Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006IP0346

    Resolutie van het Europees Parlement over de betrekkingen tussen de EU en China (2005/2161(INI))

    PB C 305E van 14.12.2006, p. 219–232 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    52006IP0346

    Resolutie van het Europees Parlement over de betrekkingen tussen de EU en China (2005/2161(INI))

    Publicatieblad Nr. 305 E van 14/12/2006 blz. 0219 - 0232


    P6_TA(2006)0346

    Betrekkingen EU/China

    Resolutie van het Europees Parlement over de betrekkingen tussen de EU en China (2005/2161(INI))

    Het Europees Parlement,

    - gezien het feit dat het in 2005 30 jaar geleden is sinds de EU en China diplomatieke betrekkingen hebben aangeknoopt,

    - gezien het strategisch partnerschap tussen de EU en China dat in 2003 van start is gegaan,

    - gezien het voornaamste wettelijke kader voor de betrekkingen met China, namelijk de handels- en economische samenwerkingsovereenkomst tussen de EG en China van mei 1985 [1], waarin de economische en handelsrelaties en het samenwerkingsprogramma EU-China zijn gevat,

    - gezien het beleidsdocument van de Commissie met de titel "Op weg naar een volwassen partnerschap: gezamenlijke belangen en taken in de betrekkingen tussen de EU en China" (COM(2003)0533), dat op 13 oktober 2003 door de Europese Raad is goedgekeurd,

    - gezien het allereerste beleidsdocument van China over de EU van 13 oktober 2003,

    - gezien de politieke dialoog tussen de EU en China, die officieel in 1994 tot stand gekomen vanwege de status van China als opkomende macht op het wereldtoneel,

    - gezien de dialoog over de mensenrechten tussen de EU en China, die in januari 1996 is gestart, vervolgens is onderbroken en weer in 1997 is hervat, gezien het trojkabezoek in oktober 2005 aan Xinjiang, dat plaatsvond in het kader van de dialoog over de mensenrechten tussen de EU en China, en gezien het seminar inzake de dialoog over de mensenrechten tussen de EU en China, dat in december 2005 in Londen is gehouden met het Europees Parlement als waarnemer,

    - gezien de lopende sectorale dialogen tussen China en de Commissie, zoals de onlangs gestarte dialoog over werkgelegenheid en over intellectuele-eigendomsrechten (IPR),

    - gezien de overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de EG en China, die in 2000 van kracht werd en in 2004 [2] werd hernieuwd,

    - gezien de samenwerkingsovereenkomst met China voor het satellietnavigatieprogramma Galileo van de EU, getekend op 30 oktober 2003,

    - gezien de 8ste Top EU-China, die in september 2005 in Beijing plaatsvond, en de gezamenlijke verklaring tot besluit daarvan, alsook gezien de aanstaande 9de Top EU-China, die in de tweede helft van 2006 in Finland zal worden gehouden,

    - gezien de gezamenlijke verklaring over klimaatverandering van de 8ste Top EU-China, en de toezegging daarin om in China en de EU een hoogontwikkelde kolentechnologie door koolstofvastlegging (CCS) te ontwikkelen en demonstreren, waarbij de emissie vrijwel nihil is,

    - gezien de zitting van het 10e Nationale Volkscongres ( 5- 14 maart 2006) en het regeringsverslag van premier Wen Jiabao dat aldaar werd gepresenteerd,

    - gezien zijn twee laatste interparlementaire vergaderingen met China, die in maart 2004 in Beijing, Shanghai en Hainan en in oktober 2005 in Brussel plaatsvonden,

    - onder verwijzing naar zijn laatste resoluties over China, in het bijzonder zijn resolutie van 13 oktober 2005 over de vooruitzichten voor de handelsbetrekkingen tussen de EU en China [3], van 8 september 2005 over de schending van mensenrechten in China, met name met betrekking tot de vrijheid van godsdienst [4], van 28 april 2005 over het jaarverslag over de mensenrechten in de wereld in 2004 en het mensenrechtenbeleid van de EU [5] en van 11 april 2002 betreffende de EU-strategie ten aanzien van China [6],

    - gezien het na de gebeurtenissen op het Tiananmen-plein in juni 1989 ingevoerde wapenembargo van de EU, dat door het Europees Parlement werd gesteund in zijn resolutie van 2 februari 2006 [7] over de voornaamste aspecten en fundamentele keuzen van het gemeenschappelijk en buitenlands veiligheidsbeleid,

    - onder verwijzing naar zijn resolutie van 7 juli 2005 over de betrekkingen tussen de EU, China en Taiwan en de veiligheid in het Verre Oosten [8],

    - onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Tibet en de situatie van de rechten van de mens in China en zijn resoluties van 18 november 2004 [9], 13 januari 2005 [10] en 27 oktober 2005 [11] over de zaak Lama Tenzin Delek Rinpoche, die in hechtenis is genomen en gefolterd werd, en wiens leven daarom gevaar loopt,

    - gezien het gebrek aan vooruitgang bij de mensenrechtendialoog tussen de EU en China,

    - gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

    - gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en het advies van de Commissie economische en monetaire zaken (A6-0257/2006),

    A. overwegende dat het strategisch partnerschap tussen de EU en China van groot belang is voor de betrekkingen tussen de EU en China; overwegende dat een waarachtig partnerschap gebaseerd moet zijn op gemeenschappelijke waarden,

    B. overwegende dat de aanvaarding van het één-China-beleid een ondersteuning betekent van het streven naar een vreedzame oplossing van de kwestie-Taiwan via een constructieve dialoog,

    C. overwegende dat, afgezien van democratische waarden, geloofwaardigheid, stabiliteit en verantwoordelijkheid de grondslag van de relatie tussen de EU en China dienen te vormen,

    D. overwegende dat de versterking van de betrekkingen tussen de EU en China van cruciaal belang zal zijn om mondiale uitdagingen als klimaatverandering, veiligheid en non-proliferatie van wapens aan te kunnen pakken,

    E. overwegende dat China zelf de grootste uitdaging in het kader van de globalisering van de handel vormt en dat het een grote economische bloei meemaakt, met een geraamd groeipercentage van ongeveer 9% per jaar,

    F. overwegende dat China's sterke economische ontwikkeling, vooral ook gezien de permanente zetel van China in de VN-Veiligheidsraad en zijn lidmaatschap van de wereldhandelsorganisatie (WTO), het land ertoe verplicht meer internationale verantwoordelijkheid op zich te nemen,

    G. overwegende dat het aantal "sectoriële dialogen" tussen de EU en China in de afgelopen jaren sterk is toegenomen,

    H. overwegende dat de EU de grootste handelspartner van China is, alsmede de grootste investeerder in China en dat China de op een na grootste handelspartner van de EU is; voorts overwegende dat de economische en commerciële betrekkingen de kwestie van democratische hervormingen en de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat naar de achtergrond hebben gedrongen,

    I. overwegende dat het lidmaatschap van de WTO een aantal rechten en plichten met zich meebrengt, zowel voor de EU als voor China; voorts overwegende dat China deze verplichtingen nog niet in voldoende mate nakomt en uitvoert, met name op het vlak van de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, de nationale behandeling en transparantie,

    J. overwegende dat 70 % van alle op de Europese markt geconfisqueerde namaakproducten afkomstig is uit China en in overweging van het feit dat de douane jaarlijks beslag legt op bijna vijf miljoen nagemaakte kledingstukken en accessoires,

    K. overwegende dat de markteconomiestatus eerder een economisch dan een politiek instrument is; overwegende dat China zijn prestaties moet verbeteren om in aanmerking te komen voor de status van markteconomie,

    L. overwegende dat de handelsbetrekkingen tussen de EU en China wederzijdse markttoegang vereisen die op de wettelijke basis van de WTO-regels en op eerlijke en billijke mededinging stoelt,

    M. overwegende dat de Chinese leiders in hun witboek over de "Vorming van de politieke democratie in China" (2005) bevestigen dat de Chinese Communistische Partij (CCP) in het socialistische regeringsstelsel van China een vooraanstaande positie inneemt,

    N. overwegende dat de Volksrepubliek van vandaag de dag een dicht netwerk van rechtbanken heeft, wat een significante vooruitgang ten opzichte van de situatie van circa dertig jaar geleden is,

    O. overwegende dat een woordvoerder van het Hoge Volksgerechtshof tijdens de zitting van het 10de Nationale Volkscongres ( 5- 14 maart 2006) verklaarde dat China de internationaal gehekelde doodstraf niet zal afschaffen, omdat de Volksrepubliek China (VRC) nog een ontwikkelingsland in de beginfase van het socialisme is,

    P. overwegende dat het aantal executies dat in China wordt uitgevoerd een staatsgeheim is; dat niettemin volgens schattingen van Chinese juristen jaarlijks ongeveer 8000 mensen terechtgesteld worden,

    Q. overwegende dat de Chinese veiligheidsautoriteiten in 2005 87000"incidenten met een massale opkomst" noteerden, een stijging van 6,6% ten opzichte van 2004,

    R. overwegende dat het beleidsmatige streven van de Chinese leiders naar een harmonieuze maatschappij en de opbouw van nieuwe socialistische dorpen volgens autochtone sociaal wetenschappers getuigt van de riskante overgangsfase naar een markteconomie waarin de VRC zich momenteel bevindt,

    S. overwegende dat de VRC in 1976 een één-kind-beleid heeft ingevoerd, dat momenteel onderwerp is van een debat onder de titel "Zal China vergrijzen voordat het rijk wordt?",

    T. overwegende dat China de Friedrich Naumann Stichting in 1996 uit Beijing heeft verbannen,

    U. overwegende dat China in maart 2004 in zijn grondwet een bepaling opnam volgens welke de mensenrechten door de staat zouden worden geëerbiedigd en gewaarborgd; overwegende dat China het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) weliswaar heeft ondertekend, maar niet heeft geratificeerd,

    V. overwegende dat er voortdurend verontrustende berichten komen over opsluitingen om politieke redenen, met name van leden van religieuze en etnische minderheden, mogelijke folteringen, de toepassing van dwangarbeid op brede schaal, de frequente toepassing van de doodstraf en de systematische onderdrukking van de godsdienstvrijheid, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van de media, met inbegrip van het internet,

    W. overwegende dat op 1 maart 2005 nieuwe regelgeving over godsdienstzaken van kracht werd,

    X. overwegende dat de werkgroep over gedwongen en onvrijwillige verdwijningen van de VN-commissie voor de mensenrechten geconstateerd heeft dat haar zitting in Genève van april 2006 samenviel met de 17de verjaardag van Gedhun Choekyi Nyima, de Panchen Lama van Tibet, die op de leeftijd van zes jaar tegen zijn wil en tegen de wil van zijn ouders door de Chinezen werd ontvoerd,

    Y. overwegende dat de speciale VN-rapporteur voor martelingen van 20 november t/m 2 december 2005 eindelijk, bijna tien jaar na het eerste verzoek, een bezoek aan de VRC bracht; overwegende nochtans dat de speciale VN-rapporteur voor de vrijheid van godsdienst of geloof niet werd toegelaten voor een vervolgbezoek op het bezoek aan China door zijn voorganger in 1994, en dat China geen permanente uitnodiging heeft uitgevaardigd voor alle thematische procedures van de VN-Commissie voor de mensenrechten,

    Z. overwegende dat de Hoge Commissaris voor de vluchtelingen van de VN (UNHCR) in zijn algemene oproep van 2006 de VRC blijft oproepen om passende nationale regelingen voor vluchtelingen in te voeren en om in ruimere mate toegang te verlenen tot de asielzoekers van de Democratische Volksrepubliek Noord-Korea die mogelijk internationale bescherming nodig hebben,

    AA. overwegende dat volgens het jaarboek 2005 van het Hoge Volksgerechtshof in 2004 ongeveer 400 burgers vanwege politieke delicten werden veroordeeld, 25 % meer dan in het jaar daarvoor,

    AB. overwegende dat de VRC volgens de Dui Hua Foundation, die van de economische en sociale raad van de VN een "speciale adviesstatus" heeft gekregen, momenteel 3000 tot 3500 mensen gevangen houdt vanwege "bedreiging van de openbare veiligheid",

    AC. overwegende dat het internetportaal "Google" zich schikt in door de Chinese autoriteiten opgelegde restricties en dienovereenkomstig de toegang blokkeert tot websites met een kritische inhoud of woorden, zoals "Taiwan", "onafhankelijkheid", "Tibet" of "Tiananmen",

    AD. overwegende dat de buitenlandse nieuwsdiensten Reuters en de BBC op 14 maart 2006 berichtten over een open brief (d.d. 2 maart 2006) van verschillende hogere oud-kaderleden van de CCP, waarin de strengere censuur van de pers werd bekritiseerd,

    AE. overwegende dat de in de autonome regio Xinjiang-Uighur uitgevoerde campagne ter bestrijding van de "drie kwaden" van religieus extremisme, separatisme en terrorisme vorig jaar volgens berichten van de door de overheid gecontroleerde media werd voortgezet en tot een groot aantal arrestaties heeft geleid,

    AF. overwegende dat het op grond van de door de Chinese regering streng gecontroleerde informatie over en toegang tot de Tibetaanse gebieden van China moeilijk is om de exacte omvang van de mensenrechtenschendingen te bepalen,

    AG. overwegende dat de Chinese leiders de nadruk leggen op de "vreedzame opkomst" of de "vreedzame ontwikkeling" van China in verband met de bewonderenswaardige wederopkomst van de VRC op het wereldtoneel,

    AH. overwegende dat de optie van toenadering tussen de VRC en Taiwan opengehouden moet worden; overwegende dat op vreedzame wijze, door middel van dialoog en diplomatie aan deze optie gewerkt moet worden, waarbij tevens rekening moet worden gehouden met de wil van de bevolking aan beide kanten,

    AI. overwegende dat de oorzaken van de verslechterende bilaterale relatie tussen China en Japan van politieke en niet van economische aard zijn,

    AJ. overwegende dat de huidige Amerikaanse houding tegenover China als opkomende macht gekenmerkt kan worden door het begrip "con-gagement", zijnde een combinatie van twee strategieën: beheersing (containment) en samenwerking (engagement),

    AK. overwegende dat de Chinese bemoeienis met en invloed in Afrika de laatste tien jaar aanzienlijk zijn toegenomen,

    AL. overwegende dat China uitgebreide financiële en handelsbetrekkingen onderhoudt met de Islamitische Republiek Iran (exploratie en invoer van olie en gas/uitvoer van wapens en een cruciale rol kan spelen bij het overtuigen van Iran om zich bij kwesties op het gebied van kernenergie coöperatiever op te stellen,

    AM. overwegende dat China samenwerkt met buurlanden in het kader van de Shanghai Cooperation Organisation (SCO),

    AN. overwegende dat China en de Association of Sout East Asian Nations (ASEAN) in 2002 besloten om een ASEAN-China vrijhandelszone op te richten,

    AO. overwegende dat zowel de Commissie als het Parlement gedurende de afgelopen jaren onafgebroken de aandacht hebben gevestigd op Macau en Hongkong,

    Samenwerking tussen de EU en China

    1. ziet uit naar het nakende strategisch partnerschap tussen de EU en China en de nauwere samenwerking die dit op velerlei gebieden teweeg zal brengen; dringt er bij de Raad en de Commissie op aan een consequent en samenhangend beleid tegenover China vast te stellen;

    2. is verheugd over de activiteiten van de Commissie in het kader van de sectoriële dialogen met China, die thans een breed scala aan onderwerpen beslaan, van milieukwesties tot sociale aangelegenheden en mensenrechten en verzoekt de Commissie het Parlement regelmatig te informeren over de voortgang daarvan;

    3. roept China en de EU op hun partnerschap en bilaterale relatie te funderen op basis van wederzijdse openheid en op de grondvesten van geloofwaardigheid, stabiliteit, verantwoordelijkheid en wederzijds begrip; verzoekt zowel China als de EU om hun samenwerking op deze basis te verbeteren zodat zij binnen de internationale gemeenschap een stabiele, verantwoordelijke en geloofwaardige rol kunnen spelen;

    4. betreurt het dat de intensievere handels- en economische betrekkingen met China geen substantiële verbetering hebben teweeggebracht op het gebied van democratie, mensenrechten en rechtsstaat, die essentiële componenten zijn in de politieke dialoog tussen China en de EU; stelt zich in dit verband op het standpunt dat de ontwikkeling van de handelsbetrekkingen met China gepaard moet gaan met de totstandkoming van een oprechte, vruchtbare en effectieve politieke dialoog;

    Economische situatie

    5. merkt op dat de EU na de uitbreiding de plaats van Japan als grootste handelspartner van China innam en dat China tezelfdertijd van de op twee na grootste handelspartner van de EU opklom naar de op één na grootste (na de VS);

    6. merkt op dat in 2005 het Chinese handelsoverschot 102 miljard USD beliep, meer dan twee keer zoveel als in de vorige referentieperiode (32 miljard USD); dat in 2005 de valutareserves ongeveer 819 miljard USD bedroegen — een stijging met 209 miljard USD ten opzichte van het jaar daarvoor; dat China, indien deze trend zich doorzet, aan het eind van 2006 over 1000 miljard USD aan valutareserves zou kunnen beschikken, waarmee het de grootste deviezenreserve ter wereld in zijn bezit zou hebben; dat volgens eerste voorspellingen voor 2006 een kapitaalinstroom van rond 50 miljard USD valt te verwachten, waarbij het voornamelijk gaat om rechtstreekse particuliere langetermijninvesteringen; is in dit verband verheugd over het feit dat China minder strak vasthoudt aan de koppeling van zijn munteenheid (renminbi) aan de USD en derhalve niet gekant is tegen een mogelijke opwaardering van zijn munteenheid; is van oordeel dat waarschuwingen met betrekking tot ontoereikende risico-opslagen bij de kredietverlening serieus moeten worden genomen;

    7. neemt kennis van de snelle economische ontwikkeling van China, waardoor het land wereldwijd de op drie na grootste economie in termen van dollars is geworden, zelfs met de huidige ondergewaardeerde munt; vraagt de Commissie dienovereenkomstig politieke en economische druk uit te oefenen ten behoeve van een flexibelere wisselkoers van de Chinese munt, die kunstmatig op een laag niveau wordt gehouden, wat een geleidelijke liberalisering van de wereldhandel in de weg staat; dringt er bij China op aan de wisselkoers van zijn munteenheid verder stapsgewijs vrij te geven; verzoekt China de vaste koppeling aan de dollar zo snel mogelijk te vervangen door een koppeling aan een "mand" van valuta's waarin ook de euro is opgenomen;

    8. maakt zich zorgen over de toenemende ongelijkheid en onbillijke verdeling van de welvaart, de massawerkloosheid en de voortwoekerende verstedelijking, de groeiende misdaadcijfers en de toenemende corruptie en niet in het minst over de milieuproblemen in China;

    9. erkent dat China meer is dan alleen een snelgroeiende markt; onderstreept het feit dat de aanhoudende technologische revolutie van een land van dergelijke afmetingen enorme gevolgen voor de mondiale economie heeft;

    10. is van oordeel dat een evenwichtige economische ontwikkeling zowel voor China als de EU van groot belang is; onderstreept het feit dat de stagnatie van de Chinese economie op grond van ongebreidelde groei een ernstige bedreiging vormt voor de interne stabiliteit van China en het welvaren van de wereldeconomie; erkent dat de snelle economische groei in China een uitdaging vormt voor de wereldwijde inspanningen om de klimaatverandering te beteugelen, nu verwacht wordt dat de CO2-uitstoot van kolencentrales in 2030 verdubbeld zal zijn;

    11. is verheugd over het feit dat de Commissie heeft aangekondigd in de herfst van 2006 een strategiedocument over de economische en commerciële langetermijnbetrekkingen van de EU met China te zullen publiceren om adequater te kunnen anticiperen op de impact van de economische opkomst van China en om ad-hocbeslissingen te vermijden, zodat ertoe wordt bijgedragen dat China niet langer als bedreiging, maar als uitdaging en steeds belangrijker partner wordt beschouwd;

    12. benadrukt dat een steeds betere handelsrelatie eveneens in hervormingen op het gebied van de mensenrechten dient te resulteren en erkent dat de EU, totdat er een juridisch bindende gedragscode inzake wapenexport is ingevoerd en totdat de situatie in verband met de mensenrechten en burgerlijke en politieke vrijheden — waaronder de kwestie van het Tiananmen-plein — naar behoren aan de orde is gekomen, het wapenembargo niet moet opheffen;

    13. roept China op een gezond en betrouwbaar investeringsklimaat voor de buitenlandse handel en industrie te scheppen en de hoogste prioriteit te geven aan het verbeteren van de rechtszekerheid voor buitenlandse bedrijven;

    14. herinnert China eraan dat de verdere openstelling van zijn markt voor buitenlandse bedrijven en investeringen, vooral in de telecommunicatie-, bank- en financiële-dienstensector, als integraal deel van het strategisch partnerschap beschouwd moet worden; roept China op zijn markt en zijn economisch stelsel dienovereenkomstig te hervormen en de regelgeving inzake anti-dumping nauwgezetter na te leven en strikter te handhaven;

    15. roept, in het licht van de bevindingen van het antidumpingonderzoek in de schoenensector, waaruit is gebleken dat China staatssteun en sociale dumping heeft toegepast, en gezien de door de Commissie genomen maatregelen om deze verstoring van de mededinging te corrigeren, de Unie op ervoor te zorgen dat haar handelspartners, bijvoorbeeld China, eerlijke en billijke internationale handelsregels in acht nemen; verzoekt de Commissie in het kader van haar komende overweging van de toepassing van de antidumpingsregels, de desbetreffende procedures te vereenvoudigen opdat de antidumpingsmechanismen gemakkelijker door KMO's kunnen worden omgezet; verzoekt erom de antidumpingprocedure transparanter te maken;

    16. staat op het standpunt dat de EU binnen het kader van de inspanningen om het Chinese bankenstelsel te moderniseren en liberaliseren nauw moet blijven samenwerken met de Chinese autoriteiten ten behoeve van de invoering van internationale standaards voor financiële verslaglegging en de Basel II-normen, die de EU-investeerders meer zekerheid zouden bieden;

    17. is verheugd over de snelle modernisering van de Chinese financiële sector; benadrukt echter dat het van het hoogste belang is een soepele overgang te waarborgen om financiële instabiliteit te voorkomen waarvan de mondiale financiële markten terugslag zouden kunnen ondervinden; geeft met name in overweging dat een "race to the bottom" met een nadelige regelgevingsconcurrentie tussen mondiale financiële markten moet worden vermeden; stelt daarentegen voor dat de grote regelgevende instanties wereldwijd de hoogst mogelijke standaards dienen te bevorderen; herinnert eraan dat de EU zelf zich inzet voor de mondiale convergentie van normen op het gebied van de financiële verslaglegging (International Financial Reporting Standards), accountantscontrole (International Standards on Auditing), kapitaaleisen voor kredietinstellingen (Basel II), het witwassen van geld en de bestrijding van de terrorismefinanciering (Financial Action Task Force on Money Laundering (FATF)-aanbevelingen) en de regulering van de effectenmarkt (normen van de International Organization of Securities Commissions); wijst erop dat de EU, mocht dit nodig zijn, bereid is de Chinese autoriteiten bij de verwezenlijking van convergentie met haar ervaring terzijde te staan en te ondersteunen;

    18. is van oordeel dat er in China sprake is van sterke verschillen bij de regionale ontwikkeling en van meer algemene inkomensverschillen, en dat de nieuwe Chinese leiders er zich toe dienen te verplichten deze problemen met ondersteuning van de Commissie en gebruikmakend van haar expertise aan te pakken;

    19. dringt er bij China op aan bij de toekenning van overheidsopdrachten een doorzichtig en billijk systeem toe te passen dat ook buitenlandse ondernemingen gelijke kansen om deel te nemen biedt;

    20. beschouwt productpiraterij en namaak van Europese producten en merken door de Chinese industrie als ernstige inbreuk op de internationale handelsregels; dringt bij China aan op een aanzienlijke verbetering van de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten (IPR) inzake Chinese en buitenlandse uitvindingen; dringt bij China aan op de handhaving van de bestaande wetten inzake de bescherming van de intellectuele eigendom en is verheugd over de instelling van een IPR-leerstoel aan de universiteit van Beijing;

    21. erkent het belang dat de markteconomiestatus (MES) voor China heeft; onderstreept evenwel het feit dat MES eerder een economisch dan een politiek instrument is; dringt er bij China op aan om de staatsinmenging in de economie te verminderen en de prestaties van de economie te verbeteren waar het gaat om de matige naleving van de vereisten inzake corporate governance en boekhouding en de ondoeltreffende faillissementswetgeving;

    22. merkt op dat de recente problemen in de schoenensector aantonen dat China een doeltreffender antidumpingbeleid moet gaan volgen; benadrukt dat een dergelijk beleid in het licht van het Chinese lidmaatschap van de WTO dringend geboden is;

    23. roept de Raad en de Commissie op te erkennen dat de problemen waarmee de textiel, kledings- en schoenensector te kampen hebben systeemgerelateerd zijn en roept de Commissie op om bij de herziening van haar economische en commerciële strategie met betrekking tot China de huidige onevenwichtigheden te corrigeren en de uitdagingen aan te pakken;

    24. roept China op een economisch beleid te voeren dat in sterkere mate op maatschappelijke consumptie (onderwijs, gezondheid, pensioenen enz.) en particuliere consumptie is gebaseerd en minder op investeringen en de export;

    25. roept de Commissie op de Chinese autoriteiten bij hun strijd tegen inbreuken op de intellectueleeigendomsrechten en tegen productpiraterij te steunen;

    Binnenlandse situatie

    26. deelt de mening dat de toekomstige ontwikkeling van China momenteel moeilijk te voorspellen valt en voornamelijk zal afhangen van binnenlandse kwesties zoals de verdere soepele ontwikkeling van de economie en de geleidelijke verbetering van de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking;

    27. schaart zich volledig achter de conclusie van het voornoemde witboek dat het begrip democratie alsook het bewustzijn van wettelijke begrippen binnen de hele Chinese maatschappij verder zal moeten worden versterkt;

    28. benadrukt het feit dat de snelle sociaal-economische modernisering van de VRC gepaard moet gaan met de nodige politieke verscheidenheid en institutionele modernisering en voldoende inspiratie in de eigen geschiedenis kan vinden, zoals in het werk van liberale hervormers aan het einde van de 19de eeuw en in het bijzonder het gedachtegoed van Sun Yat-sen;

    29. constateert dat sociale zekerheid, gezondheid en veiligheid op het werk, het recht vakbonden op te richten, industriële betrekkingen en de sociale dialoog grote uitdagingen voor de toekomst van China vormen; doet een beroep op China de belangrijkste verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie te ratificeren, en met name Verdrag 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht en Verdrag 98 betreffende collectieve onderhandelingen, en om te voldoen aan de kaderbepalingen van de Internationale Arbeidsorganisatie waar het gaat om doeltreffende maatregelen ter bestrijding van alle vormen van moderne slavernij, kinderarbeid en uitbuiting, in het bijzonder van vrouwelijke arbeidskrachten, om ervoor te zorgen dat de fundamentele rechten van werknemers worden geëerbiedigd en sociale dumping wordt ontmoedigd; nodigt de Commissie uit de gestructureerde dialoog met haar Chinese tegenhangers op deze gebieden te intensiveren en daarover regelmatig verslag uit te brengen;

    30. stelt zich op het standpunt dat het contraproductief is om het recht op vakvereniging te weigeren, gezien de toenemende protesten en demonstraties van werknemers in heel China, die over ontslagen, niet betaalde lonen en premies, overheidscorruptie en wanbeheer klagen; roept de Chinese regering derhalve op tot erkenning en waarborging van het recht van werknemers op vrije meningsuiting en van vereniging, alsmede hun recht om te staken;

    31. vestigt de aandacht op het toenemende probleem van de kinderarbeid in China en de slechte werkomstandigheden waaronder kinderen te werk worden gesteld ondanks het feit dat kinderarbeid bij de Chinese wet verboden is; dringt er derhalve bij de Chinese autoriteiten op aan niet alleen de wetshandhaving te verbeteren, maar ook de diepere oorzaken van kinderarbeid aan te pakken, zoals de groeiende economische ongelijkheden, de snelle verandering van de sociale structuur en het falende onderwijssysteem dat niet in staat is alle kinderen passend en betaalbaar onderwijs te bieden;

    32. geeft uiting aan zijn bezorgdheid over de ontstellende sociaal-economische discriminatie van de 150 miljoen werknemers die van het Chinese platteland zijn weggetrokken en neemt kennis van de door de Chinese regering genomen maatregelen om dit probleem op te lossen, door middel van de nieuwe richtsnoeren van de regering van 28 maart 2006 en geeft uiting aan zijn voornemen om de resultaten van de tenuitvoerlegging van dit nieuwe beleid nauwlettend te volgen;

    33. roept de Europese Unie op de situatie in Macau en Hongkong nauwlettend te blijven volgen en hoopt dat de bemoedigende aspecten van de daar opgedane ervaringen tot voorbeeld zullen strekken en een stimulans voor de voortzetting van het politieke proces in China zullen vormen;

    34. stelt dat de VRC een staat binnen de staat zal blijven zolang deze niet is onderworpen aan de orde van een grondwettelijke staat, en op die manier erg kwetsbaar blijft voor zwaar machtsmisbruik, zoals het nationale kwaad van corruptie bij kaderleden, en dat een dergelijke situatie het ontstaan van een op de rechtsstaat gebaseerde samenleving in de weg staat;

    35. stemt in met de in Chinese juridische tijdschriften geuite opvatting dat artikel 126 van de Chinese grondwet ook een verbod op inmenging in de rechtsgang van de kant van de VRC of de Chinese regering dient te omvatten;

    36. verwacht dat nieuwe inspanningen zullen worden ondernomen om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te versterken en rekent erop dat de geleidelijke vervanging van onbekwame rechters door competente juristen de plaatselijke corruptie binnen het rechtswezen zal beteugelen en op die manier het vertrouwen van de bevolking in deze basisstaatsinstelling zal bevorderen;

    37. verwelkomt de toezegging die de voorzitter van het Hoge Volksgerechtshof op het 10de Nationale Volkscongres heeft gedaan, namelijk dat beroepen tegen vonnissen waarbij de doodstraf werd uitgesproken, vanaf juli 2006 in een openbare rechtszitting zullen worden behandeld; verwacht dat deze belofte zal worden nagekomen;

    38. dringt erop aan dat China overgaat tot afschaffing van de doodstraf en een goed functionerend moratorium afkondigt voor reeds veroordeelde personen; neemt kennis van het door Chinese juristen gegeven signaal dat de doodstraf uitsluitend bij ernstige, gewelddadige misdaden moet worden opgelegd, in tegenstelling tot de huidige situatie waarin 68 delicten met de doodstraf kunnen worden bestraft, waarvan de helft geen halsmisdaden zijn; is er bezorgd over dat China veel meer terechtstellingen uitvoert dan ieder ander land ter wereld; verzoekt China zijn officiële cijfers over de terechtstellingen voor het jaar 2005/2006 vrij te geven;

    39. steunt van harte de oproep van professor Liu Renwen, jurist en lid van de Chinese Academie van Sociale Wetenschappen, om de illegale handel in organen van geëxecuteerde personen te beëindigen door de invoering van strenge wetsbepalingen en controles daaromtrent;

    40. is ernstig bezorgd over het harde optreden van de autoriteiten tegen "onruststokers"; merkt op dat de massaprotesten, volgens een blauwboek van de Academie voor sociale wetenschappen van Beijing, mede te wijten zijn aan zeer ernstige milieuproblemen die de gezondheid en het leven van veel boeren in pas geïndustrialiseerde gebieden in gevaar brachten, en verder aan schandelijke onteigeningen van landbouwgrond voor bouwdoeleinden, om nog maar te zwijgen over de willekeur en corruptie van lokale autoriteiten;

    41. is verheugd over het voornemen van de Chinese regering om de toenemende inkomenskloof tussen de inwoners van de kustgebieden en van het platteland te dichten, om de ernstige milieuproblemen aan te pakken, om voor een beter beheer van de natuurlijke hulpbronnen te zorgen en efficiëntere technologieën te ontwikkelen en te stimuleren;

    42. vestigt de aandacht op de gevolgen van de economische groei van China voor de natuurlijke hulpbronnen en het lokale en mondiale milieu, met name als gevolg van de uitstoot van CO2; doet een beroep op de Chinese regering al het nodige te doen om het milieu te beschermen en in het bijzonder de drinkwatervoorziening van de bevolking te waarborgen, actie te ondernemen tegen verontreiniging van de atmosfeer, en de biodiversiteit te behouden; roept op tot een intensieve dialoog tussen China en de Europese Unie over de natuurlijke hulpbronnen en het milieu;

    43. verzoekt de autoriteiten nauwlettend op hun investeringsprogramma's voor het platteland toe te zien, aangezien Chinese onderzoekers vrezen dat lokale partijkaderleden de verwijzingen naar "nieuwe dorpen" beschouwen als een oproep tot het starten van bouwprojecten ten koste van de boeren en aangezien is gebleken dat tot op heden slechts een vijfde van alle staatssubsidies voor de landbouwsector daadwerkelijk bij de desbetreffende boeren terecht is gekomen;

    44. is zeer bezorgd over recente berichten over aanhoudende ernstige schendingen van de mensenrechten in Tibetaanse gebieden van China, waaronder marteling, willekeurige arrestaties en opsluitingen, huisarrest en andere vormen van bewaking van dissidenten zonder tussenkomst van de rechter, opsluiting zonder proces, onderdrukking van de godsdienstvrijheid en willekeurige beperkingen van het vrije verkeer van personen; is uiterst bezorgd over de sinds oktober 2005 plaatsvindende intensivering van de zogenoemde "patriottische opleidings"-campagne in de kloosters van Tibet, waarbij Tibetanen gedwongen worden om verklaringen te ondertekenen waarbij zij Zijne Heiligheid de Dalai Lama afzweren en Tibet "als deel van China" bestempelen, en is tevens bezorgd over de arrestatie van monniken uit het klooster Drepung in november 2005 vanwege hun weigering de Dalai Lama af te zweren; roept China op om, in overeenstemming met het verzoek van het VN-comité inzake de rechten van het kind, aan een onafhankelijk orgaan toegang te verlenen tot Gedhun Choekyi Nyima, de Panchen Lama van Tibet, en zijn ouders; roept de Chinese regering op tot een intensivering van haar positieve engagement in de onderhandelingen over het streven van de Dalai Lama naar autonomie voor Tibet;

    45. neemt nota van het feit dat het Chinese één-kind-beleid in een onevenwichtige leeftijdsstructuur van de bevolking heeft geresulteerd; dringt er bij China op aan het feit onder ogen te zien dat het toekomstige evenwicht tussen de werkende en niet-werkende delen van de bevolking enorme economische gevolgen zal hebben; onderstreept het feit dat de EU zich eveneens met het probleem van de vergrijzing geconfronteerd ziet; roept China op om de concrete tenuitvoerlegging van zijn één-kind-beleid te heroverwegen teneinde de economische en sociale nadelen van dat beleid aan te pakken;

    46. dringt er bij de Chinese autoriteiten op aan om in de nationale wetgeving te voorzien in maatregelen ter bescherming van het welzijn van dieren en ter voorkoming van wreedheid tegenover dieren, vooral in verband met het houden van dieren die om hun vacht gefokt worden; verzoekt China met nadruk een einde te maken aan het misbruiken van dieren voor doeleinden die verband met traditionele geneeswijzen houden, zoals het gebruik van horens van neushorens en berengal;

    Mensenrechten

    47. benadrukt dat de eerbiediging van de grondrechten door de VRC de instelling van een grondwettelijke rechtbank vergt, omdat wijzigingen van de grondwet, zoals die van maart 2004, anders grotendeels een symbolisch karakter zullen dragen;

    48. benadrukt dat de Chinese burgers wettelijk aanspraak op hun fundamentele rechten moeten kunnen maken en dringt er bij de rechtbanken op aan om onmiskenbare ongerechtigheden op basis van de grondwet grondig aan te pakken, teneinde zodoende tot een gezond juridisch proces bij te dragen dat thans beetje voor beetje op gang komt;

    49. wijst erop dat de staat zich dient te onthouden van regeling op het gebied van religie en religieuze uitingen; wijst, vooral in het licht van de discussies onder Chinese functionarissen over de definitie van "godsdienst" en in het bijzonder "wettelijk toegestane godsdienst", op de behoefte aan een allesomvattende godsdienstwet die aan de internationale normen voldoet en de godsdienstvrijheid daadwerkelijk waarborgt;

    50. betreurt de tegenstrijdigheid tussen de grondwettelijke vrijheid van geloof (bepaald in artikel 36 van de grondwet) en de aanhoudende inmenging van de staat in de aangelegenheden van religieuze gemeenschappen, met name wat betreft de opleiding, selectie, benoeming en politieke indoctrinatie van geestelijken; betreurt vooral het feit dat de staat aan slechts vijf godsdiensten een wettelijk bestaansrecht toekent en hen onder het toezicht van overeenkomstige Chinese "patriotische" religieuze verenigingen stelt en alleen "normale" (zhengchang) godsdienstige activiteiten beschermt en de officiële registratie daarvan afhankelijk maakt van de aanvaarding van de beginselen die aan de overkoepelende organisatie "drie vrijheden" ten grondslag liggen;

    51. roept de Raad op om het Parlement regelmatig te informeren over de maatregelen die worden getroffen ten behoeve van de follow-up van zijn bovengenoemde resolutie van 8 september 2005 betreffende het lot van verschillende bisschoppen die in de VRC vanwege hun religieuze overtuiging zijn gedetineerd; roept bovendien de autoriteiten van de VRC op tot onmiddellijke vrijlating alle leden van de christelijke kerk die nog steeds onrechtmatig worden vastgehouden en vervolgd;

    52. merkt op dat het christelijke geloof in heel China meer wordt beleden in "illegale" gebedsplaatsen (protestantse huiskerken of "ondergrondse" katholieke groepen die het Vaticaan trouw zijn) dan in "patriotische" gebedsplaatsen en dat beide groepen gelovigen in geen enkel opzicht een bedreiging vormen voor de openbare veiligheid aangezien het gaat om burgers die de wet naleven; roept de Chinese regering op om de vervolging en opsluiting van dergelijke christelijke groepen te staken; bekrachtigt dat christenen die niet lid zijn van de "patriotische kerken" het recht hebben om hun geloof vrij te belijden;

    53. betreurt de ernstige schending van de godsdienstvrijheid die onlangs heeft plaatsgevonden in de vorm van de onrechtmatige wijding van bisschoppen (in Kunming en Yunnan op 30 april 2006, in Wuhan en Anhui op 3 mei 2006), die niet in de laatste plaats het gevolg waren van de sterke druk en de dreigingen van niet-kerkelijke organen waaraan de Vaticaan-gezinde geestelijken waren blootgesteld;

    54. is van oordeel dat de recente wijding van bisschoppen afbreuk doet aan het feit dat China zich onlangs bereid heeft verklaard om de weg vrij te maken voor een oprechte en constructieve dialoog tussen de VRC en de Heilige Stoel; wijst derhalve op de noodzaak om de vrijheid van de kerk te eerbiedigen en de autonomie van haar instituties van elke inmenging van buitenaf te vrijwaren, die niet alleen zou indruisen tegen de door beide partijen overeengekomen afspraken, maar ook het vertrouwen op een dialoog op basis van gelijkheid en op vorderingen op het gebied van de vrijheid zou ondermijnen;

    55. wijst erop dat de speciale VN-rapporteur inzake foltering na afloop van zijn missie het ministerie van Buitenlandse Zaken voor zijn medewerking heeft bedankt, maar het ministerie van Staatsveiligheid en het ministerie voor Openbare Veiligheid heeft berispt om hun belemmeringen of beperkingen van zijn onderzoek;

    56. maakt zich ernstig zorgen over de constatering van de speciale VN-rapporteur inzake foltering dat martelpraktijken algemeen gangbaar blijven in China, een laakbare situatie die inderdaad steeds meer door regeringsfunctionarissen en in verslagen wordt onderkend; is ook ernstig bezorgd over de "tastbare angst en zelfcensuur" die hij tijdens gesprekken met gedetineerden heeft waargenomen;

    57. stemt in met de voorlopige aanbevelingen van de speciale VN-rapporteur aan de Chinese regering, zoals de aanbeveling het strafrecht te hervormen door daarin het misdrijf van foltering in overeenstemming met de definitie van het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, op te nemen en een onafhankelijke klachtenmechanisme in te stellen voor gevangen die aan foltering en mishandeling zijn blootgesteld;

    58. roept de Chinese regering op de vonnissen voor het "bedreigen van de openbare veiligheid" te herzien, aangezien deze beschuldigden voor het overgrote deel slechts op moedige wijze hun grondwettelijke rechten hebben uitgeoefend door openlijk kritiek te leveren op het beleid van de regering en de VRC;

    59. dringt er nogmaals bij de regering van de VRC op aan om verbetering aan te brengen in de hechtenisomstandigheden in haar gevangenissen en een einde te maken aan de folteringen van gevangenen;

    60. betreurt dat er geen substantiële vooruitgang is geboekt wat betreft de vrijlating van politieke gevangen die gedetineerd zijn vanwege hun betrokkenheid bij de demonstraties op het Tiananmen-plein en betreurt tevens dat de Chinese autoriteiten nog steeds ieder verzoek om een grondig en onafhankelijk onderzoek naar de gebeurtenissen van 1989 negeren; dringt aan op een officiële herziening door de Chinese autoriteiten van de gebeurtenissen op het Tiananmen-plein, op publicatie van de lijst van politieke gevangenen en op hun onvoorwaardelijk vrijlating;

    61. betreurt het recente harde optreden door Chinese gezagsdragers tegen advocaten voor de verdediging dat bedoeld was om een einde te maken aan de wettelijke aanvechting van hun gezag; vraagt de Chinese autoriteiten de verblijfplaats van de mensenrechtenadvokaat Gao Zhisheng, een van China's meest welbespraakte advocaten en dissidenten, die op verdenking van criminele activiteiten wordt vastgehouden, bekend te maken en hem vrij te laten, tenzij hij beschuldigd zou worden van een erkend misdrijf; roept eveneens op tot de vrijlating van Chen Guanchen, een voorvechter van de rechten van de arme boeren, die tot meer dan vier jaar gevangenisstraf is veroordeeld en die burgers heeft bijgestaan bij hun pogingen de plaatselijke autoriteiten aan te klagen voor het uitvoeren van gedwongen abortus en sterilisatie, alsmede van Bu Dongwei, die twee en een half jaar "heropvoeding door arbeid" dient te ondergaan en wordt vastgehouden op een onbekende plaats; dringt er daarom bij de autoriteiten op aan om ervoor te zorgen dat alle mensenrechtenverdedigers op vredevolle wijze legitieme activiteiten mogen uitvoeren, en dit zonder vrees voor willekeurige arrestatie, foltering of mishandeling, en dat zij recht hebben op een degelijke gerechtelijke vertegenwoordiging in geval van arrestatie;

    62. sluit zich aan bij de speciale VN-rapporteur voor folteringen, de VN-werkgroep over willekeurige detentie en de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten in hun dringende oproep tot de Chinese regering om een einde te maken aan de "heropvoeding door arbeid" en soortgelijke vormen van gedwongen heropvoeding van gedetineerden in gevangenissen, voorhechteniscentra en psychiatrische ziekenhuizen;

    63. keurt het Ankang-systeem af, het systeem van politiepsychiatrie dat in heel het land op politieke en sociale dissidenten wordt toegepast en dat zijn "patiënten" een "gezondheid door rust en vrede" belooft, maar hen in werkelijkheid breekt; spoort de autoriteiten aan om Ankang niet uit te breiden van 22 naar 125 ziekenhuizen, maar deze nationale blaam juist helemaal op te heffen;

    64. veroordeelt met name het bestaan van werkkampen (laogai) in het hele land waar de VRC activisten die zich voor de democratie of de rechten van werknemers inzetten en leden van minderheden zonder eerlijk proces vasthouden en hen dwangarbeid laten verrichten onder mensonterende omstandigheden en zonder toegang tot medische zorg; dringt er bij China op aan de ILO-verdragen 29 en 105 over de uitbanning van dwangarbeid te ratificeren; roept China op om bij alle uitgevoerde producten een schriftelijke garantie af te geven dat deze niet met behulp van dwangarbeid in een laogai-kamp tot stand zijn gekomen en dringt erop aan dat de Commissie de invoer van producten verbiedt waarvoor een dergelijke verzekering niet kan worden gegeven;

    65. roept de VRC op zijn internationale verplichtingen uit hoofde van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen en het bijbehorende Protocol van 1967 na te komen en de Hoge Commissaris voor de vluchtelingen van de VN volledige toegang tot Noord-Koreaanse vluchtelingen te verlenen die mogelijk internationale bescherming nodig hebben;

    66. veroordeelt met klem de opsluiting van Falun Gong-aanhangers in gevangenissen, kampen voor "heropvoeding door arbeid", psychiatrische ziekenhuizen en "staatsopvoedingsscholen"; is bezorgd over berichten dat gedetineerde Falun Gong-aanhangers langs chirurgische weg organen zijn ontnomen die vervolgens aan ziekenhuizen zijn verkocht; dringt er bij de Chinese regering op aan om een einde te maken aan de opsluiting en foltering van Falun Gong-aanhangers en om hen onmiddellijk vrij te laten;

    67. uit zijn ernstige bezorgdheid over de talrijke schendingen van de rechten van vrouwen en meisjes die verband houden met de gedwongen naleving van het gezinsbeleid van de Chinese regering, met inbegrip van de op brede schaal plaatsvindende selectieve abortussen, gedwongen sterilisaties en het in de steek laten van meisjes;

    68. dringt er bij China op aan om het IVBPR onverwijld te ratificeren en ten uitvoer te leggen;

    69. stemt in met de belangrijke boodschap van de voornoemde door Reuters en de BBC geciteerde open brief (die jammer genoeg niet aan het grote publiek in China is getoond), te weten dat het huidige censuurbeleid de politieke ontwikkeling van China belemmert;

    70. uit zijn diepe bezorgdheid over de recente beperkende maatregelen in de VCR waarmee de vrijheid van meningsuiting en de vrije toegang tot het internet aan banden zijn gelegd; vestigt derhalve de aandacht op zijn bij herhaling tot Beijing gerichte verzoeken om zich te onthouden van de intimidatie of opsluiting van en het gebruik van geweld tegen voorvechters van de vrijheid van meningsuiting, om het even of deze repressieve maatregelen zijn gericht op journalisten of mensenrechtenactivisten of het de toegang tot informatie beperkt door websites te blokkeren die niet aan de eisen van de staatscensuur voldoen; veroordeelt de door het Nationale Volkscongres goedgekeurde wet inzake internetcensuur en het bestaan van systemen voor internetcensuur die bekend staan onder de naam "Grote Chinese Firewall"; roept er met name toe op de website AsiaNews.it met onmiddellijke ingang weer tot het internet toe te laten — of deze in ieder geval niet langer te blokkeren —, aangezien deze website niet alleen een uitstekende bron van informatie over Azië en de bescherming van de mensenrechten vormt, maar er tevens toe bijdraagt de dialoog tussen het Vaticaan en de VRC, en daarmee de eenheid van de Chinese kerk, te bevorderen;

    71. is bezorgd over het onverantwoordelijke beleid van grote internetbedrijven als Yahoo en Google die rechtstreeks en indirect voor de censuureisen van de Chinese regering zijn gezwicht;

    72. roept de Chinese autoriteiten op het kantoor van de Friedrich Naumann Stichting in Beijing te heropenen, teneinde de stichting in staat te stellen haar werkzaamheden op het gebied van ontwikkeling en democratie voort te zetten;

    73. erkent de toenemende invloed van China op het wereldtoneel, maar met name in uiteenlopende landen als Wit-Rusland, Venezuela, Soedan, Zimbabwe, Myanmar, Iran en Noord-Korea, wier slechte staat van dienst op het gebied van de mensenrechten aanleiding blijft voor kritiek van de kant van de EU;

    74. verzoekt de Chinese autoriteiten en de Raad de mensenrechtendialoog te verbeteren door bij de desbetreffende ontmoetingen voor simultaanvertalingen te zorgen; vraagt dat de leden van het Europees Parlement samen met hun parlementaire collega's uit China actiever worden betrokken bij de mensenrechtendialoog;

    75. betreurt dat de autoriteiten in Xinjiang regelmatig verschillende personen en organisaties over een kam scheren die zich naar verluidt schuldig maken aan de "drie kwaden", waardoor moeilijk te bepalen valt of bepaalde razzia's, opsluitingen of door de rechter opgelegde straffen gericht zijn op personen die op vreedzame wijze hun politieke of religieuze overtuigingen uiten of op personen die geweld hebben gebruikt; acht het contraproductief dat Chinese ambtenaren Oejgoerse boeken om redenen van de verdraaiing van historische feiten en het bepleiten van etnisch separatisme vernietigen;

    76. spreekt de wens uit dat de hoofdbestuurder en alle leden van de wetgevende raad van de speciale administratieve regio Hongkong verkozen zullen worden aan de hand van een verkiezingssysteem, dat gebaseerd is op de beginselen van een meerpartijendemocratie, verantwoordingsplicht van de regering tegenover de wetgevende macht en een werkelijk effectief bestuur dat ten goede komt aan alle mensen van Hongkong;

    77. erkent dat China een steeds grotere rol op het wereldtoneel speelt; dringt er in dit licht bij de Chinese regering op aan om haar groeiende verantwoordelijkheden ten volle na te komen en zich actief in te zetten binnen internationale organisaties en platforms teneinde de vrede en vreedzame conflictoplossingen te bevorderen en de universele waarden van de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat te verdedigen;

    Buitenlands beleid/Betrekkingen met buurlanden

    78. vestigt de aandacht op de bezorgdheid van de buitenwereld, vooral van regionale buren van Beijing, over de jaarlijkse stijging met 2 cijfers van China's militaire uitgaven sinds midden jaren negentig; beveelt met klem aan om, in overeenstemming met tal van zijn resoluties, het wapenembargo tegen China te handhaven totdat grotere vooruitgang is geboekt op het gebied van de mensenrechten; herinnert er in dit verband aan dat de toetreding tot het wapenembargo tegen de VRC deel moet uitmaken van toekomstige onderhandelingen over het Europees nabuurschapsbeleid en de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten;

    79. benadrukt dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het onmiskenbare belang van China om toegang te krijgen tot geavanceerde Europese militaire technologie en de opheffing van het wapenembargo tegen de VRC, een verband met significante gevolgen voor de cohesie van de transatlantische betrekkingen en de marktpositie van de hoogtechnologische wapenindustrie in Europa;

    80. uit zijn bezorgdheid over het intensieve karakter van de samenwerking met China in het kader van het Galileo-programma, en dringt aan op invoering van extra garanties om te waarborgen dat China of andere partners geen gevoelige technologieën die bij het programma worden gebruikt aanwenden voor militaire toepassingen;

    81. merkt op dat China's anti-afscheidingswet van 14 maart 2005 en de huidige plaatsing van meer dan 800 raketten aan de zuidoostkust van de VRC tegenover Taiwan in tegenspraak zijn met het beginsel van een vreedzame hereniging; verzoekt China en Taiwan te zorgen voor wederzijds vertrouwen en respect en te zoeken naar punten van overeenkomst en verschillen ter zijde te stellen, de noodzakelijke politieke grondslag te leggen voor een vreedzame en gestage ontwikkeling van de betrekkingen tussen beide partijen, het gesprek over deze betrekkingen te hervatten en de economische uitwisseling en samenwerking uit te breiden, met name door vooruitgang te boeken bij de "drie rechtstreekse verbindingen" over de Straat van Taiwan (post, vervoer en handel);

    82. is van mening dat de wil en de goedkeuring van de 23 miljoen inwoners van Taiwan evenals Taiwan's territoriale soevereiniteit en onschendbaarheid moeten absoluut moeten worden gerespecteerd en in aanmerking moeten worden genomen bij de optie van een — hopelijk — vreedzaam herenigingsproces met het Chinese vasteland; wijst erop dat het begin van een echt democratisch proces in de VRC de spanningen zou helpen verminderen en de weg zou vrijmaken voor een hervatting van een daadwerkelijke dialoog tussen beide partijen;

    83. roept China op de mogelijkheid van de status van waarnemer voor Taiwan bij de vergadering van de Wereldgezondheidsorganisatie te ondersteunen, teneinde de gezondheid van het volk van Taiwan, van de internationale afgevaardigden en buitenlandse werknemers op het eiland en van de hele wereldbevolking te beschermen; herinnert er in dit verband aan dat infectieziekten als HIV/aids, tuberculose, malaria, SARS en sedert kort ook vogelgriep geen grenzen kennen en wereldwijde samenwerking vereisen — ook en in het bijzonder met Taiwan als een van de belangrijkste knooppunten in de westelijke Stille Oceaan; herhaalt zijn oproep om Taiwan beter in internationale platforms en organisaties vertegenwoordigd te doen zijn, teneinde een einde te maken aan de onrechtvaardige uitsluiting van 23 miljoen mensen uit de internationale gemeenschap;

    84. constateert dat de problematische relatie tussen Beijing en Tokio berust op een gevoel van wederzijdse uitdaging: Japan voelt zich uitgedaagd door de economische opkomst van China en China door het streven van Japan naar een grotere en actievere politieke rol in het gebied; roept elk van beide landen op zich van acties te onthouden die het historische besef of de gevoelens van het andere land zouden kunnen kwetsen;

    85. verwelkomt het Amerikaanse initiatief om met Europa een strategische dialoog over de opkomst van China op te starten, een belangrijk nieuw element in het beleid van de "nieuwe" wereld tegenover de "oude"; moedigt de Europese Unie en zijn lidstaten aan om een strategische consensus over de relatie met China te bereiken;

    86. benadrukt het mondiale belang van de bestaande en zich ontwikkelende Chinese betrekkingen op het gebied van energie; vestigt de aandacht op de gevolgen die de met de economische groei verbonden toename van het Chinese energieverbruik voor de mondiale energiemarkt zal hebben; roept de Commissie en de Raad op energiekwesties tot bestanddeel te maken van hun langetermijnstrategie voor de betrekkingen tussen de EU en China en deze kwestie in hun contacten met China aan te kaarten waar dit gepast is;

    87. erkent het bijzondere economische belang van het Afrikaanse continent voor de VRC (30 % van zijn ingevoerde aardolie/een groeiende markt voor Chinese militaire goederen), maar dringt er ook bij de Chinese leiders op aan overeenkomstig de verantwoordelijkheid van China als permanent lid van de VN-veiligheidsraad op te treden en in de betrekkingen van het land met Afrikaanse staten goed bestuur, democratie, de regels van de rechtsstaat, eerbiediging van de mensenrechten en conflictvoorkoming te bevorderen;

    88. moedigt de autoriteiten in China aan om er actief toe bij te dragen dat in Myanmar de mensenrechten worden geëerbiedigd en de democratisering op gang wordt gebracht;

    89. verwacht dat de VRC de aangekondigde strijd tegen terrorisme en nucleaire proliferatie op een concrete manier toepast in zijn invloedrijke betrekkingen met Iran; benadrukt dat een vastberaden houding van de VRC ten opzichte van Iran zou aantonen dat China bereid en in staat is om internationale verantwoordelijkheid op zich te nemen;

    90. is verheugd over de inzet van China in het kader van het zespartijenoverleg, dringt er bij de Chinese regering op aan de veiligheid en stabiliteit in Oost-Azië te helpen versterken en bevorderen, met name op het Koreaanse schiereiland en een proactievere rol te spelen bij de bevordering van de democratie en de eerbiediging van de mensenrechten in Noord-Korea;

    Besluiten

    91. concludeert dat een geloofwaardige, stabiele en verantwoordelijke economische en commerciële relatie tussen de EU en China aan Europese zijde gebaseerd zou moeten zijn op de ontwikkeling van een langetermijnstrategie en aan Chinese zijde op de ontwikkeling van een gezond investeringsklimaat, het verbeteren van de rechtszekerheid voor buitenlandse bedrijven, een verdere openstelling van de markt en, vooral, de inachtneming van eerlijke en billijke handelsregels en de tenuitvoerlegging van de WTO-regels, met inbegrip van de naleving van de TRIPS-overeenkomsten inzake de bescherming van IPR;

    92. onderstreept dat het belangrijk is de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven aan te kaarten en dat het daarnaast noodzakelijk is een economisch, maatschappelijk en ecologisch duurzame ontwikkeling te bevorderen door de economische en handelsbetrekkingen tussen de Unie en China; dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat deze beginselen worden toegepast;

    93. komt tot het besluit dat de interne situatie van China zou moeten verbeteren door het democratiseringproces in het land zelf te versterken, het professionalisme in het rechtswezen te vergroten, de doodstraf volledig af te schaffen en vooral door het sociale, door het 10de Nationale Volkscongres goedgekeurde, regeringsprogramma ten voordele van het achtergebleven platteland ten uitvoer te leggen, teneinde de Chinese bevolking te helpen en de stabiliteit van het gebied te bevorderen alsmede de bescherming van minderheden en van de culturele diversiteit te verbeteren, met name in de regio's Xinjiang en Tibet;

    94. besluit dat een geloofwaardig en verantwoordelijk beleid inzake mensenrechten in China alleen kan worden hersteld door de eerbiediging van de grondrechten van zijn burgers, zoals deze in de grondwet van de Volksrepubliek zijn vastgelegd;

    95. komt tot het besluit dat China in ruime mate kan bijdragen aan geloofwaardige, stabiele en verantwoordelijke betrekkingen met het buitenland en de buurlanden door het erkennen van zijn sleutelpositie als serieuze betrokkene bij het internationale rechts- en vredesbevorderende systeem, een grote stap die de EU aanzienlijk kan stimuleren door een nieuwe gemeenschappelijke strategie ten aanzien van China te formuleren;

    *

    * *

    96. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten, de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten, de regering van de Volksrepubliek China en het Chinese Nationale Volkscongres en de autoriteiten van Taiwan.

    [1] PB L 250 van 19.9.1985, blz. 2.

    [2] PB L 6 van 11.1.2000, blz. 40.

    [3] Aangenomen teksten, P6_TA(2005)0381.

    [4] PB C 193 E van 17.8.2006, blz. 347.

    [5] PB C 45 E van 23.2.2006, blz. 107.

    [6] PB C 127 E van 29.5.2003, blz. 652.

    [7] Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0037.

    [8] PB C 157 E van 6.7.2006, blz. 471.

    [9] PB C 201 E van 18.8.2005, blz. 122.

    [10] PB C 247 E van 6.10.2005, blz. 158.

    [11] Aangenomen teksten, P6_TA(2005)0416.

    --------------------------------------------------

    Top