This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52008AG0013
Common Position (EC) No 13/2008 of 18 April 2008 adopted by the Council, acting in accordance with the procedure referred to in Article 251 of the Treaty establishing the European Community, with a view to the adoption of a Directive of the European Parliament and of the Council amending Directive 2003/87/EC so as to include aviation activities in the scheme for greenhouse gas emission allowance trading within the Community
Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 13/2008 van 18 april 2008 , vastgesteld door de Raad, volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap
Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 13/2008 van 18 april 2008 , vastgesteld door de Raad, volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap
PB C 122E van 20.5.2008, p. 19–38
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
20.5.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 122/19 |
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 13/2008
door de Raad vastgesteld op 18 april 2008
met het oog op de aanneming van Richtlijn 2008/…/EG van het Europees Parlement en de Raad van … tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten
(2008/C 122 E/03)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (4) is een regeling vastgesteld voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, teneinde de uitstoot van broeikasgassen op een kosteneffectieve en economisch efficiënte wijze te verminderen. |
(2) |
De uiteindelijke doelstelling van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (hierna Raamverdrag te noemen), dat namens de Europese Gemeenschap werd goedgekeurd bij Besluit 94/69/EG van de Raad (5), is de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer op een niveau te stabiliseren waarbij gevaarlijke, door de mens teweeggebrachte effecten op het klimaatsysteem worden voorkomen. |
(3) |
De Europese Raad van maart 2007 in Brussel heeft erop gewezen hoezeer het van belang is dat de strategische doelstelling om de gemiddelde temperatuurstijging wereldwijd te beperken tot maximaal twee graden Celsius in vergelijking met het pre-industriële niveau, wordt gehaald. De meest recente wetenschappelijke bevindingen waarover de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) in haar Vierde evaluatierapport verslag heeft uitgebracht, tonen nog duidelijker aan dat de schadelijke gevolgen van klimaatverandering in toenemende mate een ernstig risico vormen voor ecosystemen, voedselproductie, het verwezenlijken van duurzame ontwikkeling en van de millenniumontwikkelingsdoelen, en voor de gezondheid en de veiligheid van de mens. Indien men de 2 °C-doelstelling binnen bereik wil houden, moet de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer op ongeveer 450 ppm CO2-equivalent worden gestabiliseerd; in dit scenario zal de mondiale uitstoot van broeikasgassen de komende 10 tot 15 jaar haar hoogtepunt bereiken om daarna in 2050 te worden teruggebracht tot ten minste 50 % onder het niveau van 1990. |
(4) |
De Europese Raad heeft beklemtoond dat de Europese Unie ernaar streeft Europa om te vormen tot een zeer energie-efficiënte economie met een lage uitstoot van broeikasgassen, en heeft beslist dat de EU, in afwachting van de sluiting van een wereldwijde en brede overeenkomst voor de periode na 2012, onafhankelijk de vaste verbintenis aangaat om de broeikasgasemissies tegen 2020 met ten minste 20 % te verminderen ten opzichte van 1990. Het beperken van de broeikasgassen van de luchtvaart vormt een wezenlijke bijdrage, die met deze verbintenis in overeenstemming is. |
(5) |
De Europese Raad heeft benadrukt dat de EU zich zal inzetten om een wereldwijde, brede overeenkomst te sluiten betreffende de vermindering van de broeikasgassen na 2012, en dat zij daarmee een effectieve, efficiënte en billijke respons van voldoende omvang geeft om de uitdagingen van de klimaatverandering aan te pakken. Hij heeft ermee ingestemd om tegen 2020 de broeikasgasemissies in de EU onder het niveau van 1990 te brengen, hetgeen de bijdrage van de EU zal vormen tot een wereldwijde, brede overeenkomst voor de periode na 2012, op voorwaarde dat andere ontwikkelde landen zich tot vergelijkbare emissiereducties verbinden en dat economisch meer gevorderde ontwikkelingslanden een bijdrage leveren die in verhouding staat tot hun verantwoordelijkheden en capaciteiten. De EU blijft het voortouw nemen in de onderhandelingen over een ambitieuze internationale overeenkomst waarmee het doel zal worden bereikt, namelijk de beperking van de wereldwijde temperatuurstijging tot 2 °C, en is verheugd over de vorderingen die door de 13e Conferentie van de Partijen bij het UNFCCC op Bali in december 2007 bij de verwezenlijking van die doelstelling is gemaakt. De EU zal ervoor zorgen dat zo'n wereldwijde overeenkomst maatregelen bevat om de uitstoot van broeikasgassen door de luchtvaart te verminderen; in dat geval dient de Commissie na te gaan op welke punten deze richtlijn moet worden gewijzigd wat betreft de toepassing ervan op vliegtuigexploitanten. |
(6) |
Het Raamverdrag schrijft voor dat alle partijen nationale en, indien van toepassing, regionale programma's opstellen die maatregelen bevatten ter beperking van klimaatverandering, en deze uitvoeren. |
(7) |
Het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag dat namens de Europese Gemeenschap werd goedgekeurd bij Beschikking 2002/358/EG van de Raad (6), schrijft voor dat de geïndustrialiseerde landen streven naar beperking of reductie van emissies van niet krachtens het Protocol van Montreal beheerste broeikasgassen door de luchtvaart, waarbij zij werken via de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO). |
(8) |
De Gemeenschap is weliswaar geen verdragsluitende partij bij het Verdrag van Chicago van 1944 inzake de internationale burgerluchtvaart (Verdrag van Chicago), maar alle lidstaten zijn partij bij dat verdrag en lid van de ICAO. Samen met andere staten blijven de lidstaten in het kader van de ICAO samenwerken bij de ontwikkeling van maatregelen, waaronder marktgebaseerde instrumenten, om de bijdrage aan de klimaatverandering van de luchtvaart aan te pakken. Tijdens de zesde vergadering van het Comité milieubescherming en luchtvaart van de ICAO in 2004 werd men het erover eens dat een luchtvaartspecifieke regeling voor de handel in emissierechten op basis van een nieuw juridisch instrument onder auspiciën van de ICAO dermate onaantrekkelijk leek dat die toen niet verder hoefde te worden nagestreefd. In haar Resolutie A35-5 heeft de 35e Algemene Vergadering van de ICAO in september 2004 dan ook, in plaats van een nieuw juridisch instrument voor te stellen, een open handel in emissierechten onderschreven, alsmede de mogelijkheid voor staten om de emissies door de internationale luchtvaart op te nemen in hun regelingen voor de handel in emissierechten. In bijlage L bij Resolutie A36-22 van de 36e Algemene Vergadering van de ICAO van september 2007 worden de verdragsluitende partijen opgeroepen geen systeem voor handel in emissierechten op vliegtuigexploitanten van andere verdragsluitende partijen toe te passen, tenzij in onderlinge overeenstemming tussen de betrokken staten. Onder verwijzing naar het feit dat in het Verdrag van Chicago uitdrukkelijk wordt erkend dat elke verdragsluitende partij het recht heeft om op niet-discriminerende wijze haar eigen wet- en regelgeving inzake luchtvaart toe te passen op de vliegtuigen van alle staten, hebben de lidstaten van de Europese Gemeenschap en vijftien andere Europese staten bij deze resolutie een voorbehoud gemaakt en zich op basis van het Verdrag van Chicago het recht voorbehouden om op niet-discriminerende wijze marktinstrumenten aan te nemen en toe te passen op alle vliegtuigexploitanten van alle staten die naar, vanuit of op hun grondgebied diensten leveren. |
(9) |
In het zesde milieuactieprogramma van de Gemeenschap, dat werd vastgesteld bij Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) werd bepaald dat de Gemeenschap specifieke maatregelen zou vaststellen en invoeren ter beperking van broeikasgasemissies van de luchtvaart, indien daarover in 2002 binnen de ICAO nog geen overeenstemming zou zijn bereikt. In zijn conclusies van oktober 2002, december 2003 en oktober 2004 heeft de Raad de Commissie herhaaldelijk opgeroepen om maatregelen voor te stellen om het effect van het internationale luchtvervoer op de klimaatverandering terug te dringen. |
(10) |
Er moeten op lidstaat- en Gemeenschapsniveau in alle sectoren van de economie van de Gemeenschap beleidsmaatregelen worden uitgevoerd om de aanmerkelijke verminderingen die nodig zijn, te bewerkstelligen. Als het effect van de luchtvaartsector op de klimaatverandering in het huidige tempo blijft toenemen, zal dit de verminderingen die in andere sectoren zijn bereikt om de klimaatverandering tegen te gaan, in aanzienlijke mate teniet doen. |
(11) |
In haar mededeling van 27 september 2005 aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's „Het effect van de luchtvaart op de klimaatverandering terugdringen” heeft de Commissie een strategie goedgekeurd om het effect van de luchtvaart op de klimaatverandering terug te dringen. Als onderdeel van een breed pakket maatregelen werd in deze strategie voorgesteld de luchtvaart op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, en werd de instelling voorzien van een werkgroep „Luchtvaart”. Deze werkgroep, waarin veel belanghebbenden waren vertegenwoordigd, en die werd opgericht in het kader van de tweede fase van het Europese Klimaatveranderingsprogramma, had als opdracht te bestuderen hoe de luchtvaart kon worden opgenomen in de Gemeenschapsregeling. In zijn conclusies van december 2005 erkende de Raad dat het, uit economisch en ecologisch oogpunt, de beste aanpak leek te zijn de luchtvaartsector onder de Gemeenschapsregeling te brengen, en verzocht hij de Commissie nog in 2006 een wetgevingsvoorstel in te dienen. In zijn resolutie van 4 juli 2006 over de terugdringing van het effect van de luchtvaart op de klimaatverandering (8), erkende het Europees Parlement dat de emissiehandel een rol kan spelen als onderdeel van een alomvattend pakket maatregelen om de invloed van de luchtvaart op het klimaat aan te pakken, op voorwaarde dat het een goed doordacht systeem is. |
(12) |
De wijzigingen van Richtlijn 2003/87/EG, aangebracht bij deze richtlijn, beogen de bijdrage van de luchtvaart aan de klimaatverandering aan te pakken door de emissies als gevolg van de luchtvaart op te nemen in de Gemeenschapsregeling. |
(13) |
Vliegtuigexploitanten hebben de hoogste mate van rechtstreekse controle over het type vliegtuigen dat gebruikt wordt en de manier waarop hiermee wordt gevlogen, en moeten daarom verantwoordelijk worden gesteld voor de naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, waaronder de verplichting om een bewakingsplan op te stellen en overeenkomstig dat plan de emissies te bewaken en erover te rapporteren. Een vliegtuigexploitant kan worden herkend aan de hand van een ICAO-code of een andere erkende code die voor de identificatie van de vlucht wordt gebruikt. Indien de identiteit van de vliegtuigexploitant onbekend is, moet de eigenaar van het vliegtuig worden beschouwd als de vliegtuigexploitant, tenzij hij aantoont dat een andere persoon de vliegtuigexploitant was. |
(14) |
Met ingang van 2012 moeten de emissies worden opgenomen van alle vluchten die aankomen op en vertrekken van luchtvaartterreinen in de Gemeenschap. De Gemeenschapsregeling kan daarbij als blauwdruk dienen voor het gebruik van de emissiehandel op mondiaal niveau. Indien een derde land maatregelen vaststelt om het klimaatveranderingseffect van vluchten naar de Gemeenschap te verminderen, bekijkt de Commissie na overleg met dat land welke mogelijkheden er zijn om in een optimale interactie tussen de Gemeenschapsregeling en de maatregelen van dat land te voorzien. |
(15) |
In overeenstemming met het beginsel van betere regelgeving moeten bepaalde vluchten van de regeling worden uitgesloten. Teneinde verder onevenredige administratieve lasten te voorkomen moeten commerciële luchtvervoersondernemingen die gedurende drie opeenvolgende periodes van vier maanden minder dan 243 vluchten per periode uitvoeren, van de regeling worden vrijgesteld. Dat zal ten goede komen aan luchtvaartmaatschappijen die in het kader van de Gemeenschapsregeling beperkte diensten uitvoeren, waaronder luchtvaartmaatschappijen van ontwikkelingslanden. |
(16) |
De luchtvaart beïnvloedt het klimaat op aarde via de uitstoot van kooldioxide, stikstofoxiden, waterdamp en sulfaat- en roetdeeltjes. De Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) heeft geschat dat het totale klimaateffect van de luchtvaart momenteel twee tot vier maal groter is dan het loutere effect van haar kooldioxide-uitstoot in het verleden. Recent EU-onderzoek wijst uit dat het totale effect van de luchtvaart ongeveer tweemaal zo groot zou kunnen zijn als het effect van kooldioxide alleen. In geen van deze gevallen wordt rekening gehouden met de zeer onzekere effecten van cirruswolken. In overeenstemming met artikel 174, lid 2, van het Verdrag moet het milieubeleid van de Gemeenschap berusten op het voorzorgsbeginsel. In afwachting van de wetenschappelijke vooruitgang moeten alle gevolgen van de luchtvaart zo veel mogelijk worden aangepakt. De uitstoot van stikstofoxiden zal aan de orde komen in andere wetgeving die door de Commissie in 2008 moet worden voorgesteld. |
(17) |
Om concurrentieverstoringen te vermijden moet een geharmoniseerde methode worden uitgewerkt voor het bepalen van de totale hoeveelheid toe te wijzen emissierechten en voor de verdeling van de rechten onder vliegtuigexploitanten. Een deel van de emissierechten zal worden geveild, in overeenstemming met door de Commissie uit te werken regels. Om ervoor te zorgen dat nieuwe vliegtuigexploitanten tot de markt kunnen toetreden en ter ondersteuning van vliegtuigexploitanten die hun aantal gerealiseerde tonkilometers sterk verhogen, moet een bijzondere emissierechtenreserve worden opzijgezet. Vliegtuigexploitanten die hun vluchten staken, moeten emissierechten blijven krijgen tot het einde van de periode waarvoor kosteloze emissierechten al zijn toegewezen. |
(18) |
Volledige harmonisatie van het recht dat kosteloos wordt toegewezen aan alle vliegtuigexploitanten die aan de regeling deelnemen, is een goed middel om gelijke voorwaarden te creëren voor vliegtuigexploitanten, omdat iedere vliegtuigexploitant zal worden gereguleerd door één lidstaat wat betreft alle vluchten naar, vanuit en binnen de EU en gezien de antidiscriminatiebepalingen in bilaterale luchtdienstovereenkomsten met derde landen. |
(19) |
De luchtvaart draagt bij aan het totale effect van menselijke activiteiten op de klimaatverandering, en het milieueffect van broeikasgasemissies door vliegtuigen kan worden getemperd met maatregelen tegen de klimaatverandering in de EU en derde landen, en voor de financiering van onderzoek en ontwikkeling op het vlak van mitigatie en aanpassing. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel behoren beslissingen met betrekking tot de overheidsuitgaven tot de bevoegdheid van de lidstaten. Onverminderd dat standpunt zouden de opbrengsten van de veiling van emissierechten, of een gelijkwaardig bedrag indien dwingende begrotingsbeginselen van de lidstaat, zoals eenheid en universaliteit, zulks vereisen, moeten worden gebruikt om broeikasgasemissies te verminderen, de aanpassing aan de effecten van de klimaatverandering in de EU en in derde landen te bevorderen, onderzoek en ontwikkeling op het vlak van mitigatie en aanpassing te financieren en de beheerskosten van de regeling te dekken. Dat kan maatregelen omvatten die milieuvriendelijk vervoer stimuleren. De veilingopbrengsten moeten in het bijzonder worden gebruikt voor het financieren van bijdragen aan het wereldfonds voor energie-efficiency en hernieuwbare energie, alsmede van maatregelen om ontbossing te voorkomen en de aanpassing in ontwikkelingslanden te vergemakkelijken. De bepalingen van deze richtlijn betreffende het gebruik van opbrengsten dienen onverlet te laten dat over het gebruik van opbrengsten van geveilde rechten beslist kan worden in het bredere kader van de algemene evaluatie van Richtlijn 2003/87/EG. |
(20) |
De bepalingen voor het gebruik van de opbrengst van de veilingen moeten aan de Commissie worden meegedeeld. Deze kennisgeving ontslaat de lidstaten echter niet van de in artikel 88, lid 3, van het Verdrag neergelegde verplichting om bepaalde nationale maatregelen aan te melden. Deze richtlijn dient het resultaat van eventuele toekomstige staatssteunprocedures die overeenkomstig de artikelen 87 en 88 van het Verdrag kunnen worden ingeleid, onverlet te laten. |
(21) |
Om de kosteneffectiviteit van de regeling te verhogen, moeten vliegtuigexploitanten de mogelijkheid krijgen om tot op een geharmoniseerd niveau gecertificeerde emissiereducties (CER's) en emissiereductie-eenheden (ERU's) uit projectactiviteiten te gebruiken om te voldoen aan de verplichtingen ingevolge de inlevering van emissierechten. Het gebruik van CER's en ERU's moet stroken met de aanvaardingscriteria voor het gebruik in de in deze richtlijn vervatte handelsregeling. |
(22) |
Om de administratieve lasten voor vliegtuigexploitanten te beperken, moet voor elke vliegtuigexploitant één enkele lidstaat verantwoordelijk zijn. Lidstaten moeten worden verplicht erop toe te zien dat vliegtuigexploitanten aan wie zijzelf een exploitatievergunning hebben verleend, of vliegtuigexploitanten zonder exploitatievergunning of uit derde landen waarvan de emissies in een referentiejaar grotendeels aan de betrokken lidstaat zijn toe te rekenen, zich houden aan de voorschriften van deze richtlijn. Indien een vliegtuigexploitant niet aan de eisen van deze richtlijn en andere handhavingsmaatregelen van de administrerende lidstaat voldoet, moeten de lidstaten solidair optreden. De administrerende lidstaat moet derhalve de mogelijkheid hebben om de Commissie te verzoeken de betrokken vliegtuigexploitant in laatste instantie een exploitatieverbod op communautair niveau op te leggen. |
(23) |
Om het berekeningssysteem voor de Gemeenschapsregeling consistent te houden, mogen, aangezien de emissies door de internationale luchtvaart niet zijn opgenomen in de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het Protocol van Kyoto, aan de luchtvaartsector toegewezen emissierechten enkel worden gebruikt om te voldoen aan de verplichtingen van de vliegtuigexploitanten om emissierechten in te leveren in het kader van deze richtlijn. |
(24) |
Om de milieu-integriteit van de regeling te waarborgen, mogen door vliegtuigexploitanten ingeleverde eenheden alleen meetellen voor emissiereductiedoelstellingen die deze emissies in aanmerking nemen. |
(25) |
De Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart (Eurocontrol) zou over gegevens kunnen beschikken die lidstaten of de Commissie van pas kunnen komen bij het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn. |
(26) |
De bepalingen van de Gemeenschapsregeling met betrekking tot de bewaking van, de rapportage over en de verificatie van emissies, en de voor exploitanten geldende sancties, mogen enkel van toepassing zijn op vliegtuigexploitanten. |
(27) |
De Commissie moet de werking van Richtlijn 2003/87/EG met betrekking tot luchtvaartactiviteiten evalueren in het licht van de ervaring met de toepassing van deze richtlijn en vervolgens aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen. |
(28) |
Bij de evaluatie van de werking van Richtlijn 2003/87/EG met betrekking tot luchtvaartactiviteiten moet er rekening mee worden gehouden dat landen die niet beschikken over adequate en vergelijkbare alternatieve vervoerswijzen — en die derhalve in hoge mate afhankelijk zijn van luchtvervoer- en waar de toerismesector een grote bijdrage levert tot het BBP, structureel afhankelijk zijn van de luchtvaart. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar het verminderen of zelfs volledig oplossen van problemen qua toegankelijkheid en mededinging, waarmee de in artikel 299, lid 2, van het Verdrag bedoelde ultraperifere regio's te maken hebben, en van problemen met openbare-dienstverplichtingen in verband met de uitvoering van deze richtlijn. |
(29) |
De ministeriële verklaring over de luchthaven van Gibraltar waarover op 18 september 2006 te Cordoba een akkoord is bereikt tijdens de eerste ministeriële bijeenkomst van het Forum voor dialoog over Gibraltar, zal de op 2 december 1987 te Londen afgelegde gemeenschappelijke verklaring over de luchthaven vervangen, en de volledige naleving ervan zal als naleving van de verklaring van 1987 worden beschouwd. |
(30) |
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (9). |
(31) |
In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om maatregelen vast te stellen voor de veiling van emissierechten die niet kosteloos behoeven te worden verleend, voor het vaststellen van nadere regels inzake de werking van de bijzondere reserve voor bepaalde vliegtuigexploitanten en inzake de procedures in verband met verzoeken aan de Commissie om een vliegtuigexploitant een exploitatieverbod op te leggen, en voor het wijzigen van de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten, in gevallen waarin een derde land maatregelen invoert om het effect van de luchtvaart op de klimaatverandering terug te dringen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft, tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, onder meer door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing. |
(32) |
Aangezien de doelstelling van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de omvang en de gevolgen van deze richtlijn beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(33) |
Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord „Beter wetgeven” (10) worden de lidstaten ertoe aangespoord om voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen de richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken. |
(34) |
Richtlijn 2003/87/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Richtlijn 2003/87/EG
Richtlijn 2003/87/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
voor artikel 1 wordt de volgende titel ingevoegd: |
2) |
aan artikel 2 wordt het volgende lid toegevoegd: „3. De toepassing van deze richtlijn op de luchthaven van Gibraltar laat de respectieve rechtsopvattingen van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk betreffende het geschil inzake soevereiniteit over het grondgebied waarop de luchthaven gelegen is, onverlet.”; |
3) |
artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
na artikel 3 wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd: „HOOFDSTUK II Luchtvaart Artikel 3 bis Toepassingsgebied van hoofdstuk II De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op het toewijzen en verlenen van emissierechten voor de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten. Artikel 3 ter Luchtvaartactiviteiten Uiterlijk op … (11) worden volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure richtsnoeren opgesteld voor de uitvoerige interpretatie van de luchtvaartactiviteiten in bijlage I, in het bijzonder vluchten in verband met opsporing en redding, vluchten in het kader van brandbestrijding, humanitaire vluchten, medische noodvluchten en vluchten uitgevoerd door commerciële luchtvervoersondernemingen die gedurende drie opeenvolgende periodes van vier maanden minder dan 243 vluchten per periode uitvoeren. Artikel 3 quater Totale hoeveelheid emissierechten voor de luchtvaart 1. Voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 is de totale hoeveelheid aan vliegtuigexploitanten toe te wijzen emissierechten gelijk aan 100 % van de historische luchtvaartemissies. 2. Voor de in artikel 11, lid 2, bedoelde periode die ingaat op 1 januari 2013, en, indien er na de in artikel 30, lid 4, bedoelde evaluatie geen wijzigingen zijn aangebracht, voor iedere volgende periode, is de totale hoeveelheid aan vliegtuigexploitanten toe te wijzen emissierechten gelijk aan 100 % van de historische luchtvaartemissies vermenigvuldigd met het aantal jaren in de periode. 3. De Commissie evalueert de totale hoeveelheid aan vliegtuigexploitanten toe te wijzen emissierechten overeenkomstig artikel 30, lid 4. 4. Uiterlijk op … (11) stelt de Commissie op grond van de beste beschikbare gegevens de historische luchtvaartemissies vast, inclusief de op actuele verkeersinformatie gebaseerde ramingen. Die vaststelling wordt door het in artikel 23, lid 1, bedoelde comité bestudeerd. Artikel 3 quinquies Toewijzingsmethode voor emissierechten voor de luchtvaart middels veiling 1. Voor de in artikel 3 quater, lid 1, bedoelde periode wordt 10 % van de rechten geveild. 2. Voor toekomstige perioden kan het in lid 1 bedoelde te veilen percentage worden verhoogd, als onderdeel van de algehele evaluatie van deze richtlijn. 3. Er wordt een verordening vastgesteld met gedetailleerde voorschriften voor de veiling door lidstaten van emissierechten die niet kosteloos behoeven te worden verleend in overeenstemming met de leden 1 en 2 van dit artikel of artikel 3 septies, lid 8. Voor alle lidstaten geldt dat het aantal in elke periode te veilen emissierechten evenredig is met het aandeel van de betreffende lidstaat in de totale hoeveelheid aan de luchtvaart toegewezen emissies voor de referentiejaren, als gerapporteerd ingevolge artikel 14, lid 3, en geverifieerd ingevolge artikel 15. Voor de in artikel 3 quater, lid 1, bedoelde periode is het referentiejaar 2010; voor elke volgende in artikel 3 quater bedoelde periode is het referentiejaar het kalenderjaar dat 24 maanden voor het begin van de periode waarop de veiling betrekking heeft, afloopt. Die verordening, die is bedoeld om niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing, als bedoeld in artikel 23, lid 3. 4. De lidstaten bepalen hoe de opbrengsten van de veiling van emissierechten worden gebruikt. De opbrengsten zouden moeten worden gebruikt om de klimaatverandering in de EU en in derde landen aan te pakken en om de kosten voor de administrerende lidstaat met betrekking tot deze richtlijn te dekken. 5. De verstrekking van informatie aan de Commissie op basis van deze richtlijn ontslaat de lidstaten niet van de verplichting tot kennisgeving uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het Verdrag. Artikel 3 sexies Toewijzing en verlening van emissierechten aan vliegtuigexploitanten 1. Voor elke in artikel 3 quater bedoelde periode kan elke vliegtuigexploitant een aanvraag indienen voor een toewijzing van kosteloos toe te wijzen emissierechten. Een aanvraag kan worden ingediend door aan de bevoegde instantie in de administrerende lidstaat geverifieerde tonkilometergegevens over te leggen over de in bijlage I vermelde luchtvaartactiviteiten die door die vliegtuigexploitant zijn uitgevoerd in het jaar waarop de bewaking betrekking heeft. Voor de toepassing van dit artikel is het jaar waarop de bewaking betrekking heeft het kalenderjaar dat 24 maanden voor het begin van de periode waarop de veiling betrekking heeft, afloopt, overeenkomstig bijlage IV en V, of voor de periode bedoeld in artikel 3 quater, lid 1, 2010. Aanvragen moeten ten minste 21 maanden voor het begin van de periode waarop de aanvraag betrekking heeft, worden ingediend, of uiterlijk op 30 maart 2011 voor de periode bedoeld in artikel 3 quater, lid 1. 2. Ten minste 18 maanden voor het begin van de periode waarop de aanvraag betrekking heeft, of uiterlijk op 30 juni 2011 voor de periode bedoeld in artikel 3 quater, lid 1, leggen de lidstaten de op grond van lid 1 ontvangen aanvragen voor aan de Commissie. 3. Ten minste 15 maanden voor het begin van iedere in artikel 3 quater, lid 2, bedoelde periode, of uiterlijk op 30 september 2011 voor de periode bedoeld in artikel 3 quater, lid 1, berekent de Commissie in een besluit:
De onder e) bedoelde benchmark, uitgedrukt als rechten per tonkilometer, wordt berekend door het aantal onder d) bedoelde emissierechten te delen door de som van de tonkilometergegevens in de overeenkomstig lid 2 bij de Commissie ingediende aanvragen. 4. Binnen 3 maanden na de datum waarop de Commissie een besluit krachtens lid 3 neemt, berekent en publiceert iedere administrerende lidstaat de volgende hoeveelheden:
5. Voor 28 februari 2012 en voor 28 februari van elk daaropvolgend jaar, verleent de bevoegde autoriteit van de administrerende lidstaat iedere vliegtuigexploitant het aantal emissierechten dat die vliegtuigexploitant krachtens dit artikel of artikel 3 septies bis voor dat jaar is toegewezen. Artikel 3 septies Bijzondere reserve voor bepaalde vliegtuigexploitanten 1. In elke in artikel 3 quater, lid 2, bedoelde periode, wordt 3 % van de totale toe te wijzen hoeveelheid rechtens opzijgezet in een bijzondere reserve voor vliegtuigexploitanten:
en waarvan de activiteit onder a), of bijkomende activiteit onder b), niet geheel of gedeeltelijk een voortzetting is van een eerder door een andere vliegtuigexploitant uitgevoerde luchtvaartactiviteit. 2. Een vliegtuigexploitant die volgens lid 1 in aanmerking komt, kan bij de bevoegde instantie van zijn administrerende lidstaat een verzoek voor een kosteloze toewijzing van rechten uit de bijzondere reserve indienen. Het verzoek moet worden gedaan voor 30 juni in het derde jaar van de in artikel 3 quater, lid 2, genoemde periode waarop het betrekking heeft. 3. Het in lid 2 bedoelde verzoek bevat:
4. Binnen zes maanden na het verstrijken van de termijn voor de indiening van het in lid 2 bedoelde verzoek leggen de lidstaten het verzoek voor aan de Commissie. 5. Binnen 12 maanden na het verstrijken van de termijn voor de indiening van het in lid 2 bedoelde verzoek besluit de Commissie welke benchmark dient te worden gebruikt voor de kosteloze toewijzing van rechten aan vliegtuigexploitanten wier verzoek overeenkomstig lid 4 aan haar is voorgelegd. Met inachtneming van lid 6 wordt de benchmark berekend door het aantal rechten in de bijzondere reserve te delen door de som van:
6. De in lid 5 bedoelde benchmark mag er niet toe leiden dat de jaarlijkse toewijzing per tonkilometer hoger ligt dan de jaarlijkse toewijzing per tonkilometer aan onder artikel 3 sexies, lid 4, vallende vliegtuigexploitanten. 7. Binnen 3 maanden na de datum waarop de Commissie het in lid 5 bedoelde besluit neemt, berekent en publiceert de administrerende lidstaat de volgende hoeveelheden:
8. Niet toegewezen rechten in de bijzondere reserve worden door de lidstaten geveild. 9. De Commissie kan gedetailleerde voorschriften opstellen voor de werking van de bijzondere reserve in het kader van dit artikel, onder meer voor de toetsing van de naleving van de in lid 1 bedoelde toekenningscriteria. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 23, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Artikel 3 octies Plannen voor bewaking en rapportage De administrerende lidstaat zorgt ervoor dat iedere vliegtuigexploitant bij de bevoegde instantie in die staat een bewakingsplan met maatregelen voor bewaking van en rapportage over emissies en tonkilometergegevens indient ter fine van het in artikel 3 quinquies bedoelde verzoek en dat het plan overeenkomstig de volgens artikel 14 aangenomen richtsnoeren door de bevoegde instantie wordt goedgekeurd.”; |
5) |
de volgende titel en het volgende hoofdstuk worden ingevoegd: „HOOFDSTUK III Vaste installaties Artikel 3 nonies Toepassingsgebied De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op vergunningen voor broeikasgasemissies en het toewijzen en verlenen van emissierechten voor de in bijlage I genoemde niet-luchtvaartactiviteiten.”; |
6) |
artikel 6, lid 2, punt e), wordt vervangen door:
|
7) |
na artikel 11 wordt de volgende titel ingevoegd: |
8) |
in artikel 11 bis wordt het volgende lid ingevoegd: „1 bis. Krachtens lid 3 van dit artikel bieden de lidstaten gedurende elke in artikel 3 quater bedoelde periode, elke vliegtuigexploitant de mogelijkheid om CER's en ERU's van projectactiviteiten te gebruiken. Gedurende de in artikel 3 quater, lid 1, bedoelde periode kan een vliegtuigexploitant CER's en ERU's gebruiken tot 15 % van het aantal emissierechten dat hij ingevolge artikel 12, lid 2 bis, moet inleveren. Voor daaropvolgende periodes wordt het percentage vastgesteld in overeenstemming met de procedure voor het bepalen van de CER's en ERU's van projectactiviteiten, als onderdeel van de evaluatie van deze richtlijn en met inachtneming van de ontwikkeling van de internationale klimaatveranderingsregeling. De Commissie publiceert dit percentage ten minste zes maanden voor het begin van elke in artikel 3 quater bedoelde periode.”; |
9) |
in artikel 11 ter, lid 2, wordt het woord „installaties” vervangen door „activiteiten”; |
10) |
artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
|
11) |
in artikel 13, lid 3, wordt „artikel 12, lid 3” vervangen door „artikel 12, lid 2 bis of lid 3”; |
12) |
artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
|
13) |
artikel 15 wordt vervangen door: „Artikel 15 Verificatie De lidstaten dragen er zorg voor dat de door de exploitanten of vliegtuigexploitanten overeenkomstig artikel 14, lid 3, ingediende verslagen worden geverifieerd volgens de in bijlage V vermelde criteria en de door de Commissie krachtens dit artikel vastgestelde gedetailleerde bepalingen en dat de bevoegde autoriteit daarvan in kennis wordt gesteld. De lidstaten dragen er zorg voor dat exploitanten en vliegtuigexploitanten wiens verslag over de emissies tijdens het voorgaande jaar uiterlijk 31 maart van het lopende jaar niet is geverifieerd als bevredigend overeenkomstig de in bijlage V genoemde criteria en de door de Commissie krachtens dit artikel vastgestelde gedetailleerde bepalingen, geen emissierechten meer mag overdragen, totdat een verslag van die exploitant of vliegtuigexploitant als bevredigend is geverifieerd. De Commissie kan volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure gedetailleerde bepalingen vaststellen voor de verificatie van de verslagen die vliegtuigexploitanten ingevolge artikel 14, lid 3, hebben ingediend, alsmede voor de aanvragen op grond van artikel 3 sexies en septies.”; |
14) |
artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
|
15) |
de volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 18 bis De administrerende lidstaat 1. De administrerende lidstaat voor een vliegtuigexploitant is:
2. Indien gedurende de eerste twee jaar van de in artikel 3 quater genoemde periode geen van de toegewezen luchtvaartemissies van vluchten door een onder lid 1, onder b), van dit artikel, vallende vliegtuigexploitant aan zijn administrerende lidstaat is toegewezen, wordt de vliegtuigexploitant voor de volgende periode naar een andere administrerende lidstaat overgeheveld. De nieuwe administrerende lidstaat is de lidstaat waaraan het grootste deel van de geschatte luchtvaartemissies van door die vliegtuigexploitant in de eerste twee jaar van de vorige periode uitgevoerde vluchten kan worden toegeschreven. 3. Op basis van de best beschikbare informatie, publiceert de Commissie:
4. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder „referentiejaar” verstaan: met betrekking tot een vliegtuigexploitant die na 1 januari 2006 zijn exploitatie in de Gemeenschap is begonnen, het eerste kalenderjaar van die exploitatie; in alle andere gevallen, het kalenderjaar dat is ingegaan op 1 januari 2006. Artikel 18 ter Bijstand van Eurocontrol Voor de uitvoering van haar verplichtingen krachtens artikel 3 quater, lid 4, en artikel 18 bis, kan de Commissie Eurocontrol om bijstand verzoeken en kan zij daartoe met die organisatie de nodige overeenkomsten sluiten. |
16) |
artikel 19, lid 3, wordt als volgt gewijzigd:
|
17) |
artikel 23, lid 3, wordt vervangen door: „3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.”; |
18) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 25 bis Maatregelen van derde landen om het effect van de luchtvaart op de klimaatverandering te verminderen 1. Indien een derde land maatregelen vaststelt om het klimaatveranderingseffect van vluchten die vanuit dat land vertrekken en in de Gemeenschap aankomen, te verminderen, bekijkt de Commissie na overleg met dat derde land en met de lidstaten in het comité, bedoeld in artikel 23, lid 1, welke mogelijkheden er zijn om in een optimale interactie tussen de Gemeenschapsregeling en de maatregelen van dat land te voorzien. Indien nodig kan de Commissie wijzigingen aannemen om vluchten vanuit het betreffende derde land van de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten uit te sluiten, of met het oog op andere wijzigingen van de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten ingevolge overeenkomsten uit hoofde van de vierde alinea. Deze maatregelen, die bedoeld zijn om niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 23, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. De Commissie kan aan het Europees Parlement en de Raad andere wijzigingen van deze richtlijn voorstellen. De Commissie kan ook, indien passend, overeenkomstig artikel 300, lid 1, van het Verdrag aanbevelingen aan de Raad doen om onderhandelingen te openen met het oog op het sluiten van een overeenkomst met het betrokken derde land. 2. De Gemeenschap en haar lidstaten blijven ijveren om een akkoord te bereiken over algemene maatregelen met het oog op het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen door de luchtvaart. In het licht van dat akkoord gaat de Commissie na of wijzigingen van deze richtlijn nodig zijn wat betreft de toepassing ervan op vliegtuigexploitanten.”; |
19) |
artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
|
20) |
aan artikel 30 wordt het volgende lid toegevoegd: „4. Uiterlijk op 1 juni 2015 evalueert de Commissie de werking van deze richtlijn wat betreft de in bijlage I vermelde luchtvaartactiviteiten, op basis van de bewaking van en de ervaring met de toepassing van deze richtlijn, en dient zij indien nodig voorstellen in. De Commissie besteedt in het bijzonder aandacht aan de volgende punten:
De Commissie brengt vervolgens verslag uit bij het Europees Parlement en de Raad. |
21) |
na artikel 30 wordt de volgende titel ingevoegd: |
22) |
de bijlagen I, IV en V worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn. |
Artikel 2
Omzetting
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op … (14) aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. De Commissie stelt de andere lidstaten daarvan in kennis.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te …,
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
…
Voor de Raad
De voorzitter
…
(1) PB C 175 van 27.7.2007, blz. 47.
(2) PB C 305 van 15.12.2007, blz. 15.
(3) Advies van het Europees Parlement van 13 november 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), Gemeenschappelijk Standpunt van 18 april 2008 en standpunt van het Europees Parlement van … (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van …
(4) PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2004/101/EG (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 18).
(5) PB L 33 van 7.2.1994, blz. 11.
(6) PB L 130 van 15.5.2002, blz. 1.
(7) PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1.
(8) PB C 303 E van 13.12.2006, blz. 119.
(9) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).
(10) PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.
(11) 6 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
(12) PB L 240 van 24.8.1992, blz. 1.”;
(13) PB L 240 van 24.8.1992, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).”;
(14) 18 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
BIJLAGE
De bijlagen I, IV en V bij Richtlijn 2003/87/EG worden als volgt gewijzigd:
1) |
bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
bijlage V wordt als volgt gewijzigd:
|
MOTIVERING VAN DE RAAD
I. INLEIDING
In december 2006 heeft de Commissie haar voorstel aangenomen voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (1). Dit voorstel is op 22 december 2006 aan de Raad toegezonden.
Het Europees Parlement heeft op 13 november 2007 zijn advies in eerste lezing uitgebracht.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 30 mei 2007 advies uitgebracht (2).
Het Comité van de Regio's heeft op 10 oktober 2007 advies uitgebracht (3).
De Raad heeft op 18 april 2008 zijn gemeenschappelijk standpunt vastgesteld.
II. DOELSTELLING
Gelet op de toename van de emissies door de luchtvaart bestaat de voornaamste doelstelling van de voorgestelde richtlijn erin het aan de luchtvaart toe te schrijven effect op de klimaatverandering te verminderen, met name door luchtvaartactiviteiten op te nemen in de algemene Gemeenschapsregeling voor de handel in broeikasemissierechten.
Het voorstel heeft de vorm van een wijziging van Richtlijn 2003/87/EG (ETS-Richtlijn).
III. ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT
Algemeen
In het gemeenschappelijk standpunt is een aantal van de amendementen van het Europees Parlement in eerste lezing naar de letter, naar de geest of ten dele overgenomen. Deze verbeteren of verduidelijken de tekst van de voorgestelde richtlijn. Andere amendementen zijn evenwel niet in het gemeenschappelijk standpunt overgenomen omdat deze volgens de Raad onnodig en/of onuitvoerbaar zijn, onvoldoende gestaafd worden door de huidige wetenschappelijke kennis, of hogere en onevenredige administratieve uitvoeringskosten met zich meebrengen.
Het gemeenschappelijk standpunt bevat ook een aantal wijzigingen die niet in het advies in eerste lezing van het Europees Parlement voorkomen, aangezien in een aantal gevallen de bepalingen van het oorspronkelijke Commissievoorstel zijn aangevuld met nieuwe elementen of helemaal opnieuw zijn geformuleerd, en een aantal volledig nieuwe bepalingen is ingevoegd.
Voorts is er een aantal redactionele wijzigingen aangebracht die er enkel op zijn gericht de tekst te verduidelijken of de algemene samenhang van de richtlijn te waarborgen.
Specifiek
(1) Aanvangsdatum en toepassingsgebied van de regeling
De Raad is het eens met het Europees Parlement en heeft de door de Commissie voorgestelde tweefasenaanpak verworpen; de Raad heeft geopteerd voor één enkele ingangsdatum voor alle vluchten die in de regeling moeten worden opgenomen. Dit werd noodzakelijk geacht om ervoor te zorgen dat de regeling grotere milieueffecten sorteert met een minimum aan concurrentieverstoring. Anders dan voorgesteld door de Commissie en het Europees Parlement, die beide 2011 als aanvangsjaar wensten, heeft de Raad besloten dat het redelijk zou zijn de regeling met een jaar, te weten tot 2012, uit te stellen omdat de aanneming van de regelgeving procedurele stappen met zich meebrengt, de regeling complex is en in een aantal uitvoeringsmaatregelen moet worden voorzien.
(2) Toewijzing
Evenals het Europees Parlement acht de Raad de toewijzing van emissierechten van cruciaal belang voor de werking van de regeling. In dit verband heeft de Raad het Commissievoorstel op een aantal punten gewijzigd, zodat de inhoud ervan beter overeenstemt met de geest van sommige amendementen van het EP, ook al zijn deze door de Raad niet letterlijk in de tekst van het gemeenschappelijk standpunt opgenomen.
Aldus heeft de Raad, net als het Commissievoorstel, het plafond van 100 % van de historische emissies gehandhaafd, maar heeft hij er ook op gewezen dat dit in de toekomst kan worden verlaagd in het kader van de evaluatie van de werking van de richtlijn met betrekking tot luchtvaartactiviteiten, die uiterlijk in 2015 moet plaatsvinden (artikel 30, lid 4).
De Raad was het eens met de keuze van de Commissie voor een toewijzingsmechanisme waarbij een percentage van de emissierechten aan de hand van een eenvoudige benchmark kosteloos wordt toegewezen en een percentage door middel van veilingen.
De Raad heeft de benchmark niettemin enigszins aangepast door wijzigingen aan te brengen met betrekking tot de vracht (door de Raad verhoogd tot 110 kg per passagier en zijn geregistreerde bagage) en de afstand (toevoeging van 95 km aan de orthodromische afstand), aan de hand waarvan de luchtvaartactiviteit (tonkilometer) van elke vliegtuigexploitant wordt berekend.
Wat het aandeel van de te veilen rechten betreft, heeft de Raad het voorstel van de Commissie verworpen om een percentage te hanteren dat overeenstemt met het gemiddelde percentage dat wordt voorgesteld door de lidstaten die veilingen in hun nationale toewijzingsplannen zouden opnemen, en heeft hij gekozen voor een vast percentage van 10 %. De Raad heeft bovendien uitdrukkelijk in de mogelijkheid voorzien om dat percentage te verhogen in het kader van de algemene evaluatie van de ETS-Richtlijn. Hoewel amendement 74 van het EP niet in het gemeenschappelijk standpunt is opgenomen, wordt aldus in feite toch de algemene strekking van dat amendement overgenomen, aangezien wordt erkend dat het wenselijk is in een (geleidelijke) toename van de geveilde rechten te voorzien. De Raad heeft het verkieslijk geacht te opteren voor een lager aanvangspercentage van te veilen rechten, gekoppeld aan de mogelijkheid van toekomstige verhogingen; volgens de Raad is dit een voorzichtiger aanpak, die er enerzijds voor zorgt dat de luchtvaartsector niet wezenlijk anders wordt behandeld dan de andere sectoren waarop het ETS van toepassing is en anderzijds voorziet in een betere aanpassing aan de algemene werking van de Gemeenschapsregeling.
Wat de bestemming van de opbrengsten van de veilingen betreft, verschilt het standpunt van de Raad enigszins van dat van de Commissie en het Europees Parlement. Volgens de huidige formulering van artikel 3 quinquies, lid 4, beslissen de lidstaten over de bestemming van deze opbrengsten. Niettemin is in artikel 3 quinquies, lid 4, bepaald dat deze opbrengsten moeten worden gebruikt om de effecten van de klimaatverandering zowel in de EU als in derde landen aan te pakken en de administratieve kosten voor de toepassing van de regeling te dekken. Deze wijziging strekt ertoe te waarborgen dat de dwingende constitutionele en/of begrotingsbeginselen in de nationale rechtsorde van een aantal lidstaten in acht worden genomen.
Een van de belangrijkste nieuwe elementen die de Raad heeft toegevoegd aan het Commissievoorstel betreft het aanleggen van een bijzondere reserve voor nieuwe of snelgroeiende vliegtuigexploitanten (te weten exploitanten die een jaarlijks groeipercentage van 18 % kunnen aantonen in de jaren die volgen op het referentiejaar voor de toewijzing van de emissierechten). Krachtens artikel 3 septies zou een vast percentage (3 %) van de emissierechten opzij worden gezet om op basis van een benchmarksysteem, vergelijkbaar met het systeem voor de oorspronkelijke toewijzing, onder in de aanmerking komende vliegtuigexploitanten te worden verdeeld. De invoeging van deze bepaling zou ervoor zorgen dat nieuwe vliegtuigexploitanten en vliegtuigexploitanten uit lidstaten met oorspronkelijk zeer lage (maar thans groeiende) mobiliteitspercentages niet door de regeling worden benadeeld. De Raad heeft mogelijke marktverstoringen gecompenseerd door te bepalen dat de verdeling van emissierechten in het kader van de bijzondere reserve eenmalig is, alsook dat de daaruit voortvloeiende jaarlijkse toewijzing per tonkilometer aan de in aanmerking komende vliegtuigexploitanten niet groter mag zijn dan de jaarlijkse toewijzing per tonkilometer aan vliegtuigexploitanten in het kader van de hoofdtoewijzing (artikel 3 septies, lid 6). Hiermee gaat de Raad eigenlijk in dezelfde richting als de amendementen 22, 28 en 33 van het EP. Niettemin zou de werking van de bijzondere reserve, zoals die is vastgesteld in het gemeenschappelijk standpunt, lagere administratieve kosten met zich meebrengen en de markt niet al te zeer verstoren.
(3) Uitzonderingen
De Raad heeft voorts een aantal uitzonderingen op de regeling verfijnd, rekening houdend met de overeenkomstige amendementen (51, 52, 53, 70 en 79) van het EP. Zo heeft de Raad ervoor gekozen de vluchten van staatshoofden van lidstaten van de EU niet van de regeling uit te sluiten, maar te voorzien in uitzonderingen voor vluchten in verband met opsporing en redding, vluchten in het kader van brandbestrijding, humanitaire vluchten en medische noodvluchten. Vluchten die uitsluitend worden uitgevoerd met als doel het controleren, testen of certificeren van luchtvaartuigen of van grond- of boordapparatuur, worden ook van de regeling uitgesloten.
Het gemeenschappelijk standpunt bevat nog een uitzondering op de regeling, namelijk een de minimis-clausule die de uitsluiting tot gevolg heeft van vluchten door commerciële luchtvervoersondernemingen die gedurende drie opeenvolgende periodes van vier maanden minder dan 243 vluchten per periode uitvoeren. De Raad heeft deze uitzondering gekoppeld aan een overeenkomstige definitie van „commerciële luchtvervoersonderneming” en een overweging om ervoor te zorgen dat exploitanten met zeer weinig vluchten, waaronder veel exploitanten uit ontwikkelingslanden, niet met onevenredige administratieve lasten geconfronteerd worden. Aldus wordt aan de ontwikkelingslanden een krachtig politiek signaal gegeven en worden tegelijkertijd de bureaucratie en de algemene administratieve lasten die het beheer van de regeling met zich meebrengt, verminderd. Er wordt rekening gehouden met eventuele negatieve gevolgen voor de markt door te kiezen voor een neutraal, op werkelijke activiteiten gebaseerd uitsluitingscriterium.
De Raad heeft, evenals het Europees Parlement, tevens rekening gehouden met de bijzondere behoeften van de ultraperifere gebieden en het bijzondere statuut van vluchten die worden uitgevoerd in het kader van openbaredienstverplichtingen. Het gemeenschappelijk standpunt voorziet erin dat vluchten die worden uitgevoerd in het kader van openbaredienstverplichtingen op routes binnen de ultraperifere gebieden of op routes waar de aangeboden capaciteit 30.000 zitplaatsen per jaar niet overschrijdt, van de regeling worden uitgesloten en bevat tevens de overeenkomstige overweging. In dit opzicht gaat het dan ook verder dan amendement 78 van het EP.
(4) Overige vraagstukken
Er wordt een nieuw artikel 3 octies ingevoegd, op grond waarvan aan de lidstaten de bijkomende verplichting wordt opgelegd ervoor te zorgen dat vliegtuigexploitanten aan de terzake bevoegde instantie plannen voor bewaking en rapportage voorleggen met maatregelen voor de bewaking van en rapportage over emissies en tonkilometergegevens, een en ander met het oog op een verzoek om toewijzing van emissierechten.
Aan artikel 16 van de ETS-Richtlijn, dat betrekking heeft op sancties, is een aantal leden toegevoegd, waarin wordt bepaald dat een administrerende lidstaat de mogelijkheid heeft de Commissie te verzoeken om aan vliegtuigexploitanten die niet aan de eisen van de richtlijn voldoen, een exploitatieverbod op communautair niveau op te leggen. Hoewel de oplegging van een exploitatieverbod beschouwd wordt als een sanctiemaatregel in laatste instantie, werd de opneming van deze bepaling noodzakelijk geacht om te garanderen dat de vliegtuigexploitanten de regeling volledig naleven, hetgeen voor de Raad van cruciaal belang is.
Voorts heeft de Raad het Commissievoorstel gewijzigd wat betreft de omzetting van emissierechten en het latere gebruik ervan ter nakoming van internationale verplichtingen; de Raad heeft geopteerd voor een halfopen regeling en heeft de bepaling uit het Commissievoorstel geschrapt die vliegtuigexploitanten de mogelijkheid zou hebben geboden hun emissierechten om te zetten in emissierechten die door andere exploitanten kunnen worden gebruikt. Ter erkenning van het feit dat de nationale (en niet de internationale) luchtvaart een onderdeel vormt van de verbintenissen van de lidstaten voor de eerste verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto, is een nieuwe alinea toegevoegd aan het huidige artikel 19 van de ETS-Richtlijn, waarin is bepaald dat de verordening inzake registers moet waarborgen dat de emissierechten, de gecertificeerde emissiereducties en de emissiereductie-eenheden slechts naar de afboekingsrekeningen van de lidstaten voor de eerste verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto worden overgedragen voor zover deze overeenstemmen met emissies die in de nationale totalen van de nationale inventarissen van de lidstaten voor die periode zijn opgenomen.
De Raad heeft ook belangrijke wijzigingen aangebracht aan artikel 25 bis, dat er nu op is gericht de verschillende institutionele procedures te verduidelijken waarover de Commissie beschikt om de richtlijn na overleg of de sluiting van nieuwe overeenkomsten met derde landen aan te passen of te wijzigen. Het belang van een alomvattende oplossing voor de kwestie van het verminderen van de emissies door luchtvaartactiviteiten en de noodzaak van optimale interactie tussen de Gemeenschapsregeling en equivalente regelingen van derde landen worden benadrukt. Hoewel de Raad ervoor heeft gekozen het desbetreffende amendement van het EP (amendement 49) niet letterlijk over te nemen, weerspiegelt het gemeenschappelijk standpunt naar de geest grotendeels de grondgedachte van dat amendement.
Ten slotte zijn aan de huidige evaluatieclausule van de ETS-richtlijn (artikel 30) een aantal punten toegevoegd die moeten dienen als checklist voor de evaluatie van de werking van de richtlijn met betrekking tot luchtvaartactiviteiten en voor de aanpak van problemen die zouden kunnen voortvloeien uit het opnemen van deze activiteiten in het algemene ETS.
IV. CONCLUSIE
De Raad is van oordeel dat het gemeenschappelijk standpunt een evenwichtig pakket maatregelen vormt dat kan bijdragen tot de vermindering van emissies door de luchtvaart op een manier die overeenstemt met het beleid en de doelstellingen van de EU, zoals die ook worden vermeld in het UNFCCC, terwijl er ook voor wordt gezorgd dat de regeling wordt toegepast op alle vliegtuigexploitanten, zonder onderscheid naar nationaliteit, zodat het opnemen van luchtvaartactiviteiten in het communautaire ETS niet tot concurrentieverstoringen zou mogen leiden.
De Raad zal met het Europees Parlement graag een opbouwend debat aangaan met het oog op een spoedige aanneming van de richtlijn.
(1) Doc. 5154/07 — COM(2006) 818 def.