Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008AR0161

Ontwerpadvies van het Comité van de Regio's Handel in emissierechten

PB C 325 van 19.12.2008, p. 19–27 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

19.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 325/19


Ontwerpadvies van het Comité van de Regio's „Handel in emissierechten”

(2008/C 325/04)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

dringt er bij de Commissie op aan om meer vaart te zetten achter de goedkeuring van de regelgeving voor de opname van het luchtvervoer in de ETS-regeling, en de sector van het zeevervoer zo snel mogelijk in de ETS-regeling te integreren;

betreurt dat de richtlijn geen stimulansen geeft voor de terugdringing van broeikasgasemissies in de sector afvalbeheer, een sector die toch van grote invloed is op de uitstoot en de ruimtelijke ordening;

meent dat ten minste 30 % van de inkomsten uit de veiling van emissierechten door de lidstaten moet worden toegewezen aan de regionale en lokale overheden, voor de bevordering van het gebruik van duurzame energie en van energie-efficiëntie bij het eindgebruik om te voldoen aan de toezegging van de Gemeenschap om in 2020 voor 20 % aan duurzame energie te gebruiken en om te voldoen aan de toezegging van de Gemeenschap om de energie-efficiëntie vóór 2020 met 20 % op te voeren; en om maatregelen te bevorderen voor de terugdringing van de uitstoot van broeikasgassen in sectoren die niet onder de EU-ETS vallen, met name de sectoren vervoer en afvalverwerking;

beveelt maatregelen aan om bepaalde energie-intensieve bedrijfstakken bij een eventueel CO2-weglekeffect te ondersteunen;

meent dat uiterlijk een half jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn de Commissie na raadpleging van alle betrokken maatschappelijke partners en het Comité van de Regio's concrete voorstellen in moet dienen ter voorkoming van het laten weglekken van CO2 door energie-intensieve sectoren en deelsectoren.

Rapporteur

:

Pietro MARRAZZO (IT/PSE), voorzitter van de regioraad van Lazio

Referentiedocument

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden

COM(2008) 16 final — 2008/0013 (COD)

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

Algemene aanbevelingen

1.

Het Comité van de Regio's wijst erop dat de bijdrage van de lokale en regionale overheden doorslaggevend is voor het succes van de Europese initiatieven, en dat hun rol tevens doorslaggevend is bij de tenuitvoerlegging van het milieu-, industrie- en energiebeleid.

2.

Het stemt ermee in dat het beginsel „de vervuiler betaalt” concreet moet worden toegepast op alle communautaire beleidsmaatregelen op het gebied van milieu- en klimaatbescherming. Het doorberekenen van de milieukosten van goederen en diensten is een essentieel onderdeel van adequate beleidsmaatregelen die zich laten leiden door de beginselen van een duurzame, evenwichtige en milieuvriendelijke economische ontwikkeling.

3.

Het Comité is dan ook ingenomen met de inspanningen van de Commissie om een doeltreffende koolstofmarkt tot stand te brengen, waarbij „de prijs van de vervuiling van 1 ton CO2” via een systeem van vrije onderhandelingen wordt vastgesteld.

4.

Het Comité staat positief tegenover het voorstel om het Emission Trading Scheme (ETS) aan te passen en te moderniseren in het licht van de tot nu toe behaalde resultaten en de problemen die tijdens de eerste periode dat de regeling in werking was (2005-2007) konden worden vastgesteld.

5.

Ondanks de geboekte vooruitgang moeten de transparantie en betrouwbaarheid van de ETS-regeling op de lange termijn worden versterkt, en moet tevens worden gekeken naar de sociale en milieugevolgen van de voorgestelde maatregelen, met name op regionaal en lokaal niveau.

Aanpassingen van de ETS-regeling

Technische aanpassingen

6.

Het Comité wijst erop dat de door de Commissie voorgestelde vereenvoudiging, met de mogelijkheid om kleine installaties van de regeling uit te sluiten en de verduidelijking van het begrip „stookinstallatie”, de betrouwbaarheid, doeltreffendheid en doorzichtigheid van de hele koolstofmarkt ten goede komt.

7.

Wel verzoekt het de Commissie om aan te geven welke maatregelen de lidstaten kunnen nemen om de emissiereductie in kleine installaties mogelijk te maken, en niet te volstaan met een vage verwijzing naar eventuele maatregelen van fiscale aard (carbon tax).

8.

Met betrekking tot de veiling van emissierechten stelt het Comité vast dat het goed zou zijn om van een volledig gratis toewijzing geleidelijk over te stappen op toewijzing van steeds meer emissierechten via openbare veilingen. Het dringt er echter met klem op aan om de minder draagkrachtige burgers te beschermen tegen een eventuele stijging van de prijs van industriële producten, en vooral van de elektriciteitstarieven en de tarieven van de overige energiebronnen, onder meer door hen te helpen de energie-efficiëntie van hun woningen te verbeteren.

9.

Het Comité steunt het voorstel van de Commissie om de tot nu toe gevolgde aanpak, waarbij iedere lidstaat nationale toewijzingsplannen (NAP's) vaststelde, los te laten, en is verheugd dat ervoor is gekozen om op communautair niveau gemeenschappelijke doelstellingen voor de hele EU aan te wijzen t.b.v. een grotere uniformiteit en solidariteit.

10.

Ook stemt het in met het voorstel van de Commissie om de technologieën voor het afvangen, vervoeren en geologisch opslaan van koolstof in de ETS-regeling te integreren. Het hoopt in dat verband dat het onderzoek naar deze technologieën, die nog verdere ontwikkeling en investeringen behoeven, voldoende zal worden gesteund, op voorwaarde dat er rekening mee wordt gehouden dat de opslag van koolstof gevolgen kan hebben voor het plaatselijke ecosysteem.

11.

Het Comité onderstreept de belangrijke rol van het onderzoek op energie- en milieugebied voor de emissiebeperking en de nodige aanpassing, en hoopt dat de richtlijn een doeltreffend instrument zal zijn om een constante financiering van die onderzoeksactiviteiten te garanderen.

12.

Het dringt erop aan dat de toevoeging van nieuwe sectoren en activiteiten aan de ETS-regeling niet alleen wordt beoordeeld op grond van het gevaar dat het concurrentievermogen van de Europese industrie op de internationale markten minder groot wordt, maar dat ook wordt gekeken naar de werkelijk door deze sector geproduceerde vervuiling, naar de potentiële technologische verbeteringen van de toegevoegde sector, en in hoeverre de extra kosten aan de eindgebruikers kunnen worden doorberekend.

13.

Het dringt er daarom bij de Commissie op aan om meer vaart te zetten achter de goedkeuring van de regelgeving voor de opname van het luchtvervoer in de ETS-regeling, en de sector van het zeevervoer zo snel mogelijk in de ETS-regeling te integreren (zie par. 65 van advies CdR 22/2008).

14.

Het Comité stemt in met het beginsel van samenwerking en solidariteit tussen de lidstaten dat met de nieuwe ETS-regeling wordt ingevoerd tussen de technologisch meest geavanceerde landen (met de meest energie-efficiënte industriële sectoren) en landen met een ontwikkelingsachterstand (die nog een economie met hoog energieverbruik hebben en hun groeipercentage nog moeten opschroeven).

De internationale dimensie van de strijd tegen de klimaatverandering

15.

Het Comité is ingenomen met de inzet waarmee de EU tot nu toe heeft deelgenomen aan de internationale onderhandelingen over de uitvoering van het Kyotoprotocol, zoals onlangs nog op de conferentie van Bali, om mondiale strategieën uit te stippelen, met name ook voor de verdeling van de inspanningen tussen rijke en ontwikkelingslanden. Het hoopt dan ook dat de tot nu toe behaalde resultaten nog verder kunnen worden versterkt en ontwikkeld door de akkoorden van de volgende internationale conferenties, in Poznan en Kopenhagen.

16.

Er moeten nog meer maatregelen worden getroffen tegen de klimaatverandering, en de doelstellingen van de ETS-regeling moeten worden uitgebreid om deze op één lijn te brengen met de internationaal overeengekomen doelstelling van een algehele vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 30 %.

17.

Het is van het grootste belang dat de nagestreefde internationale overeenkomsten ertoe leiden dat de betrokken sectoren overal ter wereld op dezelfde manier worden behandeld. Daarom is er behoefte aan bepaalde minimumeisen waaraan een overeenkomst moet voldoen voordat deze kan worden aangemerkt als een in de richtlijn als zodanig aangemerkte internationale overeenkomst.

Nieuwe sectoren in de regelgeving

18.

Het Comité hamert op het belang van deugdelijke kosten-batenanalyses m.b.t. de opname van nieuwe sectoren in de ETS-regeling, om concurrentievervalsing tussen niet-homogene industriële sectoren als gevolg van de beperking van de productie van broeikasgassen, te voorkómen.

19.

Het betreurt dat de richtlijn geen stimulansen geeft voor de terugdringing van broeikasgasemissies in de sector afvalbeheer, een sector die toch van grote invloed is op de uitstoot en de ruimtelijke ordening.

20.

Het Comité wijst erop dat naast een emissierechtenstelsel tevens grote inspanningen vereist zijn om over te stappen op met name milieuvriendelijke vervoerswijzen. De nationale regeringen moeten hun verantwoordelijkheid opnemen en werk maken van de uitbouw van spoorweg- en waterwegeninfrastructuur alsook intermodaal vervoer in het algemeen bevorderen.

Concurrentievermogen van het bedrijfsleven en consumentenbescherming

21.

Het Comité stelt vast dat de Commissie het dreigende verlies aan concurrentievermogen voor het bedrijfsleven nog enigszins onderschat, en dat de nieuwe richtlijn nog geen adequate maatregelen bevat ter ondersteuning en bescherming van de Europese economieën. Het hamert in dat verband op het belang van een stabiel ondernemings- en aantrekkelijk investeringsklimaat, en op de noodzaak tijdig maatregelen te treffen om het gevaar van „carbon leakage” (het weglekken van CO2, oftewel de verplaatsing van emissies naar landen waar minder strenge milieuregels gelden en de kosten lager zijn) te voorkomen. Het Comité acht het wenselijk dat de Commissie, het Europees Parlement en de Raad zo snel mogelijk voorstellen doen voor volledig geharmoniseerde en in de gehele EU geldende regelingen voor gratis toewijzing van emissierechten. Bij deze regelingen zal aandacht moeten worden besteed aan de situatie van energie-intensieve sectoren en deelsectoren waarvoor een vermindering van de CO2-uitstoot grote risico's inhoudt.

22.

Het Comité beveelt aan dat de inspanningen die de bestrijding van de klimaatverandering vergt, evenwichtig worden verdeeld over de betrokken industriële actoren en de eindgebruikers: voorkomen moet worden dat de bijkomende kosten als gevolg van de klimaatveranderingstrategieën, vooral in bepaalde productiesectoren, geheel voor rekening van deze laatste groep komen.

23.

In het voorstel van de Commissie wordt onvoldoende stilgestaan bij de noodzaak om nadelige gevolgen voor minder draagkrachtige bevolkingsgroepen te voorkomen, zoals de mogelijke stijging van de elektriciteitstarieven als gevolg van de richtlijn. Het Comité dringt er dan ook bij de Commissie op aan om de markten beter onder toezicht te houden, het vertrouwen van de consumenten te vergroten en de risico's van marktmanipulatie te beperken.

24.

De door afzonderlijke bedrijven reeds eerder gerealiseerde emissiereducties zullen in aanmerking moeten worden genomen bij het toekennen van gratis emissierechten. Daarbij zouden bijv. ondernemingen die in hun eigen branche toonaangevend zijn doordat ze de geringste broeikasgassenuitstoot per productie-eenheid hebben gerealiseerd, de emissierechten voor de volle 100 % toegekend dienen te krijgen.

De bijdrage van de lokale en regionale overheden

25.

Het Comité onderstreept dat de lokale en regionale overheden als eerste te maken krijgen met de gevolgen van de huidige klimaatverandering, en derhalve volop moeten worden betrokken bij de vaststelling van alle strategieën ter bestrijding van en aanpassing aan die klimaatverandering.

26.

Het dringt er bij de Commissie op aan om bij de herziening van de ETS-regeling niet alleen rekening te houden met de gevolgen voor het nationale of internationale concurrentievermogen, maar ook met de neveneffecten voor het concurrentievermogen en de aantrekkingskracht van de verschillende regio's binnen de EU.

27.

Het beveelt dan ook aan dat naar behoren rekening wordt gehouden met de vereisten van het regionale ontwikkelingsbeleid, en wijst erop dat sommige industriële ondernemingen, als gevolg van de toegenomen doorzichtigheid en doeltreffendheid van de koolstofmarkt, ingrijpende herstructureringen zullen moeten ondergaan, en dat minder efficiënte of noodlijdende installaties zelfs uit het productiesysteem kunnen verdwijnen. In dat geval beveelt het Comité aan dat ondersteunende maatregelen worden genomen om de industriële reconversie te begeleiden en de betrokken werknemers te steunen.

28.

Met betrekking tot de uitbreiding en aanpassing van de ETS-regeling geeft het Comité toe dat de algehele samenhang van de maatregelen moet worden verbeterd, en dat ambitieuzere doelstellingen moeten worden vastgesteld, die op één lijn liggen met de internationaal overeengekomen doelstelling om de emissies van broeikasgassen vóór 2020 met 30 % te verminderen.

29.

Het Comité steunt het voorstel om, via de lokale en regionale overheden, de publieke opinie meer in te schakelen bij de inspanningen van de EU om de huidige klimaatverandering te bestrijden. Deze bewustmakingsactie zal erop gericht moeten zijn om individueel goed gedrag te stimuleren, maar ook om het publiek voor te lichten over de grote industriële en technologische vraagstukken waarop de goedgekeurde strategieën vaak gebaseerd zijn.

30.

Het Comité is er een voorstander van dat de lokale en regionale overheden een grotere rol krijgen bij de educatie van en voorlichting aan eindgebruikers en kleine en middelgrote ondernemers die onder het toepassingsgebied van de ETS-richtlijn vallen.

II.   WIJZIGINGSVOORSTELLEN

Wijzigingsvoorstel 1

Artikel 1, punt (5), (artikel 9)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het Comité van de Regio's

Artikel 9

Hoeveelheid emissierechten voor de hele Gemeenschap

De hoeveelheid emissierechten die elk jaar met ingang van 2013 voor de hele Gemeenschap wordt verleend, neemt te beginnen met het punt halverwege de periode van 2008 tot 2012 lineair af. De hoeveelheid neemt af met een lineaire factor van 1,74 %, vergeleken met de gemiddelde jaarlijkse totale hoeveelheid emissierechten die door de lidstaten overeenkomstig de beschikkingen van de Commissie inzake hun nationale toewijzingsplannen voor de periode van 2008 tot 2012 wordt verleend.

De Commissie publiceert uiterlijk op 30 juni 2010 de absolute hoeveelheid emissierechten voor 2013, die is gebaseerd op de totale hoeveelheden emissierechten die door de lidstaten overeenkomstig de beschikkingen van de Commissie inzake hun nationale toewijzingsplannen voor de periode van 2008 tot 2012 zijn verleend.

De Commissie toetst de lineaire factor uiterlijk in 2025.

Artikel 9

Hoeveelheid emissierechten voor de hele Gemeenschap

De hoeveelheid emissierechten die elk jaar met ingang van 2013 voor de hele Gemeenschap wordt verleend, neemt te beginnen met het punt halverwege de periode van 2008 tot 2012 lineair af. De hoeveelheid neemt af met een lineaire factor van 1,74 %, vergeleken met de gemiddelde jaarlijkse totale hoeveelheid emissierechten die door de lidstaten overeenkomstig de beschikkingen van de Commissie inzake hun nationale toewijzingsplannen voor de periode van 2008 tot 2012 wordt verleend.

De Commissie publiceert uiterlijk op 30 juni 2010 de absolute hoeveelheid emissierechten voor 2013, die is gebaseerd op de totale hoeveelheden emissierechten die door de lidstaten overeenkomstig de beschikkingen van de Commissie inzake hun nationale toewijzingsplannen voor de periode van 2008 tot 2012 zijn verleend.

De Commissie toetst de lineaire factor evalueert de richtlijn uiterlijk in 2025 18 met het oog op verdere ontwikkeling ervan voor de periode na 2020.

Motivering

De voorgestelde wijziging van de richtlijn heeft betrekking op de handelsperiode 2013-2020. Het heeft daarom geen zin om bepalingen op te stellen die gelden voor de periode na 2020. Daarentegen zal er gezien de ingrijpende veranderingen ten opzichte van het huidige handelsstelsel uiterlijk in 2018 een algehele evaluatie moeten plaatsvinden.

Wijzigingsvoorstel 2

Artikel 1, punt (7), (artikel 10, lid 3)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het Comité van de Regio's

Ten minste 20 % van de inkomsten uit de in lid 2 bedoelde veiling van emissierechten, met inbegrip van alle inkomsten uit de in lid 2, onder b), bedoelde veilingen, zou moeten worden gebruikt voor:

Ten minste 20 50 % van de inkomsten uit de in lid 2 bedoelde veiling van emissierechten, met inbegrip van alle inkomsten uit de in lid 2, onder b), bedoelde veilingen, zou door de lidstaten en hun lokale en regionale overheden moeten worden gebruikt voor:

Wijzigingsvoorstel 3

Artikel 1, punt 7 (artikel 10, lid 3 f))

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het Comité van de Regio's

f)

de aanpak van maatschappelijke aspecten in huishoudens met een laag en gemiddeld inkomen, bijvoorbeeld door hun energie-efficiëntie en isolatie te verbeteren; en

f)

de aanpak van maatschappelijke aspecten in huishoudens met een laag en gemiddeld inkomen, bijvoorbeeld door hun met maatregelen van economische aard, ter compensatie van een eventuele stijging van de elektriciteitstarieven, en tegelijkertijd door de energie-efficiëntie en isolatie van hun huizen te verbeteren.

Motivering

Het doel hiervan is om bij de maatregelen ter ondersteuning van huishoudens met een laag inkomen tevens maatregelen van specifiek economische aard op te nemen.

Wijzigingsvoorstel 4

Artikel 1, punt (7) (artikel 10, lid 3), een lid 3 a toevoegen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het Comité van de Regio's

 

3 a   Ten minste 30 % van de inkomsten uit de in lid 2 bedoelde veiling van emissierechten, met inbegrip van alle inkomsten uit de in lid 2, onder b), bedoelde veilingen, moet door de lidstaten worden toegewezen aan de regionale en lokale overheden, voor:

a)

de bevordering van het gebruik van duurzame energie en van energie-efficiëntie bij het eindgebruik om te voldoen aan de toezegging van de Gemeenschap om in 2020 voor 20 % aan duurzame energie te gebruiken en om te voldoen aan de toezegging van de Gemeenschap om de energie-efficiëntie vóór 2020 met 20 % op te voeren;

b)

de bevordering van maatregelen voor de terugdringing van de uitstoot van broeikasgassen in sectoren die niet onder de EU-ETS vallen, met name de sectoren vervoer en afvalverwerking;

c)

de financiering van voorlichtingsactiviteiten ter bevordering van energiebesparend gedrag onder eindgebruikers, om eventuele stijgingen van de elektriciteitstarieven te compenseren;

d)

de financiering van educatie- en voorlichtingsactiviteiten ter bevordering van energiebesparend gedrag onder kleine en middelgrote ondernemingen en marktdeelnemers.

Motivering

Het doel hiervan is om de regionale en lokale overheden een rol te geven bij de maatregelen ter terugdringing van de uitstoot van broeikasgassen en om de benodigde financiering veilig te stellen.

De regionale en lokale overheden moeten een specifieke rol krijgen bij de bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en van energie-efficiëntie.

De financiering van activiteiten op regionaal en lokaal niveau voor de terugdringing van de uitstoot van broeikasgassen in sectoren die niet onder het toepassingsgebied van de ETS-richtlijn vallen, zoals de sectoren vervoer en afvalverwerking, dient gewaarborgd te zijn.

De financiering van educatie- en voorlichtingsactiviteiten, zowel voor burgers als voor ondernemingen die onder het toepassingsgebied van de ETS-richtlijn vallen, dient gewaarborgd te zijn.

Wijzigingsvoorstel 5

Artikel 1, punt (7), (artikel 10, lid 5)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het Comité van de Regio's

5.   Uiterlijk op 31 december 2010 stelt de Commissie een verordening vast over de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van veilingen om te zorgen dat deze op een open, transparante en niet-discriminerende wijze worden uitgevoerd. De veilingen worden zodanig opgezet dat de exploitanten, en met name eventuele kleine en middelgrote ondernemingen die onder de Gemeenschapsregeling vallen, volledige toegang krijgen en dat andere deelnemers het verloop van de veiling niet ondermijnen. Deze maatregel, die bedoeld is om niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen door aanvulling daarvan, wordt vastgesteld volgens de in artikel [23, lid 3], bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

5.   Uiterlijk op 31 december 2010 stelt de Commissie een verordening vast over de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van veilingen om te zorgen dat deze op een open, transparante en niet-discriminerende wijze worden uitgevoerd. De veilingen worden zodanig opgezet dat de exploitanten, en met name eventuele kleine en middelgrote ondernemingen die onder de Gemeenschapsregeling vallen, volledige toegang krijgen en dat andere deelnemers het verloop van de veiling niet ondermijnen. Ter voorkoming van ongewenste speculaties kan de toegang tot veilingen worden beperkt tot de daadwerkelijk betrokken marktactoren. Deze maatregel, die bedoeld is om niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen door aanvulling daarvan, wordt vastgesteld volgens de in artikel [23, lid 3], bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Motivering

In verband met de te voorziene grote vraag naar emissierechten bestaat het gevaar dat door pure speculaties de prijs ervan buitenproportioneel zal stijgen.

Wijzigingsvoorstel 6

Artikel 1, punt (8), (artikel 10 a, lid 1)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het Comité van de Regio's

1.   De Commissie stelt uiterlijk op 30 juni 2011 volledig geharmoniseerde uitvoeringsmaatregelen voor de hele Gemeenschap vast om de in de leden 2 tot en met 6 en 8 bedoelde emissierechten op een geharmoniseerde wijze toe te wijzen.

Deze maatregelen, die bedoeld zijn om niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen door aanvulling daarvan, worden vastgesteld volgens de in artikel [23, lid 3], bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

De in de eerste alinea bedoelde maatregelen zorgen er voorzover mogelijk voor dat de toewijzing gebeurt op een wijze die broeikasgas- en energie-efficiënte technieken en emissiebeperking stimuleert door rekening te houden met de meest efficiënte technieken, vervangingsproducten, alternatieve productieprocédés, het gebruik van biomassa en het afvangen en de opslag van broeikasgassen, en niet aanzet tot een toename van de emissie. Er wordt geen gratis toewijzing gegeven voor elektriciteitsopwekking.

De Commissie toetst, zodra de Gemeenschap een internationale overeenkomst over klimaatverandering heeft gesloten die leidt tot verplichte beperkingen van de emissie van broeikasgassen die vergelijkbaar zijn met die van de Gemeenschap, deze maatregelen om ervoor te zorgen dat gratis toewijzing alleen plaatsvindt wanneer dit in het licht van die overeenkomst volledig gerechtvaardigd is.

1.   De Commissie stelt uiterlijk op 30 juni 2011 volledig geharmoniseerde uitvoeringsmaatregelen voor de hele Gemeenschap vast om de in de leden 2 tot en met 6 en 8 bedoelde emissierechten op een geharmoniseerde wijze toe te wijzen.

Deze maatregelen, die bedoeld zijn om niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen door aanvulling daarvan, worden vastgesteld volgens de in artikel [23, lid 3], bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

De in de eerste alinea bedoelde maatregelen zorgen er voorzover mogelijk voor dat de toewijzing gebeurt op een wijze die broeikasgas- en energie-efficiënte technieken — inclusief WKK — en emissiebeperking stimuleert door rekening te houden met de meest efficiënte technieken, vervangingsproducten, alternatieve productieprocédés, het gebruik van biomassa en het afvangen en de opslag van broeikasgassen, en niet aanzet tot een toename van de emissie. Er wordt geen gratis toewijzing gegeven voor elektriciteitsopwekking. Alle andere sectoren kunnen wel in aanmerking komen voor gratis toewijzingen.

De Commissie toetst, zodra de Gemeenschap een internationale overeenkomst over klimaatverandering heeft gesloten die leidt tot verplichte beperkingen van de emissie van broeikasgassen die vergelijkbaar zijn met die van de Gemeenschap, deze maatregelen om ervoor te zorgen dat gratis toewijzing alleen plaatsvindt wanneer dit in het licht van die overeenkomst volledig gerechtvaardigd is.

Motivering

Het doel hiervan is om te preciseren dat andere sectoren dan die van de elektriciteitsopwekking wel in aanmerking kunnen komen voor gratis toewijzingen (volledig of gedeeltelijk).

Wijzigingsvoorstel 7

Artikel 1, punt (8), (artikel 10a, lid 3), nieuwe paragraaf 3a toevoegen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het Comité van de Regio's

Aan elektriciteitsopwekkers kan een gratis toewijzing worden gegeven voor de productie van warmte via hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2004/8/EG, voor economisch aantoonbare vraag om te zorgen dat er sprake is van gelijke behandeling ten opzichte van andere warmteproducenten. In elk jaar na 2013 wordt de totale toewijzing aan deze installaties voor de productie van die warmte aangepast met de in artikel 9 bedoelde lineaire factor.

Aan elektriciteitsopwekkers kan op grond van benchmarks voor gescheiden productie een gratis toewijzing worden gegeven voor de productie van warmte via hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2004/8/EG, voor economisch aantoonbare vraag om te zorgen dat er sprake is van voor gelijke behandeling ten opzichte van andere warmteproducenten. In elk jaar na 2013 wordt de totale toewijzing aan deze installaties voor de productie van die warmte aangepast met de in artikel 9 bedoelde lineaire factor.

Wijzigingsvoorstel 8

Artikel 1 (8), (artikel 10a lid 5)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het Comité van de Regio's

5.   De maximale hoeveelheid emissierechten die de basis vormt voor de berekening van toewijzingen aan installaties die pas met ingang van 2013 in de Gemeenschapsregeling worden opgenomen, is in 2013 niet hoger dan de totale geverifieerde emissie van deze installaties in de periode van 2005 tot 2007. In elk volgend jaar wordt de totale toewijzing aan deze installaties aangepast met de in artikel 9 bedoelde lineaire factor.

5.   De maximale hoeveelheid emissierechten die de basis vormt voor de berekening van toewijzingen aan installaties die pas met ingang van 2013 in de Gemeenschapsregeling worden opgenomen, is in 2013 niet hoger dan het historisch gemiddelde van de totale geverifieerde emissie van deze installaties in de periode van 2005 tot 2007. In elk volgend jaar wordt de totale toewijzing aan deze installaties aangepast met de in artikel 9 bedoelde lineaire factor.

Motivering

Deze schrapping wordt voorgesteld, omdat de emissies van installaties die in de periode 2008-2013 niet onder de ETS-regeling vielen, niet geverifieerd kunnen zijn.

Wijzigingsvoorstel 9

Artikel 1, punt (8), (artikel 10a, lid 6)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het Comité van de Regio's

6.   Vijf procent van de overeenkomstig de artikelen 9 en 9 bis over de periode van 2013 tot 2020 vastgestelde hoeveelheid emissierechten voor de hele Gemeenschap wordt gereserveerd voor nieuwkomers als de maximale hoeveelheid die overeenkomstig de krachtens lid 1 van dit artikel vastgestelde regels aan nieuwkomers kan worden toegewezen.

De toewijzingen worden aangepast met de in artikel 9 bedoelde lineaire factor.

Voor elektriciteitsopwekking door nieuwkomers wordt geen gratis toewijzing gegeven.

6.   Vijf procent van de overeenkomstig de artikelen 9 en 9 bis over de periode van 2013 tot 2020 vastgestelde hoeveelheid emissierechten voor de hele Gemeenschap wordt gereserveerd voor nieuwkomers als de maximale hoeveelheid die overeenkomstig de krachtens lid 1 van dit artikel vastgestelde regels aan nieuwkomers kan worden toegewezen, en wordt vastgesteld aan de hand van de verwachte ontwikkeling van het communautaire industriële BBP in 2020. De maximale hoeveelheid die kan worden toegewezen, mag in ieder geval niet hoger zijn dan vijf procent van de overeenkomstig de artikelen 9 en 9 bis over de periode van 2013 tot 2020 vastgestelde hoeveelheid emissierechten voor de hele Gemeenschap.

De toewijzingen worden aangepast met de in artikel 9 bedoelde lineaire factor.

Voor elektriciteitsopwekking door nieuwkomers wordt geen gratis toewijzing gegeven.

Motivering

De hoeveelheid die voor nieuwkomers moet worden gereserveerd, dient te worden vastgesteld aan de hand van de verwachte groei van het industriële BBP in 2020. Vijf procent lijkt te optimistisch gezien de groeiverwachtingen voor het communautaire industriële BBP.

Wijzigingsvoorstel 10

Artikel 1 (8), (artikel 10a, lid 8)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het Comité van de Regio's

8.   In 2013 en in elk daaropvolgend jaar tot 2020 worden aan installaties in bedrijfstakken waar een significant risico op het weglekeffect bestaat, gratis emissierechten toegewezen tot maximaal 100 % van de overeenkomstig de leden 2 tot en met 6 vastgestelde hoeveelheid.

8.   In 2013 en in elk daaropvolgend jaar tot 2020 worden aan installaties in bedrijfstakken waar een significant risico op het weglekeffect bestaat, gratis emissierechten toegewezen tot maximaal 100 % van de overeenkomstig de leden 2 tot en met 6 vastgestelde hoeveelheid. Hierbij dienen installaties die de minste CO 2 -uitstoot per productie-eenheid realiseren (benchmark), een voorkeursbehandeling te krijgen.

Motivering

Het Commissievoorstel benadeelt de ondernemingen die reeds vrijwillig inspanningen hebben gedaan om de emissie van broeikasgassen terug te dringen. Bij de toewijzing van gratis emissierechten leidt de gelijke behandeling van „schone” en „vieze” installaties immers tot een concurrentiedistorsie tussen ondernemingen binnen dezelfde sector. Daarom zou het eerlijker zijn alleen rekening te houden met reeds gerealiseerde emissiereducties. Het voorgestelde benchmarkmodel, dat een 100 % gratis toewijzing voor uitsluitend de „schoonste” ondernemingen inhoudt, is haalbaar, transparant en concurrentieneutraal.

Wijzigingsvoorstel 11

Artikel 1, punt (8), (artikel 10 bis)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het Comité van de Regio's

Maatregelen om bepaalde energie-intensieve bedrijfstakken bij een eventueel CO2-weglekeffect te ondersteunen

Uiterlijk in juni 2011 dient de Commissie in het licht van de resultaten van de internationale onderhandelingen en de mate waarin deze leiden tot een mondiale beperking van de emissie van broeikasgassen, na raadpleging van alle betrokken maatschappelijke partners, een analytisch verslag bij het Europees Parlement en de Raad in met een beoordeling van de situatie ten aanzien van energie-intensieve bedrijfstakken of deeltakken waarvan is vastgesteld dat het weglekeffect een significante risicofactor vormt. Tegelijk hiermee worden eventueel adequate voorstellen ingediend, zoals bijvoorbeeld:

een aanpassing van het percentage emissierechten dat krachtens artikel 10 a gratis door deze bedrijfstakken of deeltakken wordt ontvangen;

de opneming in de Gemeenschapsregeling van importeurs van producten die worden geproduceerd door de overeenkomstig artikel 10 a vastgestelde bedrijfstakken of deeltakken.

Bij de beoordeling welke maatregelen in aanmerking komen, wordt ook rekening gehouden met bindende sectorale overeenkomsten die leiden tot een mondiale emissiebeperking die een omvang heeft die nodig is om klimaatverandering effectief aan te pakken, die te bewaken en te verifiëren zijn en waarvoor verplichte handhavingsregelingen bestaan.

Maatregelen om bepaalde energie-intensieve bedrijfstakken bij een eventueel CO2-weglekeffect te ondersteunen

Uiterlijk een half jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn dient de Commissie bij het EP en de Raad na raadpleging van alle betrokken maatschappelijke partners en het Comité van de Regio's concrete voorstellen in ter voorkoming van het laten weglekken van CO 2 door energie-intensieve sectoren en deelsectoren, waarbij deze sectoren met naam en toenaam worden genoemd.

Uiterlijk in juni 2011 dient de Commissie in het licht van de resultaten van de internationale onderhandelingen en de mate waarin deze leiden tot een mondiale beperking van de emissie van broeikasgassen, na raadpleging van alle betrokken maatschappelijke partners, een analytisch verslag bij het Europees Parlement en de Raad in met een beoordeling van de situatie ten aanzien van energie-intensieve bedrijfstakken of deeltakken waarvan is vastgesteld dat het weglekeffect een significante risicofactor vormt. Tegelijk hiermee worden eventueel adequate voorstellen ingediend, zoals bijvoorbeeld:

een aanpassing van het percentage emissierechten dat krachtens artikel 10 a gratis door deze bedrijfstakken of deeltakken wordt ontvangen;

de opneming in de Gemeenschapsregeling van importeurs van producten die worden geproduceerd door de overeenkomstig artikel 10 a vastgestelde bedrijfstakken of deeltakken.

Bij de beoordeling welke maatregelen in aanmerking komen, wordt ook rekening gehouden met bindende sectorale overeenkomsten die leiden tot een mondiale emissiebeperking die een omvang heeft die nodig is om klimaatverandering effectief aan te pakken, die te bewaken en te verifiëren zijn en waarvoor verplichte handhavingsregelingen bestaan.

Motivering

De regionale en lokale overheden moeten worden betrokken bij het aanwijzen van de sectoren en subsectoren die zijn blootgesteld aan een eventueel CO2-weglekeffect, om verlies aan concurrentievermogen en werkgelegenheid in deze sectoren, met name voor het MKB, te beperken.

Het zijn juist investeringen in energie-intensieve sectoren die in de regel veel kapitaal en een lange aanlooptijd vergen. Daarom is het des te belangrijker dat de betrokken ondernemingen op betrouwbare, voorspelbare kadervoorwaarden kunnen rekenen. Het plan om tot 2011 te wachten met de beoordeling van de situatie van energie-intensieve bedrijfstakken houdt geen rekening met de legitieme behoefte van ondernemingen aan zekerheid (voor planningsdoeleinden). Onzekerheid ten aanzien van de toekomstige kadervoorwaarden heeft in het verleden al geleid tot uitstel van investeringen of zelfs tot verplaatsing van investeringen naar andere, derde landen. De Commissie wordt derhalve dringend verzocht om hiermee rekening te houden, en om haar plannen dienaangaande zo snel mogelijk bekend te maken.

Wijzigingsvoorstel 12

Artikel 1, punt (21), (artikel 27, lid 1)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het Comité van de Regio's

1.   De lidstaten kunnen stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 25 MW, met een in elk van de voorgaande drie jaren bij de bevoegde autoriteiten gerapporteerde emissie van minder dan 10 000 ton CO2-equivalent, emissie uit biomassa niet meegerekend, waarvoor maatregelen gelden die voor een gelijkwaardige bijdrage tot emissiebeperking zullen zorgen, van de Gemeenschapsregeling uitsluiten als de betrokken lidstaat aan de volgende voorwaarden voldoet:

(a)

hij meldt al deze installaties bij de Commissie aan, waarbij de gelijkwaardige maatregelen worden vermeld die van toepassing zijn;

(b)

hij bevestigt dat er een bewakingsregeling is om te bepalen of een installatie in enig kalenderjaar 10 000 ton of meer CO2-equivalent uitstoot, emissie uit biomassa niet meegerekend;

(c)

hij bevestigt dat een installatie, indien deze in enig kalenderjaar 10 000 ton of meer CO2-equivalent uitstoot, emissie uit biomassa niet meegerekend, of indien de gelijkwaardige maatregelen niet langer van toepassing zijn, weer in de regeling zal worden opgenomen;

d)

hij publiceert de onder a), b) en c) bedoelde informatie, zodat het publiek opmerkingen kan maken.

1.   De lidstaten kunnen, ook door rekening te houden met het standpunt van de eigenaar van de installaties, stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 25 MW, met een in elk van de voorgaande drie jaren bij de bevoegde autoriteiten gerapporteerde emissie van minder dan 10 000 ton CO2-equivalent, emissie uit biomassa niet meegerekend, waarvoor maatregelen gelden die voor een gelijkwaardige bijdrage tot emissiebeperking zullen zorgen, van de Gemeenschapsregeling uitsluiten. De lidstaten stellen dergelijke maatregelen vast in overleg met de regionale en lokale overheden, op basis van specifieke richtsnoeren van de Commissie.

2.   De in lid 1 genoemde installaties kunnen van de Gemeenschapsregeling worden uitgesloten als de betrokken lidstaat aan de volgende voorwaarden voldoet:

(a)

hij meldt al deze installaties bij de Commissie aan, waarbij de gelijkwaardige maatregelen worden vermeld die van toepassing zijn;

(b)

hij bevestigt dat er een bewakingsregeling is om te bepalen of een installatie in enig kalenderjaar 10 000 ton of meer CO2-equivalent uitstoot, emissie uit biomassa niet meegerekend;

(c)

hij bevestigt, nadat hij de regionale en lokale overheden daarover heeft geraadpleegd, dat een installatie, indien deze in enig kalenderjaar 10 000 ton of meer CO2-equivalent uitstoot, emissie uit biomassa niet meegerekend, of indien de gelijkwaardige maatregelen niet langer van toepassing zijn, weer in de regeling zal worden opgenomen;

d)

hij publiceert de onder a), b) en c) bedoelde informatie, zodat het publiek opmerkingen kan maken.

Motivering

Het doel is om informatie te verzamelen over de regionale maatregelen ter terugdringing van de emissies, aangezien het verlenen van toestemming aan kleine installaties een regionale bevoegdheid is.

Brussel, 8 oktober 2008

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

L. VAN DEN BRANDE


Top