This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52006IP0231
European Parliament resolution on small and medium-sized enterprises in the developing countries (2005/2207(INI))
Resolutie van het Europees Parlement over kleine en middelgrote ondernemingen in de ontwikkelingslanden (2005/2207(INI))
Resolutie van het Europees Parlement over kleine en middelgrote ondernemingen in de ontwikkelingslanden (2005/2207(INI))
PB C 298E van 8.12.2006, p. 171–176
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
Resolutie van het Europees Parlement over kleine en middelgrote ondernemingen in de ontwikkelingslanden (2005/2207(INI))
Publicatieblad Nr. 298 E van 08/12/2006 blz. 0171 - 0176
P6_TA(2006)0231 Kleine en middelgrote ondernemingen in de ontwikkelingslanden Resolutie van het Europees Parlement over kleine en middelgrote ondernemingen in de ontwikkelingslanden (2005/2207(INI)) Het Europees Parlement, - gelet op bijlage II bij de Partnerschapsovereenkomst van Cotonou [1], - gezien de mededeling van 22 maart 2006 van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité getiteld "Tenuitvoerlegging van het partnerschap voor groei en werkgelegenheid: Europa moet een voorbeeld worden op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen" (COM(2006)0136), - onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 november 2005 over het voorstel voor een gezamenlijke verklaring van de Raad, het Europees Parlement en de Commissie over het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie "De Europese Consensus" [2], - gezien de gezamenlijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie over het Ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie "De Europese Consensus" [3], - onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 november 2005 over een ontwikkelingsstrategie voor Afrika [4], - gezien de mededeling van 12 oktober 2005 van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité getiteld "EU-strategie voor Afrika: Naar een Europees-Afrikaans pact voor snellere ontwikkeling van Afrika" (COM(2005)0489), - onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 april 2005 over de rol van de Europese Unie bij het bereiken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MOD) [5], - gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 29 oktober 2004 getiteld "EC Report on the Millennium Development Goals 2000-2004" (SEC(2004)1379), - gelet op artikel 45 van zijn Reglement, - gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A6-0151/2006), A. overwegende dat Europese beleidsmaatregelen voor kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) niet automatisch op de ontwikkelingslanden mogen worden overgedragen, B. overwegende dat er geen algemeen aanvaarde definitie van KMO's in de ontwikkelingslanden bestaat, C. overwegende dat de KMO-sector een heterogene groep bedrijven omvat die onder uiteenlopende marktomstandigheden in de ontwikkelingslanden functioneren, D. overwegende dat KMO's werkgelegenheid creëren en bijdragen aan de opbouw van het maatschappelijk middenveld, E. overwegende dat KMO's een instrument zijn voor zowel sociale als economische ontwikkeling door middel van armoedevermindering, F. overwegende dat grensoverschrijdende activiteiten in de meeste zich ontwikkelende regio's veel voorkomen en daarom bij de vaststelling van beleidsmaatregelen en programma's bijzondere aandacht vereisen, G. overwegende dat een regionale benadering, waarbij nationale, regionale en lokale overheden en maatschappelijke organisaties uit twee of meer landen worden ingeschakeld, in veel regio's met een ontwikkelingsachterstand de oplossing kan vormen voor de ontwikkeling van KMO's, H. overwegende dat bijzondere aandacht dient uit te gaan naar de rol van KMO's in de economie van kleine eilandstaten, I. overwegende dat bijzondere aandacht dient uit te gaan naar de rol die KMO's na een conflict kunnen spelen om oud-strijders weer stevig in de maatschappij te integreren, J. overwegende dat de overheidsinstanties ernaar dienen te streven de administratieve rompslomp tot een minimum te beperken om geen barrières op te werpen voor de ontwikkeling van KMO's, K. overwegende dat registratie geen hinderpaal mag vormen voor kleine startende bedrijven of voor het opwaarderen van een microbedrijf tot een kleine onderneming, L. overwegende dat de totstandbrenging van lokale en regionale netwerken aanzienlijke voordelen voor kleine ondernemingen kan opleveren, M. overwegende dat er behoefte is aan de verspreiding van beste praktijken op het gebied van het opzetten, uitvoeren en evalueren van initiatieven ter bevordering van de groei van KMO's en van de lokale economische ontwikkeling en werkgelegenheid, N. overwegende dat de mensen in het veld, hun verenigingen en andere organisatievormen een fundamentele rol moeten spelen bij het uitstippelen en uitvoeren van het KMO-beleid, O. overwegende dat bij het ontwerpen van beleidsmaatregelen en programma's voor KMO's rekening dient te worden gehouden met regionale en culturele verschillen, P. overwegende dat de meeste ondernemingen in de micro-economie familiebedrijven zijn en daarom bij de opstelling van een KMO-beleid bijzondere aandacht vereisen, Q. overwegende dat vrouwen belangrijke economische spelers zijn bij het opzetten en ontwikkelen van microbedrijven en kleine ondernemingen en dat bedrijven van vrouwen uit hun isolement moeten worden verlost, R. overwegende dat bijzondere aandacht dient te worden geschonken aan projecten voor vrouwelijke ondernemers, om te voorkomen dat historische gedragspatronen en tradities het opzetten van en de volledige uitvoering van initiatieven voor microbedrijven en KMO's in de weg staan, S. overwegende dat coöperaties een belangrijke rol spelen bij het instandhouden van de plaatselijke economie en voor de structuur en de samenhang van de plaatselijke gemeenschappen, T. overwegende dat de lokale instellingen een belangrijke rol moeten spelen bij de ondersteuning van KMO's, U. overwegende dat een beleid voor het starten van nieuwe KMO's een rol kan spelen bij het verminderen van het gewicht van de informele economie, V. overwegende dat er zekerheid dient te worden geboden met het oog op het opzetten en exploiteren van KMO's, W. overwegende dat coöperaties dicht bij de traditionele verenigingspraktijken in veel stedelijke en plattelandsgemeenschappen staan, X. overwegende dat de vorming van nieuwe coöperaties wellicht een gangbare manier is om informele activiteiten in formele activiteiten om te zetten, Y. overwegende dat initiatieven ter verbetering van het investeringsklimaat en van ondernemingskansen die bijdragen tot het genereren van werkgelegenheid en welvaart voor de armen, ondersteund dienen te worden, Z. overwegende dat KMO's voldoende tijd en capaciteitsopbouw nodig hebben om zich in te stellen op de geleidelijke openstelling van hun sector voor concurrentie op de wereldmarkt; dat een kritische dimensie, te realiseren door middel van samenwerkingsverbanden, dient te leiden tot de kritische massa die nodig is om stap voor stap de bescherming uit de eerste fase af te schaffen, AA. overwegende dat men steeds meer oog moet krijgen voor het in KMO's bevorderen van het denkbeeld van maatschappelijk verantwoord ondernemen, waardoor maatschappelijke en milieuvraagstukken een plaats krijgen binnen het commercieel handelen, AB. overwegende dat er bijzondere aandacht moet worden besteed aan de sociaal-economische randvoorwaarden voor KMO's, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs en opleiding van personeel, communicatie- en informatie-infrastructuur, toegang tot grondstoffen en markten, AC. overwegende dat het van het grootste belang is partnerschappen en informatiesystemen op te zetten die toegang geven tot kennis voor ontwikkeling, AD. overwegende dat de KMO's een belangrijke rol moeten spelen bij de ontwikkeling van initiatieven voor duurzaam toerisme in de ontwikkelingslanden, AE. overwegende dat ongestructureerde financiële systemen bijzonder schadelijk zijn voor de groei van microbedrijven en kleine ondernemingen, AF. overwegende dat de belangrijkste financiële bronnen waarover KMO's kunnen beschikken, worden gevormd door informele leningen van informele verenigingen, familie en vrienden, kleine spaartegoeden en niet uitgegeven inkomsten en overmakingen, AG. overwegende dat de verstrekking van startkapitaal een belangrijke bijdrage kan leveren tot het opzetten en verder ontwikkelen van KMO's, AH. overwegende dat de toegang tot leningen, met name leningen voor middellange termijn en langlopende leningen, en de versterking van de financiële tussenschakels van belang zijn voor de ontwikkeling van KMO's, AI. overwegende dat de ervaring heeft geleerd dat vrouwen in de ontwikkelingslanden het best gebruikmaken van microkredieten, zodat zij een rol kunnen spelen bij de instandhouding van de plaatselijke economie, AJ. overwegende dat er voor de ACS-landen en andere ontwikkelingslanden, met inbegrip van nationale en regionale instellingen, een rol is weggelegd bij het beheer van middelen ter bevordering van de ontwikkeling van KMO's, AK. overwegende dat er voor KMO's een proactief financieel en fiscaal beleid moet worden gevoerd; dat speciale kredietlijnen of fiscale stimuleringsmaatregelen deel dienen uit te maken van dit beleid, 1. acht harmonisatie van alle bestaande definities van KMO's, met inbegrip van micro-ondernemingen, noodzakelijk, althans op regionale basis; is voorts van mening dat het aantal werknemers het beste criterium is voor het definiëren van een KMO; 2. beveelt aan om in een regio waar ontwikkelingslanden de meerderheid vormen, een onderneming met maximaal 5 werknemers aan te merken als micro-onderneming, met 6 tot 25 werknemers als kleine onderneming, en met 26 tot 100 werknemers als middelgrote onderneming; 3. steunt beleidsmaatregelen die gericht zijn op het verlagen van de drempels voor het opzetten, registreren en beginnen van een onderneming; verzoekt de nationale regeringen in ontwikkelingslanden om een evaluatie te maken van het effect van de huidige en toekomstige economische wetgeving op KMO's; 4. beveelt aan bijzondere steun te verlenen voor de vorming van netwerken van ondernemingen op plaatselijk en regionaal niveau; 5. onderstreept dat de vorming van een netwerk wordt vergemakkelijkt door verenigingen voor gezamenlijke dienstverlening, bijvoorbeeld op het gebied van juridische advisering, accountantswerk, opleiding en onderwijs en het gebruik van informatietechnologie; 6. is van mening dat deze dienstverlening in kleine steden en dorpen, indien nodig, met overheidsgeld zou kunnen worden geïnitieerd, terwijl als uiteindelijke optie particulier eigendom wordt aanbevolen; 7. verzoekt om beleidsmaatregelen, programma's en projecten die speciaal zijn toegesneden op KMO's, met inbegrip van microbedrijven, die traditioneel actief zijn in de grensoverschrijdende handel; 8. onderstreept het belang van overheidsbetrokkenheid bij deze grensoverschrijdend opgezette beleidsmaatregelen, om zo het vertrouwen tussen landen, de harmonisatie van wetten en praktijken en de regionale ontwikkeling te bevorderen; 9. herinnert eraan dat KMO's, waaronder micro-ondernemingen, meestal familiebedrijven zijn die geworteld zijn in een omgeving waarin cultuur en tradities nog een fundamentele rol spelen, zodat een omzichtige en verstandige beleidsbenadering vereist is wanneer de invoering van nieuwe wetten of organisatievormen wordt voorbereid; 10. doet een beroep op alle actoren in het veld om rechtstreeks of via hun koepels op alle niveaus deel te nemen aan de vaststelling en uitvoering van alle beleidsmaatregelen die KMO's betreffen; 11. erkent de cruciale rol die vrouwen spelen op alle voor de ontwikkeling relevante terreinen, een rol die bij de besluitvorming maar al te vaak over het hoofd wordt gezien, en dringt erop aan dat er bijzondere aandacht wordt besteed aan projecten voor vrouwelijke ondernemers; 12. is zich bewust van de rol die plaatselijke instellingen moeten spelen bij de ondersteuning van KMO's, inclusief micro-ondernemingen; is van mening dat plaatselijke instellingen de aanzet kunnen geven tot het opzetten van dienstverleningscentra voor micro-ondernemingen en KMO's, waarbij de nationale overheid de aanloopfase financiert; 13. erkent de rol van KMO's bij het creëren van werkgelegenheid en onderstreept dat het van belang is de meeste van deze banen om te zetten van ongeschoold in geschoold werk, van seizoens- in voltijdswerk en van tijdelijke in vaste banen, en wel met behulp van proactieve nationale beleidsmaatregelen en programma's; 14. onderstreept de rol die coöperaties kunnen spelen bij het instandhouden van de plaatselijke economie en bij het geven van structuur en samenhang aan de lokale gemeenschap; 15. verzoekt om nationale beleidsmaatregelen die bijdragen tot het afslanken van de informele economie in de ontwikkelingslanden; verzoekt verder om bevordering van initiatieven die het investeringsklimaat helpen verbeteren en zodoende bijdragen tot het scheppen van ondernemingskansen; 16. beschouwt coöperaties als een middel om informele activiteiten te formaliseren, omdat zij in veel stedelijke en plattelandsgemeenschappen dichter bij de traditionele verenigingspraktijken staan dan andere organisatorische rechtsvormen; 17. beschouwt coöperaties als de beste omgeving om te voorkomen dat KMO's in de formele sector weer afglijden naar de informele sector; 18. erkent dat KMO's voldoende tijd en capaciteitsopbouw nodig hebben om zich in te stellen op de geleidelijke openstelling van hun sector voor concurrentie op de wereldmarkt; erkent voorts dat een kritische dimensie, te realiseren door middel van samenwerkingsverbanden, dient te leiden tot de kritische massa die nodig is om stap voor stap de bescherming uit de eerste fase af te schaffen; 19. vraagt om geleidelijke invoering van het denkbeeld van maatschappelijk verantwoord ondernemen in KMO's in de ontwikkelingslanden en verzoekt de Commissie daarom alle relevante conferenties en bilaterale gesprekken met landen die de Partnerschapsovereenkomst van Cotonou hebben getekend, aan te grijpen om de invoering van dat denkbeeld te stimuleren en dat bewustzijn te kweken; 20. beseft dat voor een goed sociaal-economisch klimaat voor KMO's alleen kan worden gezorgd als de beleidsmaatregelen voor deze ondernemingen acties omvatten op het gebied van onderwijs en opleiding van personeel, voorzieningen op het gebied van communicatie- en informatie-infrastructuur en gemakkelijke toegang tot grondstoffen en lokale en regionale markten; 21. dringt aan op het opzetten van KMO-partnerschappen met het oog op de uitwisseling van actuele informatie en kennis; 22. beseft welke rol KMO's kunnen spelen bij de ontwikkeling van de meeste sectoriële beleidsmaatregelen; 23. dringt aan op goed functionerende financiële systemen in dienst van de KMO's; 24. onderstreept dat men zich verre dient te houden van de in veel gebieden traditionele praktijk van informele kredieten en leningen door het bevorderen van speciaal ontworpen financiële producten en microfinanciering; 25. beveelt aan startkapitaal te verstrekken voor de oprichting en ontwikkeling van KMO's; 26. beveelt aan om de toegang tot kredieten, met name leningen voor de middellange termijn en langlopende leningen, beleidsmatig te vergemakkelijken en de positie van de bemiddelaars die actief zijn op het gebied van de financiering van KMO's, te versterken; 27. dringt aan op bijzondere aandacht voor op vrouwen gerichte microkredietprojecten, in het bijzonder in gebieden waar vrouwen nog niet over alle rechten beschikken; 28. stelt voor internationale steun en financiering te verstrekken voor regionale instellingen die werkzaam zijn in de financiële sector van de ontwikkelingslanden, om zo voor een gezamenlijke, multinationale benadering te zorgen van de activiteiten van KMO's; 29. dringt aan op fiscale stimuleringsmaatregelen ten behoeve van KMO's, met name tijdens de startfase; 30. dringt aan op hervormingen in de regelgeving, teneinde de registratieprocedures te versnellen en te vereenvoudigen alsook de minimum kapitaalvereisten te versoepelen; 31. dringt aan op hervormingen in de gerechtelijke procedures met het oog op een snellere beslechting van zakelijke geschillen, een doeltreffender afdwinging van de naleving van contracten en de verdediging van eigendomsrechten; 32. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten van de EU en van de ACS-landen, de Raad ACS-EU en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU. [1] Partnerschapsovereenkomst tussen de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, getekend te Cotonou op 23 juni 2000,PB L 65 van 8.3.2003, blz. 27. [2] Aangenomen teksten, P6_TA(2005)0446. [3] PB C 46 van 24.2.2006, blz. 1. [4] Aangenomen teksten, P6_TA(2005)0445. [5] PB C 33 E van 9.2.2006, blz. 311. --------------------------------------------------