Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007XX0206(03)

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in Zaak nr. COMP/C-3/37.792 — Microsoft (opgesteld overeenkomstig artikel 15 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21 )

PB C 26 van 6.2.2007, p. 5–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

6.2.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 26/5


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in Zaak nr. COMP/C-3/37.792 — Microsoft

(opgesteld overeenkomstig artikel 15 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)

(2007/C 26/04)

De ontwerp-beschikking in deze zaak geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen.

De procedure en de mededelingen van punten van bezwaar

Op 10 december 1998 diende Sun Microsystems Inc (hierna „Sun” genoemd), overeenkomstig artikel 3 van Verordening nr. 17/62 van de Raad (1), op grond van artikel 82 een klacht in tegen Microsoft Corporation (hierna „Microsoft” genoemd). Microsoft zou namelijk ten onrechte voor de interoperabiliteit benodigde interface-informatie hebben achtergehouden, hetgeen Microsoft uiteindelijk in staat zou stellen haar machtspositie voor pc-besturingssystemen uit te breiden tot de eng verwante markt voor operating server software voor work group servers. De zaak die na de klacht van Sun werd geopend, werd geregistreerd als zaak nr. COMP/IV/C-3/37.345.

Op 1 augustus 2000 zond de Commissie Microsoft een eerste mededeling van punten van bezwaar overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2842/98 van de Commissie (2). Microsoft antwoordde op 17 november 2000.

In februari 2000 begon de Commissie ambtshalve een onderzoek naar de vraag of Microsoft haar Media Player onrechtmatig had gekoppeld aan haar dominante Windows besturingssysteem; dit onderzoek werd geregistreerd als zaak nr. COMP/C-3/37.792.

Een tweede mededeling van punten van bezwaar, die Microsoft op 30 augustus 2001 werd gezonden, vulde de desbetreffende bevindingen zoals die in de eerste mededeling van punten van bezwaar waren uiteengezet, aan in de procedure van zaak nr. COMP/C-3/37.792. Deze mededeling betrof de vraagstukken van de interoperabiliteit en het inbouwen van Windows Media Player in Windows. Microsoft antwoordde op 16 november 2001. De onderneming zag af van haar recht op een hoorzitting.

Een derde mededeling van punten van bezwaar werd Microsoft op 6 augustus 2003 gezonden. Deze aanvullende mededeling van punten van bezwaar betrof geen andere misbruiken dan die welke in de eerste en de tweede mededeling van punten van bezwaar waren beschreven, en verduidelijkte dat de nieuwe elementen in die derde mededeling dienden te worden gelezen en begrepen in de context van de twee eerste mededelingen van punten van bezwaar. Met name waren in deze laatste mededeling van punten van bezwaar de bevindingen verwerkt van een marktonderzoek dat inmiddels had plaatsgevonden en werden de door de Commissie overwogen corrigerende maatregelen nader besproken.

Antwoord van Microsoft op de mededeling van punten van bezwaar

Microsoft kreeg aanvankelijk acht weken de tijd om op de derde mededeling van punten van bezwaar te antwoorden — tot 1 oktober 2003. Op 7 en 8 augustus 2003 kreeg de onderneming toegang tot het dossier van de Commissie. Hiermee kreeg Microsoft voor de vierde maal toegang tot het dossier. Op 7 september 2003 verzocht Microsoft de termijn om op de mededeling van punten van bezwaar te antwoorden met 60 dagen te verlengen — tot 4 december 2003. Naar mijn oordeel was een zo ruime termijnverlenging onterecht. Met name rekening houdende met de vakantieperiode, stond ik wel een termijnverlenging tot 17 oktober 2003 toe. Op 17 oktober 2003 antwoordde Microsoft op de derde mededeling van punten van bezwaar.

Microsoft vroeg toestemming om additionele informatie te mogen indienen, in de vorm van gegevens uit een survey en een analyse door de economische consultants Mercer en NERA. Microsoft kreeg de toestemming dit additionele materiaal in te dienen tegen 31 oktober 2003, op voorwaarde dat de Commissie, vooraleer de economische verklaring werd ingediend, de beschikking kreeg over de onderliggende ruwe data van de survey. Microsoft leefde deze voorwaarde na en diende de verslagen van Mercer en NERA op 31 oktober in.

De deelneming van belanghebbende derden aan de procedure; onderlinge uitwisseling van informatie

Als officiële klager ontving Sun een niet-vertrouwelijke versie van de mededelingen van punten van bezwaar.

Naast Sun was ook een groot aantal andere belanghebbenden actief bij deze procedure betrokken. Dezen kregen de status van belanghebbende derden.

Deze derden ontvingen de niet-vertrouwelijke versie van de drie mededelingen van punten van bezwaar en van Microsofts antwoorden. Hun schriftelijke verklaringen werden Microsoft gezonden, met het verzoek opmerkingen te maken. Aangezien alle belangrijke documenten tussen de partijen en belanghebbende derden werden uitgewisseld, werd deze zaak gekenmerkt door een grote transparantie tussen de verschillende partijen.

Bij schrijven van 4 november 2003 verzocht Microsoft mij te bepalen dat een paper en twee verslagen van de klager en een derde partij, die de Commissie op 3 november naar Microsoft had doorgezonden, niet mochten worden ingediend en dat er tijdens de hoorzitting evenmin mocht naar worden verwezen. Ik heb in dit verzoek niet bewilligd omdat de verslagen de voorliggende zaak betroffen, maar ik heb de deelnemers aan de hoorzitting wel meegedeeld dat Microsoft nog niet voldoende de gelegenheid had gehad om formeel opmerkingen over deze documenten te maken.

De hoorzitting

In haar schriftelijke antwoord op de derde mededeling van punten van bezwaar verzocht Microsoft om een hoorzitting.

Deze hoorzitting vond plaats op 12, 13 en 14 november 2003. Naast Microsoft namen de klager en acht belanghebbende derden deel. Om Microsoft genoeg ruimte te bieden haar argumenten mondeling te ontwikkelen, was de eerste anderhalve dag voorbehouden voor de presentatie van de onderneming. De klager en de belanghebbende derden kregen ieder tussen 30 minuten en twee uur om hun opmerkingen te maken. Tot slot maakte Microsoft van de gelegenheid gebruik om tijdens de hoorzitting, en ook nadien schriftelijk, opmerkingen te maken bij de opmerkingen van de belanghebbende derden.

Een belanghebbende derde, RealNetworks, was voornemens om tijdens de hoorzitting de stelling van Microsoft te weerleggen als zou het Windows besturingssysteem niet goed functioneren zonder de functionaliteiten van Windows Media Player. Deze presentatie leidde tot een meningsverschil over de vraag of RealNetworks de binaire code van Windows Media Player wel volledig uit Windows had verwijderd. Om de accuratesse van de presentatie van RealNetworks na te kunnen gaan, nodigde de Commissie Microsoft en RealNetworks uit in haar kantoren te Brussel. Op 23 januari 2004 hield RealNetworks andermaal haar presentatie op een laptop in het bijzijn van vertegenwoordigers van de Commissie en van Microsoft. Microsoft kreeg deze computer ter beschikking gesteld met het oog op verdere controle, en maakte haar opmerkingen op 6 februari 2006.

Het schrijven van de Commissie van 16 januari 2004

Op 16 januari 2004 kreeg Microsoft opnieuw toegang tot het dossier. Op diezelfde dag deed de Commissie Microsoft een schrijven toekomen. Doel daarvan was misverstanden te voorkomen wat betreft de conclusies die de Commissie zou trekken uit een aantal documenten en uit bewijsmateriaal van de hoorzitting dat aan het dossier was toegevoegd. Daartoe werden de documenten, het bewijsmateriaal en de conclusies die de Commissie daaruit trok, opgenomen in een aan dat schrijven gehechte bijlage. Voorts werd, als reactie op het antwoord van Microsoft op de derde mededeling van punten van bezwaar, in de brief van de Commissie van 16 januari 2004 er op gewezen hoe de bezwaren die waren gerezen wat betreft interoperabiliteit, correct dienden te worden geïnterpreteerd. Microsoft kreeg de gelegenheid haar opmerkingen over beide aspecten te maken tegen 30 januari 2004.

In haar brieven van 24 en 27 januari 2004 stelde Microsoft zich op het standpunt dat het schrijven van 16 januari 2004 een aantal nieuwe elementen bevatte en dat het bijgevolg dus om een nieuwe, oneigenlijke mededeling van punten van bezwaar ging. Microsoft verzocht ook aan te geven op welke alinea's van de mededeling van punten van bezwaar de conclusies in de bijlage bij het schrijven van de Commissie van 16 januari betrekking hadden. Tevens verzocht zij de antwoordtermijn tot 13 februari 2004 te verlengen. Op 27 januari 2004 ontving zij de gevraagde aanwijzingen. Bij brieven van 30 januari en 5 februari verlengde ik de termijn voor Microsoft om opmerkingen te maken tot 8 februari 2004.

Op 7 februari 2004 diende Microsoft haar opmerkingen over de bijlage bij het schrijven van de Commissie van 16 januari in. De onderneming verklaarde dat het schrijven van 16 januari nieuwe punten van bezwaar bevatte. Voorts verzocht Microsoft te bevestigen dat haar opmerkingen in aanmerking zouden worden genomen.

Bij brieven van 30 januari en 20 februari 2004 stelde ik mij op het standpunt dat er geen twijfel over bestond dat het schrijven van de Commissie was bedoeld om te zorgen voor een correct begrip door Microsoft van de bezwaren wat betreft interoperabiliteit en de conclusies die de Commissie aan bepaalde documenten in het dossier kan verbinden. Ik was het derhalve niet eens met Microsofts standpunt dat dit schrijven een nieuwe, oneigenlijke mededeling van punten van bezwaar was. In mijn brief van 20 februari bevestigde ik evenwel dat de grond van Microsofts antwoord natuurlijk wel door de Commissie in aanmerking zou worden genomen.

Tijdens de procedure is een aantal van de in tweede mededeling van punten van bezwaar gemaakte bezwaren geschrapt, met name die wat betreft de hefboomfunctie van deze technologie, discriminerende licentiering en misbruiken bij het licentieringsbeleid.

In het licht van het voorgaande ben ik van oordeel dat het recht van Microsoft en van de belanghebbende derden te worden gehoord in deze zaak is gerespecteerd.

Brussel, 18 maart 2004.

Karen WILLIAMS


(1)  Verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962, eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag, PB L 13 van 21.2.1962, blz. 204.

(2)  Verordening (EG) nr. 2842/98 van de Commissie van 22 december 1998 betreffende het horen van belanghebbenden en derden in bepaalde procedures op grond van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag, PB L 354 van 30.12.1998, blz. 8.


Top