Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006DC0747

    Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over het functioneren van Verordening (EG) nr. 304/2003 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen

    /* COM/2006/0747 def. */

    52006DC0747

    Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over het functioneren van Verordening (EG) nr. 304/2003 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen /* COM/2006/0747 def. */


    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 30.11.2006

    COM(2006) 747 definitief

    VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

    over het functioneren van Verordening (EG) nr. 304/2003 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen

    VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

    over het functioneren van Verordening (EG) nr. 304/2003 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen

    I NLEIDING

    Dit verslag is opgesteld overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 304/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen[1], hierna "de verordening" genoemd. Het verslag bestrijkt de periode van 2003 tot en met 2005. Het geeft een overzicht van de belangrijkste bepalingen van de verordening en de belangrijkste taken die door de lidstaten, de Commissie en de industrie worden uitgevoerd, en evalueert de uitvoering van de procedures tot op heden, met inbegrip van maatregelen die zijn genomen om de efficiëntie van de verordening te verbeteren. In het verslag komen ook problemen aan de orde die zich bij de uitvoering hebben voorgedaan en er wordt gekeken naar mogelijke veranderingen in de verordening die het functioneren daarvan verder zouden kunnen verbeteren.

    Het verslag is een samenvatting van de informatie die op 8 september van de lidstaten en de Commissie beschikbaar was. Het volledige verslag kan op het internet worden geraadpleegd[2].

    ACHTERGROND

    Verordening (EG) nr. 304/2003

    De verordening is op 7 maart 2003 in werking getreden. Zij is voornamelijk bedoeld om het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel uit te voeren. De verordening bevat echter tevens een aantal bepalingen die aanzienlijk verder gaan dan de voorschriften van het verdrag. Bovendien gelden de regels voor de uitvoer naar alle landen en niet alleen voor de uitvoer naar de partijen bij het verdrag.

    Aangewezen nationale instanties en algeheel bestuurlijk en wettelijk kader

    Elke lidstaat heeft zijn eigen aangewezen nationale instantie of instanties (ANI('s)), naar de Commissie treedt op als gemeenschappelijke ANI voor de Gemeenschap en voert de verschillende administratieve taken uit die in hoofdstuk 2.3 worden beschreven. De Commissie coördineert tevens de inbreng van de Gemeenschap bij alle technische aspecten in verband met het verdrag tijdens de vergaderingen van de Conferentie van de partijen en tijdens de vergaderingen van de Commissie ter beoordeling van chemische stoffen.

    Meer in het algemeen is de Commissie verantwoordelijk voor de waarborging van een effectieve uitvoering van de verordening. Dit omvat onder andere de verwerking van uitvoer- en invoerkennisgevingen, de tijdige uitwisseling van informatie met de ANI's en het onderhoud en de ontwikkeling van de Europese databank voor uitvoer en invoer (EDEXIM), die wordt beheerd door het Europees Bureau voor chemische stoffen in Ispra.

    Met deze werkzaamheden is per jaar ongeveer 3,5-4 manjaar gemoeid.

    Er worden periodieke vergaderingen gehouden met de EU-ANI's om de uitvoering van de verordening te bespreken en speciale ad-hoc vergaderingen van deskundigen en andere informele vergaderingen om specifieke onderwerpen te bespreken.

    Alle lidstaten blijken de nodige wetgeving en bestuurlijke regelingen te hebben voor de uitvoering en handhaving van de verordening. Ze hebben de voor de nodige administratieve taken verantwoordelijke ANI('s) aangewezen en regelingen voor handhaving ingevoerd, waaronder in de meeste gevallen sancties voor inbreuken op de voorschriften. Sommige lidstaten hebben verschillende ANI's voor industriële chemische stoffen en voor bestrijdingsmiddelen.

    De hoeveelheid mankracht die bij elke ANI bij de uitvoering betrokken is, varieert van 0,15 tot 1,25 manjaar. Ze worden voor het grootste deel ingezet bij de verwerking van uitvoerkennisgevingen en daarnaast in mindere mate bij verzoeken om uitdrukkelijke toestemming.

    Daarnaast is er personeel van andere instanties, zoals de douanedienst, dat bij de uitvoering van de verordening helpt.

    De belangrijkste operationele bepalingen en procedures van Verordening (EG) nr. 304/2003

    Kennisgeving van uitvoer (artikel 7)

    De EU-procedure voor kennisgeving van uitvoer geldt momenteel voor ongeveer 130 chemische stoffen en groepen chemische stoffen die in deel 1 van bijlage I van de verordening (zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2006 van de Commissie) worden vermeld. Deze lijst bevat:

    - chemische stoffen die bij wetgeving van de Gemeenschap zijn verboden of aan strenge beperkingen zijn onderworpen;

    - chemische stoffen die onder de PIC-procedure vallen ("PIC-stoffen"), behalve degene waarvan de uitvoer verboden is.

    Elke exporteur moet uiterlijk 30 dagen voor de eerste uitvoer van een vermelde chemische stof en uiterlijk 15 dagen voor de eerste uitvoer in elk volgend kalenderjaar een kennisgeving van uitvoer indienen. Ongeacht het voorgenomen gebruik van de chemische stof en ongeacht of dat gebruik al dan niet binnen de EU verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is, is kennisgeving van uitvoer verplicht.

    Kennisgeving gebeurt aan de ANI van de exporteur, die de kennisgeving op volledigheid controleert en naar de Commissie doorzendt. De Commissie verzendt de eerste kennisgeving per chemische stof/invoerend land die zij elk jaar ontvangt, als kennisgeving van uitvoer van de Gemeenschap. De Commissie registreert alle uitvoerkennisgevingen in EDEXIM.

    De Commissie houdt bij of het invoerende land een ontvangstbevestiging van de kennisgeving stuurt. Als dit niet zo is, stuurt zij zo nodig een tweede exemplaar van de kennisgeving.

    Een preparaat dat een chemische stof van bijlage I bevat, valt ook onder kennisgeving als de concentratie van de stof zodanig is dat deze aanleiding zou kunnen geven tot verplichte etikettering uit hoofde van de communautaire wetgeving. Ook artikelen of eindproducten die chemische stoffen in ongereageerde vorm bevatten die onder de PIC-procedure vallen of in de Gemeenschap in de zin van het verdrag verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, vallen onder de procedure.

    Van derde landen ontvangen uitvoerkennisgevingen (artikel 8)

    Wanneer de Commissie van een derde land een uitvoerkennisgeving voor een chemische stof ontvangt, registreert zij deze in de EDEXIM-databank en bevestigt zij de ontvangst. De Commissie stuurt een afschrift van de kennisgeving en alle beschikbare informatie aan de ANI van de betrokken lidstaat en verstrekt op verzoek ook de andere lidstaten een afschrift.

    Wanneer een ANI in een lidstaat rechtstreeks een kennisgeving ontvangt, moet zij deze aan de Commissie doorsturen en wordt bovenstaande procedure gevolgd.

    Rapportage over verhandelde chemische stoffen (artikel 9)

    De exporteur van een in bijlage I opgenomen chemische stof moet bij zijn ANI jaarlijkse verslagen indienen over de hoeveelheden van die chemische stof die naar elk invoerend land worden uitgevoerd. De importeurs moeten dezelfde informatie verstrekken over chemische stoffen die in de Gemeenschap op de markt worden gebracht.

    Op basis van deze informatie stellen de ANI's samenvattende verslagen op en sturen deze aan de Commissie, die een totaaloverzicht publiceert.

    Indiening van PIC-kennisgevingen over regelgeving aan het secretariaat van het verdrag (artikel 10)

    De Commissie dient kennisgevingen in over regelgeving van de Gemeenschap die hiervoor in aanmerking komt. De lidstaten kunnen ook na raadpleging van de andere lidstaten via de Commissie kennisgevingen over nationale regelgeving indienen. Wanneer regelgeving niet voor kennisgeving in aanmerking komt, wordt de relevante informatie in het kader van de regeling van het verdrag voor informatie-uitwisseling aan het secretariaat van het verdrag gezonden.

    Vaststelling van invoerbesluiten van de Gemeenschap voor chemische stoffen die onder de PIC- procedure vallen (artikel 12)

    De Commissie stelt voor PIC-stoffen communautaire invoerbesluiten vast, waarbij zij indien van toepassing informatie over relevante nationale maatregelen op het niveau van de lidstaten in die besluiten opneemt.

    De PIC- procedure en uitdrukkelijke toestemming (artikel 13)

    De PIC-procedure geldt momenteel voor 41 in bijlage III van het verdrag opgenomen chemische stoffen of groepen chemische stoffen (overgenomen in deel 3 van bijlage I van de verordening). De door de partijen bij het verdrag over deze chemische stoffen genomen invoerbesluiten worden om de zes maanden in de "PIC-circulaire" gepubliceerd.

    De verordening stelt dat exporteurs zich aan deze invoerbesluiten moeten houden. Met name kan de uitvoer geen doorgang vinden zonder uitdrukkelijke toestemming van het invoerende land die via een positief invoerbesluit of anderszins door de ANI van het uitvoerende land van de ANI van het invoerende land wordt verkregen. De procedure voor uitdrukkelijke toestemming geldt voor chemische stoffen die in de Gemeenschap in de zin van het verdrag verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn (opgenomen in deel 2 van bijlage I van de verordening, die momenteel 31 van dergelijke chemische stoffen of groepen chemische stoffen bevat), maar nog niet in de PIC-procedure zijn opgenomen.

    In beginsel is het verkrijgen van uitdrukkelijke toestemming voor een chemische stof een eenmalige zaak. Zodra deze door de ANI van één exporteur is verkregen, is dit normaal gesproken voor latere uitvoer door welke EU-exporteur dan ook niet meer nodig, tenzij in de voorwaarden van de verkregen toestemming anders wordt bepaald.

    Uitvoerverboden (artikel 14)

    In bijlage V opgenomen chemische stoffen en artikelen, waarvan het gebruik in de Gemeenschap volledig verboden is, mogen niet worden uitgevoerd. Momenteel bevat bijlage V kwikhoudende zeep en 10 chemische stoffen of groepen chemische stoffen die zijn opgenomen in het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (POP's) overeenkomstig de daarin vervatte bepalingen.

    Voorschriften voor verpakking en etikettering (artikel 16)

    Alle gevaarlijke chemische stoffen en preparaten, ongeacht of ze binnen de EU verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, moeten voor uitvoer worden verpakt en geëtiketteerd alsof ze in de Gemeenschap op de markt worden gebracht, d.w.z. op het etiket en het bijgaande veiligheidsinformatieblad moet dezelfde informatie worden vermeld en indien dit uitvoerbaar is in de taal van het invoerende land. Daarnaast moet aan de etiketteringsvoorschriften van het invoerende land worden voldaan. Er zijn ook specifieke voorschriften voor de uiterste gebruiksdatum, de omvang en verpakking van de houders enz.

    Actualisering van bijlage I van de verordening (artikel 22)

    De Commissie evalueert ten minste elk jaar op basis van de ontwikkelingen in het kader van de communautaire wetgeving en in het kader van het verdrag de lijst van chemische stoffen in bijlage I.

    HET FUNCTIONEREN TOT OP HEDEN

    Uitvoerkennisgevingen

    In totaal hebben de lidstaten 2273 uitvoerkennisgevingen verwerkt. De aantallen zijn tussen 2003 en 2005 sterk toegenomen van 223 tot 1174 per jaar. In ongeveer 55-60% van de gevallen ging het om stoffen en in de andere gevallen om preparaten. Het aantal daarbij betrokken chemische stoffen is verdubbeld van 24 in 2003 tot 54 in 2005. Het totale aantal invoerende landen is ook gestegen van 70 in 2003 tot 101 in 2005.

    Meer dan 80% van het totale aantal kennisgevingen kwam uit vijf lidstaten (Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Frankrijk en Spanje). Tien lidstaten (Cyprus, Estland, Hongarije, Ierland, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Portugal en Slowakije) hebben helemaal geen kennisgeving van uitvoer gedaan.

    Het totale aantal werkelijk door de Commissie verzonden EU-uitvoerkennisgevingen bedroeg 1717: 126 in 2003, 680 in 2004 en 911 in 2005. Van de verzonden kennisgevingen konden er 200 niet worden bezorgd (verkeerd e-mailadres, postadres enz.). In veel gevallen verzendt het invoerende land geen ontvangstbevestiging, zoals in het verdrag wordt vereist. In 2005 werden 532 kennisgevingen opnieuw verzonden. De Commissie heeft tijdens de conferentie van de partijen bij het verdrag haar bezorgdheid over beide onderwerpen geuit.

    De binnengekomen ontvangstbevestigingen bevatten vaak verklaringen dat wel of geen toestemming voor invoer wordt gegeven, ongeacht of uitdrukkelijke toestemming al dan niet nodig is of gevraagd wordt, waaruit blijkt dat er in sommige invoerende landen misvattingen bestaan over de EU-procedures.

    Uitdrukkelijke toestemming

    EDEXIM bevat een statusoverzicht van uitdrukkelijke toestemmingen. De lidstaten kunnen de gegevens direct invoeren, maar vaak antwoorden de invoerende landen aan het ECB, dat de informatie toevoegt. Op 10 februari 2006 waren er volgens EDEXIM 478 verzoeken bij 95 landen ingediend voor ongeveer 20 verschillende chemische stoffen en 70 verschillende preparaten. De meeste van deze verzoeken, waarbij 98 invoerende landen betrokken waren, hadden betrekking op in deel 2 van bijlage I opgenomen chemische stoffen (dit zijn derhalve geen PIC-stoffen) en in ongeveer 60% van de gevallen ging het om twee van deze chemische stoffen: nonylfenolen en nonylfenolethoxylaten. In totaal waren er op dat moment 239 uitdrukkelijke toestemmingen verleend en waren er 15 verzoeken om uitdrukkelijke toestemming afgewezen; hierbij ging het om 12 chemische stoffen/preparaten en 11 landen. Op de overige verzoeken, waarvan er sommige in 2004 waren ingediend, was nog niet gereageerd.

    Het werkelijke aantal gevallen ligt hoger. De vermelding van uitdrukkelijke toestemming in EDEXIM is pas in 2004 ingevoerd, zodat sommige van de eerste gevallen wellicht niet zijn vermeld. Bovendien is getracht overlappende of dubbele verzoeken in gevallen waarin toestemming is verkregen te schrappen, hoewel er nog enkele over zijn, voornamelijk omdat sommige invoerende landen uitsluitend toestemming per transport willen geven.

    In veel gevallen wordt de vertraging bij het krijgen van een antwoord op verzoeken veroorzaakt door onjuiste adresgegevens van de ANI van het invoerende land. Tijdens de conferentie van de partijen heeft de Commissie er stelselmatig bij de partijen op aangedrongen deze informatie actueel te houden en het secretariaat van het verdrag verzocht de partijen te helpen bij reacties inzake de invoer voor chemische stoffen die onder de PIC-procedure vallen.

    De Commissie heeft getracht de lidstaten te helpen bij het verkrijgen van uitdrukkelijke toestemming of verduidelijking van invoerende landen te krijgen wanneer het antwoord onduidelijk was en heeft ze op verzoek aanvullende informatie verstrekt. Om beantwoording te vergemakkelijken is er een standaardformulier voor verzoeken ontwikkeld dat in het Engels, het Frans, het Spaans en het Russisch beschikbaar is. De Commissie werkt ook aan een toelichting die bij kennisgevingen van uitvoer en verzoeken om uitdrukkelijke toestemming aan invoerende landen kan worden gezonden om ze meer inzicht in de verschillende procedures te geven.

    In gedetailleerde richtsnoeren is ook een leidraad opgenomen voor een optimaal optreden in bepaalde gevallen, bijvoorbeeld over de mogelijke opties voor ander bewijsmateriaal dat kan worden geaccepteerd wanneer het invoerende land niet reageert.

    Uitvoerkennisgevingen van derde landen

    In totaal zijn er in EDEXIM 220 van derde landen ontvangen uitvoerkennisgevingen geregistreerd. Het werkelijke aantal ligt waarschijnlijk iets hoger, omdat sommige kennisgevingen wellicht niet aan de Commissie zijn doorgestuurd of om andere redenen niet zijn geregistreerd. Hoewel kennisgevingen rechtstreeks aan de Commissie moeten worden gezonden, hebben de meeste lidstaten nog steeds direct kennisgevingen van de uitvoerende landen ontvangen. Het grootste probleem deed zich voor bij kennisgevingen uit de VS. De meeste lidstaten hebben de instanties van de VS verzocht de kennisgevingen voortaan rechtstreeks naar de Commissie te sturen.

    De ervaring met EDEXIM

    Aanvankelijk bestonden er drie versies van de databank: één voor het ECB/DG ENV, één voor de ANI's van de lidstaten en een "voorlichtingsversie" voor het publiek. Sindsdien zijn er veel verbeteringen aangebracht om aan de behoeften van de gebruikers te voldoen. De meeste lidstaten vinden dat het systeem soepel functioneert en heel waardevol is als instrument voor de verwerking van uitvoerkennisgevingen en als gegevens- en informatiebron.

    Er zijn nog enkele problemen, maar veel zijn er al opgelost of in behandeling. De ontwikkeling van een "bedrijfs"-versie, waarmee exporteurs hun uitvoerkennisgeving elektronisch kunnen indienen om door hun ANI te worden gevalideerd, is in een vergevorderde fase. Er wordt ook gewerkt aan een speciale versie voor de douanediensten, die een specifiek systeem nodig hebben om hun werk bij het toezicht op de in- en uitvoer overeenkomstig artikel 17 van de verordening te vergemakkelijken. Deze plannen zijn bij de lidstaten in goede aarde gevallen. Het ECB heeft handleidingen en cursussen voor gebruikers verzorgd. Het heeft zeven cursussen en vergaderingen met de gebruikers om verbeteringen te bespreken georganiseerd, waaronder twee vergaderingen met deskundigen van de douane.

    Rapportage over verhandelde chemische stoffen

    Op basis van de verslagen van de lidstaten heeft de Commissie samenvattende overzichtsverslagen voor de jaren 2003, 2004 en 2005 samengesteld, die alle in EDEXIM zijn gepubliceerd. Hoofdstuk 3.9 van het volledige verslag bevat een analyse voor de periode 2003 tot en met 2005.

    Actualisering van bijlage I

    De Commissie heeft bijlage I periodiek bijgewerkt. De bijlage is gewijzigd bij de Verordeningen (EG) nr. 213/2003[3], (EG) nr. 775/2004[4] en (EG) nr. 777/2006[5].

    Ingediende PIC-kennisgevingen

    De Commissie heeft tot op heden kennisgevingen van EU-regelgeving voor 12 chemische stoffen ingediend. Tevens heeft zij voor nog eens twee chemische stoffen kennisgevingen van nationale regelgeving ingediend.

    De Commissie heeft tevens bij verschillende gelegenheden andere landen informatie verstrekt over communautaire regelgeving die niet voor PIC-kennisgeving in aanmerking kwam.

    Invoerbesluiten voor PIC-stoffen

    De Commissie heeft de volgende besluiten vastgesteld met communautaire reacties inzake de invoer voor chemische stoffen die onder de PIC-procedure vallen: Besluit 2003/508/EG[6], Besluit 2004/382/EG[7], Besluit 2005/416/EG[8] en Besluit 2005/814/EG[9].

    Daarnaast is een aantal eerdere reacties inzake de invoer na de uitbreiding van 2004 zonder wijziging tot alle 25 EU-lidstaten uitgebreid.

    Naleving en handhavingsactiviteiten

    In het algemeen lijkt er geen sprake te zijn geweest van belangrijke inbreuken op de verordening.

    De meeste lidstaten die inbreuken hebben gerapporteerd, hebben geen sancties opgelegd maar waarschuwingen gegeven en plannen gemaakt voor een strikter toezicht in de toekomst. In de meeste gevallen werd de niet-naleving door de douanebeambten gesignaleerd of omdat na de indiening van de jaarlijkse verslagen over de uitgevoerde hoeveelheden door de bedrijven bleek dat de desbetreffende uitvoerkennisgevingen ontbraken.

    Bewustmaking

    Alle lidstaten en de Commissie hebben informatie aan de industrie verstrekt, meestal via cursussen, seminars, workshops, bulletins enz. Sommige lidstaten geven vergelijkbare adviezen en opleiding aan douanebeambten.

    In EDEXIM zijn ontwerpen van gedetailleerde technische richtsnoeren voor ANI's gepubliceerd. De Commissie heeft in alle EU-talen een leidraad voor de verordening gepubliceerd. De meeste ANI's hebben een website over de verordening opgezet met de tekst van de verordening en de leidraad in de nationale taal.

    De Commissie heeft presentaties voor de ANI's in invoerende landen gegeven om hun een beter inzicht te geven in de EU-procedures. Sommige lidstaten hebben voorlichtingsprogramma's met derde landen opgezet waarin ook seminars en studiereizen zijn opgenomen.

    PROBLEMEN BIJ DE UITVOERING EN MOGELIJKE VERBETERINGEN

    Douanetoezicht

    De meeste lidstaten zijn van mening dat handhaving bij het toezicht aan de grenzen belangrijk is en dat een intensievere samenwerking en een periodieke uitwisseling van informatie tussen de ANI's en douanebeambten nodig zijn.

    Artikel 17 van de verordening is algemeen geformuleerd en is niet erg krachtig. De meeste lidstaten zouden graag duidelijkere bepalingen hebben, waaronder specifieke verplichtingen voor exporteurs en geschikte instrumenten die het werk van de douane bij het toezicht op de in- en uitvoer zouden vergemakkelijken.

    Naar aanleiding van deze behoeften wordt er gewerkt aan de indeling van onder bijlage I van de verordening vallende chemische stoffen in de gecombineerde nomenclatuur (GN) en de opname van "waarschuwingssignalen" in het geïntegreerde tarief van de Europese Gemeenschappen (TARIC) bij de desbetreffende GN-codes die de douanebeambten erop attent maken dat voor de betrokken chemische stoffen speciale voorschriften gelden of kunnen gelden en deze werkzaamheden zijn in een vergevorderd stadium. Gekoppeld aan de ontwikkeling van een douaneversie van EDEXIM om in de specifieke behoeften van douanebeambten te voorzien, schieten ook de werkzaamheden om voor uitvoerkennisgevingen, verkregen uitdrukkelijke toestemming enz. door EDEXIM gegenereerde unieke identificatiecodes in het TARIC op te nemen, die door de exporteurs in vak 44 van de aangifte ten uitvoer (het enig document) kunnen worden gebruikt om aan te geven dat de voorschriften in acht zijn genomen en die door de douanebeambten gemakkelijk in EDEXIM kunnen worden gecontroleerd, goed op.

    Iedereen is het er echter over eens dat een dergelijke regeling alleen maar ècht effectief kan zijn als het gebruik van deze speciale identificatiecodes verplicht wordt gesteld.

    Uitdrukkelijke toestemming

    Verschillende lidstaten ondervinden problemen met de procedure, waarbij het vooral moeilijk blijkt om tijdig een antwoord van het invoerende land te krijgen. In ongeveer de helft van de gevallen is er ondanks de pogingen van de uitvoerende ANI en de Commissie geen antwoord ontvangen, in sommige gevallen zelfs na vele maanden of jaren nog niet, ook al is vaak wel bekend dat het gebruik van de chemische stof in het betrokken invoerende land toegestaan is. Dit heeft vaak tot gevolg dat de uitvoer vanuit EU-landen onmogelijk is, maar vanuit andere landen wel kan plaatsvinden (omdat zij geen uitdrukkelijke toestemming voor deze stoffen hoeven te krijgen), zodat de EU-exporteurs hiervan nadelen ondervinden. Het aantal gevallen waarin sprake is van een dergelijke vertraging, is aanzienlijk hoger dan bij de vaststelling van de verordening kon worden voorzien en dit probleem levert voor de betrokken lidstaten en de Commissie veel meer werk op dan werd verwacht. Het probleem wordt gedeeltelijk veroorzaakt door onjuiste adresgegevens; daarnaast blijkt er ook een gebrekkig inzicht in onze procedures te zijn. Dit laatste geldt met name voor chemische stoffen die geen PIC-stoffen zijn en alleen in deel 2 van bijlage I zijn opgenomen, hetgeen voor derde landen vaak verwarrend is.

    De situatie zou wellicht verbeteren als de informatie in de taal van het invoerende land wordt verstrekt. Het zou wellicht ook helpen als er meer wordt gedaan om de invoerende landen te helpen bij het beantwoorden van verzoeken, waarbij er ook sprake zou kunnen zijn van meer betrokkenheid van de Commissie, bijvoorbeeld in een coördinerende rol. De Commissie heeft waar mogelijk al dergelijke activiteiten ondernomen en zal dit blijven doen. Tot op zekere hoogte heeft dit al effecten gehad. De algehele situatie is echter niet significant verbeterd en dit zal in de toekomst waarschijnlijk ook niet gebeuren als er geen andere maatregelen worden genomen.

    Sommige lidstaten zijn voorstander van afschaffing van de bepaling dat voor chemische stoffen in deel 2 van bijlage I uitdrukkelijke toestemming nodig is of, als dat niet gebeurt, herziening van de criteria voor de opneming van chemische stoffen in dat deel van bijlage I. Er is echter een consensus aan het ontstaan dat handhaving van de procedure wellicht de beste oplossing is, maar dat er een aanpak wordt gevolgd waarin de uitvoer, wanneer er geen antwoord wordt ontvangen, onder bepaalde voorwaarden tijdelijk doorgang kan vinden terwijl er verdere pogingen worden gedaan om toestemming te krijgen.

    Daarnaast zou kunnen worden bekeken of het mogelijk is alle verzoeken om toestemming via de Commissie te laten lopen, mits de nodige middelen beschikbaar zijn. Dit zou ook bijdragen tot het voorkomen van onnodige overlappingen of dubbel werk en mogelijke misverstanden en verwarring in invoerende landen, die kennisgevingen van uitvoer van de Commissie (via het ECB) en verzoeken om toestemming rechtstreeks van de lidstaten ontvangen.

    Overige aandachtspunten

    Er is meer duidelijkheid nodig over het toepassingsgebied van de voorschriften voor uitvoerkennisgevingen (en indien van toepassing uitdrukkelijke toestemming) bij preparaten. Dit onderwerp wordt al besproken in de gedetailleerde richtsnoeren voor de ANI's, waarin duidelijk wordt gesteld dat de voorschriften voor kennisgeving van uitvoer en (indien van toepassing) uitdrukkelijke toestemming alleen voor preparaten gelden wanneer deze een of meer in de relevante delen van bijlage I van de verordening opgenomen chemische stoffen bevatten in zodanige hoeveelheden dat dit ongeacht de aanwezigheid van andere stoffen in het preparaat aanleiding kan geven tot etiketteringsverplichtingen. Dit zou ook in de verordening zelf duidelijk moeten worden gemaakt.

    Er is voorgesteld in uitvoerkennisgevingen informatie over de voor elk jaar te verwachten uitgevoerde hoeveelheden op te nemen, zodat het invoerende land een duidelijker totaalbeeld heeft. Het zou ook nuttig zijn als het voorgenomen gebruik in de uitvoerkennisgeving duidelijker zou worden vermeld. Er komen vaak verzoeken van invoerende landen om meer informatie over dergelijke aspecten te geven.

    De definitie van "exporteur" in de verordening kan bepaalde problemen opleveren bij de vereiste uitvoerkennisgeving voor goederen die door fabrikanten of distributeurs in de EG worden geleverd aan een buiten de EU gevestigde handelaar, die deze goederen vervolgens uitvoert. Dit onderwerp komt in de gedetailleerde richtsnoeren voor de ANI's aan de orde, maar moet in de verordening zelf worden geregeld zodat er een geharmoniseerde aanpak is.

    De procedure voor de verwerking van uitvoerkennisgevingen uit derde landen is niet optimaal. De meeste van deze kennisgevingen zijn afkomstig uit de VS. Hopelijk zal deze procedure soepeler gaan verlopen wanneer de VS alle kennisgevingen rechtstreeks naar de Commissie gaat sturen.

    Verschillende lidstaten hebben opmerkingen gemaakt over de problemen bij het verkrijgen van informatie over de invoer van chemische stoffen uit bijlage I komen waarbij zij dit koppelen aan de procedure voor uitvoerkennisgevingen uit derde landen. Dergelijke kennisgeving en hebben echter normaal gesproken geen betrekking op chemische stoffen uit bijlage I, zodat het onwaarschijnlijk is dat de daarin opgenomen informatie de lidstaten zal helpen bij het vervullen van hun rapportageverplichtingen. In één opmerking werd gesteld dat deze bepaling moest worden geschrapt. Deze informatie draagt echter bij tot de transparantie en is nuttig om de effecten en de effectiviteit van de verordening en de communautaire wetgeving inzake chemische stoffen meer in het algemeen te kunnen evalueren.

    CONCLUSIES

    Verordening (EG) nr. 304/2003 wordt nu drie jaar toegepast. In de loop van deze tijd is de werklast voor de ANI's toegenomen naarmate de exporteurs vertrouwder zijn geworden met de voorschriften en meer chemische stoffen in de verschillende procedures zijn opgenomen. De totale ANI-mankracht waar een beroep op wordt gedaan, is niet significant. De administratieve belasting voor de exporteurs en de instanties blijft redelijk, hoewel sommige instanties problemen hebben ondervonden. De werklast zal blijven toenemen, maar globaal bezien zou dit geen al te grote belasting moeten betekenen, mits de nodige middelen op nationaal en EU-niveau beschikbaar blijven.

    In het algemeen is gebleken dat de procedures van de verordening effectief zijn en hebben ze goed gefunctioneerd. Het grootste probleem is de vertraging geweest bij het krijgen van antwoorden op verzoeken om uitdrukkelijke toestemming. Er zijn veel meer van dergelijke gevallen geweest dan kon worden verwacht en dit heeft tot extra werklast geleid. De administratieve belasting voor exporteurs, ANI's en de Commissie is daardoor significant toegenomen. Ook waren de EU-exporteurs daardoor in het nadeel ten opzichte van hun concurrenten, zonder dat dit noodzakelijkerwijs heeft bijgedragen tot de bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu in de invoerende landen. Vooral voor de in deel 2 van bijlage I opgenomen chemische stoffen is de situatie problematisch.

    Hoewel er aanvankelijk problemen waren met EDEXIM, veroorzaakt door problemen bij de aanpassing van de databank om volledig in alle eisen van de verordening en behoeften van de gebruikers te voorzien, zijn er bij de aanpak van deze problemen grote vorderingen geboekt. Vooral de geplande "bedrijfs"-versie zal het proces vereenvoudigen en versnellen.

    De samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie is uitstekend. In het algemeen verloopt de informatiestroom tussen de verschillende partijen soepel. De informatiestroom met de invoerende landen is echter voor verbetering vatbaar.

    Tot op heden lijken zich nog geen grote problemen in verband met niet-naleving van de voorschriften te hebben voorgedaan.

    Er is nadrukkelijk aandacht gevraagd voor het belang van handhaving en met name de rol van de douane daarbij. Er is een intensievere samenwerking met de douane nodig. Er is ook veel steun voor extra instrumenten om het werk van de douane te vergemakkelijken, met name bij de uitvoer.

    Er zijn ook enkele minder belangrijke aspecten waar een verduidelijking van het toepassingsgebied van de voorschriften mogelijk is.

    [1] PB L 63 van 6.3.2003.

    [2] http://ecb.jrc.it/edex.

    [3] PB L 169 van 8.7.2003, blz. 27.

    [4] PB L 123 van 27.4.2004, blz. 27.

    [5] PB L 136 van 24.5.2006, blz. 9.

    [6] PB L 174 van 12.7.2003, blz. 10.

    [7] PB L 199 van 7.6.2004, blz. 7.

    [8] PB L 147 van 10.6.2005, blz. 1.

    [9] PB L 304 van 23.11.2005, blz. 46.

    Top