Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007SC1470

    Werkdocument van de Diensten van de Commissie - Begeleidend document bij de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Europees i2010-initiatief voor e-inclusie "Deelnemen aan de informatiemaatschappij" - Samenvatting van de effectbeoordeling [COM(2007) 694 definitief] [SEC(2007) 1469]

    /* SEC/2007/1470 def. */

    52007SC1470

    Werkdocument van de Diensten van de Commissie - Begeleidend document bij de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Europees i2010-initiatief voor e-inclusie "Deelnemen aan de informatiemaatschappij" - Samenvatting van de effectbeoordeling [COM(2007) 694 definitief] [SEC(2007) 1469] /* SEC/2007/1470 def. */


    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 8.11.2007

    SEC(2007) 1470

    WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE Begeleidend document bij de

    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    Europees i2010-initiatief voor e-inclusie

    "Deelnemen aan de informatiemaatschappij"

    Samenvatting van deEFFECTBEOORDELING[COM(2007) 694 definitief][SEC(2007) 1469]

    Inleiding

    Deze effectbeoordeling (hierna "EB") is een begeleidend document bij het voorstel voor een mededeling over het Europees i2010-initiatief voor e-inclusie: "Deelnemen aan de informatiemaatschappij" (hierna "de mededeling"). De mededeling vormt het eindpunt van een lang beleidsvormings- en raadplegingsproces waarbij de stakeholders en de lidstaten betrokken waren, en resulteert uit onderzoek naar de stand van zaken in het e-inclusiebeleid en daarmee samenhangende beleidsgebieden.

    De mededeling betreft een reeks beleidsmaatregelen die moeten bijdragen tot een inclusieve informatiemaatschappij, en dus ook tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de ministeriële verklaring van Riga over e-inclusie die op 11 juni 2006 door 34 Europese landen is goedgekeurd[1].

    De maatregelen die in de mededeling worden voorgesteld, zijn niet-regelgevend en brengen geen administratieve of financiële lasten met zich mee. In de EB worden de beleidsuitdagingen onderzocht, worden mogelijke oplossingen aangereikt, worden de verschillende opties kwalitatief beoordeeld en wordt geanticipeerd op een aantal kwantitatieve beoordelingen van scenario's waarin alle e-inclusiedoelstellingen volledig worden verwezenlijkt. Dit beantwoordt volledig aan het in de richtsnoeren voor effectbeoordelingen vastgelegde beginsel van de evenredige analyse[2].

    Met de EB wordt ook ingegaan op het verzoek in de mededeling over e-toegankelijkheid van 2005 om de vooruitgang ter zake in 2007 te beoordelen. Dat informatie- en communicatietechnologie (ICT) gebruiksvriendelijk moet zijn voor mensen met een handicap (e-toegankelijkheid) en, in toenemende mate, voor ouderen, is een noodzakelijke voorwaarde opdat deze groepen profijt kunnen trekken van de informatiemaatschappij. In de EB wordt erkend dat er weinig vooruitgang is geboekt en dat er in 2008 verdere maatregelen moeten worden voorgesteld. Daarom wordt in de EB een voorafgaande beoordeling van die maatregelen verricht en worden voor 2008 een verdere raadpleging van de stakeholders en een effectbeoordeling aangekondigd.

    Wat is e-inclusie en waarom is e-inclusie belangrijk?

    In de verklaring van Riga wordt onder e-inclusie zowel inclusieve ICT als het gebruik van ICT voor ruimere inclusiedoeleinden verstaan. Het gaat dus om de mate waarin ICT op alle niveaus een gelijke participatie in de maatschappij in de hand werkt door sociale relaties, arbeidskansen, ondernemerschap, culturele samenlevingsaspecten en burgerzin te bevorderen.

    De omvang van de uitdaging: hoeveel mensen blijven achterop?

    Door de snelle ontwikkelingen op ICT-gebied krijgen mensen belangrijke kansen om profijt te trekken van de informatie- en kennismaatschappij. Voor veel mensen is ICT een noodzakelijke voorwaarde geworden om actief en mondig aan de maatschappij te kunnen deelnemen. Daardoor verschijnen er echter ook nieuwe belemmeringen, bijvoorbeeld met betrekking tot de geografische beschikbaarheid van ICT-diensten met toegevoegde waarde, de toegankelijkheid van ICT voor mensen met een handicap en ouderen, verschillen in inzetbaarheid op de arbeidsmarkt naar gelang van scholingsgraad, vaardigheden en motivatie, en sociale ongelijkheid ten aanzien van de betaalbaarheid van ICT-gebruik. Als er niets aan deze belemmeringen wordt gedaan, zullen zij elkaar wederzijds versterken en bestaat het gevaar dat zij, naast een diepe digitale kloof, ook grote sociale en economische ongelijkheid in de Europese samenleving zullen scheppen. Naar schatting 30 à 40% van de bevolking trekt geen profijt van de informatiemaatschappij door zijn woonplaats, handicap, leeftijd, geslacht, etnische afkomst, gebrek aan vaardigheden en informatie, of economische omstandigheden (ter indicatie van het gebruik van ICT in het algemeen: naar schatting 200 miljoen Europeanen maken geen gebruik van internet)[3].

    De meest getroffen groepen, en dus de potentiële doelgroepen van het beleid, zijn (gegevens over de EU-27 in 2006): mensen met een handicap in het algemeen: naar schatting 74 miljoen Europeanen (zware en lichte handicaps)[4]; Europeanen die het risico lopen in armoede te vervallen: 98 miljoen (waarvan ongeveer 9% werkende armen); inwoners die in het buitenland geboren zijn: ongeveer 15 miljoen; Bovendien bedraagt het aantal: laaggeschoolden die geen internet gebruiken: ongeveer 74 miljoen; werkenden die geen internet gebruiken: ongeveer 89,5 miljoen; jongeren (15-24 jaar) die geen internet gebruiken: ongeveer 18 miljoen. |

    - Waarom moet Europa maatregelen treffen?

    De EB reikt argumenten aan voor een versterking van het e-inclusiebeleid en voor een betere coördinatie op EU-niveau. Als er niets verandert, bestaat duidelijk het gevaar dat nieuwe ICT nieuwe, ernstige vormen van uitsluiting met zich brengt: "digitale uitsluiting". Ook blijven veel mogelijkheden voor werkgelegenheid en economische groei onbenut als er geen optimaal gebruik wordt gemaakt van ICT. Zonder integrale beleidsmaatregelen zullen veel mensen in Europa geen profijt trekken van de economische en sociale mogelijkheden van de informatiemaatschappij.

    Uit het eerste "Rigadashboard"[5] (bijlage 2 bij de EB) en andere onderzoeken blijkt dat er hardnekkige verschillen blijven bestaan in de toegang tot en de toegankelijkheid en het gebruik van IT-tools en -diensten: De verschillen in het gebruik zijn groot. In 2006 bedroeg het percentage regelmatige internetgebruikers in de EU-27: 76% bij hooggeschoolden, tegen 25% bij laaggeschoolden; 58% bij werkenden, tegen 36% bij werklozen; 51% in dichtbevolkte gebieden, tegen 35% in dunbevolkte gebieden. 15 miljoen scholieren en studenten gebruiken nog steeds geen internet, wat een ernstig obstakel voor hun scholing vormt. 18 miljoen jongeren tussen 16 en 24 jaar en 50% van de mensen tussen 24 en 55 jaar gebruikt nog steeds geen internet. Ongeveer 20 miljoen werklozen gebruiken geen internet. Vrouwen hebben hun achterstand in het internetgebruik bijna ingehaald, maar genderkwesties blijven een rol spelen in e-inclusie. Onbruikbare ICT (gebrek aan e-toegankelijkheid) vormt een hinderpaal voor mensen met een handicap en ouderen: slechts 5% van de overheidswebsites in de EU-27 voldoet aan minimale webtoegankelijkheidsnormen en -voorschriften; het aandeel ondertitelde audiovisuele programma's loopt sterk uiteen (van 2,5 tot 95%); het aandeel programma's met gebarentaal is nog kleiner en loopt eveneens sterk uiteen (van minder dan 0,5% tot 5%); het aandeel programma's met audiobeschrijving varieert van minder dan 1% tot meer dan 10%. Tussen productassortimenten zijn er grote verschillen in de "ingebouwde" toegankelijkheid van pc's en software. Wat breedbanddekking en -toegang betreft, is er een kloof tussen stad en platteland: eind 2006 beschikte 89% van de EU-bevolking over breedband (92% in de EU-15); op het platteland bedraagt de gemiddelde dekking slechts 71%, met lagere downloadsnelheden. Verschillen in digitale vaardigheden: slechts 57% van de Europeanen heeft enige internet- en computervaardigheden; de mensen met de minste computer- en internetvaardigheden zijn laaggeschoolden, ouderen en inactieven. Verschillen in het gebruik van e-overheidsdiensten. In 2006 heeft in de EU-27 van de mensen tussen 15 en 74 jaar: 21% dit soort diensten gebruikt om informatie te verkrijgen; 13,3% formulieren gedownload; 8,8% transacties verricht. Leeftijdsgebonden verschillen in ICT-gebruik: 71% van de jongeren (16-24 jaar) gebruikt internet, tegen slechts 10% van de ouderen (65-74 jaar); 43 miljoen ouderen tussen 55 en 64 jaar en 37 miljoen ouderen tussen 65 en 74 jaar gebruiken geen internet. |

    - Wat kan e-inclusie voor Europa opleveren?

    E-inclusie houdt voor Europa veel economische voordelen in. E-inclusie werkt grootschalige en duurzame groei in de hand en komt aan de hele samenleving ten goede. Volgens de eerste schattingen kan e-inclusie in de EU in vijf jaar 35 à 85 miljard euro opleveren.

    Welke doelstellingen worden nagestreefd?

    De algemene doelstelling van de e-inclusiestrategie is inclusieve ICT en ICT-gebruik te bevorderen om ruimere inclusiedoelstellingen te helpen verwezenlijken en tegelijk de basis te leggen voor economische groei en commerciële mogelijkheden .

    Doel is alle betrokken actoren (lidstaten, bedrijven en maatschappelijke organisaties) en de beschikbare beleidsinstrumenten in te zetten om van e-inclusie niet langer een sociale noodzaak, maar een belangrijke economische kans voor Europa te maken. Een eerste stap die in de EB wordt aanbevolen, bestaat in bewustmaking over dit doel en engagement om werk te maken van e-inclusie.

    Voorts worden in de EB drie specifieke e-inclusiedoelstellingen voorgesteld voor respectievelijk de gebruikers, het bedrijfsleven en de overheden:

    - gebruikers: de kloof op het punt van beschikbaarheid, toegankelijkheid en digitale vaardigheden dichten ;

    - ICT-sector en providers: inclusieve ICT als levensvatbare en bloeiende markt mogelijk maken en stimuleren ;

    - overheden: maatregelen en initiatieven nemen met het oog op een coherent en efficiënt e-inclusiebeleid .

    Welke beleidsopties zijn beoordeeld?

    In de EB worden de volgende beleidsopties voor e-inclusie beoordeeld en wordt, zoals gevraagd in de mededeling van 2005 over e-toegankelijkheid[6], een specifieke analyse gemaakt van de stand van zaken op het gebied van e-toegankelijkheid:

    1. Geen wijziging van de huidige situatie . Wat e-toegankelijkheid betreft, wordt deze optie onderzocht door het effect van de huidige wettelijke bepalingen te analyseren;

    2. Een beperkte aanpak die bestaat uit een aantal specifieke activiteiten op EU-niveau op de verschillende gebieden, zonder extra coördinatie of integratie van de inspanningen en met een beperkt aantal gerichte maatregelen ten behoeve van risicogroepen. Wat e-toegankelijkheid betreft, wordt bij deze optie uitgegaan van een beperkte inspanning om de activiteiten van de lidstaten en de stakeholders beter te coördineren;

    3. Een integrale en coherente strategie met het oog op meer synergie en een groter effect. Daartoe is deze strategie: a) beter toegesneden op de behoeften van specifieke risicogroepen; b) beter met de verschillende beleidsgebieden gecoördineerd en geïntegreerd; c) erop gericht bepaalde groepen meer profijt te laten trekken van de informatiemaatschappij en hun dankzij ICT een efficiëntere dienstverlening te bieden; d) gebaseerd op monitoring en evaluatie aan de hand van meer kennis en kwantitatieve gegevens en e) gericht op meer bewustmaking en engagement. Wat e-toegankelijkheid betreft, wordt bij deze optie onderzocht welk effect een versterking van de wetgeving ter zake zou kunnen hebben.

    Welke acties worden voorgesteld?

    In de EB worden de nodige bewijzen en argumenten aangevoerd om te stellen dat een Europese aanpak van e-inclusie een grote meerwaarde oplevert. Zo komt er namelijk meer coherentie in het beleid in de hele EU, worden de belangrijkste actoren (lidstaten, bedrijfsleven en gebruikers) gemobiliseerd, wordt e-inclusie op alle beleidsgebieden gemainstreamd en wordt onderzocht hoe de wetgeving inzake e-toegankelijkheid verder kan worden verbeterd. Met het oog op meer bewustwording en engagement van politici en stakeholders moeten evenementen en initiatieven die op het belang van e-inclusie en de geboekte vooruitgang wijzen, meer zichtbaarheid krijgen.

    Daarnaast worden op de volgende drie gebieden acties voorgesteld:

    - Ten eerste moeten de noodzakelijke voorwaarden worden geschapen voor een informatiemaatschappij waaraan iedereen kan deelnemen. Er bestaat nog steeds een aantal belangrijke obstakels voor de informatiemaatschappij. Een daarvan is gebrekkige e-toegankelijkheid. Hoewel de nodige aanpassingen vrij goedkoop zijn, gaat er nog veel productiviteit verloren door een gebrek aan e-toegankelijkheid. Dat er weinig vooruitgang wordt geboekt, komt onder meer door een gefragmenteerde aanpak. Voor het bedrijfleven vormt het uitblijven van een gemeenschappelijke aanpak van e-toegankelijkheid een belemmering voor de interne markt. De gebrekkige vooruitgang is echter ook het gevolg van onduidelijke prioriteiten en te weinig samenwerking tussen gebruikers en bedrijven. Zowel het bedrijfsleven als de lidstaten moeten zelf meer werk maken van e-toegankelijkheid. In de EB wordt aangetoond dat e-toegankelijkheid een prioriteit is en wordt voorgesteld om de mogelijkheid van een horizontale aanpak van de wetgeving ter zake (d.w.z. niet beperkt tot één soort technologie of toepassing) te onderzoeken, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel.

    - Naast e-toegankelijkheid moeten ook digitale basisvaardigheden worden verbeterd. Daartoe moeten het bedrijfsleven en de lidstaten nauwer gaan samenwerken. Voorts moeten er, met name op het platteland, meer breedbandnetwerken beschikbaar komen. Op dat punt moeten de regionale overheden en het bedrijfleven meer inspanningen leveren.

    - Ten tweede moet de effectieve participatie worden bespoedigd van doelgroepen die het risico lopen uitgesloten te worden, en moet hun levenskwaliteit worden verbeterd. Om groepen die een groot risico lopen uitgesloten te worden, sneller profijt te laten trekken van de informatiemaatschappij, moeten gerichte acties worden opgezet. Als dat reeds gebeurd is, moeten deze acties intensiever worden voortgezet aan de hand van een coherente agenda. Deze acties beogen te voorkomen dat ouderen en mensen met gezondheidsproblemen uitgesloten worden, en bouwen voort op de EU-agenda van het actieplan "Gezond ouder worden in de informatiemaatschappij" en een nieuw initiatief inzake telegeneeskunde. Voorts wordt veel belang gehecht aan de ontwikkeling en uitwisseling van een gemeenschappelijke aanpak van inclusieve openbare dienstverlening aan sociaal achtergestelden, die voortbouwt op het actieplan voor e-overheidsdiensten. Bovendien kan een proces op gang worden gebracht om zo nodig tegen eind 2008 extra gerichte acties uit te werken, bijvoorbeeld ten behoeve van gemarginaliseerde jongeren en migranten die het risico lopen uitgesloten te worden.

    - Ten derde moeten de e-inclusiemaatregelen worden geïntegreerd met het oog op een maximaal en blijvend effect. Hoewel e-inclusie door de vele factoren en betrokkenen een erg ruim en gefragmenteerd gebied is, kan veel meerwaarde worden gecreëerd door gemeenschappelijke monitoring en benchmarking (op basis van het "Rigadashboard"), waaraan reeds wordt gewerkt, en door nauwere samenwerking rond deze gemeenschappelijke strategie door de gebruikers en hun vertegenwoordigers, het bedrijfsleven, de overheden en de Europese Commissie. Door betere e-inclusievaardigheden en nauwere samenwerking kunnen de gebruikers hun stem beter laten horen. Een duurzaam e-inclusie-effect hangt nauw samen met de mainstreaming van e-inclusie. Dit betekent dat bij het ontwerp en de ontwikkeling van technologie al in een vroeg stadium rekening wordt gehouden met eventuele uitsluiting ("inclusive design"), en dat bij het uittekenen van algemeen beleid ter voorkoming van sociale en economische uitsluiting rekening wordt gehouden met de informatiemaatschappij ("op de informatiemaatschappij steunend inclusiebeleid").

    Gezien de tot dusver versnipperde aanpak van e-inclusie en de veelheid aan ongecoördineerde en te kleinschalige activiteiten, levert het ook meerwaarde op om op EU-niveau aandacht te besteden aan bewustmaking en de uitwisseling van good practices. Deze strategie moet voortbouwen op de vele initiatieven van de stakeholders en deze versterken door ze onder één noemer te brengen als een reeks bewustmakingsacties. Deze zullen een belangrijke bijdrage vormen voor de e-inclusieconferentie van eind 2008, die e-inclusie meer politieke zichtbaarheid moet geven.

    Wat is de Europese meerwaarde?

    De meerwaarde van het Europese initiatief voor e-inclusie bestaat erin dat het een gemeenschappelijke en systemische aanpak van e-inclusie in de hand werkt door meer synergie tussen de beleidsinitiatieven op EU-, nationaal en lokaal niveau. De meerwaarde bestaat er ook in dat door het bedrijfsleven gestuurde initiatieven gebundeld worden en meer zichtbaarheid krijgen, en dat geslaagde initiatieven elders kunnen worden overgenomen. Zo zorgt dit initiatief voor het nodige hefboomeffect om het positieve effect van de bestaande acties op alle niveaus te vergroten.

    De oorzaken van digitale uitsluiting versterken elkaar wederzijds, maar dat geldt ook voor de voordelen van inclusie in de informatiemaatschappij, zodra de nodige impulsen zijn gegeven en de nodige synergie tot stand is gebracht. Dit proces zal naar verwachting voor een groter sociaal en economisch effect zorgen omdat het de actieve integratie van mensen in de Europese economie en samenleving bevordert, de interne markt voor inclusieve technologie en diensten stimuleert en onderzoek en innovatie op dit gebied aanmoedigt. Er wordt voorgesteld om de vooruitgang te meten aan de hand van een reeks indicatoren aan de aanbod- en vraagzijde (het "Rigadashboard"). Volgens de eerste schattingen in de EB houdt deze vooruitgang onder meer economische voordelen in. Verdere studies en modellen zullen meer gegevens opleveren en meer inzicht geven in de verhouding tussen deze indicatoren en bredere economische en sociale vooruitgang.

    [1] In de verklaring (11 juni 2006) worden doelstellingen vastgesteld om de digitale kloof te dichten op het vlak van: ICT en ouderen, geografische verschillen, e-toegankelijkheid, digitale vaardigheden, ICT voor culturele diversiteit, en een inclusieve e-overheid. http://ec.europa.eu/information_society/events/ict_riga_2006/doc/declaration_riga.pdf.

    [2] Voor "brede, beleidsbepalende documenten" moet een voorafgaande en vooral kwalitatieve effectbeoordeling worden gemaakt (Richtsnoeren voor effectbeoordelingen, SEC(2005) 791, blz. 8).

    [3] Eurostat, Communautaire enquête over het ICT-gebruik door gezinnen en individuele personen (van 16-75 jaar), 2006.

    [4] Volgens het verslag van het Comité voor communicatie (COCOM) van 2004, op basis van gegevens van Eurostat, wordt het aantal mensen met een handicap op 15% van de totale EU-bevolking geschat. De andere berekeningswijze gaat uit van het aandeel mensen met een handicap in de beroepsbevolking (op basis van gegevens van Eurostat). In 2002 verklaarde één op de zes mensen (15,7%) tussen 16 en 64 jaar in de EU-25 (d.w.z. 44,6 miljoen) een langdurig gezondheidsprobleem of een handicap te hebben. Eurostat, Statistics in focus, Theme 3 – 26/2003 (http://ec.europa.eu/employment_social/health_safety/docs/disabled_%202002_en.pdf ).

    [5] Een reeks indicatoren om de vorderingen met de doelstellingen van de ministeriële verklaring van Riga te meten.

    [6] Mededeling over e-toegankelijkheid, COM(2005) 425: "Twee jaar na de publicatie van deze mededeling kan een vervolgdocument over met name de e-toegankelijkheidssituatie tegemoet worden gezien. […] zou de Commissie bijkomende maatregelen kunnen overwegen, waaronder, zo nodig, nieuwe wetgeving. Met dit e-toegankelijkheidswerk zal dan weer worden bijgedragen aan het reeds aangekondigde Europese Initiatief inzake e-insluiting voor 2008".

    Top