutelfactor voor de ontwikkeling van het Europese concurrentiepotentieel op de lange termijn (advies „Algemene maatschappelijke betrokkenheid van jongeren” van 9/10 april 2008);

de rol van lokale en regionale overheden bij de tenuitvoerlegging van het beleid inzake flexizekerheid (advies „Flexizekerheid” van 6/7 februari 2008);

de rol van sociale diensten van algemeen belang (SDAB) en hun bijdrage aan de uitvoering van het Lissabon-programma (advies over de Mededeling van de Commissie „Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap: Sociale diensten van algemeen belang in de Europese Unie” van 6 december 2006);

de interne markt als een dynamisch instrument voor maatschappelijke en economische vooruitgang in Europa (advies „De toekomst van de interne markt en de stand van zaken in de Europese samenleving” van 23 maart 2007);

„De begroting hervormen — Europa veranderen” (initiatiefadvies van 10 april 2008, CdR 16/2008 fin);

de nieuwe vooruitzichten voor de verwezenlijking en consolidering van een Europese onderzoeksruimte (CdR 83/2007 fin);

steun voor onderzoek en vernieuwing in EU-regio's (CdR 263/2007).

8.

Het Comité pleit dan ook voor:

een betere coördinatie van het groei- en werkgelegenheidsbeleid op de diverse bestuursniveaus;

een geïntegreerd groei- en werkgelegenheidsbeleid op alle niveaus (als onderdeel van alle beleidsterreinen);

overeenkomsten tussen de verschillende overheden, d.w.z. schriftelijke overeenkomsten, regelmatig overleg en afstemming van de beleidsagenda's.

AANBEVELINGEN VOOR DE GOVERNANCE-CYCLUS 2008-2010

Het Comité neemt kennis van het partnerschap tussen de Europese Commissie en de regeringen van de lidstaten voor de tenuitvoerlegging van de Lissabon-strategie.

9.

Om de Lissabon-strategie tot een succes te maken dienen de diverse bestuursniveaus zich bij de tenuitvoerlegging van hun beleid te houden aan de richtlijnen die de Europese Raad tijdens de voorjaarstop van 2008 heeft vastgesteld. Dit betekent dat ze hun werkzaamheden en dus ook hun agenda's meer op elkaar moeten afstemmen, zodat het beleid meer effect kan sorteren. Ze zouden moeten worden aangemoedigd om daartoe onderling overeenkomsten te sluiten.

10.

De (verenigingen) van lokale en regionale overheden en de Europese netwerken (bijv. het regionetwerk van Lissabon) zouden moeten worden gestimuleerd om ook buiten het formele kader van hun bevoegdheden concrete maatregelen te lanceren ter ondersteuning van economie en samenleving bij de verwezenlijking van de groei- en werkgelegenheidsdoelstellingen van de Lissabon-strategie.

11.

De regeringen van de 27 lidstaten zouden de lokale en regionale overheden in hun land van begin tot eind nauwer moeten betrekken bij de tenuitvoerlegging van de Lissabon-strategie. Dit kan worden bewerkstelligd door:

de organisatie van een aantal landenaudits op nationaal niveau, onder auspiciën van de nationale „Mister Lissabon” en in samenwerking met de (verenigingen van) lokale en regionale overheden. Doel hiervan is een kritische beoordeling van de stand van zaken, de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden en een inventarisatie van de verdere noodzakelijke beleidsmaatregelen, van de terreinen waarop de lokale en regionale overheden hun deelname aan de verwezenlijking van de Lissabon-strategie kunnen uitbreiden en van de financiële en juridische instrumenten die dit, met het oog op governance, mogelijk moeten maken. De resultaten van deze audits zouden moeten worden meegenomen in de nationale hervormingsprogramma's die aan de Commissie worden voorgelegd;

gebruikmaking van de nationale voortgangsverslagen, die de lidstaten elk jaar medio oktober moeten voorleggen aan de Commissie en die als maatstaf kunnen dienen voor bovengenoemde betrokkenheid van de lokale en regionale overheden bij de tenuitvoerlegging van de Lissabon-strategie. Het Comité, dat jaarlijks een analyse maakt van deze nationale verslagen, heeft daarin tot dusver nog maar weinig van die betrokkenheid kunnen bespeuren. Het is dan ook belangrijk dat de Commissie daar in haar Jaarverslag melding van maakt.

12.

In feite zou de Commissie in het komende Jaarverslag, dat in december 2008 verschijnt, een kritischere beoordeling moeten geven van de huidige stand van zaken en heel systematisch (dus per land) moeten beschrijven wat de rol en de betrokkenheid zijn van de lokale en regionale overheden bij de tenuitvoerlegging van de Lissabon-strategie.

13.

De Europese Raad zou zich tijdens de voorjaarstop van 2009 moeten uitspreken voor een zo breed mogelijke verspreiding van de instrumenten voor een geïntegreerde beleidsvorming en multilevel governance, als een vast kenmerk van de beleidsvorming in de EU in de periode tot 2010 en daarna.

14.

Het Comité zal zich met toezicht op de lokale en regionale tenuitvoerlegging en met actieve ondersteuning van de nationale audits (ook via de nationale delegaties) blijven inzetten om de strategie tot een succes te maken.

15.

De Commissie en de andere instellingen zouden op alle niveaus een nieuwe impuls moeten geven aan hun communicatieactiviteiten, enerzijds door de lokale en regionale overheden te informeren over maatregelen en programma's (ook met het oog op de financiering van activiteiten en initiatieven die aansluiten op de doelstellingen van de Lissabon-strategie), en anderzijds door de burgers bewust te maken van de gevolgen van de strategie voor hun dagelijks leven en daarmee ook van de effecten van EU-beleid.

VOORUITZICHTEN VOOR 2010 EN DAARNA

16.

Gezien de snelle veranderingen in de wereld en de onvolledige tenuitvoerlegging van de Lissabon-strategie zou er uitgebreid moeten worden stilgestaan bij de toekomstige rol van de Europese initiatieven voor de verwezenlijking van de doelstellingen van meer groei en betere werkgelegenheid.

17.

Een snel en gecoördineerd optreden van de EU ter bescherming en regulering van de financiële markten is een belangrijke voorwaarde voor groei en werkgelegenheid.

Het Comité van de Regio's

18.

Het Comité pleit ervoor om alle partijen die een cruciale rol spelen bij de verwezenlijking van deze doelstellingen, daadwerkelijk uit te nodigen voor een uitvoerige discussie over:

de prioriteiten van de strategie, die nu te breed is opgezet en daarom geen heldere doelstellingen kent (m.a.w. hoeveel doelstellingen moeten er precies worden gesteld en welke doelstellingen moeten voorrang krijgen?);

de vraag welke bestuursvormen en maatregelen het meest effectief zijn voor de verwezenlijking van dergelijke doelstellingen in het licht van de huidige bevoegdheden van de diverse bestuursniveaus en op basis van de methoden die voor andere programma's (zoals structuurfondsen en kaderprogramma's voor onderzoek en ontwikkeling) worden gebruikt (m.a.w. hoe kunnen deze doelstellingen het beste worden nagestreefd?);

de kosten die de strategie met zich meebrengt, en de vraag hoe het gebruik van natuurlijke en economische hulpbronnen kan worden geoptimaliseerd en hoe tegelijkertijd milieu en klimaat kunnen worden gespaard (m.a.w. welke compromissen kunnen er worden gesloten?);

de vraag hoe de uitbreiding van de maatregelen ter verbetering van de concurrentiepositie moet worden gekoppeld aan het streven naar economische, sociale en territoriale cohesie als troefkaart voor het Europese project (m.a.w. hoe kan er een goede balans worden gevonden tussen concurrentie en cohesie?).

Voorstellen van het Comité

19.

De maatregelen in verband met de Europese strategie voor groei en werkgelegenheid zouden zich moeten richten op verbetering van de concurrentiepositie door middel van onderzoek en innovatie. Dit laatste is van cruciaal belang, wil de Europese handel en economie op mondiaal niveau daadwerkelijk meetellen en wil de EU haar gemeenschappelijke arbeidsmarkt in kwantitatief en kwalitatief opzicht anders kunnen vormgeven. Daarnaast moet men het concurrentievermogen van kleine en middelgrote bedrijven blijven stimuleren en tevens blijven werken aan een betere wetgeving. Bij de vastlegging van de strategie voor de verwezenlijking van de concurrentiedoelstelling mag behalve de economische ook de sociale en milieuduurzaamheid van groei niet uit het oog worden verloren.

20.

Om meer en verdergaande resultaten te bereiken, zou het communautaire beleid niet langer als een brede strategie moeten worden ontwikkeld, maar als een samenstel van gecoördineerde en geïntegreerde maatregelen.

21.

De EU zou meer daadkracht moeten tonen bij de besluitvorming over de ontwikkeling, coördinatie en tenuitvoerlegging van maatregelen en programma's voor de nieuwe agenda inzake het concurrentiebeleid. Hierbij dienen de bevoegdheden van de lidstaten en het subsidiariteitsbeginsel gerespecteerd te worden. Het valt dan ook te hopen dat bij de herziening van de communautaire begroting in termen van zowel de omvang van de toegewezen middelen als de afstemming van de eigenlijke maatregelen spijkers met koppen worden geslagen voor het concurrentiebeleid. Daar waar maatregelen nationale bevoegdheden raken, dienen de EU en de lidstaten op verschillende bestuursniveaus over de juiste besluitvormings- en coördinatie-instrumenten te beschikken om dergelijk beleid tot een succes te maken.

Specifieke opmerkingen

22.

Het is van groot belang dat er meer en gerichter wordt geïnvesteerd in toegepast onderzoek. Beleidsmakers op alle bestuursniveaus dienen de handen ineen te slaan om het MKB met stimulerende en ondersteunende maatregelen te helpen bij het vinden van investeringsmogelijkheden die, zonder de concurrentiepositie van ondernemingen binnen de interne markt te ondermijnen, de internationale markten openleggen. Openbare investeringen in fundamenteel onderzoek moeten zonder meer vergezeld gaan van particuliere investeringen in toepast onderzoek naar innovatieve productiemethoden én producten.

23.

Het Comité is zich ervan bewust dat er zonder de interne markt geen sprake kan zijn van een daadwerkelijk effectieve concurrentiestrategie. Daarom pleit het voor een hernieuwde inspanning om alle maatregelen door te voeren die nodig zijn voor de voltooiing van die interne markt. Daarnaast roept het op tot meer aandacht voor de lokale en regionale dimensie. De concurrentiepositie van het MKB zou namelijk aanzienlijk kunnen worden verbeterd door gebruik te maken van de lokale en regionale diversiteit.

24.

Bij de tenuitvoerlegging van een daadwerkelijk effectieve concurrentiestrategie moet bijzondere aandacht worden besteed aan de vermindering van het aantal arbeidsongevallen.

25.

Willen het Europese bedrijfsleven en met name het MKB kunnen blijven concurreren en willen de burgers hun levensstandaard op peil kunnen houden, dan dient er op het gebied van productie, toevoer en consumptie één Europees energiebeleid te komen dat de afhankelijkheid van energietoevoer uit derde landen geleidelijk aan vermindert.

26.

Het is belangrijk dat vrouwen op allerlei manieren actief worden gestimuleerd om te gaan werken, waarbij het overigens wel de lidstaten of de lokale en regionale overheden zijn die, afhankelijk van hun bevoegdheden, bepalen welke maatregelen daartoe worden genomen. De praktijk wijst uit dat het arbeidsaanbod van vrouwen sterker afhangt van het netto-inkomen dan dat van mannen en dat bepaalde stimulansen voor vrouwen om een baan te zoeken in veel landen de nog altijd bij lange niet gehaalde Lissabon-doelstellingen dichterbij kunnen brengen.

27.

Het is dringend noodzakelijk dat er niet alleen maatregelen komen om de gevolgen van het dalende bevolkingsaantal in veel regio's op te vangen, maar ook om het probleem van de vergrijzing in Europa en de daarmee gepaard gaande demografische veranderingen aan te pakken. Wat nodig is, zijn nieuwe sociale voorzieningen voor gezinnen en een zorgvuldig immigratiebeleid dat rekening houdt met de menselijke en maatschappelijke behoeften en niet alleen de deuren openzet voor hooggekwalificeerde migranten, maar, afhankelijk van de behoeften in de afzonderlijke lidstaten en/of de steden en regio's, eventueel ook voor ongeschoolde arbeidskrachten, die immers de productie in het MKB draaiende kunnen houden. Door de mondialisering van de samenleving en de economie is er geen plaats meer voor een houding die vaak heeft geleid tot illegale praktijken op de arbeidsmarkt.

28.

Het Comité wijst op het belang van hoger onderwijs in vooral exacte vakken, maar ook van het lager, middelbaar, beroeps- en hoger onderwijs, dat het pad effent voor een gedegen vervolgopleiding en de voorwaarden en mogelijkheden schept voor meer deelname van burgers, ook vrouwen, aan een actief en productief leven. Met het oog hierop zouden ook meer maatregelen moeten worden genomen om de schooluitval drastisch te verminderen.

29.

Een en ander verklaart waarom er niet mag worden getornd aan de fundamentele waarden van het Europese project.

30.

In dat verband zij ook gewezen op het belang van het Europees sociaal model en de Europese sociale agenda, alsook op het Bologna-proces en het Kopenhagen-proces op het gebied van onderwijs en opleiding. Ondanks de onderlinge verschillen zijn de nationale stelsels gebaseerd op collectieve waarden en principes die tezamen een gemeenschappelijk concept vormen van sociale vooruitgang. Maatschappelijke organisaties en sociale partners, maar ook de mensen ter plekke, groeperingen en lokale en regionale overheden spelen daarin een steeds belangrijkere rol.

31.

Een ander cruciaal aandachtspunt is de bescherming van het milieu door middel van lokale en internationale maatregelen en meer in het bijzonder het Kyoto-protocol inzake klimaatverandering. Daarbij zijn voor de lokale en regionale overheden het door de Commissie ontwikkelde duurzaamheidspakket en vooral de mededeling over „Een actieplan voor een duurzaam industriebeleid” van belang. Dit actieplan vormt namelijk een geïntegreerde strategie die de Europese economie niet alleen meer concurrentiekracht, maar ook meer milieuduurzaamheid moet verschaffen.

32.

Kennis van de lokale situatie is een van de belangrijkste voorwaarden voor de verwezenlijking van de Lissabon-strategie in de Europese steden, gemeenten en regio's. Daarom is het van cruciaal belang dat overal statistische gegevens ter beschikking worden gesteld en uitgewisseld, en dat ook de betrokkenen op lokaal en regionaal niveau in staat zijn om de indicatoren op de juiste wijze te interpreteren.

33.

Het Comité stelt voor dat de strategie na 2010 wordt doorgevoerd op basis van goed bestuur, zodat er een nieuwe impuls kan worden gegeven aan de Europese maatregelen voor meer economische groei en werkgelegenheid en er voor de problemen met bestaande mechanismen een oplossing kan worden gevonden (zoals de open coördinatiemethode, de vastlegging van maatstaven, structurele indicatoren en aanvullende technische verbeterpunten).

34.

De „nieuwe” strategie zou moeten uitgaan van:

een betere vaststelling, differentiatie en evaluatie en een duidelijkere formulering van de doelstellingen;

een tijdpad dat samenvalt met de komende wetgevingsronde (2009-2014);

meer duidelijkheid over de duurzamere inzet van Europese juridische en financiële instrumenten;

meer stimulansen voor maatregelen van de lidstaten en meer betrokkenheid van nationale politieke leiders;

een actieve rol van de lokale en regionale overheden in alle fasen van de beleidsvorming (inventarisatie van behoeften, ontwikkeling van plannen, tenuitvoerlegging, toezicht en evaluatie), zodat die samen met de lokale en regionale organen het territoriale beleid en de doelstellingen van de EU kunnen afstemmen en integreren.

35.

Het Comité zal een verdere bijdrage leveren aan de discussie over de besluitvorming inzake het Europese groei- en werkgelegenheidsbeleid na 2010 en daartoe onderzoeken of er binnen de eigen muren een gespecialiseerde werkgroep kan worden opgezet die de dialoog zal aangaan met de andere communautaire instellingen.

Brussel, 26 november 2008

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

L. VAN DEN BRANDE


Top