EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006IP0528

Resolutie van het Europees Parlement over "Tijd voor een hogere versnelling: Een Europa van ondernemerschap en groei tot stand brengen" (2006/2138(INI))

PB C 316E van 22.12.2006, p. 378–387 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

52006IP0528

Resolutie van het Europees Parlement over "Tijd voor een hogere versnelling: Een Europa van ondernemerschap en groei tot stand brengen" (2006/2138(INI))

Publicatieblad Nr. 316 E van 22/12/2006 blz. 0378 - 387


P6_TA(2006)0528

Tijd voor een hogere versnelling: Een Europa van ondernemerschap en groei tot stand brengen

Resolutie van het Europees Parlement over "Tijd voor een hogere versnelling: Een Europa van ondernemerschap en groei tot stand brengen" (2006/2138(INI))

Het Europees Parlement,

- gezien de mededeling van de Commissie over het communautair Lissabonprogramma uitvoeren: een modern KMO-beleid voor groei en werkgelegenheid (COM(2005)0551),

- gezien de mededeling van de Commissie "Tijd voor een hogere versnelling: het nieuwe partnerschap voor groei en werkgelegenheid" (COM(2006)0030),

- gezien de mededeling van de Commissie over de uitvoering van het Lissabonprogramma voor groei en werkgelegenheid: overdracht van ondernemingen — continuïteit door een nieuwe start (COM(2006)0117),

- gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 23 en 24 maart 2000 in Lissabon, 23 en 24 maart 2001 in Stockholm, 15 en 16 maart 2002 in Barcelona, en de Europese Raden van 22 en 23 maart 2005, 15 en 16 december 2005 en 23 en 24 maart 2006 in Brussel,

- gelet op de Europese Raad van Göteborg van 15 en 16 juni 2001 die besloot de Lissabon-strategie te combineren met een strategie voor duurzame ontwikkeling,

- gezien de conclusies van de informele bijeenkomst van staatshoofden op 27 oktober 2005 in Hampton Court,

- gezien Aanbeveling 2005/601/EG van de Raad van 12 juli 2005 over de algemene richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap (2005-2008) [1],

- gezien de mededeling van de Commissie "Samen werken aan werkgelegenheid en groei — een nieuwe start voor de Lissabon-strategie" (COM(2005)0024),

- gezien de mededeling van de Commissie over geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid (2005-2008) (COM(2005)0141),

- gezien de mededeling van de Commissie over gemeenschappelijke acties voor groei en werkgelegenheid: het communautair Lissabonprogramma van Lissabon van de Gemeenschap (COM(2005)0330),

- gezien de 25 nationale hervormingsprogramma's van de lidstaten en hun evaluatie door de Commissie in deel 2 van haar mededeling "Tijd voor een hogere versnelling: het nieuw partnerschap voor groei en werkgelegenheid",

- gelet op de Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende de algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling [2], het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en op de mededeling van de Commissie over het cohesiebeleid ter ondersteuning van groei en werkgelegenheid: Communautaire Strategische Richtlijnen 2007-2013 (COM(2005)0299) zijn neergelegd,

- gezien het voorstel van de Commissie voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad over het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (COM(2005)0119) en zijn eigen standpunt daarover van 15 juni 2006 [3],

- gezien de mededeling van de Commissie over de uitvoering van het communautair Lissabonprogramma: meer onderzoek en innovatie — investeren voor groei en werkgelegenheid — een gemeenschappelijke aanpak (COM(2005)0488) en de overeenkomstige interne werkdocumenten van de Commissie (SEC(2005)1253 en SEC(2005)1289),

- gezien het Europees scorebord voor innovatie 2005 met vergelijkende analyse van de prestaties op gebied van innovatie,

- gezien het verslag van januari 2006 van de onafhankelijke groep deskundigen voor O&O en innovatie, benoemd na de top van Hampton Court, over de oprichting van een innovatief Europa ("het verslag- Aho"),

- gelet op de mededeling van de Commissie "Kennis in de praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor de EU" (COM(2006)0502),

- gezien Aanbeveling 94/1069/EG van de Commissie van 7 december 1994 inzake de overdracht van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) [4],

- gelet op het definitieve verslag van mei 2002 van de groep van deskundigen van het BEST-project over de overname van kleine en middelgrote bedrijven,

- gezien Flash Eurobarometer nr. 160: onderzoek ondernemerschap en analytisch verslag voor april resp. juni 2004,

- gezien het eindverslag van oktober 2005 van de werkgroep risicokapitaal met deelname van het Amerikaanse Ministerie van Handel, de administratie internationale handel, en het Directoraat-generaal ondernemingen en industrie van de Commissie,

- gezien het voorstel van de Commissie voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vastlegging van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie 2007-2013 (COM(2005)0121) en zijn eigen standpunt daarover van 1 juni 2006 [5],

- gezien de mededeling van de Commissie over de uitvoering van het Lissabonprogramma: een strategie voor de vereenvoudiging van de regelgeving (COM(2005)0535),

- gezien de mededeling van de Commissie over de implementatie van de Lissabonstrategie: ondernemingszin bevorderen door onderwijs en leren (COM(2006)0033),

- gezien het groenboek van de Commissie inzake energie-efficiëntie: "meer doen met minder" (COM(2005)0265) en zijn resolutie daarover van 1 juni 2006 [6],

- gezien de mededeling van de Commissie over een actieplan biomassa (COM(2005)0628),

- gelet op het initiatief i2010, in het bijzonder het i2010-actieplan voor de elektronische overheid — versnelde invoering van de elektronische overheid voor het nut van iedereen (COM(2006)0173),

- gezien het Groenboek van de Commissie over een Europese strategie voor duurzame, concurrerende en continu geleverde energie (COM(2006)0105),

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 29 september 2005 over het aandeel van hernieuwbare energie in de Europese Unie en voorstellen voor concrete acties [7],

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 19 januari 2006 over de uitvoering van het Europees handvest voor kleine bedrijven [8],

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 maart 2006 over een Europese informatiemaatschappij voor werkgelegenheid en groei [9],

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 maart 2006 over de inbreng in de Europese Voorjaarsraad 2006 in verband met de strategie van Lissabon [10],

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 maart 2006 over de zekerheidsstelling van de energievoorziening in de Europese Unie [11],

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 5 juli 2006 over de uitvoering van het communautair Lissabonprogramma: meer onderzoek en innovatie — investeren voor werkgelegenheid en groei — een gemeenschappelijke aanpak [12],

- gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

- gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie cultuur en onderwijs en de Commissie juridische zaken (A6-0384/2006),

A. overwegende dat de Europese Unie haar positie strategisch moet bijstellen in antwoord op de veranderende regels van de nieuwe wereldwijde economie en het toenemend tempo van de veranderingen op de wereldmarkten, om te voorkomen dat de economische groei op lange termijn lam blijft liggen,

B. overwegende dat, om economische groei op lange termijn te garanderen, de Europese Unie en de lidstaten de kloof moeten dichten die bestaat tussen onderzoek en markt in de Europese Unie,

C. overwegende dat de toegang tot de wereldmarkten de KMO's uitzicht geeft op nieuwe gespecialiseerde marktsegmenten, lagere kosten voor O&O, betere toegang tot financiële middelen, besparingen door technologische en schaalvoordelen en mogelijkheden tot risicospreiding,

D. overwegende dat de vorderingen om te voldoen aan de strategie van Lissabon niet in heel de Europese Unie eenvormig zijn en dat er enorme verschillen in algemeen niveau van technologische ontwikkeling en de prestaties van de lidstaten zijn,

E. overwegende dat het vereenvoudigingsproces van de regelgeving ernstige wetgevingsproblemen met zich meebrengt, aangezien het mechanismen of procedures vereist om deze wetgeving te legaliseren,

F. overwegende dat uitblijvende uitvoering van belangrijke onderdelen van de Europese wetgeving en als gevolg daarvan de verbrokkeling van de markt, de economische groei en het scheppen van concurrentie tegenhouden, die de schaalvoordelen bieden die een sterk competitieve economie in de Europese Unie nodig heeft,

G. overwegende dat de Europese Unie zich tot een hoger ontwikkelde kenniseconomie moet omvormen omdat nieuwe kennis en haar overdracht en toepassing de voornaamste bron van economische groei en duurzame concurrentievoordelen is,

H. overwegende dat de lidstaten de uitdagingen van sociale demografische veranderingen en duurzame sociale modellen moeten blijven aanpakken, en deze kans moeten benutten om innovatieve processen, diensten en producten te ontwikkelen,

I. overwegende dat O&O waar ruime middelen voor uitgetrokken worden, tot vernieuwing, economische groei, nieuwe werkgelegenheid en hoogkwalitatief onderzoek leiden,

J. overwegende dat de Europese Unie voor een dynamische bedrijfscultuur moet zorgen door actieve vormen van beleidsvoering te stimuleren, zoals levenslange vorming, vormen van vaardigheden, begeleiding van persoonlijk loopbaanverloop, plaatsing van jongeren en beroepsopleiding,

K. overwegende dat de Europese ruimte van informatie en communicatie de ondernemingszin en onderwijscultuur op een zichtbaarder en actiever manier moet aanmoedigen,

L. overwegende dat KMO's 70 % van alle werkgelegenheid vertegenwoordigen en dat maar 44 % van de KMO's op eigen kracht innovatief werken,

M. stelt vast dat KMO's de hoeksteen van de economische en sociale cohesie zijn daar zij in de gehele EU werk bieden aan meer dan 75 miljoen mensen en in sommige bedrijfstakken 80 % van de werkgelegenheid verschaffen; overwegende dat het, gezien hun rol bij de economische ontwikkeling en innovatie en hun marktaandeel, absoluut noodzakelijk is dat KMO's uitgebreid worden ondersteund;

N. overwegende dat de lidstaten een omgeving moeten bieden die ontwikkeling van de privé-sector mogelijk maakt, en aan de specifieke behoeften van de KMO's tegemoet moeten komen, o.a. een gunstig ondernemingsklimaat en bedrijfsvriendelijke regelgeving, degelijke minimuminfrastructuur en dienstverlening, financiering op korte en middellange termijn die tegen redelijke tarieven beschikbaar is, bedrijfsen risicokapitaal, adviserende bijstand en kennis over de gelegenheden die zich op de markt voordoen,

O. overwegende dat partnerschappen tussen de openbare en privé sector (PPP's) een waardevol hulpmiddel voor kwaliteitsvolle openbare dienstverlening en duurzame financiering vormen,

P. overwegende dat KMO's te lijden hebben van weinig ontwikkelde ondernemingsvaardigheden in de bedrijfsleiding en gebrekkig gebruik van informatie- en communicatietechnologieën, boekhouding, taalkennis, productiebeheer, bedrijfsplannen, financiële middelen en mogelijkheden om de kritische massa te bereiken,

Q. overwegende dat steun voor intermediaire organisaties die KMO's vertegenwoordigen onontbeerlijk is, gezien de fundamentele aard van hun acties wat betreft informatie, back-up en follow-up voor KMO's, in het bijzonder voor de kleinste daarvan,

R. overwegende dat de KMO's actief zijn op grensoverschrijdende en wereldwijde markten en dat dat een strategisch element in hun verdere ontwikkeling is,

S. overwegende dat één van de voornaamste hinderpalen voor succesvol ondernemerschap, innovatie en productontwikkeling, gebrek aan variatie is in de financieringsvormen voor de kapitaalinbreng op alle niveaus,

T. overwegende dat de Europese Unie de incubatie en pre-incubatie van projecten van startersprojecten in een marktgericht universitair milieu moet ondersteunen om meer kritische massa, hogere waarderingen en omvangrijker startinvesteringen door durfkapitaalfondsen te verwezenlijken,

U. overwegende dat een octrooi in de Europese Unie met 46700 EUR zeer duur is in vergelijking met de Verenigde Staten (10250 EUR) en Japan (5460 EUR), en dat er dringende behoefte aan een Gemeenschapsoctrooi bestaat,

V. overwegende dat de nationale hervormingsprogramma's op een haalbare en blijvende manier aan de behoeften van KMO's en grote ondernemingen moeten beantwoorden,

W. overwegende dat 23 miljoen KMO's in Europa in feite een zeer grote diversiteit aan ondernemingssituaties weerspiegelen waarmee rekening moet worden gehouden bij het opstellen en implementeren van het beleid van de Gemeenschap, vooral in het kader van de nationale hervormingsprogramma's, met name wat betreft de specifieke kenmerken van micro-ondernemingen en ambachtelijke bedrijven die meer dan 95 % van de Europese KMO's uitmaken,

X. overwegende dat duidelijke regels voor staatsteun dienstig kunnen zijn voor de economische ontwikkeling en bedrijfsinnovatie bij achtergestelde gemeenschappen,

Y. overwegende dat familiebedrijven ruw geschat twee derde van de werkgelegenheid in de Europese Unie vertegenwoordigen,

Z. overwegende dat de rol en de ontwikkeling van bestaande programma's van de EU, zoals Leonardo da Vinci, bevordering van mobiliteit, innovatie en kwaliteit van de opleiding door middel van transnationale partnerschappen (ondernemingen, opleidingsinstituten, verbindingsorganisaties) moeten worden benadrukt,

Succesvolle concurrentie van de Europese Unie op de wereldmarkt

1. brengt de lidstaten in herinnering dat de enige manier om succesvol te concurreren op een wereldwijde markt de totstandbrenging van een Europese hoogkwalitatieve kennismaatschappij is;

2. erkent dat het van belang is om stimulerend te werken in de richting van een innovatie gerichte cultuur, die alle onderdelen van de nationale strategie voor concurrentiekracht moet doordringen;

3. benadrukt dat organisatorische kwaliteit hoe langer hoe minder in sleutelvaardigheden te vinden zal zijn maar meer in sleutelpersonen die dergelijke vaardigheden bezitten;

4. dringt er bij de lidstaten op aan dat zij de ondernemingsgeest bevorderen vanaf de eerste fases van het onderwijs en dat zij sterkere steun verlenen aan levenslang leren;

5. wijst op de verbetering van de kwaliteit en doelmatigheid van onderwijs- en opleidingsstelsels bij het effectief mobiliseren van de noodzakelijke resources, ondermeer door verhoging van de particuliere investeringen in hoger onderwijs en permanente vorming;

6. dringt bij de Commissie op maatregelen aan om de juridische verschillen tussen de handelswetten van de verschillende lidstaten te verwijderen en daarmee voor een open en concurrentiële markt te zorgen;

7. benadrukt de noodzaak om samenwerking te versterken tussen enerzijds regio's die met dezelfde problemen en uitdagingen geconfronteerd worden, door netwerken tussen bedrijven die in deze regio's gevestigd zijn op te zetten, en anderzijds grensoverschrijdende regio's met het doel de ontwikkeling en coördinatie van beleidsmaatregelen die gericht zijn op hun specifieke behoeften aan te moedigen; benadrukt het belang van KMO-clusters rondom technologieparken, openbare laboratoria of universiteiten die dynamische omgevingen creëren in Europa die in staat zijn wetenschappelijke kennis te benutten en kennisjobs te scheppen;

8. benadrukt de noodzaak om de bijzondere situatie te erkennen en de ontwikkeling van industriële clusters en zones aan te moedigen door middel van Europese programma's, waarbij rekening wordt gehouden met hun specifieke kenmerken en deze voldoende steun krijgen; roept de Commissie op de uitwisseling van goede praktijken tussen lidstaten over de oprichting van ondernemingsclusters en over de vraag hoe de links tussen bedrijven en universiteiten die allebei waardevol worden beschouwd voor het aanmoedigen van innovatie en het oprichting van bedrijven, verbeterd kunnen worden;

9. dringt aan op verdere uitbouw van de transatlantische economische betrekkingen om een ruimer vrijhandelsgebied als de Europese eenheidsmarkt tot stand te brengen;

10. dringt er bij de lidstaten op aan om de markt verder open te stellen en uitvoering te geven aan de daarop gerichte wetgeving die nog niet toegepast wordt, om de samenhang en de Europese concurrentiepositie op wereldschaal te verbeteren;

11. dringt er bij de lidstaten op aan om de integratie van de dienstensector te vervolledigen en daarmee hogere arbeidsproductiviteit te stimuleren;

12. erkent dat Europa een echt geïntegreerd energiebeleid nodig heeft dat continuïteit van levering en minimale milieuschade waarborgt;

13. benadrukt dat het vereenvoudigingsproces van de regelgeving een essentieel, maar moeilijk te realiseren doel is en dat het, door sommige aspecten, deels veel weg heeft van codificatie; spoort de Commissie aan bij te dragen aan vereenvoudiging door het voorstellen van een eenvoudig mechanisme om de juridische correctie van de in de Europese regelgeving te vereenvoudiging aangebrachte wijzigingen te legaliseren; spoort de Commissie tevens aan de lidstaten voor te stellen om, elk voor zich, een vergelijkbaar mechanisme op te stellen welke voor ieder een stimulans zal zijn om in gang te schieten;

Europese creativiteit de vrije loop laten

14. benadrukt dat de lidstaten krachtige stimulansen voor kennis, onderzoek en innovatie moeten geven; beschouwt onderzoek als een essentiële voorwaarde voor succesvolle innovatie en economische groei; acht dit belangrijk om een Europese kennismaatschappij tot stand te brengen en gebruik te maken van levenslange vorming, taaltraining en informatie- en communicatietechnologie (ICT) om in ontbrekende vaardigheden te voorzien en de werkloosheid te verminderen en zodoende de mobiliteit van de werknemers in de EU te vergroten;

15. benadrukt dat ICT, e-onderwijs en e-handel uiterst gewichtige elementen zijn bij het verbeteren van het concurrentievermogen van KMO's; vindt daarom dat een grotere impuls moet worden gegeven aan projecten die deze mogelijkheden voor KMO's bevorderen;

16. steunt het gebruik in de breedste zin van de "Key Competence for Life Long Learning" om aan de behoeften van Europese studenten te voldoen door vooral die groepen mensen die steun behoeven voor hun educatieve potentieel zoals mensen met geringe basisvaardigheden, voortijdige schoolverlaters, langdurig werklozen, migranten en mensen met een handicap, rechtvaardigheid en toegang te bieden;

17. onderstreept het feit dat de enige manier om een markt voor de KMO's en industrie van de EU te krijgen bestaat uit het dichten van de kloof die in de EU bestaat tussen onderzoek en innovatieve marketingprocessen, -diensten en -producten;

18. onderstreept de behoefte aan open innovatiemodellen, die minder eenzijdig en dynamischer zijn en voor het bedrijfsleven een toegevoegde waarde vertegenwoordigen;

19. dringt er bij de lidstaten op aan om niet alleen het gebruik van de PC aan te moedigen maar ook programmapakketten, die als uitbreiding van eigen denkactiviteit verschillende vormen van administratief werk doelmatiger kunnen maken;

20. benadrukt dat er behoefte aan een gebruikersvriendelijk Gemeenschapsoctrooi en meer wederkerigheid in de Europese, Amerikaanse en Japanse octrooistelsels bestaat om het Europees bedrijfsleven en de Europese vindingrijkheid het best te beschermen in het bijzonder door het gebruik ervan door KMO's te stimuleren;

21. onderschrijft de doelstellingen van de EU-strategie voor toegang tot de markt en wenst dat de Europese Unie meer doet om haar gegevensbestand bekend te maken bij de KMO's en actueel te houden; adviseert lidstaten, regionale en lokale autoriteiten gemeenschappelijke "one-stop information shops" op te zetten en overheidsafdelingen aan te moedigen meer diensten via Internet aan te bieden (E-government);

22. dringt erop aan dat de Commissie via zijn netwerk van Europese info centres (EIC) voor betere toegang tot de internationale markten zorgt;

23. dringt er bij de Commissie op aan het bestaande EIC-netwerk te hervormen en uit te breiden, diverse bedrijfsondersteunende instanties op te nemen die binnen nationale netwerken bestaan en die KMO's uitgebreide en betrouwbare diensten kunnen leveren;

24. beklemtoont dat het derhalve van belang is om het EIC-netwerk te evalueren, te verbeteren en te reorganiseren, zowel uit het oogpunt van de efficiëntie van zijn werkwijze als van de doeltreffendheid van zijn optreden, willen zij gerichter en sneller kunnen werken; meent dat de EIC's moeten worden omgevormd tot "one stop trouble shooting shops" voor KMO's die te kampen hebben met belemmeringen op de interne markt; meent dat de EIC's zich verder moeten ontwikkelen tot waarachtige bemiddelaars tussen de KMO's en de lidstaten, waarbij zij zo praktisch en zo pragmatisch mogelijk alle problemen met de uitvoering van de communautaire wetgeving aanpakken; onderkent dat de EIC's meer financiële middelen moeten hebben om deze doelstellingen te realiseren;

25. verzoekt de Commissie om actief te bevorderen dat de EIC's beter zichtbaar worden en beklemtoont dat alle KMO's een gemakkelijke en kosteloze toegang moeten hebben tot de door de EIC's aangeboden informatie, diensten en adviezen, ongeacht of zij al of niet lid zijn van de organisatie die de taak van EIC's vervult; verzoekt de Commissie erop toe te zien dat aan de KMO-fora die door de EIC's zijn opgezet, ook KMO's van buiten de ontvangende organisatie deelnemen; acht het van vitaal belang dat de Commissie ambitieuze doelen stelt ter bevordering van het gebruik en de zichtbaarheid van EIC's voor alle KMO's, ook die welke geen lid van de ontvangende organisatie zijn;

26. is van mening dat moet worden gestreefd naar samenvoeging van de door de Europese Unie beheerde netwerken voor de belangenbehartiging van KMO's (zoals de Euro Info Centers en de Innovation Relay Centers); is van mening dat deze instellingen bijvoorbeeld zouden kunnen worden opgenomen in de sectororganisaties van KMO's;

Concurrentie als drijvende kracht: voorafgaande voorwaarden voor succesvolle concurrentie van KMO's

27. dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan waar mogelijk het principe "eerst aan de kleintjes denken" toe te passen, gebaseerd op het Europees handvest voor kleine ondernemingen, om micro-ondernemingen en ambachtsbedrijven in het bijzonder in staat te stellen hun groei- en ontwikkelingspotentieel op lokaal niveau en op exportmarkten volledig te realiseren;

28. dringt er bij de lidstaten op aan om meer gewicht te verlenen aan ondernemerschap en persoonlijke verantwoordelijkheid, inspanningen beter te belonen en de sociale waarden van ondernemerschap en risicobereidheid te verbeteren;

29. stelt vast dat in een kennismaatschappij technologische vooruitgang en hoogkwalitatieve technologie het kernstuk van het concurrentievoordeel in een kennismaatschappij vertegenwoordigen;

30. acht het belangrijk dat een grotere rol wordt toebedeeld aan voorlichting en de overdracht van beste praktijken aan KMO's en micro-ondernemingen; ziet in dat verband het aanleren van bedrijfsmatige kennis, met inbegrip van kennis over aanbestedingsprocedures, als een prioriteit;

31. dringt er bij de lidstaten op aan om succesvolle e-bedrijfsmodellen te ondersteunen om het gebruik van ICT te bevorderen;

32. dringt er bij de lidstaten op aan om gemeenschappelijke normen vast te leggen of vrijwillige afspraken aan te gaan op beleidsterreinen waar het ontbreken van dergelijke normen of afspraken de groei van KMO's belemmert;

33. dringt er bij de lidstaten op aan om het Europees bedrijfsleven een nieuwe dynamiek te geven door bureaucratische rompslomp te beperken, de kwaliteit van de regelgeving te verbeteren, de administratieve lasten te verlichten, de KMO's beter bij de raadplegingsprocedures te betrekken en de belastingsprocedures in hun voordeel te vereenvoudigen en administratieve processen en socialezekerheidsregelingen voor werknemers en werkgevers te stroomlijnen; vraagt lidstaten administratieve drempels weg te nemen voor grensoverschrijdende samenwerking tussen KMO's, industrie, onderzoeksinstituten en universiteiten;

34. spoort de lidstaten aan tot meer steunverlening om het geringe aantal opstartbedrijven te vergroten, tot het overwegen en toepassen van stimulerende maatregelen en tot het introduceren van speciale hulpregelingen die groei aanmoedigen in termen van omvang en werkgelegenheid; stelt vast dat de overdracht van bedrijven van groot belang is voor het behoud van werkgelegenheid en kapitaal; verwelkomt de nieuwe mededeling over de overname van bedrijven: "Uitvoering van het communautair Lissabon-programma voor groei en werkgelegenheid: Overdracht van ondernemingen — Continuïteit door een nieuwe start", dat gekoppeld is aan het doel het intrinsieke risico te beperken waarmee ondernemerschap gepaard gaat; merkt op dat succesvolle bedrijfsoverdrachten steeds belangrijker worden omdat de bevolking van Europa ouder wordt, en het feit dat ruim eenderde van de Europese ondernemers de komende tien jaar met pensioen gaat; vraagt de lidstaten dan ook om in hun beleidsvoering evenveel aandacht te besteden aan opstartbedrijven als aan bedrijfsoverdrachten en in het nationaal beleid praktische maatregelen op te nemen ter uitvoering van de Lissabon-strategie en een specifieke tijdschema's vast te stellen;

35. is verheugd over de voorstellen om de oprichting van bedrijven gemakkelijker te maken en om de vertraging en de kosten voor de oprichting terug te brengen, wetende echter dat als belastingverlagingen geen problemen vormen, dit nog niet betekent dat de notie van leningen aan lage rente automatisch overeenkomt met de Europese wetgeving die juist gelijkheid van de marktvoorwaarden nastreeft; stelt de stimulering van relevante maatregelen voor, zoals fiscale stimuleringsmaatregelen en flexibele vennootschapsrechtelijke regelingen om de voortzetting van bedrijven en vooral de overdracht van familiebedrijven aan derde partijen of werkgevers te bevorderen;

Moderne sociale bescherming en arbeidsmarkt

36. dringt er bij de lidstaten op aan om ondoelmatige sociale modellen aan herziening te onderwerpen met het oog op hun financiële levensvatbaarheid op lange termijn en tegen de achtergrond van de veranderende werelddynamiek en bevolkingspatronen, zodat die ook grotere duurzaamheid verkrijgen;

37. dringt bij de lidstaten op pragmatische besluiten in hun beleidsvoering aan ter compensatie van zowel de vergrijzing van de bevolking als het dalende geboortecijfer, zoals verhoging van de pensioenleeftijd in overeenstemming met de verbetering van de gezondheidszorg, en beleidsmaatregelen die het gezin centraler stellen en geboorten en kinderzorg aanmoedigen;

38. benadrukt de noodzaak om vrouwelijke ondernemers te ondersteunen, vooral wat betreft de toegang tot financiering en ondernemersnetwerken;

39. benadrukt dat de lidstaten hun beleidsvoering op volledige integratie in de informatiemaatschappij ("e-inclusion") moeten richten;

40. onderlijnt de noodzaak van een flexibele arbeidsmarkt om het hoofd te kunnen bieden aan de veranderende sociale patronen en de vergrijzingsproblematiek;

41. brengt de Commissie en de lidstaten in herinnering dat niet-loonkosten een van de grootste obstakels zijn waarmee eenmansbedrijven geconfronteerd worden bij het aannemen van extra werknemers; dringt er bij de Commissie en lidstaten op aan het proportionaliteits- en flexibiliteitsbeginsel te respecteren bij de beschouwing van de arbeidswetgeving van de EU, gezien de hoge werkeloosheidscijfers die in Europa vooral onder jongeren heersen;

42. acht het van essentieel belang dat investeringen van KMO's in menselijk kapitaal worden gestimuleerd met het oog op grotere inzetbaarheid van werknemers en ter verbetering van de productiviteit; onderkent de behoefte aan specifiek op de ondernemingsactiviteiten van KMO's toegespitste opleidingsprogramma's en activiteiten, waaronder opleiding op de werkplek; beklemtoont dat aan oudere werknemers en gehandicapten een passende beroepsopleiding moet worden geboden (leren werken met de nieuwe technologieën), opdat zij kunnen blijven werken of gemakkelijker werk vinden en beantwoorden aan de behoeften van de werkgevers en de gehandicapten;

43. stelt voor essentiële bedrijfskundige vaardigheden op te nemen in het lesprogramma van het secundaire onderwijs en KMO's te betrekken bij opleidingen waar ze aanvullende praktische informatie en advies kunnen inbrengen; ondersteunt het beleid van universiteiten om in hun onderwijsprogramma's leerstof op te nemen die tegemoet komen aan de behoeften van de economie;

44. benadrukt de noodzaak om KMO's te stimuleren die, in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen en de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling, milieuvriendelijk te werk gaan;

45. spreekt zijn voldoening uit over het feit dat de Commissie streeft naar dialoog met en regelmatige raadpleging van de KMO's en hun vertegenwoordigingsorganen en verzoekt deze methode systematisch in praktijk te brengen, door de Europese ondernemingen, mede via hun sectorverenigingen, niet alleen te betrekken bij de tenuitvoerlegging van de communautaire programma's, maar ook bij de opstelling ervan; stelt vast dat het raadplegingsproces in zijn huidige vorm voor de KMO's problematisch is, omdat de termijn van acht weken te kort is voor de organisaties die KMO's vertegenwoordigen om standpunten te verzamelen en in te dienen; verzoekt de Commissie deze beperking zo spoedig mogelijk bij te stellen;

46. is van mening dat alle maatregelen ter ondersteuning van KMO's ook moeten gelden voor zelfstandigen, met name ten aanzien van de verschillende stelsels van sociale zekerheid en de uitkeringen waarop zij recht geven, en van de preventie van beroepsrisico's;

47. beveelt de lidstaten aan zoveel mogelijk te streven naar het scheppen van een wetgevingsklimaat dat KMO's tot een flexibele tewerkstelling in staat stelt zonder af te doen aan de sociale zekerheid;

48. wijst op de noodzaak de interne markt te voltooien en verzoekt de lidstaten aan de verwezenlijking van dat gemeenschappelijke doel bij te dragen door het vrije verkeer van werknemers te stimuleren;

49. brengt in herinnering dat het streven naar bevordering van het ondernemerschap van vitaal belang is, met name in het licht van de demografische veranderingen, waardoor Europa in de komende tien jaar eenderde van zijn ondernemers met pensioen zal zien gaan; roept de Commissie op de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten op dit gebied te bevorderen, bijvoorbeeld door regelingen voor een "zilveren ondernemerschap" voor ouderen in overweging te nemen, door betere manieren te onderzoeken om jongeren te stimuleren om een eigen bedrijf te beginnen en in het bijzonder door het stimuleren van vrouwelijke ondernemers, waartoe mogelijk ook gedacht moet worden aan maatregelen om werk en gezinsleven beter in evenwicht te brengen;

Financiële leefbaarheid

50. dringt er bij de lidstaten op aan om zich aan de principes van de begrotingsdiscipline te houden om de gezondheid van de openbare financiën te verzekeren;

51. spoort aan tot herziening van de modellen van openbare dienstverlening, hun financiering en beheer, en overweging van de mogelijkheden en voordelen van partnerschappen tussen openbare en particuliere sector;

52. moedigt lidstaten aan om partnerschappen tussen openbare en particuliere sector te bevorderen als het meest geschikte model voor het leveren van bedrijfsondersteunende diensten voor KMO's, inclusief het oprichten van durfkapitaalfondsen, en dus een voldoende hefboomeffect te creëren voor een grotere betrokkenheid van de particuliere sector;

53. dringt er bij de lidstaten op aan om de KMO's betere toegang tot aanbestedingsprocedures te geven — tot nog toe een belangrijke rem op hun ontwikkeling; herinnert de Commissie en de lidstaten aan occasionele perverse effecten van de richtlijnen voor overheidsopdrachten, die er bijvoorbeeld toe leidden dat sommige gunners van overheidsopdrachten potentiële leveranciers om vergoeding vroegen voor het behandelen van hun inschrijvingen op aanbestedingen; merkt op dat dergelijke vergoedingen verlammend kunnen werken op kleine ondernemingen en roept de Commissie op dit punt in beschouwing te nemen bij de opstelling later dit jaar van haar document met richtsnoeren voor de implementatie van de herziene richtlijn voor overheidsopdrachten;

54. is van oordeel dat eco-innovatie ook kan worden gestimuleerd door de koopkracht van overheidsbegrotingen te benutten, aangezien het groen maken van de overheidsopdrachten zou kunnen helpen een kritische massa te creëren zodat milieuvriendelijke bedrijven op grotere schaal hun intrede kunnen doen op de markt, wat gunstig is voor de Europese KMO's die zeer actief zijn in deze sector;

55. beveelt met nadruk fiscale stimulansen aan voor investeringen in risicokapitaal, het gebruik van hulpbronnen die beschikbaar zijn via het Europese Investeringsfonds en de structuurfondsen, die kunnen bijdragen aan het aanleggen van een binnenlandse basis van investeerders in risicokapitaal;

56. acht het absoluut noodzakelijk dat KMO's complete en betrouwbare informatie krijgen over de mogelijke vormen van risicodeling in verband met risico's betreffende financiering of bedrijfsvoering;

57. is van oordeel dat KMO's een essentieel onderdeel van de Europese economie vormen en dat, om hun potentieel op het gebied van O&O te benutten, het 7e Kaderprogramma gestroomlijnd moet worden om de deelname van kleinere onderzoeksorganen te vergemakkelijken door financiering voor KMO's en clusters van kleine bedrijven en laboratoria te reserveren;

58. beveelt de benadering van de Europese Raad van maart 2006 in Brussel aan, om leningen van de Europese Investeringsbank te vergemakkelijken en op ruimere schaal ter beschikking van het bedrijfsleven te stellen, vooral van KMO's;

Nationale hervormingsprogramma's in de praktijk

59. dringt er bij alle lidstaten op aan in hun nationale hervormingsprogramma's bijzondere aandacht te besteden aan maatregelen voor KMO's in de mening dat het succes afhankelijk is van de actieve betrokkenheid van en het overleg met de bedrijfsorganisaties van KMO's om vast te stellen hoe efficiënt zij zijn;

60. betreurt het verlies van de concrete dimensie die wel aanwezig was in de verslaggeving over het Europees Handvest voor kleine ondernemingen en dringt er bij de Commissie op aan lidstaten de mogelijkheid te bieden bilaterale bijeenkomsten te houden (inclusief nationale belanghebbenden) over de vooruitgang die gemaakt is met concrete maatregelen voor KMO's ter voorbereiding van de jaarlijkse verslagen over de nationale hervormingsprogramma's;

61. betreurt het gebrek aan coördinatie tussen de nationale hervormingsprogramma's van de lidstaten;

62. onderlijnt het belang van bekendmaking en rapportering van het welslagen en falen van de nationale hervormingsprogramma's;

63. dringt er bij de lidstaten op aan om duidelijker aan te geven hoe ze te werk denken te gaan om de doelstellingen te bereiken die ze in de nationale hervormingsprogramma's voor zichzelf vastgelegd hebben;

*

* *

64. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie en de parlementen en regeringen van de lidstaten.

[1] PB L 205 van 6.8.2005, blz. 28.

[2] PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25.

[3] Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0265.

[4] PB L 385 van 31.12.1994, blz. 14.

[5] Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0230.

[6] Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0243.

[7] PB C 227 E van 21.9.2006, blz. 599.

[8] Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0022.

[9] Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0079.

[10] Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0092.

[11] Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0110.

[12] Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0301.

--------------------------------------------------

Top