Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006PC0305

    Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de eerste tranche van de derde financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling ten behoeve van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl

    /* COM/2006/0305 def. - CNS 2006/0102 */

    52006PC0305

    Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de eerste tranche van de derde financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling ten behoeve van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl /* COM/2006/0305 def. - CNS 2006/0102 */


    Nl

    Brussel, 15.6.2006

    COM(2006) 305 definitief

    2006/0102 (CNS)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende de eerste tranche van de derde financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling ten behoeve van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    1. Het plan voor de uitvoering van de inkapseling (SIP)

    Kort na het ongeval op 26 april 1986 werden de overblijfselen van reactor 4 van de kerncentrale van Tsjernobyl onder extreem gevaarlijke omstandigheden ingekapseld onder een sarcofaag. Deze sarcofaag, die niet was bedoeld als permanente oplossing, wordt steeds instabieler. De constructie is verzwakt en niet meer waterdicht. Er is sprake van instortingsgevaar vanwege seismische trillingen, extreme weersomstandigheden en verdere verzwakking van de constructie. Het gevaar voor radioactieve besmetting van de omliggende gebieden en het stroomgebied van de Dnjepr zal blijven bestaan zolang het sterk radioactieve materiaal onder de sarcofaag niet adequaat wordt geïsoleerd van de omgeving.

    In 1995 nam de Europese Commissie, na eerder een Tacis-project te hebben gefinancierd, het initiatief tot de oprichting van een groep van experts uit de EU en Oekraïne, die zich bezighoudt met de uitwerking en toetsing van een aantal alternatieve oplossingen om de milieuveiligheid van blok 4 en de huidige inkapseling te garanderen. In 1996 sloten experts uit de VS en Japan zich bij deze groep aan. In het in november 1996 uitgebrachte studieverslag wordt een strategie aanbevolen die neerkomt op stabilisatie en andere kortetermijnmaatregelen en voorbereiding van maatregelen om het terrein op lange termijn milieuveilig te maken.

    De G7-werkgroep Nucleaire Veiligheid bereikte begin 1997 met vertegenwoordigers van de regering van Oekraïne een akkoord over verdere uitwerking van deze studie. In mei 1997 werd het plan voor de uitvoering van de inkapseling (SIP) opgesteld, dat in nauw overleg met de internationale groep van experts tot stand is gekomen.

    Het SIP omvat verschillende maatregelen, die over een periode van tien jaar moeten worden uitgevoerd om de sarcofaag veilig te maken en te stabiliseren. De voornaamste maatregelen zijn:

    · kortetermijnstabilisering en afscherming;

    · vergroting van de nucleaire veiligheid door het kritikaliteitsrisico op te heffen door middel van waterbeheer;

    · analyse van de splijtstof bevattende massa’s en opstellen van een strategie voor de verwijdering daarvan;

    · bouw van een nieuwe inkapseling;

    · verwijdering van de bovenste, instabiele onderdelen van de inkapseling.

    In de eerste kostenraming van het project voor de periode 1998-2005 werd een bedrag van 768 miljoen dollar genoemd, waaronder 10 miljoen dollar voor licentiesteun.

    2. Het Fonds Inkapseling Tsjernobyl (CSF)

    De staatshoofden en regeringsleiders van de G7 en de voorzitter van de Europese Commissie hechtten in juni 1997 op de Top van Denver hun goedkeuring aan de opzet van een multilateraal financieringsmechanisme om Oekraïne te helpen bij de implementatie van het SIP. Zij bereikten overeenstemming over een financiële bijdrage van de G7, die moest worden aangevuld door andere donoren. Ook werd afgesproken dat de EBWO zou worden gevraagd een speciaal fonds, het Fonds Inkapseling Tsjernobyl (CSF), op te richten en te beheren. Het CSF werd op 6 november 1997 officieel opgericht door de Raad van Bestuur van de EBWO.

    Op 20 november 1997 vond de eerste donorconferentie plaats in New York. Vijfentwintig landen en de Europese Commissie zegden in totaal ongeveer 400 miljoen dollar toe. Oekraïne zegde 50 miljoen dollar toe in de vorm van een bijdrage in natura. Dit bedrag was voldoende om te beginnen met de eerste maatregelen in het kader van het SIP.

    Omdat het initiatief in 1998-1999 van de vergadering van contribuanten om geld van particuliere donoren in te zamelen niet slaagde, wees de EBWO er als beheerder van het CSF op dat aanvulling van het fonds vóór medio 2000 noodzakelijk was om de oorspronkelijke planning te kunnen handhaven. Derhalve vond op 5 juli 2000 een tweede donorconferentie plaats in Berlijn. Door tweeëntwintig landen en de Europese Commissie werd in totaal ongeveer 320 miljoen dollar toegezegd, waarmee het totaalbedrag aan toezeggingen van de twee donorconferenties steeg tot de geraamde 768 miljoen dollar (zie bijlage 1).

    Overeenkomstig de regels van het CSF sloot de EBWO in november 1997 een kaderovereenkomst met de regering van Oekraïne waarmee individuele subsidieovereenkomsten tussen de EBWO en de begunstigden mogelijk werden. De EBWO heeft een modelovereenkomst en bijbehorende standaardvoorwaarden opgesteld, die worden gebruikt voor alle subsidies uit het CSF. Vastlegging en betaling van middelen in het kader van het Fonds geschiedt op basis van deze subsidieovereenkomsten. Tot dusver zijn zeven subsidieovereenkomsten ondertekend.

    Het CSF wordt beheerd door de vergadering van contribuanten. Deze vergadering telt momenteel 22 contribuanten, waaronder de Europese Commissie en Oekraïne. De vergadering verleent toestemming voor subsidieovereenkomsten, ziet toe op de tenuitvoerlegging daarvan door de EBWO, controleert de doelmatigheid van de gefinancierde activiteiten en keurt de begroting en financiële memoranda van het CSF goed. De eerste vergadering van contribuanten vond plaats op 12 december 1997. De huidige voorzitter van de vergadering van contribuanten is dr. Hans Blix (Zweden).

    Het SIP is een veelomvattend pakket van maatregelen en het is essentieel dat het beheerd wordt volgens één uitvoeringsregeling, zoals bepaald in de regels van het CSF. Deze regels omvatten bepalingen voor de aanbesteding van diensten en leveringen. In deze regels is bepaald dat “de aanbestedingsvoorschriften en -regels van de EBWO van toepassing zijn op subsidies die verstrekt worden uit de middelen van het CSF, maar dat de aanbestedingen in beginsel beperkt zijn tot goederen en diensten die geproduceerd zijn in of geleverd worden door landen die contribuant zijn of landen waar de EBWO actief is”. Daarom is het noodzakelijk dat er in de bijdrageovereenkomst tussen de Commissie en de EBWO vanuit wordt gegaan dat de verschillende lidstaten van de Europese Gemeenschap gelijk dienen te worden behandeld Voor de eventuele deelname van derde landen aan aanbestedingen moet per geval toestemming worden verleend.

    3. De bijdragen van de Gemeenschap aan het CSF

    De eerste toezegging van de Europese Commissie aan het Fonds Inkapseling Tsjernobyl in 1997 (100 miljoen dollar) werd formeel bevestigd door Besluit 98/381/EG, Euratom van de Raad van 5 juni 1998 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling ten behoeve van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl [1]. Deze bijdrage is effectief gefinancierd uit de Gemeenschapsbegrotingen voor 1998 en 1999. De tweede bijdrage van de Gemeenschap (100 miljoen euro) werd formeel vastgelegd in Besluit 2001/824/EG van de Raad.

    De Commissie presenteerde in oktober 1999 het eerste voortgangsverslag betreffende de tenuitvoerlegging van het CSF [2], overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Besluit 98/381/EG, Euratom. In 2001 werd het tweede voortgangsverslag gepresenteerd [3] en in 2004 het derde [4].

    Het CSF vormt voor Oekraïne een belangrijk hulpmiddel om de problemen als gevolg van het ongeluk in Tsjernobyl op te lossen. Aangezien de Gemeenschap verreweg de grootste donor is, is verdere deelname van de Gemeenschap doorslaggevend voor het welslagen van het project. Dit wordt erkend in de nieuwe Tacis-verordening voor de periode 2000-2006, waarin steun voor “relevante, door de Europese Unie gesteunde internationale initiatieven, zoals het initiatief van G7/EU inzake de sluiting van Tsjernobyl” als prioriteit wordt aangeduid [5].

    Op basis van het financiële overzicht hieronder is volgens de EBWO aanvulling van het fonds, dat wil zeggen nieuwe toezeggingen van de donors, noodzakelijk voordat een contract kan worden gesloten voor de nieuwe veilige insluiting (wat volgens de planning in 2006 moet gebeuren). Om de Tsjernobyl-projecten te kunnen voortzetten en voltooien zegden de grote donors in mei 2005 in Londen ongeveer 173 miljoen euro toe, waaronder 49,1 miljoen euro van de Commissie (overeenkomstig de historische verdeling tussen de leden van de voormalige G7 plus de Gemeenschap), onder voorbehoud van de vereiste goedkeuringen. De bijdrage van de Commissie zal worden uitbetaald in de periode 2006-2009.

    Het doel van dit voorstel is de goedkeuring van een besluit van de Raad betreffende de eerste tranche van de derde financiële bijdrage van de Gemeenschap van 14,4 miljoen euro. Voor de voorgestelde nieuwe bijdrage gelden de voorwaarden zoals genoemd in de artikelen 1 en 3 van Besluit 98/381/EG, Euratom van de Raad van 5 juni 1998. Voor het resterende bedrag (34,7 miljoen euro), uit te keren in de periode 2007-2009, moet een nieuw besluit worden genomen.

    De bijdrage geschiedt volgens artikel II, deel 2.02 van de regels van het CSF en er wordt een formele bijdrageovereenkomst gesloten tussen de Europese Commissie en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling.

    4. Huidige financiële situatie van het CSF

    Op 31 oktober 2005 was de financiële situatie van het CSF als volgt:

    · totale bijdragen: 658,6 miljoen dollar, inclusief een bijdrage in natura van Oekraïne ter waarde van 50 miljoen dollar;

    · subsidieovereenkomsten tussen de donors en de EBWO: ongeveer 446,5 miljoen dollar;

    · vastgelegde bedragen: 323,4 miljoen euro;

    · uitbetalingen: 248,5 miljoen euro.

    Volgens het financiële overzicht in het derde voortgangsverslag moest de kostenraming voor het project worden aangepast op basis van de daadwerkelijk verrichte ontwerpwerkzaamheden. Medio 2004 bedroeg de raming van de EBWO 1,091 miljard dollar [6] (in plaats van de oorspronkelijke 768 miljoen dollar) en werd de geplande einddatum verschoven naar eind 2008 (in plaats van 2007). Er zijn twee grote verschillen tussen de ramingen van 1997 en 2004. Ten eerste ontbraken in de raming van 1997 een aantal taken die nadien noodzakelijk werden geacht, zoals de verwijdering van de ventilatieschoorsteen, de tussentijdse opslag van radioactief afval, de technisch deskundige van de eigenaar en de ontmanteling van gebouwen en apparatuur, waarmee de kosten stegen tot 876,82 miljoen dollar. Daarnaast waren hierin niet de kosten opgenomen in verband met escalatie, risico’s en onvoorziene posten voor de nieuwe veilige insluiting, die 214,2 miljoen dollar bedragen.

    Tijdens de vergadering van contribuanten van het CSF op 22 november 2005 deelde de EBWO mee dat de zojuist ontvangen offertes voor de nieuwe veilige insluiting aanzienlijk hoger uitvielen dan de geraamde kosten. Daarom zouden mogelijk extra middelen nodig zijn in aanvulling op de reeds tijdens de eerdere conferenties toegezegde bedragen. Hoeveel het eventuele tekort bedraagt, zal echter pas bekend zijn nadat de beoordeling van de offertes is afgerond.

    Toezeggingen ten behoeve van het CSF

    Contribuant | BijdrageVóór juli 2000 | | Donorconferentie Berlijn 2000 |

    | Munt | Bijdrage | Munt | 1 € = 0,95 $ |

    Oostenrijk | € | 2.500.000 | € | 2.500.000 |

    België | € | 2.500.000 | € | 600.000 |

    Canada | US $ | 20.000.000 | US $ | 13.000.000 |

    Denemarken | € | 2.500.000 | € | 2.500.000 |

    EG | US $ | 100.000.000 | € | 100.000.000 |

    Finland | € | 2.500.000 | € | 1.000.000 |

    Frankrijk | € | 18.520.000 | € | 23.250.000 |

    Duitsland | US $ | 23.610.000 | US $ | 25.610.000 |

    Griekenland | € | 2.500.000 | € | 2.500.000 |

    IJsland | US $ | 10.000 | US $ | 15.000 |

    Ierland | € | 2.515.790 | € | 3.085.000 |

    Italië | US $ | 16.820.000 | € | 17.820.000 |

    Koeweit | US $ | 4.000.000 | US $ | 2.000.000 |

    Luxemburg | € | 2.500.000 | | 0 |

    Japan | US $ | 22.500.000 | US $ | 22.500.000 |

    Nederland | NLG | 6.000.000 | € | 3.000.000 |

    Noorwegen | US $ | 5.000.000 | NKR | 20.000.000 |

    Polen | € | 2.500.000 | | aanvullende bilaterale toezegging van 3 miljoen euro aangekondigd |

    Portugal | US $ | 200.000 | US $ | 200.000 |

    Slowakije | € | 2.000.000 | | 0 |

    Slovenië | - | - | US $ | 300.000 |

    Spanje | US $ | 3.000.000 | US $ | 2.000.000 |

    Zweden | € | 2.500.000 | SEK | 24.000.000 |

    Zwitserland | € | 4.000.000 | SFR | 7.000.000 |

    Oekraïne | US $ | 50.000.000 | | 0 |

    VK | US $ | 16.820.000 | US $ | 18.320.000 |

    VS | US $ | 78.000.000 | US $ | 80.000.000 |

    Subtotaal1€=0.95$ | US $-{}-€ | ~ 395.000.000~ 415.789.000 | | ~ 321.767.250~ 338.702.368 |

    Totaal | US $in euro | | | ~ 716.767.250~ 754.491.368 |

    2006/0102 (CNS)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende de eerste tranche van de derde financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling ten behoeve van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 308,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 203,

    Gelet op het voorstel van de Commissie [7],

    Gezien het advies van het Europees Parlement [8],

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) De Gemeenschap voert een duidelijk beleid om Oekraïne te helpen bij de aanpak van de gevolgen van de ramp in de kerncentrale in Tsjernobyl, die op 26 april 1986 plaatsvond en heeft daartoe al in 1999-2000 90,5 miljoen euro bijgedragen aan het door de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) opgezette Fonds Inkapseling Tsjernobyl (CSF), overeenkomstig Besluit 98/381/EG, Euratom van de Raad [9], en nog eens 100 miljoen euro in 2001-2005, overeenkomstig Besluit 2001/824/EG, Euratom van de Raad [10].

    (2) De EBWO heeft als beheerder van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl tegenover de vergadering van contribuanten bevestigd dat er een tekort is van ongeveer 250 miljoen euro en dat er onvoldoende middelen zijn toegewezen om contracten te kunnen sluiten voor de nieuwe veilige insluiting. Om verdere vertraging van het project te voorkomen waren in 2005 nieuwe toezeggingen van de contribuanten noodzakelijk.

    (3) De leden van de voormalige G7-groep en de Gemeenschap, die de grootste bijdragen leveren aan het CSF, kwamen overeen verder bij te dragen volgens de historische verdeling van de lasten over de contribuanten.

    (4) Op grond van artikel 2, lid 5, onder c), van Verordening (EG, Euratom) nr. 99/2000 van de Raad van 29 december 1999 betreffende bijstand aan de partnerstaten in Oost-Europa en Centraal-Azië [11] wordt steun voor “relevante, door de Europese Unie gesteunde internationale initiatieven, zoals het initiatief van G7/EU inzake de sluiting van Tsjernobyl” als prioriteit aangeduid.

    (5) In haar mededeling van 5 september 2000 aan de Raad en het Europees Parlement [12] stelde de Commissie voor om vanaf 2001 één begrotingsonderdeel in te stellen voor financiële bijstand ten behoeve van de nucleaire veiligheid in de Nieuwe Onafhankelijke Staten en de landen in Midden- en Oost-Europa.

    (6) Voor subsidies die worden verstrekt uit de middelen van het CSF gelden de EBWO-aanbestedingsregels, met dien verstande dat de aanbestedingen in beginsel beperkt zijn tot goederen en diensten die geproduceerd zijn in of geleverd worden door landen die contribuant zijn of landen waar de EBWO actief is. Deze regels wijken af van de regels voor de rechtstreeks in het kader van Tacis gefinancierde operaties, die daarom niet van toepassing zijn op de bijdrage waarop dit besluit betrekking heeft.

    (7) Er dient echter op te worden toegezien dat de verschillende lidstaten van de Europese Gemeenschap met betrekking tot aanbestedingsregelingen overeenkomstig de regels van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl gelijk worden behandeld, ongeacht of zij individuele overeenkomsten hebben gesloten met de EBWO.

    (8) Ook moeten in het belang van de projecten in verband met de uitvoering van de inkapseling aanbestedingsregelingen mogelijk zijn met landen die geen lid zijn van de Europese Unie en geen Tacis-partnerland zijn, hetgeen per geval zal worden beoordeeld.

    (9) De verdragen voorzien voor de aanneming van dit besluit in geen andere bevoegdheden dan die van artikel 308 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en artikel 203 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

    BESLUIT:

    Artikel 1

    De Gemeenschap levert in 2006 een bijdrage van 14,4 miljoen euro aan de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (“EBWO”) ten behoeve van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl.

    De kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

    Artikel 2

    1. De bijdrage van de Gemeenschap aan het Fonds Inkapseling Tsjernobyl wordt door de Europese Commissie beheerd, overeenkomstig het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, waarbij met name aandacht wordt besteed aan de beginselen van goed en efficiënt beheer.

    De Commissie zorgt ervoor dat de Rekenkamer over alle relevante informatie beschikt. Zij verzoekt de EBWO, wanneer de Rekenkamer een daartoe strekkend verzoek formuleert, om extra gegevens over de werking van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl, voor zover deze verband houden met de financiële bijdrage van de Gemeenschap.

    2. De Commissie ziet erop toe dat de lidstaten gelijk worden behandeld wat betreft de aanbestedingsregelingen voor subsidies die verstrekt worden uit de middelen van het Fonds.

    Artikel 3

    Overeenkomstig artikel II, deel 2.02, van de regels van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl wordt voor deze bijdrage een formele bijdrageovereenkomst gesloten tussen de Europese Commissie en de EBWO.

    Artikel 4

    De Commissie dient jaarlijks bij het Europees Parlement en de Raad een voortgangsverslag in over de implementatie van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl.

    Gedaan te Brussel,

    Voor de Raad

    De voorzitter

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    1. BENAMING VAN HET VOORSTEL

    Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende de eerste tranche van de derde financiële bijdrage van de Europese Gemeenschap aan de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling ten behoeve van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl.

    2. ABM/ABB-KADER

    Betrokken beleidsterrein(en) en bijbehorende activiteit(en):

    Betrekkingen met Oost-Europa, de Kaukasus en republieken in Centraal-Azië (Hoofdstuk 19.06).

    Bijdrage van de Gemeenschap aan de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling ten behoeve van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl.

    3. BEGROTINGSONDERDELEN

    3.1. Begrotingsonderdelen met de rubrieken:

    De maatregel zal worden bekostigd uit het bestaande begrotingsonderdeel 19 06 06: Bijdrage van de Gemeenschap aan de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling ten behoeve van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl.

    3.2. Duur van de maatregel en van de financiële gevolgen:

    De toewijzingen vinden plaats in 2006. Het is niet voorzien de maatregel te hernieuwen.

    Voor de uitkering van het saldo van de toezegging (€34,7 miljoen), voorzien voor 2007-2009, is een nieuw besluit nodig.

    3.3. Begrotingskenmerken :

    Begro-tings-onderdeel | Soort uitgave | Nieuw | Bijdrage EVA | Bijdragen kandidaat-lidstaten | Rubriek financiële vooruit-zichten |

    19.06.06 | Niet-verplicht | Gediff. [13] | NEE | NEE | NEE | nr. |

    4. OVERZICHT VAN DE MIDDELEN

    4.1. Financiële middelen

    4.1.1. Overzicht van de vastleggingskredieten (VK) en betalingskredieten (BK)

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    Soort uitgave | Punt nr. | | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | Totaal |

    Operationele uitgaven [14] | | | | | | | | |

    Vastleggingskredieten | 8.1 | a | 14.400 | | | | | | 14.400 |

    Betalingskredieten | | b | 14.400 | | | | | | 14.400 |

    Administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag [15] | | | | |

    Technische & administratieve bijstand (NGK) | 8.2.4 | c | | | | | | | |

    TOTAAL REFERENTIEBEDRAG | | | | | | | |

    Vastleggingskredieten | | a+c | 14.400 | | | | | | 14.400 |

    Betalingskredieten | | b+c | 14.400 | | | | | | 14.400 |

    Administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen [16] | | |

    Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven (NGK) | 8.2.5 | d | PM | | | | | | |

    Andere niet in het referentiebedrag begrepen administratieve uitgaven (NGK) | 8.2.6 | e | 0.002 | | | | | | 0.002 |

    Totale indicatieve kosten van de maatregel

    TOTAAL VK inclusief personeelsuitgaven | | a+c+d+e | 14.402 | | | | | | 14.402 |

    TOTAAL BK inclusief personeelsuitgaven | | b+c+d+e | 14.402 | | | | | | 14.402 |

    Medefinanciering

    Niet van toepassing.

    4.1.2. Verenigbaarheid met de financiële programmering

    Het voorstel is verenigbaar met de bestaande financiële programmering.

    Het voorstel vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten.

    Het voorstel vergt wellicht toepassing van de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord [17] (flexibiliteitsinstrument of herziening van de financiële vooruitzichten).

    4.1.3. Financiële gevolgen voor de ontvangsten

    Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

    Het voorstel heeft de volgende financiële gevolgen voor de ontvangsten:

    4.2. Personele middelen in voltijdequivalenten (VTE; ambtenaren, tijdelijk en extern personeel) – zie punt 8.2.1.

    Jaarlijkse behoeften | 2006 | 2007 | 2008 |

    Totale personele middelen in VTE | 0.6 | | |

    5. KENMERKEN EN DOELSTELLINGEN

    5.1. Behoefte waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

    In 1996 heeft een team van internationale experts uit de EU, de VS en Oekraïne een onderzoek verricht naar alternatieve oplossingen om blok 4 van de kerncentrale van Tsjernobyl en de huidige inkapseling zodanig te verbeteren dat er geen gevaar meer bestaat voor het milieu. Het verslag van het onderzoek bevatte een aanbeveling voor een strategie voor stabilisering en andere maatregelen op korte termijn, alsmede voorbereidingen om het terrein milieuveilige te maken.

    De G7-werkgroep Nucleaire Veiligheid bereikte begin 1997 met vertegenwoordigers van de regering van Oekraïne een akkoord over verdere tenuitvoerlegging van de aanbevolen strategie. Bijgevolg werd een multidisciplinair constructiebeheerprogramma opgesteld, het plan voor de uitvoering van de inkapseling (SIP), dat in nauw overleg met experts uit de EU, de VS en Oekraïne tot stand is gekomen. Dit SIP voorzag in herstelwerkzaamheden aan de inkapseling om de centrale fysiek stabiel en vanuit milieuoogpunt veilig te maken. Onder beheer van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling werd het Fonds Inkapseling Tsjernobyl (CSF) opgericht om het SIP te financieren en ten uitvoer te leggen.

    De totale kosten van het project Fonds Inkapseling Tsjernobyl werden door het team van experts die het project ontwikkelden aanvankelijk geraamd op circa 768 miljoen dollar voor de periode 1998-2005, inclusief licentiesteun. Volgens nieuwe kostenramingen op basis van de in de praktijk verrichte ontwerp- en bouwwerkzaamheden, heeft de EBWO dit bedrag nu bijgesteld tot 1,091 miljard dollar. De voorgestelde nieuwe bijdrage van de Gemeenschap is de eerste tranche van de toezegging van de Commissie van 49,1 miljoen euro en is bedoeld ter dekking van het ontbrekende bedrag van rond 250 miljoen euro dat nodig is voor de voltooiing van het project [18].

    De SIP wordt gefinancierd uit begrotingsonderdeel 19 06 06 (Bijdrage van de Gemeenschap aan de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling voor het Fonds inkapseling Tsjernobyl). De huidige bijdrage is een aanvullende ondersteuning voor de financiering van de extra kosten voor de voltooiing van het project. De rechtvaardiging hiervoor werd door de EBWO bij de vergadering van donoren uiteen gezet.

    5.2. Meerwaarde van het communautaire optreden, samenhang van het voorstel met andere financiële instrumenten en mogelijke synergie

    Het Fonds Inkapseling Tsjernobyl is een belangrijk instrument om Oekraïne te helpen een groot gevaar voor zijn eigen veiligheid en die van Europa weg te nemen. Het belangrijkste onderdeel van deze operatie wordt gevormd door het zodanig ombouwen van de beschadigde kerncentrale van Tsjernobyl dat deze geen gevaar voor het leefmilieu meer oplevert. Aangezien de Gemeenschap verreweg de grootste donor is, is verdere deelname van de Gemeenschap doorslaggevend voor het welslagen van het project.

    5.3. Doelstellingen, verwachte resultaten en bijbehorende indicatoren van het voorstel in de context van het ABM

    Het plan voor uitvoering van de inkapseling omvat de volgende belangrijke technische ingrepen, uit te voeren tussen nu en 2010/2011:

    · stabilisering van de huidige inkapseling om deze gereed te maken voor de daarna geplande ingrepen;

    · afscherming met het oog op stralingsbescherming;

    · vergroting van de nucleaire veiligheid door het kriticaliteitsrisico weg te nemen door middel van waterbeheer;

    · bouw van een nieuwe inkapseling;

    · verwijdering van de bovenste, instabiele delen van de huidige inkapseling;

    · analyse van de splijtstof bevattende massa’s en opstelling van een strategie voor de verwijdering daarvan;

    De totale kosten voor de operatie worden geraamd op 1,091 miljard dollar, licentiesteun inbegrepen. De inhoud van het SIP werd op 27 mei 1997 in detail uiteengezet voor het team van deskundigen op het gebied van nucleaire veiligheid van Phare/Tacis. Op 20 december 2000 vond een vervolgbijeenkomst plaats. Op 28 april 2004 is aan de Phare/Tacis Groep van Experts Nucleaire Veiligheid (PTEG) een bijgewerkte raming en een nieuw schema voorgelegd. Op 20 september 2004 werd voorts de COEST-groep van de Raad nader geïnformeerd over de herziene kostenraming en het bijgestelde schema.

    De uiteindelijke begunstigde is weliswaar Oekraïne, maar de voordelen van een grotere nucleaire veiligheid zijn wereldwijd; het project draagt ook bij tot de milieuveiligheid in de lidstaten van de Europese Unie.

    5.4. Wijze van uitvoering (indicatief)

    In gezamenlijk beheer met internationale organisaties.

    Opmerkingen:

    Het SIP wordt gefinancierd door het Fonds Inkapseling Tsjernobyl, dat wordt beheerd door de EWBO. De Bank rapporteert aan de vergadering van donoren, waarin de Commissie vertegenwoordigd is. De vergadering keurt de subsidies goed voor de financiering van specifieke projecten.

    6. TOEZICHT EN EVALUATIE

    De vergadering van contribuanten oefent toezicht uit op de maatregelen in het kader van het SIP. Periodieke verslagen (ten minste twee per jaar) worden door de EBWO, de beheerder van het fonds, toegezonden aan de contribuanten.

    Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Besluit 98/381/EG heeft de Commissie in oktober 1999 een eerste voortgangsverslag over de tenuitvoerlegging van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl [19] gepresenteerd. Het tweede verslag werd gepubliceerd in september 2001 [20], het derde verscheen in juli 2004 [21].

    In artikel 4 van het onderhavige besluit is bepaald dat de Commissie jaarlijks een voortgangsverslag over de tenuitvoerlegging van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl moet voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad.

    7. Fraudebestrijdingsmaatregelen

    De EBWO brengt periodiek verslag uit over de vorderingen van het project en de financiële aspecten aan de vergadering van donoren, waarvan de Europese Commissie deel uitmaakt. In de mogelijkheid van een audit door de Rekenkamer is voorzien in een briefwisseling met de EWBO.

    8. MIDDELEN

    8.1. Financiële kosten van de doelstellingen van het voorstel

    Vastleggingskredieten, in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    (Vermeld de doelstellingen, acties en outputs) | 2006 | 2007 | 2008 | TOTAAL |

    | Aantal | Totale kosten | Aantal | Totale kosten | Aantal | Totale kosten | Aantal | Totale kosten |

    3e bijdrage van de Gemeenschap aan de EWBO voor het Fonds Inkapseling Tsjernobyl (eerste tranche) | | 14.400 | | | | | | 14.400 |

    TOTALE KOSTEN | | 14.400 | | | | | | 14.400 |

    8.2. Administratieve uitgaven

    8.2.1. Aantal en soort personeelsleden

    Soort post | | Huidig of extra personeel dat zal worden ingezet voor het beheer van de actie (aantal posten/VTE) |

    | | 2006 | 2007 | 2008 |

    Ambtenaren of tijdelijk personeel [22] (19 01 01) | A*/AD | 0.25 | | |

    | B*, C*/AST | 0.250.10 | | |

    TOTAAL | 0.60 | | |

    De terbeschikkingstelling van de benodigde administratieve middelen geschiedt op grond van het jaarlijkse besluit van de Commissie betreffende de toewijzing van middelen, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal personeelsleden en de aanvullende bedragen waarvoor de begrotingsautoriteit toestemming heeft verleend.

    8.2.2. Omschrijving van de taken die uit de actie voortvloeien

    – Administratieve follow-up.

    – Bijwonen van bijeenkomsten.

    – Opstelling van verslagen.

    8.2.3. Herkomst van het (statutaire) personeel

    Posten die momenteel zijn toegewezen aan het beheer van het te vervangen of te verlengen programma

    8.2.4. Andere administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag (19 01 04/05 – Uitgaven voor administratief beheer)

    Niet van toepassing.

    8.2.5. Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    Soort personeel | 2006 | 2007 | 2008 |

    Ambtenaren en tijdelijk personeel (19 01 01) | PM | | |

    Uit art. 19 01 02 gefinancierd personeel (hulpfunctionarissen, gedetacheerde nationale deskundigen, personeel op contractbasis, enz.) | 0 | | |

    Totaal personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen) | PM | | |

    De behoeften aan personele en administratieve middelen zullen worden gedekt uit de toewijzing voor het DG dat met het beheer is belast, in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure (zie 8.2.1).

    8.2.6. Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    | 2006 | 2007 | 2008 | TOTAAL |

    19 01 02 11 01 – Dienstreizen | 0.002 | | | 0.002 |

    19 01 02 11 02 – Conferenties en vergaderingen | | | | |

    19 01 02 11 03 – Comités | | | | |

    19 01 02 11 04 – Studies en adviezen | | | | |

    19 01 02 11 05 - Informatiesystemen | | | | |

    | | | | |

    2 Totaal andere beheersuitgaven (19 01 02 11) | 0.002 | | | 0.002 |

    3 Andere uitgaven van administratieve aard | | | | |

    Totale andere administratieve uitgaven (NIET in het referentiebedrag begrepen) | 0.002 | | | 0.002 |

    [1] PB L 171 van 17.6.1998, blz. 31.

    [2] COM (1999) 470 van 12.10.1999.

    [3] COM (2001) 251 van 29.5.2001.

    [4] COM (2004) 481 van 14.7.2004.

    [5] Verordening (EG) nr. 99/2000 van de Raad, artikel 2, lid 5, onder c).

    [6] Dit cijfer werd gepresenteerd tijdens de vergadering van contribuanten van het CSF op 22 juni 2004. Volgens opgave van de EBWO bedroeg het verschil met de wisselkoers van dat moment (1 euro = 1,23 dollar) 245 miljoen euro.

    [7] PB C … van …, blz. ..

    [8] PB C … van …, blz. ..

    [9] PB L 171 van 17.6.1998, blz. 31.

    [10] PB L 308 van 27.11.2001, blz. 25.

    [11] PB L 12 van 18.1.2000, blz. 1.

    [12] COM (2000) 493 definitief

    [13] Gesplitste kredieten

    [14] Uitgaven die niet onder hoofdstuk 19 01 van de betrokken titel 19 vallen.

    [15] Uitgaven in het kader van artikel 19 01 04 van titel 19.

    [16] Uitgaven in het kader van hoofdstuk 19 01, uitgezonderd de artikelen 19 01 04 en 19 01 05.

    [17] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

    [18] Dit bedrag moet wellicht nogmaals worden aangepast ingeval de geraamde kosten en de offerteprijs voor de nieuwe veilige insluiting sterk van elkaar verschillen, aangezien dit niet is opgenomen in het voorziene bedrag.

    [19] COM 1999) 470 van 12.10.1999.

    [20] COM 2001) 251 van 29.5.2001.

    [21] COM (2004) 481 definitief van 14.7.2004.

    [22] Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt.

    --------------------------------------------------

    Top