Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008AR0094

    Advies van het Comité van de Regio's over Mediageletterdheid en Creatieve online-inhoud

    PB C 325 van 19.12.2008, p. 70–75 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.12.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 325/70


    Advies van het Comité van de Regio's over „Mediageletterdheid” en „Creatieve online-inhoud”

    (2008/C 325/12)

    Het COMITÉ VAN DE REGIO'S

    verzoekt de Raad en het Europees Parlement het EU-beleid inzake mediageletterdheid (met strategische doelstellingen en monitoring van de vorderingen) verder te ontwikkelen en een aanbeveling ter zake goed te keuren, rekening houdend met het onderhavige CvdR-advies en het subsidiariteitsbeginsel. Aan het toekomstige MEDIA-programma moet een specifiek onderdeel m.b.t. mediageletterdheid worden toegevoegd. Samen daarmee of bij wijze van alternatief moeten proefprojecten inzake mediageletterdheid worden gelanceerd die door de EU worden gefinancierd;

    beklemtoont dat in de verslagen, zoals is bepaald in artikel 26 van de nieuwe richtlijn over audiovisuele mediadiensten, en bij de activiteiten van de Commissie en de lidstaten een evaluatie moet worden gemaakt van de regionale verschillen en vorderingen inzake mediageletterdheid in Europa. Daarbij moeten de goede praktijken die door lokale en regionale overheden en betreffende actoren worden gehanteerd, voor het voetlicht worden gebracht;

    spoort de nationale, regionale en lokale overheden aan mediageletterdheid te ondersteunen en het met name voor het maatschappelijk middenveld gemakkelijker te maken een bijdrage te leveren. Lokale en regionale overheden dienen samenwerkingsverbanden op te zetten m.b.t. mediageletterdheid in officiële en informele onderwijs- en opleidingssectoren, gericht op de burgers en met name kinderen en jongeren, gehandicapten en sociale groepen die met uitsluiting bedreigd worden;

    roept de lokale en regionale overheden op een beslissende rol te spelen in het beheer van hun culturele en taalerfgoed via creatieve online-inhoud — door het bevorderen van nieuwe bedrijfsmodellen in creatieve industrieën en media, de promotie van creatieve werken die (mede-) gefinancierd worden door media-instituten en -organisaties, alsook door de totstandbrenging van e-overheidsdiensten (e Government);

    staat kritisch tegenover het feit dat de Commissie nalaat rekening te houden met de culturele en sociale gevolgen van de opkomende sector van creatieve online-inhoud: in het toepassingsgebied van de voorgestelde aanbeveling en het „platform online-inhoud” moet ook ruimte worden gemaakt voor culturele diversiteit.

    Rapporteur

    :

    mevrouw SCHOINARAKI-ILIAKI (EL/PSE) Prefect van Heraklion

    Referentiedocumenten

    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comite en het Comité van de Regio's — Een Europese aanpak van mediageletterdheid in de digitale omgeving

    COM(2007) 833 final

    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comite en het Comité van de Regio's inzake creatieve online-inhoud in de interne markt

    COM(2007) 836 final

    BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    A.   Mediageletterdheid (1)

    1.

    heeft o.m. tot taak de sociale samenhang op regionaal niveau te bevorderen. Digitale convergentie is een belangrijke parameter op dit gebied. Het Comité is dan ook ingenomen met de mededeling van de Commissie die gewijd is aan mediageletterdheid in een digitale omgeving en met name met de omvattende definitie die zij geeft van mediageletterdheid en die zowel betrekking heeft op de bekwaamheid en mogelijkheid om toegang te krijgen tot en gebruik te maken van de media, het verwerven van inzicht in de wijze waarop ze werken als de kritische beoordeling van de inhoud ervan;

    2.

    onderschrijft de doelstellingen en prioriteiten die de Commissie in haar mededeling vaststelt en beklemtoont met name dat mediageletterdheid voor het CvdR betekent:

    a)

    ondersteuning van de burgers met het oog op een actief en creatief gebruik van de media; bijzondere aandacht gaat hierbij naar de jongere generaties die in dit verband een dubbele rol spelen, nl. als gebruikers én als scheppers van creatieve inhoud; voorts moet er ook voor worden gezorgd dat mediageletterdheid bij ouderen en personen in de werkende leeftijd wordt ontwikkeld en op peil gehouden;

    b)

    ondersteuning van de burgers om alle media kritisch te benaderen;

    c)

    bevordering van pluralisme in de media;

    d)

    bijdrage aan de discussie betreffende commerciële communicatie en de thematiek van respect voor en bescherming van de privacy;

    e)

    bevordering van actieve deelname van de burgers aan het openbare leven en inachtneming van het feit dat de media van cruciaal belang zijn om de aandacht te vestigen op het Europese audiovisuele erfgoed, de lokale en regionale identiteit, de interculturele dialoog en de democratie;

    f)

    bevordering van sociale integratie;

    g)

    verzekering van gelijke toegang voor iedereen tot de nieuwe media en technologieën, daar telecommunicatie en media op nagenoeg alle gebieden van het leven een steeds ingrijpender rol spelen.

    3.

    verwijst naar de Conclusies van de Raad van 21 mei 2008 (2), waarbij het in dat kader

    eraan herinnert dat het CvdR reeds in 2004 bevordering van mediageletterdheid als een prioriteit heeft aangemerkt;

    de inspanningen erkent die de Raad levert om mediageletterdheid te bevorderen, ook al bestaan er verschillen tussen de lidstaten qua praktijk en niveau;

    het met de Raad eens is over het belang van uitwisseling van informatie en goede praktijken ter ontwikkeling van mediageletterdheid, maar er verder ook op wijst dat een en ander gepaard moet gaan met acties van lokale en regionale overheden die een belangrijke rol kunnen spelen op dit gebied;

    van mening is dat mediageletterdheid kan worden bevorderd door middel van uitgebreidere financiering in het kader van zowel bestaande als nieuwe initiatieven.

    Bevordering van mediageletterdheid op Europees niveau

    4.

    herinnert eraan dat het Cvdr de Commissie reeds in 2004 (3) heeft verzocht bijzondere aandacht te schenken aan de bevordering van educatie op mediagebied in alle EU-lidstaten, alsook een minimaal informatieniveau voor elk van hen te verzekeren. Vanuit dit oogpunt feliciteert het Comité de Commissie die met de onderhavige mededeling de weg baant voor een communautair beleid inzake mediageletterdheid;

    5.

    moedigt de Commissie aan haar beleid ten aanzien van mediageletterdheid (programma's met strategische doelstellingen en follow-up van de vorderingen) verder te ontwikkelen in samenwerking met alle EU-instellingen en lokale en regionale overheden, alsook haar samenwerking met UNESCO en de Raad van Europa op dit gebied te versterken;

    6.

    verzoekt de Raad en het Europees Parlement een aanbeveling inzake mediageletterdheid goed te keuren, waarvoor in de mededeling is gepleit, en daarbij rekening te houden met het onderhavige CvdR-advies, het subsidiariteitsbeginsel en de bevoegdheden die op lokaal en regionaal niveau in de EU zijn toegekend wat kwesties m.b.t. mediageletterdheid betreft;

    7.

    is ermee ingenomen dat de Commissie verslag moet uitbrengen, zoals is bepaald in artikel 26 van de nieuwe richtlijn over audiovisuele mediadiensten maar wijst erop dat bij het voorleggen van deze verslagen en de daarmee samenhangende activiteiten van de Commissie en de lidstaten een evaluatie moet worden gemaakt van de regionale verschillen en vorderingen inzake mediageletterdheid in Europa; daarbij moeten de goede praktijken die door lokale en regionale overheden en betreffende actoren worden gehanteerd voor het voetlicht worden gebracht;

    8.

    verheugt zich erover dat de Commissie haar inspanningen opvoert om via de bevordering van overlegfora, evenementen en netwerken voor de uitwisseling van goede praktijken, optimaal gebruik te maken van de knowhow die via lokale en regionale programma's inzake mediageletterdheid in de hele EU wordt verworven;

    9.

    dringt er bij de EU-instellingen op aan in het toekomstige MEDIA-programma een specifiek onderdeel m.b.t. mediageletterdheid toe te voegen, daar in de huidige versie van het programma slechts een klein gedeelte hieraan gewijd is. Tevens verzoekt het de Commissie proefprojecten inzake mediageletterdheid te lanceren die door de EU worden gefinancierd;

    10.

    beklemtoont dat de bestaande programma's en initiatieven van de EU — bv. voor een veiliger internet — slechts zeer beperkte mogelijkheden bieden wat de ontwikkeling en uitwisseling van goede praktijken op het gebied van mediageletterdheid betreft, en verzoekt de Commissie dan ook deze programma's, bij een herziening ervan, zo aan te passen dat de thematiek van mediageletterdheid erin opgenomen wordt;

    Bevordering van mediageletterdheid op nationaal, regionaal en lokaal niveau

    11.

    spoort de nationale, regionale en lokale overheden aan plannen, programma's en initiatieven m.b.t. mediageletterdheid te ondersteunen die vooral gericht zijn op:

    a)

    samenwerking van alle belanghebbenden, met name de audiovisuele industrie (film, televisie, radio, aanbieders en producenten van online-inhoud), media-organisaties, onderwijsinstellingen, regelgevende instanties, onderzoeks- en culturele instellingen en maatschappelijke organisaties;

    b)

    diensten ter bevordering van mediageletterdheid;

    c)

    evaluatie van de vorderingen inzake mediageletterdheid op lokaal en regionaal niveau;

    d)

    het opzetten van informatiecampagnes m.b.t. mediageletterdheid, bevordering van „media desks” (informatiecentra voor kwesties i.v.m. Media-programma's) en oprichting van informatiecentra m.b.t. mediageletterdheid die op regionaal niveau werkzaam zijn;

    e)

    het aanmoedigen en bevorderen van maatregelen met het oog op het produceren en doorgeven van Europese inhoud en de ontwikkeling van media door het maatschappelijk middenveld;

    f)

    deelname aan nationale en communautaire samenwerkingsnetwerken;

    12.

    spoort de overheid aan het met name voor het maatschappelijk middenveld gemakkelijker te maken een bijdrage te leveren, daar het aantal maatschappelijke organisaties dat thans aan de discussie over mediageletterdheid deelneemt, klein is, en pleit tevens ervoor de deelname van regelgevende instanties van de lidstaten en de regio's te versterken;

    13.

    verheugt zich erover dat de Commissie uitdrukkelijk heeft verwezen naar de centrale rol die lokale en regionale overheden spelen in de ondersteuning van initiatieven op het gebied van informeel leren maar voegt daaraan toe dat lokale en regionale overheden in vele gevallen ook verantwoordelijk zijn voor de integratie van mediageletterdheid in de officiële onderwijsprogramma's van alle niveaus;

    14.

    moedigt lokale en regionale overheden aan mediageletterdheid in de opleiding van leerkrachten en opleiders, in leerplannen van scholen en in levenslang leren op te nemen, alsook educatieve media en vaardigheden van leerlingen en studenten inzake gebruik en productie van multimedia te bevorderen;

    15.

    spoort lokale en regionale overheden aan samenwerkingsverbanden op lange termijn tussen belanghebbenden in de openbare en particuliere sector op te zetten m.b.t. mediageletterdheid in officiële en informele onderwijs- en opleidingssectoren (bv. uitgevers van lokale/regionale kranten die educatie op het gebied van pers en elektronische verslaggeving bevorderen in scholen, filmfestivals die ruimte bieden voor educatieve activiteiten m.b.t. de media, alsook campagnes inzake mediageletterdheid door openbare televisiezenders en producenten van materiaal en software);

    16.

    spoort de lidstaten aan mediageletterdheid verder te bevorderen via de tenuitvoerlegging van de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad over cinematografisch erfgoed en het concurrentievermogen van verwante industriële activiteiten (4), alsook van de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid en het recht op weerwoord in verband met de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en online-informatiediensten (5);

    Mediageletterdheid voor commerciële communicatie (reclame)

    17.

    blijft bij zijn standpunt dat reeds werd weergegeven in zijn advies betreffende de nieuwe richtlijn over audiovisuele mediadiensten (6); in dat advies drong het Comité erop aan de mogelijkheid te onderzoeken om reclameboodschappen tijdens kinder- en nieuwsprogramma's te verbieden maar daarmee is helaas geen rekening gehouden. Het Comité is het niet eens met de benadering van de Commissie die beweert dat bevordering van mediageletterdheid een geschiktere methode is dan het verbieden van reclame (7). Natuurlijk is het zaak de burgers en met name kinderen en jongeren beter op te voeden zodat zij een rationele en kritische benadering van de media ontwikkelen. Niettemin heeft het CvdR bedenkingen bij de bekwaamheid van kinderen om programma's van reclame te onderscheiden en reclameboodschappen correct in te schatten. Om die reden pleit het voor een mogelijkheid om een en ander te regelen en voor een versterking van de regelgeving van de lidstaten;

    18.

    valt de Commissie bij dat er een grote behoefte bestaat aan ontwikkeling en uitwisseling van goede praktijken op dit gebied. Hetzelfde geldt voor de ontwikkeling en toepassing van gedragscodes en eventueel van codes voor zelf- en mederegulering. Voorts is het zaak de rechten van consumenten te verdedigen ten aanzien van inhouddiensten, zodat deze diensten kwalitatief voldoen aan de criteria van betrouwbaarheid en geldigheid;

    19.

    moedigt programma's voor mediageletterdheid op alle bestuursniveaus met publiek/private financiering aan op voorwaarde uiteraard dat zij transparant zijn, zodat duidelijk inzicht kan worden gekregen in de belangen van de deelnemers (met name uit de particuliere sector);

    Mediageletterdheid inzake audiovisuele werken en online-inhoud

    20.

    spoort lokale en regionale overheden aan om met steun van de lidstaten en de EU activiteiten te bevorderen op basis van de prioriteiten die in de Mededeling van de Commissie zijn aangegeven. Die activiteiten zijn gericht op de burgers en met name kinderen en jongeren, gehandicapten en sociale groepen die met uitsluiting bedreigd worden en beogen:

    a)

    vertrouwdheid met het culturele erfgoed van Europa en grotere belangstelling voor Europese audiovisuele werken;

    b)

    mogelijkheden voor de burgers om van dichtbij kennis te maken met de productie van audiovisuele diensten en werken, om creatieve vaardigheden te verwerven en zich te uiten, alsook om dieper in te gaan op hun culturele identiteit;

    c)

    inzicht in het belang van auteursrechten;

    d)

    kritische evaluatie van online-inhoud en betere benutting van zoekmachines door gebruikers;

    e)

    bevordering van e-inclusie, zoals het CvdR heeft beklemtoond in zijn advies over dit onderwerp (8);

    21.

    onderstreept de noodzaak het Europese audiovisuele erfgoed in het culturele en onderwijsbeleid van de lidstaten, de regio's en de steden te integreren en nieuwe scheppende geesten die in wezen de toekomst van de Europese audiovisuele sector in zich dragen, te ondersteunen en voor het voetlicht te brengen. Het Comité heeft zich hierover reeds uitgesproken in vroegere adviezen (9) waarin het heeft gepleit voor een verhoging van de financiële ondersteuning en meer aandacht voor regionale en lokale audiovisuele festivals, teneinde de werken van nieuwe Europese kunstenaars duidelijker in de schijnwerpers te plaatsen en de opleiding van vaklui in de audiovisuele sector te verbeteren in landen en regio's met een geringe productiecapaciteit en/of een beperkt geografisch bereik of taalgebied;

    B.   Creatieve online-inhoud in de interne markt (10)

    22.

    verheugt zich over de mededeling van de Commissie over creatieve online-inhoud in de interne markt en valt de Commissie bij dat de overdracht van creatieve inhouddiensten naar een online-omgeving een aanzienlijke verandering is. Digitale technologieën vergemakkelijken immers de creatie van audiovisuele werken en maken de distributie van creatieve inhoud mogelijk in een audiovisuele markt zonder grenzen, terwijl ze tegelijkertijd meer mogelijkheden bieden om toegang te krijgen tot creatieve inhoud via apparatuur, netwerken en diensten. Deze inhoud heeft betrekking op audiovisuele internet-creaties als films, televisie, muziek, radio, internetspelletjes, publicaties en educatieve inhoud op het internet, alsook inhoud die door gebruikers wordt gecreëerd;

    23.

    wijst erop dat verdere stappen moeten worden ondernomen om het potentieel van de Europese creatieve inhoud ten volle te benutten teneinde zowel de productie te verhogen als meer kwalitatief hoogstaande en innoverende Europese werken ter beschikking te stellen en in omloop te brengen, de Europese culturele diversiteit te bevorderen en het Europese concurrentievermogen te verhogen;

    24.

    beklemtoont dat de huidige uitdagingen niet alleen moeten worden aangepakt door de EU, de lidstaten, de productie- en distributiebedrijven, de netwerkexploitanten, de houders van auteursrechten, de consumenten en de onafhankelijke regelgevende instanties maar ook door de lokale en regionale overheden;

    25.

    roept de lokale en regionale overheden op een beslissende rol te spelen in het beheer van hun culturele en taalerfgoed, de bevordering van nieuwe bedrijfsmodellen in lokale creatieve industrieën en media, de promotie van creatieve werken die (mede-)gefinancierd worden door media-instituten en -organisaties, alsook in de totstandbrenging van e-overheidsdiensten (e-Government) via dienstverlening langs meerdere kanalen;

    26.

    ondersteunt de twee belangrijke initiatieven die de Commissie in haar mededeling aankondigt, nl. 1) het voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad betreffende creatieve online-inhoud en 2) de instelling van een forum voor discussie en samenwerking tussen de belanghebbenden, het zogenoemde „platform online-inhoud” teneinde een dialoog te ontwikkelen waarbij deze thematiek behandeld wordt en het lokale en regionale niveau ook betrokken moet worden;

    Creatieve online-inhoud en culturele diversiteit

    27.

    staat kritisch tegenover het feit dat de Commissie nalaat rekening te houden met de culturele en sociale gevolgen van de opkomende sector van creatieve online-inhoud en evenmin de noodzakelijke maatregelen voorstelt om de culturele diversiteit te bevorderen en te verzekeren dat iedereen van de voordelen van ICT kan genieten, want is van mening, zoals het in zijn advies over de „i2010-strategie” (11) reeds heeft aangegeven, dat er bij de uitstippeling van het beleid m.b.t. de nieuwe diensten, de nieuwe digitale media en creatieve inhoud ook rekening worden gehouden met culturele en sociale en niet alleen met economische criteria. Creatieve online-inhoud moet dus sociale samenhang en integratie kracht bijzetten, met name wat bepaalde groepen betreft die met uitsluiting worden bedreigd (vrouwen, jongeren, gehandicapten);

    28.

    preciseert dat wat het beleid en de regelgeving inzake creatieve online-inhoud betreft, er moet worden gestreefd naar een evenwicht tussen het culturele en het economische facet van de betekenis van dit goed. Door de toenemende wisselwerking tussen de culturele sector, de sector van de audiovisuele media en de ICT-sector, is het absoluut noodzakelijk een samenhangend beleid te ontwikkelen ten aanzien van industrie, creatieve ondernemingen en online-inhoud;

    29.

    dringt er bij de Commissie op aan de bescherming van de culturele diversiteit in het kader van online-inhoud mee te nemen en met het oog daarop werk te maken van:

    a)

    de uitbreiding van het toepassingsgebied van de voorgestelde aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad betreffende creatieve online-inhoud en het „platform online-inhoud” zodat ook daar ruimte wordt gemaakt voor culturele diversiteit;

    b)

    de wijze waarop de EU het UNESCO-Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen in dat kader wil toepassen. In zijn advies over „Een Europese agenda voor cultuur” roept het Comité de Europese Commissie op om op basis van het subsidiariteitsbeginsel werk te maken van maatregelen m.b.t. de toepassing van deze wereldwijde overeenkomst (12);

    c)

    de wijze van toepassing door de EU van de diversiteitsclausule (art. 151, lid 4, van het EG-Verdrag) op dat beleidsgebied;

    d)

    de uitwisseling van informatie en goede praktijken tussen lidstaten in deze sector;

    30.

    streeft naar verzekering van de culturele verscheidenheid en identiteit en naar een diverse Europese samenleving in de toekomstige digitale wereld; met het oog daarop formuleert het Comité andermaal (13) een aantal eisen m.b.t.

    a)

    de verzekering van de weergave van inhoud en discussies in alle talen, gelet op het toenemende gebruik van slechts één taal in creatieve online-inhoud;

    b)

    de ondersteuning van digitalisering, nasynchronisatie, ondertiteling en de totstandbrenging van meertalige kopieën van Europese audiovisuele werken;

    c)

    de verzekering dat verstrekkers van niet-digitale mediadiensten de productie en toegang tot werken van (onafhankelijke) Europese producenten bevorderen;

    d)

    „positieve discriminatie” wat betreft de communautaire steunmaatregelen voor landen met minder productiecapaciteit ten aanzien van creatieve online-inhoud en/of met een beperkt geografisch bereik of taalgebied;

    e)

    inachtneming van de behoeften van gebruikers in verschillende taalgebieden bij de totstandbrenging van digitale bibliotheken, waarvan de digitale gegevens over nationale grenzen heen beschikbaar moeten zijn zonder gebruiksrechtelijke beperkingen;

    Specifieke acties

    31.

    valt de Commissie bij wat de problematiek van verweesde werken betreft en is het ermee eens dat vele kunstenaars blijven aarzelen om hun auteursrechten af te staan en verspreiding via het internet toe te staan omdat zij, gelet op de illegale namaak, vrezen de controle te verliezen. Dit vormt een obstakel voor de totstandbrenging van nieuwe markten voor Europese creatieve werken en voor de culturele verscheidenheid van de digitale omgeving. Het Comité roept de lidstaten en de lokale en regionale overheden dan ook op de dialoog tussen de belanghebbenden te vergemakkelijken zodat passende oplossingen worden gevonden wat betreft de voorwaarden van overeenkomsten tussen houders van auteursrechten en verdelers via het internet en zodat ook hun verbintenissen betreffende de toepassing van het Europees Handvest voor onlinefilms (European Film Online Charter) van 2006 kracht wordt bijgezet;

    32.

    stelt vast dat de wereldwijde schaal waarop dienstverleners digitale inhoud aan het publiek kunnen verstrekken schril afsteekt tegen de traditionele territoriale gebondenheid van auteursrechten, en dat de culturele beleidsdoelstelling om de uitwisseling en verspreiding van Europese creatieve online-inhoud te bevorderen indruist tegen het feit dat vele houders van auteursrechten ernaar streven licenties te verwerven in een beperkt aantal lidstaten waar die licenties hun financieel voordeel oplevert;

    33.

    is daarom ingenomen, wat de verbetering van de bestaande licentiemechanismen betreft, met het voornemen van de Commissie om meer duidelijkheid te scheppen in de keuzes tussen deze mechanismen en gebiedsoverschrijdende licenties, vooraleer dit complexe thema verder aan te pakken in het aangekondigde voorstel voor een aanbeveling;

    34.

    heeft reeds in een vorig advies (14) erkend dat de Commissie een bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van een kader voor het beheer van digitale rechten (DRM) en de betrokken actoren heeft uitgenodigd deel te nemen aan gezamenlijke discussies waarbij de houders van digitale rechten worden aangemoedigd overeenstemming te bereiken over het interoperabiliteitsniveau;

    35.

    is van mening dat hoewel een groot deel van het oudere Europese culturele erfgoed vrij is van auteursrechten en dus op het internet ter beschikking staat, de aanpassing van de regelgeving inzake auteursrechten die betrekking hebben op recent cultureel erfgoed, van bijzonder belang is (15);

    36.

    steunt het voorstel van de Commissie om samenwerkingsprocedures („gedragscodes”) in het leven te roepen voor aanbieders van toegang/diensten, producenten van inhoud, houders van rechten en vooral consumenten, zodat consumentvriendelijke maatregelen worden verzekerd met het oog op adequate bescherming van niet-materiële werken, de eerbiediging van producentenrechten en de bestrijding van piraterij en illegale namaak;

    37.

    verzoekt lokale en regionale overheden officiële en informele voorlichtings- en bewustmakingsacties te steunen m.b.t. het belang van auteursrechten met het oog op de terbeschikkingstelling van online-inhoud;

    38.

    stelt de EU-instellingen in het kader van het Europees Jaar van creativiteit en innovatie 2009 voor acties op lokaal en regionaal niveau te plannen met het oog op bewustwording van en inzicht in de problematiek van toegang tot creatieve online-inhoud, eerbiediging van auteursrechten en bestrijding van piraterij;

    39.

    is van mening dat de acties die door Europese instellingen worden gelanceerd met het oog op de versterking en bevordering van productie en terbeschikkingstelling van creatieve online-inhoud gekoppeld moeten worden met soortgelijke initiatieven inzake mediageletterdheid.

    Brussel, 9 oktober 2008

    De voorzitter

    van het Comité van de Regio's

    L. VAN DEN BRANDE


    (1)  Na uitgebreid overleg met burgers en betreffende actoren is de rapporteur van mening dat het Griekse „γραμματισμός” waarmee de Engelse term „literacy” wordt vertaald, niet geschikt is en de betekenis en de inhoud van datgene waarom het gaat, niet op een voor de burgers begrijpelijke manier weergeeft. Ze stelt dan ook voor om in de Griekse versie van het advies in de plaats daarvan de term „αγωγή” (of „παιδεία”) te gebruiken. (Nvdv: deze aanpassing heeft geen gevolgen voor de terminologie die in de Nederlandse versie wordt gehanteerd).

    (2)  Conclusies van de Raad over een Europese aanpak van mediageletterdheid in de digitale omgeving — 2868e vergadering van de Raad Onderwijs, jeugdzaken en cultuur, Brussel 21 mei 2008.

    (3)  CdR 67/2004 fin.

    (4)  Aanbeveling nr. 2005/865/EG.

    (5)  Aanbeveling nr. 2006/952/EG.

    (6)  CdR 106/2006 fin.

    (7)  Zie de verklaring van Eurocommissaris Reding en het perscommuniqué van de Commissie IP/07/1970.

    (8)  CdR 5/2008 fin.

    (9)  CdR 303/2004 fin.

    (10)  Na uitgebreid overleg met burgers en betreffende actoren is de rapporteur van mening dat het Griekse „επιγραμμικό” waarmee de Engels term „online” wordt vertaald, niet geschikt is en de betekenis en de inhoud van datgene waarom het gaat, niet op een voor de burgers begrijpelijke manier weergeeft. Ze stelt dan ook voor om in de Griekse versie van het advies in de plaats daarvan de term „διαδικτυακό” te gebruiken. (Nvdv: deze aanpassing heeft geen gevolgen voor de terminologie die in de Nederlandse versie wordt gehanteerd).

    (11)  CdR 252/2005 fin.

    (12)  CdR 172/2007 fin.

    (13)  CdR 106/2006 fin, CdR 33/2006 fin, CdR 252/2005 fin, CdR 303/2004 fin, CdR 67/2004 fin.

    (14)  CdR 252/2005 fin.

    (15)  CdR 32/2006 fin.


    Top