EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007DC0258

Verslag van de Commissie - Convergentieverslag 2007 over Malta (op verzoek van Malta opgesteld in overeenstemming met artikel 122, lid 2, van het Verdrag) {SEC(2007) 622}

/* COM/2007/0258 def. */

52007DC0258




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 16.5.2007

COM(2007) 258 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

CONVERGENTIEVERSLAG 2007 OVER MALTA

(op verzoek van Malta opgesteld in overeenstemming met artikel 122, lid 2, van het Verdrag) {SEC(2007) 622}

1. DOEL VAN DIT VERSLAG

Overeenkomstig artikel 122, lid 2, van het EG-Verdrag moeten de Commissie en de Europese Centrale Bank (ECB) ten minste om de twee jaar of op verzoek van een lidstaat met een derogatie aan de Raad verslag uitbrengen over de vooruitgang die door de lidstaten is geboekt bij de nakoming van hun verplichtingen met het oog op de totstandbrenging van een Economische en Monetaire Unie (EMU).

Dit verslag is opgesteld naar aanleiding van het verzoek dat Malta op 27 februari 2007 heeft ingediend. In een technische bijlage bij dit verslag (SEC(2007)622) wordt een gedetailleerdere beoordeling van de stand van de convergentie in Malta verstrekt.

Op de inhoud van de verslagen die door de Commissie en de ECB worden opgesteld, is artikel 121, lid 1, van het Verdrag van toepassing. In dit artikel is bepaald dat de verslagen een onderzoek moeten bevatten naar de verenigbaarheid van de nationale wetgeving van elke lidstaat, met inbegrip van de statuten van zijn nationale centrale bank, met artikel 108 en artikel 109 van het Verdrag en met de statuten van het ESCB en de ECB (hierna de "ESCB-statuten" genoemd). In de verslagen moet ook worden nagegaan of in de betrokken lidstaat een hoge mate van duurzame convergentie is bereikt, aan de hand van de mate waarin aan de convergentiecriteria (prijsstabiliteit, begrotingssituatie van de overheid, wisselkoersstabiliteit en langetermijnrente) is voldaan. Tevens dient rekening te worden gehouden met verschillende andere factoren die in de laatste alinea van artikel 121, lid 1, worden opgesomd. De vier convergentiecriteria zijn nader uitgewerkt in een aan het Verdrag gehecht Protocol (Protocol nr. 21 betreffende de convergentiecriteria).

Voor het onderzoek naar de verenigbaarheid van de nationale wetgeving , met inbegrip van de statuten van de nationale centrale banken, met de artikelen 108 en 109 van het Verdrag en de ESCB-statuten is een beoordeling vereist van de naleving van het verbod op monetaire financiering (artikel 101 van het EG-Verdrag) en van het verbod op bevoorrechte toegang (artikel 102 van het EG-Verdrag), de consistentie met de doelstellingen van het ESCB (artikel 105, lid 1, van het EG-Verdrag), de onafhankelijkheid van de centrale bank (artikel 108 van het EG-Verdrag) en de integratie van de nationale centrale banken in het ESCB (diverse artikelen van het EG-Verdrag en de ESCB-statuten).

Het criterium inzake de prijsstabiliteit is vastgelegd in artikel 121, lid 1, eerste streepje, van het Verdrag: "het bereiken van een hoge mate van prijsstabiliteit (…) blijkt uit een inflatiepercentage dat dicht ligt bij dat van ten hoogste de drie lidstaten die op het gebied van de prijsstabiliteit het best presteren".

In artikel 1 van het Protocol betreffende de convergentiecriteria wordt verder bepaald dat "het (…) criterium inzake prijsstabiliteit betekent dat een lidstaat een houdbare prijsontwikkeling heeft en een gemiddeld inflatiepercentage dat, gemeten over een periode van één jaar vóór het onderzoek, niet meer dan 1,5 procentpunt hoger ligt dan dat van ten hoogste de drie lidstaten die op het gebied van prijsstabiliteit het best presteren. De inflatie wordt gemeten aan de hand van het indexcijfer van de consumptieprijzen op een vergelijkbare basis, rekening houdend met verschillen in de nationale definities". Het vereiste van duurzaamheid houdt in dat een bevredigende inflatieontwikkeling vooral te danken moet zijn aan de ontwikkeling van de inputkosten en aan andere factoren die de prijsontwikkeling op een structurele manier beïnvloeden, veeleer dan aan de invloed van tijdelijke factoren. Het convergentieonderzoek omvat derhalve een beoordeling van de achterliggende inflatiefactoren en van de vooruitzichten op middellange termijn. Tevens wordt beoordeeld of mag worden verwacht dat het land ook de komende maanden de referentiewaarde zal halen[1].

De in maart 2007[2] berekende referentiewaarde voor de inflatie bedroeg 3,0%, waarbij Finland, Polen en Zweden de drie best presterende lidstaten waren.

Het Verdrag omschrijft in artikel 121, lid 1, derde streepje, het wisselkoerscriterium als "de inachtneming van de normale fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme van het Europees Monetair Stelsel, gedurende ten minste twee jaar, zonder devaluatie van de munt van een andere lidstaat".

In artikel 3 van het Protocol betreffende de convergentiecriteria is het volgende bepaald: "het (…) criterium inzake deelneming aan het wisselkoersmechanisme van het Europees Monetair Stelsel betekent dat een lidstaat ten minste gedurende de laatste twee jaren vóór het onderzoek, zonder grote spanningen de normale fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme van het Europees Monetair Stelsel heeft kunnen aanhouden. Met name mag de betrokken lidstaat tijdens die periode de bilaterale spilkoers van zijn valuta tegenover die van een andere lidstaat niet op eigen initiatief hebben gedevalueerd".

De relevante periode van twee jaar voor de beoordeling van de wisselkoersstabiliteit in dit verslag loopt van 27 april 2005 tot en met 26 april 2007.

Het convergentiecriterium dat betrekking heeft op de begrotingssituatie van de overheid is als volgt in artikel 121, lid 1, tweede streepje, van het Verdrag vastgelegd: "het houdbare karakter van de situatie van de overheidsfinanciën: dit blijkt uit een begrotingssituatie van de overheid zonder een buitensporig tekort als bedoeld in artikel 104, lid 6". Bovendien is in artikel 2 van het Protocol betreffende de convergentiecriteria bepaald, dat met dit criterium wordt bedoeld dat "ten aanzien van de betrokken lidstaat op het tijdstip van het onderzoek geen Raadsbesluit krachtens artikel 104, lid 6, van het Verdrag is genomen, waarin wordt vastgesteld dat er in de betrokken lidstaat een buitensporig tekort bestaat".

Artikel 121, lid 1, vierde streepje, van het Verdrag schrijft voor dat de duurzaamheid van de door de lidstaat bereikte convergentie en van zijn deelneming aan het wisselkoersmechanisme (WKM) van het Europees Monetair Stelsel tot uitdrukking moet komen in het niveau van de rentevoet voor de lange termijn . In artikel 4 van het Protocol betreffende de convergentiecriteria is verder bepaald dat "het (…) criterium inzake de convergentie van het niveau van de rentevoet betekent dat een lidstaat, gemeten over een periode van één jaar vóór het onderzoek, een gemiddelde nominale langetermijnrente heeft gehad die niet meer dan twee procentpunten hoger ligt dan die van ten hoogste de drie lidstaten die op het gebied van prijsstabiliteit het best presteren. De rentevoet wordt gemeten op basis van langlopende staatsobligaties of vergelijkbare waardepapieren, rekening houdend met verschillen in de nationale definities".

De in maart 2007 berekende referentiewaarde voor de rentevoet bedroeg 6,4%.

Artikel 121 van het Verdrag schrijft tevens voor dat ook andere factoren moeten worden onderzocht die relevant zijn voor de economische integratie en convergentie. Deze andere factoren omvatten de integratie van de financiële en productmarkten, de ontwikkeling van de lopende rekeningen van de betalingsbalans en de ontwikkeling van de loonkosten per eenheid product en andere prijsindicatoren. Laatstgenoemde indicatoren worden onderzocht in het kader van de beoordeling van de prijsstabiliteit.

In het convergentieverslag van december 2006 oordeelde de Commissie dat Malta voldeed aan één van de convergentiecriteria (namelijk het criterium inzake de langetermijnrente). Wat de integratie van de centrale bank in het ESCB op het ogenblik van de invoering van de euro betreft, werd de wetgeving van Malta in afwachting van de aanneming van het wetsvoorstel tot wijziging van de wet op de centrale bank van Malta niet volledig verenigbaar geacht met artikel 109 van het Verdrag en met de ESCB-statuten.

2. VERENIGBAARHEID VAN DE WETGEVING

Alle resterende onverenigbaarheden zijn weggewerkt door middel van een op 28 februari 2007 door het parlement aangenomen wet tot wijziging van de wet op de centrale bank van Malta. De wet zou in werking moeten treden op de datum waarop de euro in Malta wordt ingevoerd. Krachtens de wet wordt met name een reeks artikelen ingetrokken of gewijzigd om rekening te houden met de rol en bevoegdheden die bij het EG-Verdrag aan respectievelijk de ECB, het ESCB en de Raad van de EG zijn toebedeeld. Het betreft met name bepalingen op het gebied van monetaire taken, transacties en instrumenten van het ESCB, het aanhouden en beheren van deviezenreserves, en het recht om de uitgifte van bankbiljetten toe te staan en de omvang van de muntuitgifte vast te stellen.

De wetgeving van Malta, en met name de wet op de centrale bank van Malta, is verenigbaar met de vereisten van het EG-Verdrag en de statuten van het ESCB.

3. PRIJSSTABILITEIT

Naleving van de referentiewaarde

Op de periode mei-oktober 2006 na ligt de over een periode van 12 maanden gemeten gemiddelde inflatie in Malta sinds juli 2005 op of onder de referentiewaarde. Het gemiddelde inflatiepercentage in Malta in de 12 maanden tot maart 2007 bedroeg 2,2%. Het lag daarmee onder de referentiewaarde van 3,0% en zal waarschijnlijk ook in de komende maanden onder de referentiewaarde blijven[3].

Onderliggende factoren en duurzaamheid

De afgelopen jaren schommelde de HICP-inflatie in Malta rond de 2,5%. Er was sprake van enige volatiliteit, die vooral werd veroorzaakt door het feit dat Malta een kleine en open economie is die kwetsbaar is voor externe schokken (met name in de voedsel- en energieprijzen), en door wijzigingen in de indirecte belastingen. In het najaar van 2005 is de inflatie aanzienlijk gestegen, voornamelijk als gevolg van een sterke stijging van de gereguleerde prijzen voor energie en aanverwante producten in reactie op de hogere olieprijzen. Toen het effect van de energieprijsschok wegebde, liep de inflatie zodanig sterk terug dat zij eind 2006 minder dan 1% bedroeg. De inflatievertraging weerspiegelde niet alleen de aanzienlijke basiseffecten op het gebied van de energie-inflatie, maar ook de prijsdaling voor kleding en schoeisel en luchtvervoer.

De HICP-inflatie exclusief energie en onbewerkte voedingsmiddelen is teruggelopen van 2% in 2005 tot 1,6% in 2006. De gematigde kerninflatie wijst erop dat de onderliggende inflatiedruk beperkt is gebleven tegen de achtergrond van een negatieve output gap en een lage loondruk. Sinds 2005 lopen de loonkosten per eenheid product terug als gevolg van een strenge loondiscipline in zowel de particuliere als de overheidssector. Tot dusver zijn er geen tekenen die duiden op tweede-ronde-effecten van de energieprijzen, hetgeen laat vermoeden dat de inflatieverwachtingen stevig verankerd blijven. De effectieve wisselkoers heeft zich in 2005 en 2006 vrijwel gestabiliseerd, waardoor hij grotendeels neutraal is gebleven wat de invoerprijzen betreft.

Vooruitblikkend wordt ervan uitgegaan dat de nominale inflatie op middellange termijn gematigd zal blijven, al wordt voorspeld dat zij enigszins zal stijgen ten opzichte van het momenteel lage peil, naarmate de gunstige basiseffecten op het gebied van de energieprijzen wegebben. De risico's voor de vooruitzichten houden elkaar algemeen genomen in evenwicht. De voornaamste risico's houden verband met de olieprijzen en kunnen zowel een neerwaarts als een opwaarts effect sorteren. Andere neerwaartse risico's zijn onder meer de aan de gang zijnde liberalisering van de energiesector in Malta en de andere structurele hervormingen die tot een betere werking van de productmarkten bijdragen. Daartegenover staat dat er opwaartse risico's kunnen voortvloeien uit de verkrapping van de arbeidsmarkt onder invloed van het verbeterende conjunctuurklimaat.

Malta voldoet aan het criterium inzake de prijsstabiliteit.

4. BEGROTINGSSITUATIE VAN DE OVERHEID

Ten aanzien van Malta geldt momenteel een beschikking van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort (beschikking van de Raad van 5 juli 2004[4]).

Aan het begin van de jaren 2000 was het overheidstekort van Malta vrij hoog: in 2003 bereikte het een hoogtepunt van circa 10% van het BBP (voornamelijk als gevolg van een grote eenmalige transactie). Sindsdien is het begrotingstekort sterk teruggedrongen in de context van het budgettaire consolidatieprogramma van de overheid. Het tekort beliep in 2006 2,6% van het BBP en volgens de voorjaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie zal het in 2007 op 2,1% van het BBP uitkomen. De ontvangstenquote liet een opwaartse trend zien, terwijl de uitgaven als percentage van het BBP tot 2003 stegen en vervolgens terugliepen.

In de eerste helft van het decennium steeg de overheidsschuld aanzienlijk en in 2004 bereikte zij een hoogtepunt van ongeveer 75%. Vanaf 2005 liet de schuldquote evenwel een neerwaartse tendens zien. In 2006 bedroeg zij 66,5% van het BBP. In de voorjaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie wordt de overheidsschuld voor 2007 op 65,9% van het BBP geraamd.

In zijn advies van 27 februari 2007 over het in december 2006 ingediende geactualiseerde convergentieprogramma constateerde de Raad dat de schuldquote in een bevredigend tempo leek af te nemen richting de referentiewaarde van 60% van het BBP en dat het programma voldeed aan de eis dat het buitensporige tekort in 2006 wordt gecorrigeerd. Tegelijkertijd merkte de Raad op dat de verwezenlijking van de in het programma opgenomen begrotingsdoelstellingen aan risico's onderhevig was, vooral in het licht van de optimistische macro-economische hypothesen voor 2008 en 2009. De Raad verzocht Malta de geplande vooruitgang in de richting van de middellangetermijndoelstelling te realiseren, ervoor te zorgen dat de schuldquote navenant wordt teruggebracht, en verdere vooruitgang te boeken bij de voorbereiding en tenuitvoerlegging van de hervorming van de gezondheidszorg teneinde de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te verbeteren.

In het licht van deze ontwikkelingen en gezien de voorjaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie is de Commissie van oordeel dat het buitensporige tekort is gecorrigeerd omdat er volgens haar sprake is van een geloofwaardige en duurzame reductie van het begrotingstekort tot minder dan 3% van het BBP en van een dalende schuldquote richting de referentiewaarde van 60% van het BBP. De Commissie beveelt de Raad bijgevolg aan om de beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Malta in te trekken (COM(2007)621). Indien de Raad besluit de buitensporigtekortprocedure ten aanzien van Malta stop te zetten, zal Malta aan het criterium inzake de begrotingssituatie van de overheid voldoen.

5. WISSELKOERSSTABILITEIT

De Maltese lire neemt sinds 2 mei 2005 deel aan WKM II, d.w.z. gedurende 24 maanden op het moment dat dit verslag is aangenomen. Vóór de toetreding tot WKM II was de lire gekoppeld aan een korf waarin de euro, de dollar en het pond sterling waren opgenomen. In het deel van de beoordelingsperiode waarin niet aan WKM II werd deelgenomen (27 april – 1 mei 2005), bleef de lire dicht bij de toekomstige spilkoers. Bij de toetreding tot WKM II hebben de Maltese autoriteiten zich er eenzijdig toe verbonden om de lire op de spilkoers te houden. Tijdens de deelname aan WKM II is de lire stabiel gebleven ten opzichte van de spilkoers en is de munt niet onder sterke druk komen te staan. Aanvullende indicatoren, zoals de ontwikkeling van de kortetermijnrente en de deviezenreserves, wijzen niet op druk op de wisselkoers.

Malta voldoet derhalve aan het wisselkoerscriterium.

6. LANGETERMIJNRENTE

In de 12 maanden tot maart 2007 bedroeg de gemiddelde langetermijnrente in Malta 4,3% en lag daarmee onder de referentiewaarde van 6,4%. De gemiddelde langetermijnrente in Malta ligt overigens reeds sinds de toetreding tot de EU onder de referentiewaarde. In de afgelopen jaren heeft het verschil van het langetermijnrendement ten opzichte van de eurozone steeds op een relatief gematigd niveau gefluctueerd en in het eerste kwartaal van 2007 schommelde het rond de 30 basispunten. Het geringe rendementsverschil wijst erop dat de markten slechts met een beperkt resterend landenrisico rekening houden.

Malta voldoet aan het criterium inzake de convergentie van de langetermijnrente.

7. ANDERE FACTOREN

Tevens is onderzoek gedaan naar andere factoren, zoals onder meer de integratie van de financiële en productmarkten en de betalingsbalansontwikkelingen. De Maltese economie is sterk geïntegreerd in de EU. Er is met name sprake van intensieve handels- en BDI-betrekkingen met andere lidstaten en het financiële stelsel van Malta is via de vestiging van financiële intermediairs en het verlenen van grensoverschrijdende diensten sterk verweven met dat van andere landen, zowel binnen de EU als daarbuiten. In de afgelopen jaren vertoonde het saldo op de lopende rekening van Malta een nogal wisselvallig verloop, wat te wijten was aan de geringe omvang en smalle sectorale basis van de economie. De externe positie weerspiegelt grote verschillen in het netto goederen- en dienstenverkeer, waarbij een groot tekort in het goederenverkeer gedeeltelijk wordt gecompenseerd door een aanzienlijk overschot in het dienstenverkeer. In de afgelopen jaren is het tekort op de lopende rekening aanzienlijk toegenomen tot 8,2% van het BBP in 2005. Deze stijging is toe te schrijven aan moeilijke marktomstandigheden in de dominante elektronica- en toerismesectoren. In 2005 was zij te wijten aan de sterk gestegen oliefactuur. In 2006 liep het tekort op de lopende rekening terug tot 6,3% van het BBP wegens een forse stijging van de lopende overdrachten omdat de sterk groeiende onlinedienstensector hogere opbrengsten opleverde. Het tekort op de lopende en kapitaalrekening samen daalde van ongeveer 4,9% van het BBP in 2004-2005 tot 3,2% van het BBP in 2006. Wat de financiering betreft, werd het tekort op de lopende rekening grotendeels gedekt door de netto-instroom van BDI.

* * *

In het licht van deze beoordeling inzake het voldoen aan de convergentiecriteria en ervan uitgaande dat de Raad de aanbeveling tot stopzetting van de buitensporigtekortprocedure opvolgt, is de Commissie van mening dat Malta een hoge mate van duurzame convergentie heeft bereikt.

[1] De voorspelling van de referentiewaarde is aan grote onzekerheden onderhevig omdat zij wordt berekend op basis van de inflatieprognoses voor de drie lidstaten waarvan wordt verwacht dat zij tijdens de prognoseperiode de laagste inflatie zullen hebben, hetgeen de mogelijke foutenmarge vergroot.

[2] De datum van afsluiting van de in dit verslag gebruikte gegevens is 26 april 2007.

[3] Volgens de voorjaarsprognoses 2007 van de Commissie zal de over een periode van twaalf maanden gemeten gemiddelde inflatie in Malta teruglopen tot 1,4% in december 2007, terwijl de referentiewaarde 2,8% zou bedragen.

[4] Beschikking 2005/186/EG, PB L 62 van 9.3.2005, blz. 21.

Top