Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006IE0033

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over Duurzame ontwikkeling in de landbouw, bosbouw en visserij en de uitdagingen van de klimaatverandering

    PB C 69 van 21.3.2006, p. 5–10 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    21.3.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 69/5


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Duurzame ontwikkeling in de landbouw, bosbouw en visserij en de uitdagingen van de klimaatverandering”

    (2006/C 69/02)

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 10 februari 2005 besloten om, overeenkomstig art. 29 (2) van zijn reglement van orde, een advies uit te brengen over Duurzame ontwikkeling in de landbouw, bosbouw en visserij en de uitdagingen van de klimaatverandering.

    De gespecialiseerde afdeling „Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu”, die met de desbetreffende voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies goedgekeurd op 9 november 2005. Rapporteur was de heer Kallio.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 423e zitting van 18 en 19 januari 2006 (vergadering van 18 januari) het volgende advies uitgebracht, dat werd goedgekeurd met 96 stemmen vóór en 14 stemmen tegen, bij 13 onthoudingen:

    1.   Inleiding

    1.1

    De afgelopen jaren is klimaatverandering een van de belangrijkste uitdagingen voor de toekomst van onze planeet geworden. Het verschijnsel is vanuit verschillende invalshoeken zeer grondig bestudeerd, waarbij duidelijk aan het licht is gekomen dat in de atmosfeer met name een toename van broeikasgassen valt te constateren, als gevolg waarvan de aarde opwarmt. Het proces van veranderingen in de samenstelling van de atmosfeer onder invloed van menselijk handelen voltrekt zich in een steeds sneller tempo. Al wijken de schattingen van de snelheid waarmee het klimaat verandert, enigszins van elkaar af, toch zijn onderzoekers in de hele wereld het eens over de richting waarin de verandering zich voltrekt. Het in 2001 door de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (ICPP) opgestelde rapport laat er geen twijfel over bestaan dat het proces van veranderingen in de atmosfeer zich deze eeuw zal voortzetten en dat daardoor ook het klimaat overal op aarde steeds sneller zal gaan veranderen.

    1.2

    De EU heeft zich zeer actief ingezet voor verwezenlijking van de doelstellingen die zijn gericht op afremming van de opwarming van het klimaat. Ze heeft samen met de lidstaten in verschillende sectoren haar beleid aangepast om betere resultaten te kunnen bereiken. Ook in internationaal verband vervult de EU een voortrekkersrol in de strijd tegen de klimaatverandering: een proces dat moet worden beschouwd als een van de ernstigste bedreigingen voor het milieu, het maatschappelijke leven en de economie, met mogelijk verstrekkende gevolgen voor de gehele wereld. De EU zou meer werk moeten maken van de klimaatbescherming en zich daarbij ook moeten toeleggen op een beperking van de uitstoot van broeikasgassen in de sectoren landbouw, bosbouw en visserij, zulks in overeenstemming met de verplichtingen die zijn aangegaan in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de bepalingen van het Protocol van Kyoto.De bedoeling van dit advies is om een substantiële bijdrage te leveren aan de inspanningen die de EU verricht om beter het hoofd te kunnen bieden aan de klimaatverandering en de consequenties hiervan voor bosbouw, landbouw en visserij. Enerzijds is het zo dat er tot nu toe veel onderzoek is verricht naar de gevolgen van de klimaatverandering voor de bosbouw, wat onze kennis op dit gebied aanzienlijk heeft vergroot, anderzijds staat er m.b.t. de gevolgen voor de landbouw minder wetenschappelijk materiaal ter beschikking, en nog minder als het om de visserij gaat.

    1.3

    In internationaal verband is via verschillende overeenkomsten, zoals het klimaatverdrag van Kyoto, getracht het gevoerde beleid dusdanig bij te stellen dat de uitstoot van broeikasgassen beheersbaar wordt. De uitvoering van deze overeenkomsten is echter zeer moeizaam verlopen omdat niet alle hoofdrolspelers, zoals de VS, bereid zijn gebleken mee te werken aan de verwezenlijking van deze algemeen aanvaarde doelstellingen.

    1.4

    Er zijn allerlei terreinen en sectoren die direct of indirect de gevolgen ondervinden van de opwarming van het klimaat. Onderzoekstechnisch is het bijzonder moeilijk om alle gevolgen exact te in te schatten. Er wordt op dit moment overal in de wereld op zeer grote schaal onderzoek verricht. Er zijn op het gebied van klimaatverandering reeds tal van scenario's opgesteld. Op grond van de beschikbare gegevens is voorspeld wat de gevolgen voor mens en natuur zullen zijn. Deze gevolgen kunnen hetzij negatief hetzij positief zijn, al naar gelang de streek en de omstandigheden. Op internationaal en op Europees niveau heeft men er zich in de eerste plaats op geconcentreerd, de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen en daarmee het proces van klimaatverandering te vertragen. Klimaatverandering valt niet alleen onder milieubeleid, maar heeft ook economische, sociale en culturele gevolgen voor de toekomst van de gehele mensheid en natuurlijk ook de Europese Unie.

    1.5

    Naast het afremmen van de klimaatverandering is het van belang dat de EU en andere landen en regio's zich aanzienlijk meer inspanningen getroosten om mensen en economische structuren voor te bereiden op de aanstaande veranderingen. Dit is met name belangrijk gezien het feit dat, ook al werpt de bestrijding van de klimaatverandering op langere termijn vruchten af, zich reeds in de nabije toekomst in verschillende maatschappelijke sectoren veranderingen zullen voordoen die grootscheepse aanpassingsmaatregelen vergen, zowel op nationaal als op internationaal niveau. De klimaatverandering zal ook sterk van invloed zijn op de toekomstige ontwikkeling van de wereldeconomie. De EU heeft eigen prognoses inzake de ontwikkeling van de economie en het energieverbruik opgesteld.

    1.6

    Het inspelen op de klimaatverandering is vanuit een oogpunt van duurzame ontwikkeling een grote uitdaging voor de meeste economische sectoren in de EU. De verandering van het klimaat vergt in ieder geval op de volgende terreinen aanpassingen: industrie, energie, vervoer, bouw, gezondheidszorg, toerisme, verzekeringen, grondgebruik, natuurlijke diversiteit, natuurrecreatie, watervoorziening, visserij, bosbouw, landbouwproductie, veeteelt & levensmiddelenindustrie en wildbeheer & rendierteelt. Daarom zouden er in de EU en de lidstaten strategieën ter aanpassing aan de klimaatverandering moeten worden uitgestippeld. Het EESC wil met onderhavig initiatiefadvies een eigen bijdrage leveren aan de verdere uitwerking van deze communautaire aanpassingsstrategieën, met nadruk op de basissectoren landbouw, bosbouw en visserij.

    1.7

    Ten gevolge van de voorspelde veranderingen in het klimaat zal het risico van natuurrampen, zoals overstromingen, stormen en hagelbuien, toenemen, wat negatieve gevolgen met zich mee zal brengen voor alle drie de genoemde sectoren.

    2.   Over veranderingen in de landbouw van de EU en de noodzaak van aanpassingen als gevolg van het proces van klimaatverandering

    2.1

    De te voorziene gevolgen van de wereldwijde opwarming van het klimaat zullen zeer sterk voelbaar zijn in de sectoren landbouw en bosbouw en tot op zekere hoogte ook in de visserijsector. Gezien het bescheiden aandeel van deze sectoren in de uitstoot van broeikasgassen, is er tot nu toe bij het opstellen en ten uitvoer leggen van het Europese klimaatveranderingsbeleid nauwelijks aandacht besteed aan de rol die deze sectoren spelen. Uit onderzoek van het IPCC blijkt dat de klimaatverandering onherroepelijk is. Daarom is het van essentieel belang om de situatie in deze sectoren te bezien vanuit het perspectief van de noodzakelijke aanpassingen die hier moeten worden doorgevoerd.

    2.2

    Kenmerkend voor het Europese landbouw-, bosbouw- en visserijmodel is dat er in deze sectoren op duurzame wijze hernieuwbare grondstoffen en goederen voor consumptief en industrieel gebruik worden geproduceerd. De EU heeft zich in sterke mate toegelegd op de ontwikkeling en handhaving van de kwaliteit van levensmiddelen en andere producten. Als men vast wil houden aan deze verworvenheden, dan zullen er nieuwe maatregelen moeten worden genomen waarmee wordt geanticipeerd op de klimaatverandering.

    2.3

    De verandering van het klimaat heeft wereldwijd en ook in de EU gevolgen voor de voedselproductie, de watervoorraden en de volksgezondheid. Naarmate het klimaat opwarmt, zullen de oogstopbrengsten in de noordelijk gelegen delen van de EU groter worden, terwijl deze in zuidelijker streken juist kleiner zullen worden door de toenemende droogte. Het tempo van de klimaatverandering en de wijze waarop deze zich voltrekt, varieert per lidstaat en per regio, waarbij verschillende onzekerheidsfactoren een rol spelen, maar de algehele tendens is in ieder geval overal hetzelfde: er vindt duidelijk opwarming plaats. In de zuidelijker gelegen streken wordt het steeds moeilijker om aan voldoende drink- en irrigatiewater te komen.

    2.4

    Extreme weersomstandigheden als stormen, overstromingen, droogtes en langdurige hittegolven zullen algemener worden. Als het warmer wordt, neemt de kans op verspreiding van ziektes die via insecten of het water worden overgedragen, toe. De klimaatverandering heeft verder invloed op de wijze waarop genoemde problemen zich in de verschillende landen en regio's voordoen.

    2.4.1

    Binnen de EU zal het zwaartepunt van de voedselproductie op de langere termijn meer naar het noorden opschuiven. De verwachting is dat de welvaartsverschillen tussen de ontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden door de klimaatverandering zullen toenemen, wat ook zijn weerslag zal hebben op de levensmiddelenproductie en voedselmarkt. Het is heel goed denkbaar dat de klimaatverandering in bepaalde streken een voedseltekort zal veroorzaken en tot conflicten om voedselvoorraden zal leiden. Verder dient men te beseffen dat de klimaatverandering in ernstige mate de toegang tot de waterreserves kan verstoren.

    2.4.2

    De Europese Unie heeft relatief goede mogelijkheden om zich aan te passen dankzij haar goede infrastructuur en de doelstellingen van haar landbouwbeleid, die erop neerkomen dat de productie overal op haar grondgebied gehandhaafd dient te blijven. In dit proces van veranderingen dient de EU er beslist zorg voor te dragen dat ze blijft beschikken over voldoende instrumenten en middelen om de eigen voedselproductie te ontwikkelen en veilig te stellen.

    2.5

    Het EU-landbouwbeleid ontbeert een duidelijke strategie ter aanpassing aan de klimaatverandering, waarmee zou kunnen worden ingespeeld op de onafwendbare gevolgen van dit proces. Enkele lidstaten hebben al wel dergelijke strategieën uitgestippeld of zijn daar op dit moment mee bezig. De Europese landbouw heeft een heel goede uitgangspositie als het gaat om het inspelen op de klimaatverandering, want de hier verbouwde gewassen zijn over het algemeen heel goed in staat zich aan te passen.

    2.5.1

    Dankzij plantenveredeling kan men al binnen enkele jaren een antwoord geven op de uitdagingen van de klimaatverandering. In dit proces van aanpassing kan gebruik worden gemaakt van de rijkdom aan genetische reserves. Het bedrijfsleven zou meer middelen beschikbaar moeten stellen voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën in zowel de planten- als de veeteelt. Om de door weersschommelingen en dieren- en plantenziekten veroorzaakte schade beperkt te houden, zou er een deugdelijk risicobeheerssysteem moeten worden ontwikkeld.

    2.5.2

    Daarnaast is het belangrijk om de research op landbouwgebied op te voeren met het doel om nieuwe variëteiten te kweken die beter gedijen onder de nieuwe ecologische omstandigheden (aanpassingsvermogen) of die zonder al te grote investeringen kunnen worden geproduceerd en bijv. minder stikstofhoudende kunstmest nodig hebben (beperking uitstoot). Universitair onderwijs en onderzoek op het gebied van klimaatverandering moeten worden geïntensiveerd en uitgebreid. Er moet aandacht zijn voor enerzijds elementair onderzoek en anderzijds toegepast onderzoek naar de mogelijkheden van aanpassing.

    2.5.3

    Het allerbelangrijkste is echter dat aandacht wordt geschonken aan de algehele vruchtbaarheid van het bouwland in de EU. Door het tot ontwikkeling brengen van nieuwe landbouwmethoden kunnen de negatieve veranderingen t.a.v. de bodem worden beperkt. Een van de cruciale uitdagingen waarmee de landbouw wordt geconfronteerd, is de invulling van het waterbeleid, met name in regio's die in toenemende mate te maken hebben met een tekort aan water.

    2.6

    Er zal nog meer onderzoek moeten worden verricht naar de gevolgen van de klimaatverandering voor de marktprijzen van levensmiddelen in de wereld, want als deze veranderen, zal dit tevens van invloed zijn op de eigen productiedoelstellingen van de EU.

    2.7

    De Europese Unie heeft verschillende op de landbouw gerichte milieumaatregelen genomen ter vermindering van de broeikasgasemissies. Tegelijkertijd heeft de EU zich bereid getoond om in haar landbouw de productie van bio-energie te bevorderen, wat ook gunstig zal uitpakken voor het milieu en het klimaat. De EU zal in de landbouw nieuwe milieumaatregelen moeten introduceren, die erop neerkomen dat efficiënter gebruik wordt gemaakt van meststoffen en dat de productie van methaan door vee zoveel mogelijk wordt teruggedrongen of dat dit gas wordt hergebruikt. De nieuwe weg die de EU met haar landbouw- en milieubeleid inslaat, is dus van invloed op de totale uitstoot in de toekomst.

    2.8

    Gegeven de nieuwe situatie zal in vergelijking met vroeger een aanzienlijk groter deel van het landbouwareaal moeten worden gebruikt voor non-foodproductie. De benuttingsgraad van biobrandstoffen ligt in de meeste lidstaten van de EU nog altijd erg laag. Als men de doelstelling van de EU t.a.v. het gebruik van dit soort brandstoffen wil verwezenlijken, zal de productie ervan drastisch omhoog moeten. Bepaalde regels die de productie van energiegewassen beperken, zoals de eis dat men alleen bij een bepaalde minimumoppervlakte voor subsidie in aanmerking komt en t.a.v. het gebruik van braakland voor non-foodproductie, zouden moeten worden veranderd. Het gebruik van bio-energie is gunstig voor de werkgelegenheid, brengt meer variatie in de energieproductie en heeft een positieve invloed op het klimaat.

    2.8.1

    De EU zou de agrarische sector in de gelegenheid moeten stellen om zijn rol als producent van biobrandstoffen ten volle waar te maken, waardoor het voor de EU gemakkelijker zal worden om de doelstellingen van de richtlijn inzake biobrandstoffen te halen. De Unie zou opnieuw moeten bezien of het GLB op bepaalde punten moet worden aangepast, en zich nogmaals moeten buigen over de inhoud van de in WTO-kader gesloten Blair House-overeenkomst. Deze overeenkomst legt beperkingen op aan de verbouw van oliehoudende gewassen, bestemd voor de non-foodproductie, op braakliggende gronden. Deze beperking zou door de EU moeten worden opgeheven, omdat de subsidies voor de productie van oliehoudende gewassen inmiddels zijn afgeschaft.

    2.8.2

    Wil men zich instellen op de klimaatverandering, dan zullen alle schakels van de levensmiddelenketen, zowel op nationaal als op EU-niveau, op gecoördineerde wijze met elkaar moeten samenwerken. Dit proces van aanpassing vormt tevens een grote uitdaging voor de consument, die op adequate wijze zal moeten worden voorgelicht en geïnformeerd. De EU en de lidstaten zouden een gecoördineerde campagne moeten lanceren om de burgers d.m.v. cursussen, voorlichting en informatieverstrekking elementaire kennis bij te brengen t.a.v. het complexe vraagstuk van klimaatverandering.

    3.   Ook in de visserijsector is aanpassing nodig

    3.1

    Het visserijbeleid van de EU is tot nu toe in hoofdzaak gericht geweest op beheersing van de visbestanden en bijsturing van de markt. De algehele bezorgdheid over veranderingen in de kwaliteit van het water strekt zich natuurlijk ook uit tot de visserij. In het communautaire visserijbeleid is niet concreet rekening gehouden met de gevolgen van de klimaatverandering. Daarentegen wordt er in de door de EU uitgezette beleidslijnen op het gebied van klimaat wel degelijk van uitgegaan dat de klimaatverandering op de langere termijn van invloed zal zijn op de visserijsector in de EU als geheel en op regionaal niveau. De EU acht het mogelijk dat men zich kan instellen op de toekomstige veranderingen en dat men zich daaraan kan aanpassen. De op dit moment ter beschikking staande gegevens suggereren dat de opwarming van het water door veranderingen in het klimaat waarschijnlijk geen al te grote gevolgen zal hebben voor de oceanen. In kleinere wateroppervlakten, zoals vijvers, rivieren en meren, zullen de gevolgen daarentegen heel wat ingrijpender zijn. De visbestanden zullen waarschijnlijk sterk veranderen, o.a. doordat de voedselsituatie voor de vissen verandert. In warme wateren kunnen zich verschillende nieuwe visbestanden ontwikkelen, terwijl oude bestanden kunnen verdwijnen.

    3.2

    Naar verhouding verstrekkende gevolgen kunnen zich voordoen in de binnen- en kustwateren van de noordelijke EU-lidstaten. De in koude wateren voorkomende kwaliteitsvis zou daardoor bedreigd kunnen worden. Het lijdt geen twijfel dat vooral de in de noordelijke wateren van de EU voorkomende edele vissoorten, zoals zalmachtigen, achteruit zullen gaan, terwijl de aantallen lager aangeschreven „wegwerpvis” groter zullen worden. Overigens varieert het aanpassingsvermogen van vissen heel sterk van soort tot soort. Doorslaggevend zijn uiteraard het tempo waarin de klimaatverandering zich voltrekt, en de wijze waarop dit proces de toestand van het water beïnvloedt. De algehele richting waarin het proces van klimaatverandering zich voltrekt, brengt een stijging van de temperatuur van het water met zich mee, wat wetenschappelijk aantoonbaar is in bijv. de poolgebieden en de moerassen van Siberië. Mariene ecosystemen zijn overigens relatief goed in staat om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen. De situatie in binnenwateren, d.w.z. rivieren en meren, is een stuk problematischer. Op dit moment staan er nauwelijks resultaten van onderzoek naar het aanpassingsvermogen van wateren ter beschikking.

    3.3

    Voor de visteelt zouden zich als gevolg van de klimaatverandering nieuwe mogelijkheden kunnen aandienen. In de toekomst zullen de watermassa's gaan uitzetten, waardoor de kustgebieden uitgestrekter worden en er mogelijkheden komen voor uitbreiding van de kweekvisbestanden. De stijging van de temperatuur in noordelijk gelegen wateren zou ook kunnen leiden tot een groter voedselaanbod voor vissen. Daarentegen bestaat het gevaar dat door de opwarming van het water de kans op ziektes toeneemt en de kwaliteit van de vis achteruitgaat. Veranderingen in de temperatuur van het water zullen niet alleen economische consequenties hebben maar ook gevolgen voor de natuur, vooral in de vorm van verschraling van de biodiversiteit.

    3.4

    Voor een duurzame ontwikkeling van de visbestanden zijn kennis en onderzoek onmisbaar. Het visserijbeleid van de EU is vaak zeer moeilijk uitvoerbaar gebleken door problemen op het gebied van beheer en sturing. De visserij heeft te kampen gehad met grote uitdagingen en heeft onder grote druk gestaan, waarbij men maar hoeft te denken aan de problemen op het gebied van de winstgevendheid van bedrijven, de dioxinekwestie en de regulering van de vangsten. Het aanpassingsvermogen van de visserijsector zou ook kunnen worden verbeterd als iets wordt gedaan aan bepaalde schadelijke menselijke activiteiten die eutrofiëring in de hand werken en afbreuk doen aan de kwaliteit van het water. De visserij is een terrein waarop veel behoefte is aan meer onderzoek naar klimaatverandering. De processen die zich afspelen in waterecosystemen, zijn zeer complex, wat hoge eisen stelt aan het onderzoek. De EU zou hiervoor extra middelen beschikbaar kunnen stellen en kunnen bijdragen aan een uitbreiding van de multilaterale internationale onderzoeksactiviteiten en samenwerking.

    4.   De bosbouw heeft behoefte aan lange-termijnstrategieën

    4.1

    De bosbestanden in de EU breiden zich steeds meer uit. Slechts de helft van de jaarlijkse aanwas wordt geoogst, terwijl er tegelijkertijd dankzij nieuwe bebossingsprojecten extra bestanden bijkomen. Bossen en hout zijn op de oceanen na de belangrijkste opnamepunten van kooldioxide. Daarnaast vormen producten op basis van hout een alternatief voor producten die worden gefabriceerd op basis van niet-hernieuwbare grondstoffen. Het zijn de afzonderlijke lidstaten die de verantwoordelijkheid dragen, al worden de wet- en regelgeving van de EU en andere internationale overeenkomsten steeds meer bepalend voor het Europese bosbeleid. De aan de bescherming van de Europese bossen gewijde Ministerial Conference on the Protection of Forest in Europe (MCPFE) heeft de criteria en indicatoren van duurzame bosbouw geformuleerd die als grondslag dienen voor een duurzaam gebruik van de bosrijkdommen. De EU zou dit proces binnen het kader van haar eigen beleid voor duurzame ontwikkeling moeten steunen, maar zich daarbij wel moeten leiden door het subsidiariteitsbeginsel.

    4.2

    Een goed beheer schept de voorwaarden voor bossen om zich aan te passen aan de klimaatverandering. De meeste bossen in de EU worden regelmatig beheerd, zodat hun rendement en vitaliteit op een hoog peil blijven. Met eventuele aanpassingsmaatregelen moet tijdig worden begonnen, omdat de bosbouw een lange-termijndenken vereist door de lange omlooptijden die er zijn (van 15 tot 150 jaar). In dit stadium zal men zich in de eerste plaats moeten concentreren op vernieuwingen die de keuze van boomsoorten e.d. betreffen. Omdat het klimaat in betrekkelijk korte tijd sterk is veranderd, ligt het in de lijn der verwachting dat de Europese bossen vatbaarder zullen worden voor ziektes, bijv. door insecten. De EU zou de met bosbeheer belaste instanties en belangengroeperingen in de lidstaten moeten aanmoedigen om hun onderlinge samenwerking te verbeteren. Ze zou zich moeten instellen op de grote gevaren als gevolg van ziektes die worden veroorzaakt door verschillende levende organismen, zoals insecten en zwammen.

    4.3

    In de EU komen veel verschillende soorten bos voor. Op grond van hun geografische verspreiding kunnen de Europese bossen worden onderverdeeld naar de zone waarvoor ze typerend zijn: de boreale, Atlantische, mediterrane, continentale, alpiene en macaronesische zone. De verschillen in natuurlijke omstandigheden tussen deze zones zijn bijzonder groot. De voorgestelde strategie ter aanpassing van de basissectoren aan de klimaatverandering zal wat de bosbouw betreft op nationaal of regionaal niveau moeten worden ontwikkeld. De bossen spelen een belangrijke rol als stabiliserende factor in de natuurlijke ecosystemen van Europa en het behoud ervan zal doorslaggevend zijn voor de stabiliteit van de natuurlijke en semi-natuurlijke ecosytemen op het hele continent.

    4.4

    De klimaatverandering heeft een stijging teweeggebracht van het aantal natuurrampen en de verwachting is dat dit nog zal verergeren. Wat de bossen betreft gaat het hier vooral om een toename van bosbranden, stormschade en grootschalige insectenplagen. Als antwoord op dergelijke crisissituaties zou de EU de nodige maatregelen moeten nemen om snel hulp te kunnen bieden en ervoor te zorgen dat er in geval van nood voldoende materiële en financiële middelen ter beschikking staan, bijv. via het Solidariteitsfonds van de EU of een vergelijkbaar instrument.

    4.5

    Omdat bossen zeer vatbaar zijn voor vervuiling door levende organismen, zal de EU een strikte controle moeten uitoefenen op de invoer uit derde landen van ruwhout en houtproducten. Op deze manier kunnen de Europese bossen op doeltreffende wijze worden beschermd tegen schadelijke uitheemse soorten, zoals insecten en zwammen. Een dergelijke controle op importproducten mag er echter niet toe leiden dat er onredelijke obstakels voor de internationale handel worden opgeworpen.

    4.6

    Bosbranden zijn op dit moment al een heel ernstig probleem in vooral de zuidelijke delen van de EU. Omdat deze situatie onder invloed van de klimaatverandering naar verwachting nog zal verergeren, is het van vitaal belang dat de EU doorgaat met haar inspanningen om bosbranden te bestrijden en te voorkomen dat deze nog meer om zich heen grijpen. Er moet ook een „Europees risicobeheerssysteem” worden opgezet.

    4.7

    Met behulp van duurzame bosbeheermethodes worden de zich voortdurend uitbreidende bosbestanden in stand gehouden. Hout is een hernieuwbare natuurlijke hulpbron. Door het gebruik ervan als bouwmateriaal en energiebron te bevorderen kan men op de meest effectieve wijze zorg dragen voor het binden van de kooldioxide die voorkomt in bossen en bosproducten. Bossen fungeren als koolstofsinks en bosproducten bieden een alternatief voor materialen waarvoor niet-hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen worden gebruikt. In tal van landen is opvoering van het houtverbruik een van de weinige middelen om nieuwe werkgelegenheid te creëren, met name op het platteland. In de eerste plaats valt hierbij te denken aan de energiewinning uit bossen, waarvoor vrij veel arbeidskracht benodigd is en waarbij de werkzaamheden vaak door plaatselijke bedrijven met gebruikmaking van houtverbrandingsovens worden uitgevoerd.

    4.8

    Bij het beheer van bossen heeft men te maken met een complex biologisch systeem dat jaren van onderzoek vereist, o.a. doordat de omlooptijden er zo lang zijn. Voorwaarden voor een economisch rendabel bosbeheer zijn een goede infrastructuur en verschillende logistieke systemen. Een van de gevolgen van de klimaatverandering lijkt te zijn dat het in het zuiden droger wordt, terwijl de bodem in noordelijker streken juist vochtiger wordt, ten gevolge waarvan het bijv. nodig zal zijn om „wandelende” bosbouwmachines te ontwikkelen, waarmee werkzaamheden kunnen worden verricht die niet al te veel schade toebrengen aan de bosbodem. Ook moet er elementair biologisch onderzoek worden verricht. Om het Europese bosbouwmodel in stand te kunnen houden en te kunnen inspelen op de veranderingen in het klimaat zal de EU ervoor moeten zorgen dat er voldoende middelen worden uitgetrokken voor onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten. Het tijdens de voorbereiding van het Zevende kaderprogramma voor onderzoek opgerichte „Forest Based Sector Technology Platform” zal hier een rol moeten spelen. Daarnaast zal het voor de verschillende onderzoeksinstellingen in heel Europa en wereldwijd gemakkelijker moeten worden om met elkaar samen te werken.

    4.9

    Als men wil dat de bossen in Europa, of ze nu in particuliere handen dan wel staatseigendom zijn, goed worden beheerd en gezond blijven, dan zal de bosbouw op economisch duurzame basis moeten worden bedreven. De EU zal bij alle wetgeving die ze opstelt, ervan uit moeten gaan dat de bosbouw en houtverwerkende industrie samen een aparte sector vormen. Ook bij het beoordelen van de effecten van de wetgeving zal de EU zich door deze overweging moeten laten leiden, teneinde te voorkomen dat bepaalde regels onbedoeld negatieve consequenties hebben voor de bossen.

    4.10

    Inheemse boomsoorten zijn dankzij hun genetische materiaal beter toegerust om zich aan te passen aan plaatselijk optredende veranderingen in het klimaat dan andere boomsoorten. Daarom zou, tegelijk met pogingen om het areaal van bepaalde soorten verder naar het noorden te doen opschuiven, het gebruik van inheemse boomsoorten moeten worden bevorderd. Ook dient waar mogelijk de voorkeur te worden gegeven aan gemengde bossen.

    4.11

    Naar alle waarschijnlijkheid zal de economische kloof tussen geïndustrialiseerde en ontwikkelingslanden door de klimaatverandering nog groter worden. De EU dient zich in te zetten voor de totstandkoming van een wereldwijde en juridisch bindende bosconventie waarin aanpassingsstrategieën zijn opgenomen, die het gemakkelijker maken om de ontwikkelingen in een aantal ontwikkelingslanden in goede banen te leiden. Om het voortbestaan van belangrijke bosbestanden in de hele wereld te waarborgen zijn capaciteitsopbouw en een goede governance nodig. Het „mechanisme voor schone ontwikkeling” (CDM) uit het Kyoto Protocol zet belanghebbenden in de EU ertoe aan bebossingsprojecten uit te voeren en geeft de EU meer mogelijkheden zich in te spannen voor het invoeren van een systeem van kooldioxide-quota in ontwikkelingslanden.

    4.12

    De klimaatverandering heeft grote gevolgen voor de EU als geheel en voor afzonderlijke gemeenschappen. De Unie zal zich aanzienlijke inspanningen moeten getroosten op het gebied van scholing, onderwijs, voorlichting en brede maatschappelijke discussie om de burgers ervan te doordringen hoe ingrijpend de gevolgen van de klimaatverandering zijn voor de toekomst van de bossen in de Europese Unie.

    4.13

    Zeker op de korte termijn kan de klimaatverandering ook positieve gevolgen met zich mee brengen voor de bosbouw. Dit geldt in de eerste plaats voor de noordelijker gelegen delen van het Europese continent, waar op dit moment al een moderne, geavanceerde en onafhankelijk opererende bos- en houtsector bestaat. Met de gevolgen van de klimaatverandering zal in het beleid ter ontwikkeling van de bos- en houtsector in alle delen van de EU rekening moeten worden gehouden.

    4.14

    Kurk en andere door bossen geleverde niet-houtproducten, zoals bessen en paddestoelen, alsmede milieudiensten, mogen beslist niet worden vergeten bij het inschatten van de op handen zijnde veranderingen. Behalve kurk verdient vooral ook het wildbestand speciale aandacht in het kader van een modern beleid voor bosbouw en duurzame ontwikkeling.

    4.15

    De uit 1998 stammende bosbouwstrategie van de EU en het actieplan dat op het ogenblik door de Commissie wordt voorbereid, zouden rekening moeten houden met de klimaatverandering en voorstellen moeten bevatten voor maatregelen die nodig zijn om de beschikbare houtreserves beter te benutten. In de mededeling van de Commissie en de conclusies van de Raad staat dat aanpassing van de bosbouw aan de klimaatverandering een van de belangrijkste doelstellingen is. Hiertoe is een adequate en nauwe samenwerking tussen de verschillende DG's van de Commissie, de lidstaten en belangengroeperingen onmisbaar.

    4.16

    De EU moet ervoor ijveren dat in de verschillende internationale overeenkomsten en bosbouwprogramma's een zekere flexibiliteit wordt ingebouwd, waardoor het bijv. mogelijk wordt om in noodgevallen bepaalde bossen waar de gezondheidstoestand van de bomen is verslechterd en de schade door insecten te groot dreigt te worden, kaal te slaan. Daarna kan snel worden overgegaan tot herbebossing door de aanplant van beter toegeruste boomsoorten.

    5.   Conclusies en aanbevelingen

    5.1

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité beschouwt de verandering van het klimaat als de grootste uitdaging waarvoor de Europese Unie en de hele wereld zich de komende jaren en decennia gesteld zien. De EU zal haar inspanningen ter bestrijding van de klimaatverandering aanzienlijk moeten opvoeren en een begin moeten maken met het systematisch uitstippelen van aanpassingsstrategieën voor de verschillende beleidssectoren. De landen die de komende tijd het voorzitterschap van de Europese Raad zullen waarnemen, dienen een dusdanige verbreding van het klimaatveranderingsbeleid na te streven dat hieronder in toenemende mate ook aanpassingsmaatregelen komen te vallen.

    5.2

    Het EESC is van mening dat de economische activiteiten die op het platteland worden bedreven, de land- en bosbouw en ook de visserij, slechts in beperkte mate hebben bijgedragen tot de uitstoot van broeikasgassen, waardoor deze sectoren relatief weinig aandacht hebben gekregen in het klimaatveranderingsbeleid van de EU. Uit onderzoeken van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) blijkt dat het hier om een onherroepelijk proces gaat, zodat de EU zich ook in deze sectoren moet voorbereiden op het nemen van aanpassingsmaatregelen.

    5.3

    Het EESC acht het absoluut noodzakelijk dat de EU veel meer onderzoeksmiddelen ter beschikking stelt voor het bestuderen van de klimaatverandering, het uitdenken van aanpassingsstrategieën en het opstellen van noodprogramma's. Het gaat hierbij in de eerste plaats om bedrijfstakken waarin met natuurlijke hulpbronnen wordt gewerkt.

    5.4

    Het EESC eist dat alle voor bewerking geschikte landbouwgronden in de EU als cultuurland in stand worden gehouden. In dit verband zal de EU haar maatregelen ter waarborging van de voedselveiligheid en continuïteit van de voedselvoorziening moeten intensiveren. Aan de onzekerheid die de klimaatverandering voor deze basissectoren met zich mee brengt, zal concreet aandacht moeten worden geschonken bij het uitzetten van de toekomstige beleidslijnen van de EU op het gebied van landbouwsteun en –productie, handel en energie.

    5.5

    Het EESC zou willen dat de EU de negatieve gevolgen van de klimaatverandering internationaal aan de orde stelt in het kader van de strijd tegen de honger in de wereld. Het hongerprobleem zal door de klimaatverandering ongetwijfeld nog erger worden, vooral in ontwikkelingslanden die rond de evenaar zijn gelegen.

    5.6

    Het EESC is van mening dat de EU en de lidstaten naast de bestrijding van de klimaatverandering zullen moeten beginnen met de voorbereiding van strategieën om het bedrijsleven in staat te stellen zich aan te passen aan de klimaatverandering. In een aantal lidstaten zijn dergelijke strategieën al voorbereid. De EU kan hier een nuttige rol spelen door coördinerend op te treden en gebruik te maken van internationale akkoorden, hetgeen de verrichte inspanningen ook op mondiaal niveau effectiever zou maken.

    5.7

    Het EESC hecht belang aan onderzoek naar de multiplicatoreffecten van de klimaatverandering op plattelandsbedrijven. Daarnaast heeft de klimaatverandering grote consequenties voor andere sectoren (industrie, energie, vervoer, toerisme, gezondheidszorg), die weer indirect van invloed zijn op de ontwikkeling en aanpassingsbehoeften van bedrijven op het platteland.

    5.8

    De EU en de lidstaten zijn niet goed in staat om de gevolgen van de klimaatverandering voor de visserij in te schatten. De hier te nemen maatregelen sluiten intrinsiek aan op de toekomstige ontwikkeling van het beleid voor het beheer van de watervoorraden. In het visserijbeleid zal ook ruimte moeten zijn voor nieuwe maatregelen met behulp waarvan de bedrijfstak zich kan aanpassen aan veranderingen m.b.t. de watervoorraden en de omstandigheden waaronder de visvangst plaatsvindt.

    5.9

    Het EESC vindt dat moet worden gestreefd naar verhoging van de productie en het verbruik van hout en dat het belang van bossen bij het afzwakken van de klimaatverandering de aandacht moet krijgen die het verdient. Zowel in de EU als elders in de wereld moeten meer bossen worden aangeplant. Een en ander zou ook een centrale plaats moeten krijgen in het ontwikkelingsbeleid van de EU.

    5.10

    Het EESC stelt voor dat het EU het voortouw neemt bij het opzetten van een brede voorlichtings- en educatieve campagne, zowel binnen de EU als daarbuiten, bedoeld om ook het maatschappelijk middenveld en de politiek beter te doordringen van het belang van deze problematiek. Dit zou ertoe kunnen bijdragen dat de strategieën ter aanpassing aan de klimaatverandering sneller kunnen worden voorbereid en uitgevoerd.

    Brussel, 18 januari 2006.

    De voorzitter

    van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Anne-Marie SIGMUND


    Top