Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007PC0393

    Voorstel voor een beschikking van de Raad inzake de technische meerjarenrichtsnoeren betreffende het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal

    /* COM/2007/0393 def. - CNS 2007/0135 */

    52007PC0393

    Voorstel voor een beschikking van de Raad inzake de technische meerjarenrichtsnoeren betreffende het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal /* COM/2007/0393 def. - CNS 2007/0135 */


    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 9.7.2007

    COM(2007) 393 definitief

    2007/0135 (CNS)

    Voorstel voor een

    BESCHIKKING VAN DE RAAD

    inzake de technische meerjarenrichtsnoeren betreffende het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    INLEIDING

    Bij het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG) gehechte protocol betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal zijn alle activa en passiva van de EGKS aan de EG overgedragen en is dat Fonds bestemd voor onderzoek in sectoren die in verband staan met de kolen- en staalindustrie. De opbrengst van dat vermogen wordt uitsluitend gebruikt voor onderzoek in deze sectoren dat buiten het kaderprogramma wordt verricht.

    Bij Beschikking 2003/78/EG van de Raad van 1 februari 2003 tot vaststelling van de technische meerjarenrichtsnoeren betreffende het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal[1] is de wijze van uitvoering van dit onderzoeksprogramma vastgesteld.

    Het programma beoogt een financiële bijdrage te verlenen aan toegestane projecten, begeleidende maatregelen en andere activiteiten als bedoeld in punt 1.5 van de bijlage bij Beschikking 2003/78/EG van de Raad van 1 februari 2003 tot vaststelling van de technische richtsnoeren van het Fonds, door het bevorderen van samenwerking met en tussen ondernemingen, onderzoekcentra en universiteiten. Het programma heeft betrekking op productieprocessen, benutting en behoud van hulpbronnen, milieuverbetering en veiligheid op het werk in sectoren die verband houden met de kolen- en staalindustrie.

    Het budget van het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal bedroeg voor de periode 2003-2006 gemiddeld ongeveer 57 miljoen euro per jaar, waarvan 27,2% bestemd was voor onderzoek op het gebied van steenkool en 72,8% voor onderzoek op het gebied van staal. Deze middelen zijn voornamelijk afkomstig uit de rente op het kapitaal dat na de opheffing van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in 2002 resteerde (ongeveer 1,6 miljard euro). Het financieel en technisch beheer van het onderzoeksprogramma is toevertrouwd aan een in 2003 speciaal hiervoor opgerichte afdeling binnen DG Onderzoek. Nu, na drie jaar wordt het Fonds doeltreffend beheerd en zijn de prestaties vergelijkbaar met die van de overige activiteiten van DG Onderzoek. In 2006 is de tijd tussen het indienen van een onderzoeksvoorstel en de ondertekening van de bijbehorende overeenkomst teruggebracht tot negen maanden en vonden betalingen plaats binnen gemiddeld tien dagen.

    De conceptbeschikking in de bijlage beoogt om na een periode van vijf jaar Beschikking 2003/78/EG van de Raad tot vaststelling van de technische meerjarenrichtsnoeren betreffende het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal te herzien, overeenkomstig hetgeen is bepaald in artikel 2 van deze beschikking.

    Bij deze herziening wordt tevens rekening gehouden met de toezegging van de Commissie om overeenkomstig verklaring 4 bij Besluit 2002/234/EGKS van 27 februari 2002 van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen[2] de definitie van staal opnieuw te onderzoeken.

    De herzieningsvoorstellen zijn besproken met de Adviesgroepen Kolen en staal en met het Programmacomité kolen en staal. In de voorstellen wordt tevens rekening gehouden met de conclusies van het voortgangscontrolerapport van de onafhankelijke deskundigen die kortgeleden de opdracht hebben gekregen om de werking van het programma, zoals bepaald in punt 4 van de bijlage bij Beschikking 2003/78/EG van de Raad, aan een kritisch onderzoek te onderwerpen, alsmede met de opmerkingen van de Adviesgroepen Kolen en staal over het rapport. In navolging van hetgeen bij het kaderprogramma voor onderzoek gebruikelijk is ten aanzien van de bekendmaking van de resultaten van de voortgangscontrole van de programma’s aan derden, zijn dit rapport en de opmerkingen van de Adviesgroepen Kolen en staal gepubliceerd op de Cordis website op het volgende adres: http://www.cordis.lu/coal-steel-rtd/home.html.

    In het algemeen worden ingeburgerde procedures die doeltreffend zijn gebleken gehandhaafd. Waar nodig worden ze echter op administratief gebied wel enigszins aangepast en vereenvoudigd.

    DE HERZIENE BESCHIKKING

    De regels van de Gemeenschappelijke praktische handleiding van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie ten behoeve van eenieder die binnen de Gemeenschapsinstellingen bij de opstelling van wetteksten is betrokken, zijn toegepast, wat heeft geleid tot een andere opbouw en formulering van het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. Om het doornemen van de teksten te vergemakkelijken worden hierna de belangrijkste gronden voor handhaving of wijziging van de inhoud van de beschikking van 2003 gegeven.

    1. UITBREIDING VAN DE EUROPESE UNIE MET DE NIEUWE LIDSTATEN

    Door de uitbreiding van de Europese Unie met de nieuwe lidstaten moeten de regels voor de samenstelling van de adviescomités kolen en staal worden gewijzigd. Voorgesteld wordt om geen verandering te brengen in het in Beschikking 2003/78/EG vastgestelde maximumaantal deskundigen waaruit de adviescomités mogen bestaan, voornamelijk om een traag verloop van de vergaderingen en hogere vergaderkosten te voorkomen. Het concept van ten minste één vertegenwoordiger per betrokken lidstaat dient dan ook te worden vervangen door het streven naar een zo breed mogelijke geografische vertegenwoordiging. Bovendien is het vanwege het toetredingsverdrag met Estland (PB L 236 van 23 september 2003, blz. 589) nodig om de definitie van de term ‘steenkool’ uit te breiden naar oliehoudende leisteen (artikel 3 van de nieuwe beschikking en aanhangsel A van de oude technische richtsnoeren).

    2. INWERKINGTREDING VAN HET ZEVENDE KADERPROGRAMMA

    Het besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) en de Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma, en voor de verspreiding van onderzoeksresultaten (2007-2013) zijn van invloed op de technische meerjarenrichtsnoeren betreffende het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. Het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal moet immers een aanvulling zijn op de acties die in het kader van de bestaande communautaire programma’s, zoals het kaderprogramma, in de lidstaten worden ondernomen. Deze complementariteit moet aanwezig zijn op verschillende niveaus, zoals bijvoorbeeld de onderzoeksthema’s, het soort instrument dat bij de programma's betrokken is, de budgetten enz.

    In eerste instantie heeft de Commissie onderzocht of het noodzakelijk was de definitie van de term ‘staal’ te herzien overeenkomstig haar verklaring bij Besluit 2002/234/EGKS. Gezien de thema’s die via het zevende kaderprogramma gefinancierd konden worden, kwam de Commissie tot de conclusie dat deze definitie niet gewijzigd behoefde te worden (artikel 3, lid 2), voorheen aanhangsel A, paragraaf 2 van de technische meerjarenrichtsnoeren betreffende het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal).

    Daarnaast zijn bepaalde flankerende maatregelen van het Fonds (organiseren van conferenties, onderzoeksbeurzen) opgeheven omdat deze reeds binnen het zevende kaderprogramma vallen (specifiek programma ‘Mensen’).

    Verder wordt voorgesteld om de rol van de lidstaten via het programmacomité kolen en staal af te stemmen op de rol die is vastgesteld voor de specifieke programma’s van het zevende kaderprogramma.

    Daarnaast wordt voorgesteld de monitoringperiodes van het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal te verruimen van vijf naar zeven jaar.

    Tot slot wordt voorgesteld om de deskundigen te benoemen op de wijze zoals omschreven in artikel 17 van Verordening nr. 1906/2006 van het Parlement en de Raad tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma[3].

    3. EUROPEES BELEID OP HET GEBIED VAN ENERGIE EN DUURZAME ONTWIKKELING

    De besprekingen van de staats- en regeringsleiders in Hampton Court, tijdens de Europese top van maart 2007, het door de Commissie in de eerste helft van 2006 aangenomen Groenboek Energie en de mededeling van de Commissie inzake energie van januari 2007 geven duidelijk de politieke prioriteiten van de lidstaten aan: zekerheid van de energievoorziening in Europa, concurrentievermogen van de Europese industrie en beheersing van het milieu-effect van het Europese beleid.

    Voorgesteld wordt dan ook de onderzoeksdoelstellingen voor kolen en staal te handhaven (voorheen opgenomen in de aanhangsels B en C van de technische richtsnoeren van het onderzoeksprogramma van het Fonds en nu in afdeling 3 en 4 van de nieuwe beschikking (artikelen 4 t/m 10)). In deze onderzoeksdoelstellingen worden namelijk de volgende prioriteiten vastgesteld:

    - verbetering van de concurrentiepositie van steenkool in de Gemeenschap;

    - efficiënte milieubescherming, beter gebruik van steenkool als bron van schone energie, vermindering van CO2-emissies bij het gebruik van kolen, en opvang en opslag van dit broeikasgas;

    - beheer van de afhankelijkheid van externe energievoorziening;

    - vermindering van emissies, energieverbruik en milieueffecten van de staalproductie;

    - behoud van hulpbronnen en bescherming van het ecosysteem bij de staalproductie;

    - bewaking en bescherming van het milieu in en rond de plaatsen waar staalproductie plaatsvindt.

    Om de complementariteit tussen het kaderprogramma en het onderzoeksfonds te vergroten en/of de financieringen meer op geselecteerde thema’s te richten, wordt voorgesteld de Commissie in staat te stellen in het kader van de genoemde onderzoeksdoelstellingen specifieke uitnodigingen tot het indienen van onderzoeksvoorstellen te doen uitgaan.

    Bij het vaststellen van deze specifieke oproepen wordt rekening gehouden met de werkprogramma's die voor het zevende kaderprogramma gepubliceerd zullen worden en zonodig ook met de strategische agenda's van de voor het programma relevante technologieplatforms (ESTEP (European Steel Technology Platform), ZEP (Zero Emission Fossil Fuel Power Plants Platform), SMR (Sustainable Minerals Resource Platform) enz.).

    4. HORIZONTALE REGELS

    In het herziene onderzoeksprogramma wordt rekening gehouden met de door de Commissie aangenomen horizontale regels waaraan alle onderzoeksprogramma’s die door de Commissie worden beheerd moeten voldoen. In de herziene technische richtsnoeren is bijvoorbeeld een regel over een evenwichtige man/vrouwverdeling binnen de verschillende groepen deskundigen en comités opgenomen (Besluit van de Commissie van 19 juni 2000 betreffende een evenwichtige deelneming van mannen en vrouwen in haar comités en groepen deskundigen[4]).

    5. FINANCIEEL BEHEER

    Omdat de begunstigden van de onderzoeksprogramma's van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal en de deskundigen die belast zijn met voortgangscontrole van de programma's van het Fonds (met name de leden van de adviescomités kolen en staal) een positief oordeel hebben gegeven, wordt voorgesteld de basisprincipes die op de financiële aspecten van de onderzoeksubsidies van toepassing zijn te handhaven.

    Voorgesteld wordt bijvoorbeeld de structuur van de toegestane kosten zoals omschreven in versie 2003/78/EG van de technische richtsnoeren te handhaven, dat wil zeggen dat vier kostencategorieën worden vastgesteld en dat de indirecte kosten volgens vaste tarieven worden gefinancierd (financiering verhoogd tot 35% van de subsidiabele personeelskosten). Simulaties op basis van de vanaf 2002 gesloten onderzoeksovereenkomsten hebben aangetoond dat de voorgestelde verhoging van 30 naar 35% de reiskosten dekt, die van de lijst subsidiabele kostencategorieën worden afgevoerd. Ook blijkt uit deze simulaties dat wanneer de indirecte kosten berekend worden op basis van 35% van de subsidiabele personeelskosten, de uitkomst vergelijkbaar is met het resultaat van de berekening op basis van het vaste tarief van 20% van de totale directe kosten met uitzondering van subcontracten, die wordt gehanteerd voor de onderzoeksprogramma's die in het kader van het zesde en zevende kaderprogramma zijn gefinancierd.

    Op basis van de ervaring die in de eerste vijf jaar van het bestaan van het Fonds is opgedaan wordt een voorstel gedaan voor een nauwkeuriger definitie van de verschillende categorieën exploitatiekosten.

    Om onderzoeksvoorstellen voor proef- of demonstratieprojecten te bevorderen wordt bovendien voorgesteld de maximale financiële bijdrage van de huidige 40% te verhogen tot 50% van de toegestane kosten. Voor andere acties komt geen verandering in de maximale financiële bijdragen.

    Alle overige bepalingen blijven ongewijzigd.

    2007/0135 (CNS)

    Voorstel voor een

    BESCHIKKING VAN DE RAAD

    inzake de technische meerjarenrichtsnoeren betreffende het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal,

    Gelet op Beschikking 2003/76/EG van de Raad van 1 februari 2003 tot vaststelling van de bepalingen die nodig zijn voor de uitvoering van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal[5], inzonderheid op artikel 4, lid 3,

    Gezien het voorstel van de Commissie[6],

    Gezien het advies van het Europees Parlement[7],

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) De opbrengst van beleggingen van de nettowaarde van de "EGKS in liquidatie" en, na afwikkeling van de liquidatie, van het vermogen van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, wordt toegewezen aan het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, dat uitsluitend bestemd is om onderzoekprojecten te financieren, buiten het kaderprogramma voor onderzoek, in sectoren die in verband staan met de kolen- en staalindustrie.

    (2) Het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal moet door de Commissie worden beheerd volgens beginselen welke overeenkomen met die betreffende de voormalige EGKS-programma's voor technisch onderzoek op het gebied van kolen en staal en op basis van technische meerjarenrichtsnoeren die aansluiten op deze EGKS-programma's, waarbij zorg wordt gedragen voor sterke concentratie van de onderzoekactiviteiten en erop toegezien wordt dat deze activiteiten de onderzoekactiviteiten van het communautaire kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling aanvullen.

    (3) Het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013), omschreven in Besluit 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006[8], is aanleiding tot het herzien van Beschikking 2003/78/EG van de Raad van 1 februari 2003 tot vaststelling van de technische meerjarenrichtsnoeren betreffende het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal[9] teneinde te waarborgen dat het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal een aanvulling vormt op het zevende kaderprogramma in de sectoren die in verband staan met de kolen- en staalindustrie.

    (4) Onderzoek en technische ontwikkeling zijn een zeer belangrijk instrument ter ondersteuning van de communautaire energiedoelstellingen waar deze betrekking hebben op de voorziening, de concurrerende en milieuvriendelijke omzetting en het gebruik van kolen in de Gemeenschap. Bovendien betekent de toenemende internationalisering van de kolenmarkt en de mondiale schaal van de problemen waarmee deze te maken heeft, dat de Europese Unie een leidende rol moet spelen ten opzichte van de problemen waarmee moderne technieken, mijnveiligheid en milieubescherming op wereldniveau gepaard gaan. Daartoe moet zij zorgen voor de overdracht van de knowhow die nodig is voor verdere technologische vooruitgang alsmede betere arbeidsvoorwaarden (gezondheid en veiligheid) en milieubescherming.

    (5) Met als algemeen doel het concurrentievermogen te verhogen en bij te dragen tot duurzame ontwikkeling, ligt de hoofdklemtoon van het onderzoek en de technologische ontwikkeling op de ontwikkeling van nieuwe of betere technologieën voor een economische, schone en veilige productie van staal en staalproducten, met als kenmerken: gestaag toenemende prestaties, geschiktheid voor gebruik, tevredenheid van de klant, langere levensduur, gemakkelijke terugwinning en recycling.

    (6) De volgorde waarin de onderzoeksdoelstellingen voor kolen en staal in deze beschikking worden gepresenteerd, betekent niet dat er een rangorde is tussen de verschillende doelstellingen.

    (7) Bij de beheersactiviteiten van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal dient de Commissie te worden bijgestaan door adviesgroepen en technische groepen die een breed scala van belangen van bedrijfstakken en andere betrokkenen vertegenwoordigen.

    (8) De recente uitbreiding met nieuwe lidstaten maakt het nodig de op 1 februari 2003 vastgestelde technische richtsnoeren te wijzigen, met name wat betreft de samenstelling van de adviesgroepen en de definitie van kolen.

    (9) In overeenstemming met verklaring nr. 4 van het besluit van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, 2002/234/EGKS van 27 februari[10], heeft de Commissie de definitie van staal opnieuw onder de loep genomen en is zij tot de conclusie gekomen dat het niet nodig is deze definitie te wijzigen. Stalen gietstukken, smeedstukken en poedermetallurgische producten vallen reeds onder het zevende kaderprogramma.

    (10) Uitgangspunt bij de herziening van de beschikking van de Raad 2003/78/EG is over het algemeen handhaving van de procedures die de bijstand biedende groepen doeltreffend achten en daarnaast invoering van een beperkt aantal noodzakelijke aanpassingen en administratieve vereenvoudigingen om de complementariteit aan het zevende kaderprogramma te bewerkstelligen.

    (11) Tot de desbetreffende aanpassingen behoort het schrappen van enkele flankerende maatregelen zoals reeds voorzien in het zevende kaderprogramma. Het is tevens nodig de frequentie waarmee het programma wordt herzien en de benoeming van de deskundigen af te stemmen op die van het zevende kaderprogramma.

    (12) De regels met betrekking tot de samenstelling van de adviesgroepen dienen te worden herzien, met name wat betreft de vertegenwoordiging van betrokken lidstaten en man/vrouwverhouding[11].

    (13) De Commissie dient in de gelegenheid te worden gesteld in het kader van de in deze beschikking omschreven onderzoeksdoelstellingen gerichte uitnodigingen te doen uitgaan.

    (14) De maximale totale financiële fondsbijdrage voor proef- en demonstratieprojecten dient te worden verhoogd tot 50% van de subsidiabele kosten.

    (15) De methode voor subsidiabele kosten dient te worden gehandhaafd, maar met een betere omschrijving van de kostencategorieën en een herzien percentage voor berekening van de overhead.

    (16) De Commissie heeft de technische richtsnoeren in Beschikking 2003/78/EG van de Raad geëvalueerd en heeft geoordeeld dat de beschikking met het oog op de benodigde wijzigingen het best kan worden vervangen.

    (17) Teneinde de noodzakelijke aansluiting op Beschikking 2003/78/EG te bewerkstelligen is deze Beschikking van toepassing met ingang van 16 september […]. Indien er tussen 16 september en de datum van ingang van deze beschikking voorstellen worden ingediend, zal de indieners worden gevraagd hun voorstellen opnieuw in te dienen met inachtneming van deze beschikking zodat zij kunnen profiteren van de hierin opgenomen gunstiger voorwaarden, met name wat betreft de financiële bijdrage voor proef- en demonstratieprojecten.

    (18) De bepalingen die nodig zijn voor de uitvoering van deze beschikking dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[12] en zijn van overeenkomstige toepassing,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

    Hoofdstuk IAlgemene bepalingen

    Artikel 1 Onderwerp

    Deze beschikking voorziet in de vaststelling van een onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal en bepaalt de technische meerjarenrichtsnoeren voor de uitvoering van dit programma.

    Hoofdstuk IIOnderzoeksprogramma

    Afdeling 1Vaststelling van het onderzoeksprogramma

    Artikel 2 Vaststelling

    Bij deze wordt een onderzoeksprogramma voor het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal vastgesteld, hierna het onderzoeksprogramma te noemen.

    Het onderzoeksprogramma ondersteunt het concurrentievermogen van de communautaire sectoren die verband houden met de kolen- en staalindustrie. Het programma is in overeenstemming met de wetenschappelijke, technologische en politieke doelstellingen van de Gemeenschap en vult de activiteiten aan die worden uitgevoerd in de lidstaten en binnen de bestaande communautaire onderzoeksprogramma's, in het bijzonder het kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (hierna het kaderprogramma voor onderzoek te noemen).

    De coördinatie, complementariteit en synergie tussen deze programma’s worden gestimuleerd, evenals de uitwisseling van informatie tussen krachtens het onderhavige onderzoeksprogramma gefinancierde projecten en projecten die krachtens het kaderprogramma voor onderzoek worden gefinancierd.

    Het onderzoeksprogramma steunt onderzoeksactiviteiten die zijn gericht op de onderzoeksdoelstellingen voor kolen en staal zoals omschreven in respectievelijk afdeling 3 en 4.

    Afdeling 2definities van kolen en staal

    Artikel 3 Definities

    In het kader van deze beschikking zijn de volgende definities van toepassing:

    1. onder kolen wordt verstaan:

    2. steenkool, omvattende de hoogwaardige kolen en minder hoogwaardige "A"-kolen (of subbitumineuze kolen) van het Internationale codificatiesysteem voor kolen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties;

    3. geperste steenkool;

    4. cokes en halfcokes van steenkool;

    5. bruinkool, omvattende de laagwaardige C-steenkool (of ortholigniet) en de laagwaardige B-steenkool (of metaligniet) zoals omschreven in het bovengenoemde codificatiesysteem;

    6. bruinkoolbriketten;

    7. cokes en halfcokes van bruinkool;

    8. oliehoudende leisteen;

    9. onder staal wordt verstaan:

    10. grondstoffen voor de productie van ruwijzer en staal, zoals ijzererts, sponsijzer en ijzerhoudend schroot;

    11. ruwijzer (inclusief vloeibaar ruwijzer) en ferrolegeringen;

    12. ruwe producten en halffabricaten van ijzer, van gewoon staal of van speciaal staal (met inbegrip van producten bestemd voor hergebruik en herwalsing), zoals continu of anders gegoten vloeibaar staal en halffabricaten, zoals bloemen, knuppels, staven, plakken en band;

    13. warmgewalste walserijproducten van ijzer, van gewoon staal en van speciaal staal (al dan niet oppervlaktebeklede producten, exclusief stalen gietstukken, smeedstukken en poedermetallurgische producten), zoals rails, damwandstaal, constructievormen, staven, walsdraad, platen, strips en band, en rond en vierkant staafmateriaal voor buizen;

    14. walserijproducten van ijzer, van gewoon staal of van speciaal staal (al dan niet oppervlaktebekleed), zoals koudgewalst(e) band en platen, en elektroplaten;

    15. producten van de eerstefaseverwerking van staal die de concurrentiepositie van bovengenoemde staalproducten kunnen verbeteren, zoals buisproducten, getrokken en blanke producten, koudgewalste en koudgeprofileerde producten.

    Afdeling 3Onderzoeksdoelstellingen voor kolen

    Artikel 4 Verbetering van de concurrentiepositie van de communautaire kolen

    1. Doel is terugdringing van de totale productiekosten van de mijnen, verbetering van de productkwaliteit en vermindering van de kosten van het gebruik van kolen. De onderzoeksprojecten behelzen de volledige productieketen van kolen:

    (a) moderne exploratietechnieken voor kolenlagen;

    (b) geïntegreerde mijnplanning;

    (c) hoogefficiënte, grotendeels geautomatiseerde mijngang- en winningstechnologieën die zijn afgestemd op de bijzondere geologie van Europese steenkoollagen;

    (d) adequate ondersteunende technologieën;

    (e) vervoersystemen;

    (f) elektriciteitsvoorziening, communicatie en informatie, transmissie, bewakings- en procesbesturingssystemen;

    (g) koolvoorbereidingstechnieken, gericht op de behoeften van de gebruikersmarkten;

    (h) omzetting van kolen;

    (i) verbranding van kolen.

    2. Onderzoeksprojecten zijn ook gericht op wetenschappelijke en technologische vooruitgang, die moet leiden tot een beter inzicht in het gedrag en de beheersing van kolenlagen met betrekking tot rotsdruk, gasemissies, explosiegevaar, ventilatie en alle andere factoren die de mijnbouw beïnvloeden. Onderzoeksprojecten met deze doelstellingen moeten uitzicht bieden op resultaten die op korte tot middellange termijn toepasselijk zijn op een aanzienlijk deel van de communautaire productie.

    De voorkeur wordt gegeven aan projecten die ten minste een van de volgende doelstellingen bevorderen:

    16. de integratie van afzonderlijke technieken in systemen en methoden en de ontwikkeling van geïntegreerde winningsmethoden;

    17. aanzienlijke vermindering van productiekosten;

    18. voordelen op het gebied van mijnveiligheid en milieu.

    Artikel 5 Gezondheid en veiligheid in mijnen

    Projecten die de activiteiten omvatten waarnaar wordt verwezen in artikel 4, lid a t/m f, gaan vergezeld van adequate inspanningen op het gebied van mijnveiligheid, alsmede gasbeheersing, ventilatie en luchtbehandeling teneinde te komen tot een verbetering van de arbeidsomstandigheden onder de grond alsmede de gezondheid en veiligheid op het werk.

    Artikel 6 Efficiënte milieubescherming en beter gebruik van steenkool als bron van schone energie

    Onderzoeksprojecten met deze doelstelling streven ernaar het effect van mijnbouw en het gebruik van steenkool in de Gemeenschap op lucht, water en bodem zoveel mogelijk te beperken door middel van een geïntegreerde beheersstrategie inzake milieuverontreiniging. Gezien de voortdurende herstructurering van de communautaire kolenindustrie wordt het onderzoek ook afgestemd op het beperken van het milieueffect van voor sluiting bestemde ondergrondse mijnen.

    De voorkeur wordt gegeven aan projecten die ten minste een van de volgende doelstellingen bevorderen:

    19. vermindering van de emissie veroorzaakt door het gebruik van kolen, waaronder het opvangen en opslaan van CO2;

    20. vermindering van de emissie van broeikasgassen, in het bijzonder methaan, uit kolenlagen;

    21. terugbrengen naar de mijn van mijnbouwafval, vliegas en ontzwavelingsproducten, indien nodig samen met andere vormen van afval;

    22. sanering van afvalhopen en industrieel gebruik van residuen van de productie en het gebruik van kolen;

    23. bescherming van het grondwater en zuivering van mijnafvalwater;

    24. vermindering van het milieueffect van installaties die hoofdzakelijk communautaire steen- en bruinkool gebruiken;

    25. bescherming van oppervlakte-installaties tegen de gevolgen van bodemverzakking op korte en lange termijn.

    Artikel 7 Beheer van de afhankelijkheid van externe energievoorziening

    Onderzoeksprojecten met deze doelstelling hebben betrekking op de vooruitzichten voor energievoorziening op de lange termijn en betreffen de valorisering, in economisch opzicht, energieopzicht en milieuopzicht, van kolenvoorraden die met conventionele mijnbouwtechnieken niet economisch kunnen worden ontgonnen. Tot de projecten behoren studies, het uitstippelen van strategieën, fundamenteel en toegepast onderzoek en het uittesten van innovatieve technieken die uitzicht bieden op de valorisering van communautaire kolenvoorraden.

    De voorkeur wordt gegeven aan projecten waarbij complementaire technieken worden geïntegreerd, zoals adsorptie van methaan of kooldioxide, methaanextractie van kolenlagen, ondergrondse steenkoolvergassing, enz.

    Afdeling 4Onderzoeksdoelstellingen voor staal

    Artikel 8 Nieuwe en betere technieken voor staalfabricage en -afwerking

    Onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO) op dit gebied hebben verbetering van de staalproductieprocédés tot doel om de kwaliteit van de producten en de productiviteit te verhogen. Een verlaging van emissies, energieverbruik en milieueffecten, alsmede een beter gebruik van grondstoffen en het behoud van hulpbronnen, vormen een integraal deel van de ontwikkelingen. De onderzoeksprojecten bestrijken ten minste een van de volgende gebieden:

    (a) nieuwe en verbeterde procédés voor ijzerertsreductie;

    (b) procédés en bewerkingen voor ijzerproductie;

    (c) procédés van vlamboogovens;

    (d) procédés voor staalfabricage;

    (e) secundaire metallurgische technieken;

    (f) continugieten en "near net shape"-giettechnieken met en zonder warme verbinding;

    (g) wals-, afwerkings- en oppervlaktebekledingstechnieken;

    (h) warm- en koudwalstechnieken, beits- en afwerkingsprocédés;

    (i) procesinstrumentatie, -besturing en -automatisering;

    (j) onderhoud en betrouwbaarheid van productiebanden.

    Artikel 9 OTO en het gebruik van staal

    OTO gericht op het gebruik van staal is essentieel om tegemoet te kunnen komen aan de toekomstige eisen van staalgebruikers en nieuwe marktkansen te scheppen. De onderzoeksprojecten bestrijken ten minste een van de volgende gebieden:

    (a) nieuwe staalsoorten voor veeleisende toepassingen;

    (b) staaleigenschappen waarbij het gaat om de mechanische eigenschappen bij lage en hoge temperaturen, zoals sterkte en taaiheid, moeheid, slijtage, kruipen, corrosie en breukvastheid;

    (c) verlenging van de levensduur, in het bijzonder door verbetering van de warmte- en corrosievastheid van staal en staalconstructies;

    (d) composieten met staal en sandwichconstructies;

    (e) voorspellende simulatiemodellen van microstructuren en mechanische eigenschappen;

    (f) methoden voor de veiligheid en het ontwerp van constructies, in het bijzonder met betrekking tot brand en aardbevingen;

    (g) technologieën met betrekking tot het vormen, lassen en verbinden van staal en andere materialen;

    (h) normalisatie van test- en evaluatiemethoden.

    Artikel 10 Behoud van hulpbronnen en verbetering van arbeidsomstandigheden

    Bij zowel de productie als het gebruik van staal vormen het behoud van hulpbronnen, de bescherming van het ecosysteem en veiligheidskwesties een integraal deel van het OTO-werk. De onderzoeksprojecten bestrijken ten minste een van de volgende gebieden:

    (a) technieken voor de recycling van oud staal uit verschillende bronnen en de classificatie van staalschroot;

    (b) staalsoorten en ontwerp van geassembleerde constructies, die een gemakkelijke terugwinning van staalschroot en de omzetting daarvan in bruikbaar staal bevorderen;

    (c) bewaking en bescherming van het milieu op en rond de werkplek;

    (d) sanering van staalfabrieken;

    (e) verbetering van arbeidsomstandigheden en kwaliteit van leven op de werkplek;

    (f) ergonomische methoden;

    (g) arbeidsomstandigheden;

    (h) vermindering van blootstelling aan emissies op het werk.

    Hoofdstuk IIITechnische meerjarenrichtsnoeren

    Afdeling 1Deelname

    Artikel 11 Lidstaten

    Ondernemingen, overheidsinstanties, onderzoeksorganisaties en instellingen voor secundair en hoger onderwijs of andere rechtspersonen en natuurlijke personen die gevestigd zijn op het grondgebied van een lidstaat kunnen aan het onderzoeksprogramma deelnemen en een financiële bijdrage aanvragen, mits beoogd wordt een OTO-activiteit uit te voeren of mits daaraan een substantiële bijdrage kan worden geleverd.

    Artikel 12 Kandidaat-lidstaten

    Ondernemingen, overheidsinstanties, onderzoeksorganisaties en instellingen voor secundair en hoger onderwijs of andere rechtspersonen en natuurlijke personen hebben het recht deel te nemen zonder een financiële bijdrage te ontvangen krachtens het onderzoeksprogramma, tenzij in de betrokken Europa-overeenkomsten en aanvullende protocollen en in de besluiten van de respectieve associatieraden anders is bepaald.

    Artikel 13 Derde landen

    Ondernemingen, overheidsinstanties, onderzoeksorganisaties en instellingen voor secundair en hoger onderwijs of andere rechtspersonen en natuurlijke personen uit derde landen hebben het recht deel te nemen aan het onderzoeksprogramma zonder een financiële bijdrage te ontvangen krachtens het onderzoeksprogramma, mits de deelname in het belang van de Gemeenschap is.

    Afdeling 2Subsidiabele activiteiten

    Artikel 14 Onderzoeksprojecten

    Een onderzoeksproject dient bedoeld te zijn voor onderzoek of experimenteel werk om nieuwe kennis te verwerven en het bereiken van specifieke praktische doeleinden, zoals het creëren of ontwikkelen van nieuwe producten, productieprocessen of diensten, te vergemakkelijken.

    Artikel 15 Proefprojecten

    Bij een proefproject wordt een installatie of een significant deel van een installatie op een adequate schaal en met gebruikmaking van componenten van geschikte grootte gebouwd, in werking gesteld en ontwikkeld met het oog op het verifiëren van de bruikbaarheid van theoretische resultaten of laboratoriumresultaten en/of het vergroten van de betrouwbaarheid van de technische en economische gegevens die nodig zijn op weg naar de demonstratiefase, en in sommige gevallen naar de industriële en/of commerciële fase.

    Artikel 16 Demonstratieprojecten

    Bij een demonstratieproject wordt een installatie of een significant deel van een installatie op industriële schaal gebouwd en/of in werking gesteld, zodat alle technische en economische gegevens verzameld kunnen worden die nodig zijn om met zo weinig mogelijk risico over te gaan tot industriële en/of commerciële exploitatie van de technologie.

    Artikel 17 Flankerende maatregelen

    Flankerende maatregelen hebben betrekking op het bevorderen van het gebruik van verworven kennis of specifieke workshops of conferenties in verband met projecten of prioriteiten van het programma.

    Artikel 18 Ondersteunende en voorbereidende activiteiten

    Ondersteunende en voorbereidende activiteiten zijn activiteiten nodig voor een gezond en effectief beheer van het onderzoeksprogramma, zoals de beoordeling en selectie van voorstellen waarvan sprake is in artikel 27 en 28, de periodieke voortgangscontrole en evaluatie waarvan sprake is in artikel 38, studies, en het groeperen of het door middel van een netwerk verbinden van gerelateerde projecten die krachtens het programma worden gefinancierd.

    De Commissie mag indien zij dit nodig acht onafhankelijke en hooggekwalificeerde deskundigen aanstellen om mee te werken aan ondersteunende en voorbereidende activiteiten.

    Afdeling 3B EHEER VAN HET PROGRAMMA

    Artikel 19 Beheer

    Het programma wordt beheerd door de Commissie. Deze wordt bijgestaan door het Comité kolen en staal, de Adviesgroepen Kolen en staal en de Technische Groepen Kolen en staal.

    Artikel 20 Oprichting van de Adviesgroepen Kolen en staal

    De Adviesgroepen Kolen en staal (hierna "de Adviesgroepen" te noemen) zijn van elkaar onafhankelijke technische adviesgroepen.

    Artikel 21 Taken van de Adviesgroepen Kolen en staal

    Wat kolengerelateerde respectievelijk staalgerelateerde OTO-aspecten betreft, adviseert elke adviesgroep de Commissie omtrent:

    26. de algemene uitwerking van het onderzoeksprogramma, het in artikel 25 bedoelde informatiepakket en de toekomstige richtsnoeren;

    27. de samenhang en mogelijke doublures ten opzichte van andere OTO-programma's op communautair en nationaal niveau;

    28. het bepalen van de leidende beginselen betreffende de voortgangscontrole van OTO-projecten;

    29. het werk betreffende specifieke projecten;

    30. de in afdeling 3 en 4 vermelde onderzoeksdoelstellingen van het onderzoeksprogramma;

    31. de in het informatiepakket vermelde jaarlijkse prioritaire doelstellingen en, voor zover van toepassing, de prioritaire doelstellingen voor gerichte uitnodigingen als bedoeld in artikel 25;

    32. het samenstellen van een handboek voor de beoordeling en selectie van OTO-activiteiten als bedoeld in artikel 27 en 28;

    33. de beoordeling van voorstellen voor OTO-activiteiten en de aan deze voorstellen te geven prioriteit, rekening houdend met de beschikbare fondsen;

    34. het aantal, de bevoegdheden en de samenstelling van de in artikel 24 bedoelde technische groepen;

    35. het opstellen van gerichte uitnodigingen tot het indienen van voorstellen zoals bedoeld in artikel 25;

    36. andere maatregelen wanneer dit door de Commissie wordt gevraagd.

    Artikel 22 Samenstelling van de Adviesgroepen Kolen en staal

    Elke adviesgroep is samengesteld overeenkomstig de tabellen in de bijlage. De leden worden op persoonlijke titel door de Commissie benoemd voor een periode van 42 maanden. Benoemingen kunnen worden ingetrokken.

    De Commissie neemt benoemingsvoorstellen in overweging die zij op de volgende manieren heeft ontvangen:

    (a) van de lidstaten;

    (b) van de instanties waarvan sprake is in de tabellen in de bijlage;

    (c) in antwoord op een uitnodiging tot het indienen van aanvragen voor opneming op een lijst van mogelijke leden.

    De Commissie zorgt in elke adviesgroep voor een evenwichtige verdeling qua expertise en voor de breedst mogelijke geografische vertegenwoordiging.

    De leden zijn actief op het betrokken gebied en zijn op de hoogte van prioriteiten in de bedrijfstak. Voorts streeft de Commissie bij de benoeming van adviesgroepleden een evenwichtige man/vrouwverdeling na.

    Artikel 23 Het bijeenkomen van de Adviesgroepen Kolen en staal

    De vergaderingen van de Adviesgroepen worden geregeld en voorgezeten door de Commissie, die ook het secretariaat verzorgt.

    Zo nodig kan de voorzitter de leden vragen te stemmen. Elk lid heeft één stem. Door de voorzitter kunnen eventueel bijkomende deskundigen of waarnemers worden uitgenodigd op de vergaderingen. De bijkomende deskundigen en waarnemers hebben geen stemrecht.

    Zo nodig vergaderen de twee Adviesgroepen gezamenlijk, bijvoorbeeld om advies te verstrekken over zaken die van belang zijn voor zowel de kolen- als de staalsector.

    Artikel 24 Oprichting en taken van de Technische Groepen Kolen en staal

    De Technische Groepen Kolen en staal adviseren de Commissie over de voortgangscontrole van onderzoeksprojecten en proef- of demonstratieprojecten en, waar nodig, bij het vaststellen van de prioritaire doelstellingen van het onderzoeksprogramma.

    De leden worden door de Commissie aangewezen en zijn afkomstig uit de sectoren die in verband staan met de kolen- en staalindustrie, onderzoeksinstellingen of gebruikersindustrieën, waar ze verantwoordelijk zijn voor onderzoeksstrategie, beheer of productie.

    Voorts streeft de Commissie bij de benoeming van leden van de technische groepen een evenwichtige man/vrouwverdeling na.

    Vergaderingen van de technische groepen vinden zo veel mogelijk plaats op locaties die dusdanig zijn gekozen dat de voortgangscontrole van projecten en de evaluatie van resultaten hierbij het meest gebaat zijn.

    Afdeling 4Uitvoering van het onderzoeksprogramma

    Artikel 25 Uitnodiging tot het indienen van voorstellen

    1. Bij deze wordt een permanente open uitnodiging tot het indienen van voorstellen ingesteld. Tenzij anders vermeld valt de sluitingsdatum voor het indienen van voorstellen ter beoordeling elk jaar op 15 september.

    2. Indien de Commissie overeenkomstig artikel 41, onder d en e, besluit tot het wijzigen van de sluitingsdatum voor het indienen van voorstellen zoals bedoeld in lid 1 of tot het doen uitgaan van gerichte uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, publiceert zij deze informatie in het Publicatieblad van de Europese Unie .

    In gerichte uitnodigingen worden de data en modaliteiten kenbaar gemaakt die gelden voor het indienen van de voorstellen (bijvoorbeeld of het een een- of tweestapsprocedure betreft) en voor de beoordeling van de voorstellen, de prioriteiten, indien nodig het type subsidiabel project zoals bedoeld in artikel 14 t/m 18 en de beoogde financiering.

    3. De Commissie stelt een informatiepakket samen dat gedetailleerde regels voor deelname bevat en informatie over de wijze waarop voorstellen en projecten worden beheerd, aanvraagformulieren, regels voor de indiening van voorstellen, modelsubsidieovereenkomsten, subsidiabele kosten, maximale financiële bijdrage, betalingsregeling en jaarlijkse prioritaire doelstellingen van het onderzoeksprogramma.

    De Commissie maakt het informatiepakket openbaar op de website van CORDIS (Informatiedienst voor communautair onderzoek en ontwikkeling) of op een overeenkomstige website.

    Aanvragen moeten bij de Commissie worden ingediend overeenkomstig de regels in het informatiepakket, dat op verzoek bij de Commissie verkrijgbaar is op papier.

    Artikel 26 Inhoud van de voorstellen

    De voorstellen moeten betrekking hebben op de onderzoeksdoelstellingen in afdeling 3 en 4 van hoofdstuk II en, indien van toepassing, op de prioritaire doelstellingen vermeld in het informatiepakket overeenkomstig artikel 25, lid 3, of de prioritaire doelstellingen vastgesteld voor de gerichte uitnodigingen tot het indienen van voorstellen zoals genoemd in artikel 25, lid 2.

    Elk voorstel moet een gedetailleerde beschrijving omvatten van het voorgestelde project en alle informatie bevatten betreffende de doelstellingen, het samenwerkingsverband (met gegevens over de rol van elke partner), de beheerstructuur, verwachte resultaten en vooruitzichten voor de toepassing ervan en een schatting van de verwachte industriële, economische en sociale baten en milieubaten.

    De voorgestelde totale kosten en de verdeling ervan moeten realistisch en effectief zijn, en er moet van het project een gunstige kosten-batenverhouding kunnen worden verwacht.

    Artikel 27 Beoordeling voorstellen

    De Commissie zorgt ervoor dat de voorstellen vertrouwelijk, eerlijk en rechtvaardig worden beoordeeld.

    De Commissie stelt een handboek samen voor de beoordeling en selectie van OTO-activiteiten en publiceert dit.

    Artikel 28 Selectie van voorstellen en voortgangscontrole van projecten

    1. De Commissie registreert de ontvangen voorstellen en controleert of zij aan de criteria voldoen.

    2. De Commissie beoordeelt de voorstellen met de hulp van onafhankelijke deskundigen.

    3. De Commissie stelt een lijst op van de in aanmerking genomen voorstellen, gerangschikt naar verdienste. De ranglijst kan worden besproken door de relevante Adviesgroep.

    4. De Commissie neemt een beslissing over de selectie van de projecten en over de toewijzing van middelen. Indien het geschatte bedrag van de communautaire bijdrage krachtens het onderzoeksprogramma 0,6 miljoen euro of meer bedraagt, is artikel 41, onder a, van toepassing.

    5. De Commissie, bijgestaan door de in artikel 24 bedoelde technische groepen, houdt toezicht op de onderzoeksprojecten en -activiteiten.

    Artikel 29 Subsidieovereenkomsten

    Voor projecten die gebaseerd zijn op geselecteerde voorstellen en maatregelen en activiteiten als gespecificeerd in artikel 14 t/m 18 wordt een subsidieovereenkomst gesloten. Subsidieovereenkomsten worden, eventueel rekening houdend met de betrokken activiteiten, gebaseerd op de desbetreffende modelsubsidieovereenkomst die door de Commissie is opgesteld.

    In de subsidieovereenkomst worden de financiële bijdragen krachtens het programma op basis van de subsidiabele kosten alsmede de regelingen betreffende de kostenopgave, rekeningafsluiting en accountantsverklaring inzake financiële rapportages bepaald. Verder bevatten de overeenkomsten bepalingen met betrekking tot verspreiding en gebruik, en toegangsrechten.

    Artikel 30 Financiële bijdrage

    Het onderzoeksprogramma is gebaseerd op OTO-subsidieovereenkomsten voor gezamenlijke rekening. De totale financiële bijdrage, inclusief elke andere bijkomende openbare financiering, is in overeenstemming met de van toepassing zijnde regels betreffende staatssteun.

    Voor de levering van roerende of onroerende activa, de uitvoering van werken of de levering van diensten die nodig zijn voor de uitvoering van de ondersteunende en voorbereidende activiteiten wordt eveneens gebruik gemaakt van overheidsopdrachten.

    Onverminderd het bepaalde in de eerste alinea bedraagt de totale financiële bijdrage, uitgedrukt als een percentage van de subsidiabele kosten bepaald in artikel 31 t/m 35:

    voor onderzoeksprojecten | maximaal 60% |

    voor proef- en demonstratieprojecten | maximaal 50% |

    voor flankerende maatregelen en ondersteunende en voorbereidende activiteiten | maximaal 100% |

    37. Artikel 31 Subsidiabele kosten

    1. De subsidiabele kosten zijn te verdelen in:

    38. materieelkosten;

    39. personeelskosten;

    40. exploitatiekosten;

    41. indirecte kosten.

    2. De subsidiabele kosten omvatten uitsluitend feitelijke kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van het project onder de voorwaarden van de subsidieovereenkomst. Begunstigden, medebegunstigden en ondergeschikte begunstigden kunnen geen aanspraak maken op gebudgetteerde of commerciële tarieven.

    Artikel 32 Materieelkosten

    De kosten van aangekocht of gehuurd materieel dat rechtstreeks in verband kan worden gebracht met het project, mogen als directe kosten in rekening worden gebracht. De subsidiabele kosten voor gehuurd materieel mogen niet meer bedragen dan de subsidiabele kosten voor de aankoop ervan.

    Artikel 33 Personeelskosten

    In rekening mag worden gebracht het feitelijke aantal uren dat door wetenschappers, academici en technisch personeel en door het eigen personeel van de begunstigde is besteed. Voor bijkomende personeelskosten (bijvoorbeeld studiebeurzen) is de voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Commissie vereist. Alle in rekening gebrachte werkuren moeten worden geregistreerd en gefiatteerd.

    Artikel 34 Exploitatiekosten

    De exploitatiekosten die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van het project, omvatten uitsluitend de kosten van:

    42. grondstoffen;

    43. verbruiksgoederen;

    44. energie;

    45. transport van grondstoffen, verbruiksgoederen, materieel, producten, toevoermateriaal of brandstof;

    46. onderhoud, reparatie, aanpassing of omvorming van bestaand materieel;

    47. IT-diensten en andere specifieke diensten;

    48. huur van materieel;

    49. analyses en tests;

    50. organisatie van specifieke workshops;

    51. accountantsverklaring betreffende de financiële rapportage en bankgaranties;

    52. bescherming van kennis;

    53. bijstand door derden.

    Artikel 35 Indirecte kosten

    Alle andere mogelijke uitgaven, zoals algemene kosten of overhead, die in verband met het project worden gedaan en die in de voormelde categorieën niet specifiek worden genoemd, waaronder reis- en verblijfkosten, worden gedekt door een vast bedrag van 35% van de in artikel 33 bedoelde subsidiabele personeelskosten.

    Afdeling 5Evaluatie en voortgangscontrole van de onderzoeksactiviteiten

    Artikel 36 Technische rapportage

    Voor onderzoeks-, proef- en demonstratieprojecten als omschreven in artikel 14, 15 en 16 moet(en) de begunstigde(n) periodieke rapporten opstellen. Deze rapporten dienen om de gemaakte technische vooruitgang te documenteren.

    Na voltooiing van de werkzaamheden moet door de begunstigde(n) een eindrapport met een exploitatie- en effectbeoordeling worden verstrekt. Na eventueel overleg met de relevante Adviesgroep publiceert de Commissie dit rapport volledig of in samengevatte vorm, afhankelijk van de strategische relevantie van het project.

    De Commissie kan de begunstigde(n) vragen om eindrapporten over de flankerende maatregelen zoals bedoeld in artikel 17 en de ondersteunende en voorbereidende activiteiten zoals bedoeld in artikel 18 en kan besluiten tot publicatie hiervan.

    Artikel 37 Jaarlijks overzicht

    De Commissie geeft jaarlijks een overzicht van de activiteiten uitgevoerd in het kader van het onderzoeksprogramma en de vorderingen bij de OTO-werkzaamheden. Het rapport met het jaarlijkse overzicht wordt aan het Comité toegezonden.

    De Commissie mag onafhankelijke deskundigen en hooggekwalificeerde deskundigen aanstellen om mee te werken aan het jaarlijkse overzicht.

    Artikel 38 Voortgangscontrole en beoordeling van het programma

    1. De Commissie controleert de voortgang van het programma en beoordeelt daarbij de verwachte baten. Eind 2013, en vervolgens om de zeven jaar, wordt een voortgangsrapport uitgebracht. De desbetreffende rapporten worden openbaar gemaakt op de website van CORDIS (Informatiedienst voor communautair onderzoek en ontwikkeling) of op een overeenkomstige website.

    2. Bij de voltooiing van de gefinancierde projecten voert de Commissie voor elke periode van zeven jaar een beoordeling van het onderzoeksprogramma uit. Hierbij worden ook de voordelen van het OTO voor de samenleving en de betrokken sectoren beoordeeld. Het beoordelingsrapport wordt gepubliceerd.

    3. Bij de voortgangscontrole en de beoordeling zoals bedoeld in lid 1 en 2 wordt de Commissie bijgestaan door panels van hooggekwalificeerde deskundigen die zij zelf aanstelt.

    Artikel 39 Aanstelling van onafhankelijke en hooggekwalificeerde deskundigen

    Op de aanstelling van onafhankelijke en hooggekwalificeerde deskundigen zoals bedoeld in artikel 18, artikel 28, lid 2, en artikel 38, is het bepaalde in de artikelen 14 en 17 van Verordening (EG) nr. 1906/2006 van het Europees Parlement en de Raad[13] van overeenkomstige toepassing.

    Hoofdstuk IVSlotbepalingen

    Artikel 40 Herziening van de technische meerjarenrichtsnoeren

    De technische meerjarenrichtsnoeren van hoofdstuk III worden om de zeven jaar herzien, waarbij de eerste periode van zeven jaar afloopt op 31 december 2014. Daartoe evalueert de Commissie uiterlijk in de eerste helft van het laatste jaar van iedere periode de werking en de doeltreffendheid van de technische richtsnoeren en stelt zij zo nodig wijzigingen voor.

    Indien de Commissie zulks nodig acht, kan zij vóór het eind van de periode van zeven jaar tot een dergelijke evaluatie overgaan en voorstellen voor passende wijzigingen bij de Raad indienen.

    Artikel 41 Uitvoeringsbepalingen

    De Commissie stelt overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 42, lid 2, uitvoeringsbepalingen vast inzake:

    (a) de goedkeuring van financieringsactiviteiten waarbij het geschatte bedrag van de communautaire bijdrage uit hoofde van het programma 0,6 miljoen euro of meer bedraagt;

    (b) de taakomschrijving voor de voortgangscontrole en beoordeling van het programma waarvan sprake is in artikel 38;

    (c) wijzigingen in de afdelingen 3 en 4 van hoofdstuk II;

    (d) wijzigingen in de sluitingsdatum bedoeld in artikel 25;

    (e) het opstellen van gerichte uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

    (f) andere kwesties in verband met het programma.

    Artikel 42 Comité

    1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité kolen en staal, hierna "het Comité" te noemen.

    2. Wanneer wordt verwezen naar dit lid, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van overeenkomstige toepassing.

    De termijn bedoeld in artikel 4, lid 3, van dat besluit wordt op twee maanden vastgesteld.

    3. Het Comité stelt zelf zijn reglement van orde vast.

    Artikel 43 Intrekking en overgangsmaatregelen

    [Bij vaststelling vóór 15 juni 2008:]

    ["Beschikking 2003/78/EG wordt ingetrokken. Beschikking 2003/78/EG blijft echter tot 31 december 2008 van toepassing op de financiering van activiteiten die voortkomen uit voorstellen die uiterlijk 15 september 2007 zijn ingediend."]

    [Bij vaststelling na 15 juni 2008:]

    ["Beschikking 2003/78/EG wordt ingetrokken. Beschikking 2003/78/EG blijft echter tot 31 december 2009 van toepassing op de financiering van activiteiten die voortkomen uit voorstellen die uiterlijk 15 september 2008 zijn ingediend."]

    Artikel 44

    Toepasselijkheid

    ["Deze beschikking is van toepassing vanaf 16 september 2007."]

    [of]

    ["Deze beschikking is van toepassing vanaf 16 september 2008."]

    Artikel 45 Geadresseerden

    Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, […]

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    […]

    BIJLAGE

    De samenstelling van de Adviesgroep kolen, waarnaar wordt verwezen in artikel 23:

    [pic]De leden moeten een brede achtergrondkennis en individuele expertise op een of meer van de volgende gebieden hebben: kolenwinning en -gebruik, milieukwesties of sociale kwesties, met inbegrip van veiligheidsaspecten.

    De samenstelling van de Adviesgroep staal, waarnaar wordt verwezen in artikel 23:

    [pic]

    De leden moeten een brede achtergrondkennis en individuele expertise op een of meer van de volgende gebieden hebben: grondstoffen; ijzerbereiding; staalbereiding; continugieten; warm- en/of koudwalsen; afwerking en/of oppervlaktebehandeling van staal; ontwikkeling van staalsoorten en/of -producten; staaltoepassingen en -eigenschappen; milieukwesties en sociale kwesties, met inbegrip van veiligheidsaspecten.

    [1] PB L 29 van 5.2.2003, blz. 28.

    [2] PB L 79 van 22.3.2002, blz. 60.

    [3] PB L 391 van 30.12.2006, blz. 7.

    [4] PB L 154 van 27.6.2000, blz. 34.

    [5] PB L 29 van 5.2.2003, blz. 22.

    [6] PB C […] van […], blz. […].

    [7] PB C […] van […], blz. […].

    [8] PB L 412 van 30.12.2006, blz.1.

    [9] PB L 29 van 5.2.2003, blz.28.

    [10] PB L 79 van 22.3.2002, blz. 42.

    [11] PB L 154 van 27.6.2000, blz. 34.

    [12] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

    [13] PB L 391 van 30.12.2006, blz.6.

    Top