EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006DC0417

Mededeling van de Commissie aan de Raad over Europese beleidsmaatregelen inzake participatie en informatie van jongeren - Follow-up van het Witboek 'Een nieuw elan voor Europa's jeugd': de gemeenschappelijke doelstellingen inzake participatie en informatie van jongeren verwezenlijken ter bevordering van hun actief Europees burgerschap {SEC(2006) 1006}

/* COM/2006/0417 def. */

52006DC0417




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 20.7.2006

COM(2006) 417 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

over Europese beleidsmaatregelen inzake participatie en informatie van jongerenFollow-up van het witboek 'Een nieuw elan voor Europa's jeugd':de gemeenschappelijke doelstellingen inzake participatie en informatie van jongeren verwezenlijken ter bevordering van hun actief Europees burgerschap{SEC(2006) 1006}

1. INLEIDING

1.1. Een sleutelmoment

Het jeugdbeleid is van cruciaal belang voor de doelstellingen van de Europese Unie (EU). Het vormt het raakvlak tussen de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid en het beleid ter bevordering van een actief burgerschap: het wil tegelijkertijd de integratie van jongeren op de arbeidsmarkt vergemakkelijken en hun actief burgerschap ontwikkelen.

Jongeren vormen geen statische of homogene groep en hun eisen en expressiemiddelen zijn constant in ontwikkeling. Het aandeel van de jongeren in de Europese bevolking daalt en jongeren maken later de overstap naar de wereld van de volwassenen. Het loopbaantraject van jongeren wordt steeds individueler en hun integratie op de arbeidsmarkt verloopt soms moeizaam. Bovendien neemt de belangstelling van jongeren voor kwesties van algemeen belang af, wat ertoe kan leiden dat ze te weinig als burger actief zijn.

Dit document beoogt te evalueren wat de lidstaten hebben gedaan om de in 2003 door de Raad in het kader van de open coördinatiemethode goedgekeurde gemeenschappelijke doelstellingen inzake participatie en informatie van jongeren te verwezenlijken en het bevat voorstellen voor verdere verbeteringen. Het wordt vergezeld van een werkdocument met een gedetailleerde analyse van de nationale verslagen van de lidstaten over participatie en informatie.

Deze rapportage maakt echter ook deel uit van een ruimer geheel van activiteiten van de Europese Unie om de banden tussen Europa en de burgers aan te halen en komt op een sleutelmoment in het debat over de toekomst van de EU[1].

In haar witboek inzake een Europees communicatiebeleid[2] en in haar Plan D voor Democratie, Dialoog en Debat[3] heeft de Commissie onlangs herhaald dat de burgers – en vooral de jongeren – de nodige instrumenten moeten krijgen om actief aan de Europese besluitvorming deel te nemen en nauwer bij het Europese project moeten worden betrokken. Deze boodschap werd zowel op het hoogste politieke niveau[4] als door de jongeren zelf onderschreven: de jongeren willen een grotere rol bij de ontwikkeling van de Europese Unie spelen en zo hun actief Europees burgerschap ontwikkelen[5]. Er moet gehoor aan hun oproep worden gegeven en de jongeren moeten nog nauwer bij Europa worden betrokken – waarop trouwens reeds was gewezen in het witboek van de Commissie over jeugd uit 2001[6].

Er zijn sinds de goedkeuring van het witboek reeds verschillende initiatieven op het gebied van jeugdzaken genomen. Daaruit blijkt het toenemende belang van het jeugdbeleid in Europa en de lidstaten.

Het witboek heeft met name geleid tot de goedkeuring in 2002 van een kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken[7], waarbij de lidstaten zijn overeengekomen om enerzijds het aspect jeugd te integreren in een aantal belangrijke beleidsmaatregelen ter bevordering van de sociale en professionele integratie van jongeren en anderzijds hun actief en verantwoordelijk burgerschap te ontwikkelen.

Wat actief burgerschap betreft, zijn de lidstaten overeengekomen vooral aandacht te schenken aan vier jeugdspecifieke prioriteiten waarop zij een open coördinatiemethode (OCM) voor de jeugd willen toepassen, namelijk participatie, informatie, vrijwilligerswerk en een beter begrip van en meer kennis over jongeren. De lidstaten hebben vervolgens in 2003 gemeenschappelijke doelstellingen inzake participatie en informatie goedgekeurd[8] en in 2004 gemeenschappelijke doelstellingen voor vrijwilligersactiviteiten[9] en voor een beter begrip van en meer kennis over jongeren[10]. In het kader van de OCM hebben de lidstaten zich ertoe verplicht gedurende een periode van vier jaar verslag uit te brengen over de uitvoering van de verschillende prioriteiten. Voor het jeugdbeleid is een cruciaal ogenblik aangebroken aangezien deze mededeling wordt gepubliceerd naar aanleiding van de eerste bij de Commissie ingediende uitvoeringsverslagen. De ervaring met deze eerste rapportage over de prioriteiten participatie en informatie kan van pas komen bij de rapportage over de twee resterende prioriteiten, namelijk vrijwilligerswerk (eind 2006) en een beter begrip van en meer kennis over jongeren (eind 2008). Deze rapportage zal ook gebruikt worden bij de algemene evaluatie van het kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken eind 2009.

De integratie van het aspect jeugd in een aantal belangrijke beleidsmaatregelen – waarvoor het witboek pleitte als tweede pijler bij de ontwikkeling van een jeugdbeleid – kreeg in 2005 een nieuwe impuls door de goedkeuring van het Europees pact voor de jeugd[11], dat bijzondere aandacht schenkt aan de integratie van jongeren in het maatschappelijke leven en het beroepsleven in de herziene Lissabonstrategie.

Het beleidskader wordt aangevuld door het programma Jeugd, dat een waardevol instrument is om het actief Europees burgerschap van jongeren te bevorderen en hun integratie in de samenleving te vergemakkelijken. Deze doelstellingen zullen worden versterkt in het toekomstige programma Jeugd in actie.

1.2. Algemene beoordeling van de situatie

Over het algemeen erkennen de lidstaten in hun verslagen dat acties ten behoeve van jongeren een hefboomeffect op de samenleving als geheel hebben. Daaruit blijkt het belang van een intergenerationele benadering van het jeugdbeleid die de hele levenscyclus omvat.

De lidstaten erkennen dat de Europese prioriteiten inzake participatie en informatie een impuls aan het nationale jeugdbeleid hebben gegeven en van essentieel belang blijven voor de ontwikkeling van het actief burgerschap van jongeren.

Ze beklemtonen echter ook dat er nog meer inspanningen moeten worden geleverd en dat het proces alleen resultaten zal opleveren als de lidstaten – overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel – met elkaar en met regionale en plaatselijke autoriteiten op hun eigen grondgebied blijven samenwerken.

Het is voor een duurzame beleidsvorming en een participatieve democratie van fundamenteel belang dat jongeren – met inbegrip van kansarme jongeren – op alle niveaus bij de ontwikkeling en de uitvoering van het beleid worden betrokken. De bestaande dialoog tussen de jongeren en de Europese instellingen moet daarom verder worden ontwikkeld.

2. INFORMATIE VOOR JONGEREN

2.1. Verwezenlijking van de gemeenschappelijke doelstellingen inzake informatie

2.1.1. Toegang van jongeren tot informatie

De lidstaten hebben een aantal informatiehulpmiddelen voor jongeren ontwikkeld maar slechts een twaalftal lidstaten hebben een informatiestrategie uitgewerkt waarin alle voor jongeren belangrijke thema's aan bod komen en het plaatselijke, regionale, nationale en Europese niveau worden geïntegreerd.

De lidstaten wijzen erop dat websites met informatie voor jongeren het belangrijkste instrument zijn om informatie te verspreiden. In 19 lidstaten is er een nationaal jongerenportaal. Het in 2003 opgezette Europese jongerenportaal en de links met de nationale portalen zijn een groot succes gebleken. De lidstaten erkennen dat het portaal de samenwerking tussen ministeries en de uitwisselingen op het gebied van jongereninformatie ten goede is gekomen.

De lidstaten zijn ook duidelijk bereid om gepersonaliseerde informatiebureaus verder uit te bouwen en het probleem van kansarme jongeren zonder toegang tot informatiekanalen te verhelpen, vooral door de toegang tot informatiehulpmiddelen zoals internet te vergemakkelijken.

Inhoudelijk wordt vooral aandacht geschonken aan thema's als vrije tijd, jongerenorganisaties en vrijwilligerswerk, waarbij informatie over participatie, onderwijs, werkgelegenheid en reizen in Europa soms over het hoofd wordt gezien.

In het Verenigd Koninkrijk (Engeland) verstrekt Connexions Direct (CXD) – de nationale onlinedienst voor advies, informatie en steun aan jongeren – telefonisch, online, via sms of e-mail informatie. In Slovenië schenken de centra voor jongereninformatie en -advies bijzondere aandacht aan jonge Roma. In Cyprus en Spanje zijn mobiele eenheden opgericht om jongeren op het platteland van informatie te voorzien.

2.1.2. Informatie van hoge kwaliteit

De meeste lidstaten gebruiken het Europees handvest voor voorlichting aan jongeren om ervoor te zorgen dat de informatie van jeugdvoorlichtingsdiensten aan de kwaliteitsnormen voldoet.

Ook netwerken zijn van essentieel belang om de vaardigheden en kwalificaties van jongerenvoorlichters te verbeteren. De Europese netwerken Eurodesk, Eryica en Eyca spelen een cruciale rol bij de ontwikkeling van opleidingscursussen voor hun leden.

In Frankrijk organiseren 32 door de nationale autoriteiten gefinancierde jongereninformatiecentra zelf personeelsopleidingen om ervoor te zorgen dat aan de kwaliteitsnormen wordt voldaan. Het Europees handvest voor voorlichting aan jongeren wordt samen met aanvullende nationale kwaliteitsnormen toegepast. De Europese netwerken voor jongereninformatie hebben een compendium van kwaliteitsinitiatieven samengesteld.

2.1.3. Participatie van jongeren aan voorlichting

De lidstaten hebben vrijwel geen maatregelen genomen om deze gemeenschappelijke doelstelling te verwezenlijken. Uit enkele nationale verslagen blijkt echter dat jongeren of jongerenorganisaties geraadpleegd kunnen worden over informatiestrategieën of de ontwikkeling van informatiemateriaal.

In Slowakije werken de jongereninformatiecentra samen met vrijwilligers, die onder meer in scholen en universiteiten informatie voor jongeren verspreiden.

2.2. Problemen

De problemen variëren van lidstaat tot lidstaat en kunnen als volgt worden samengevat:

1. Methode: sommige lidstaten vinden het bijzonder moeilijk om een beginpunt en indicatoren vast te stellen om de geboekte vooruitgang te evalueren.

2. Onderlinge coördinatie: de coördinatie tussen de verschillende institutionele actoren met bevoegdheden voor jeugdzaken op verschillende niveaus blijft een grote uitdaging.

3. Gebrek aan middelen, vooral op plaatselijk vlak.

2.3. Belangrijkste thema's voor blijvende samenwerking

De lidstaten pleiten er over het algemeen voor de gemeenschappelijke doelstellingen en actiepunten verder te verwezenlijken. In de nabije toekomst is het vooral zaak een coherente nationale informatiestrategie te ontwikkelen, de nationale jeugdraden beter te laten samenwerken, meer aandacht aan kansarme jongeren te schenken en het Europees handvest voor voorlichting aan jongeren te verspreiden.

3. PARTICIPATIE VAN JONGEREN AAN HET DEMOCRATISCHE BESTEL

3.1. Verwezenlijking van de gemeenschappelijke doelstellingen inzake participatie

Uit de analyse van de verslagen blijkt een zekere mate van convergentie tussen de nationale beleidsmaatregelen als gevolg van het feit dat de maatregelen ter bevordering van de participatie van jongeren momenteel beter worden gecoördineerd.

De gemeenschappelijke doelstellingen inzake jongerenparticipatie worden vooral verwezenlijkt door:

3.1.1. Betere kaders

Het rechtskader voor jongerenparticipatie is verbeterd. Sommige lidstaten hebben wetgeving aangenomen, andere hebben strategische actieplannen ontwikkeld of nieuwe verplichtingen inzake het raadplegen van jongeren afgesproken.

Ierland heeft een jeugdwet goedgekeurd, Tsjechië een jeugdconcept, Portugal een nationaal jeugdhervormingsprogramma, Zweden een wetsvoorstel (“The power to decide”), Estland en Slovenië een strategisch plan, Letland een politiek programma voor jongeren en Slowakije een plan voor jongerenparticipatie. Italië heeft speciale fondsen beschikbaar gesteld om het jeugdbeleid te ondersteunen.

3.1.2. Steun voor participatieve en representatieve structuren

Er zijn maatregelen genomen om participatieve structuren te ondersteunen en de dialoog met partners op het gebied van jeugdzaken te bevorderen. In de meeste lidstaten zijn er nationale jeugdraden met een merkbaar toenemend aantal regionale en plaatselijke afdelingen. Er zijn ook andere structuren, zoals jongerenparlementen en specifieke jeugdcommissies, in het leven geroepen. Er is echter behoefte aan een betere wisselwerking tussen plaatselijke, regionale, nationale en Europese actoren.

Tegelijkertijd zijn er de afgelopen twee jaar vaker en op gezette tijden conferenties, bijeenkomsten en hoorzittingen voor jongeren en beleidsmakers georganiseerd. In een aantal gevallen is deze dialoog door partnerschapsovereenkomsten geformaliseerd.

Sommige landen hebben een ombudsman of een correspondent aangesteld in ministeries die bij het jeugdbeleid betrokken zijn. Andere landen hebben gekozen voor meer horizontale structuren, zoals ministerbijeenkomsten.

Uit de nationale verslagen blijkt dat plaatselijk meer inspanningen moeten worden geleverd en dat de obstakels voor de participatie van bepaalde groepen jongeren uit de weg moeten worden geruimd.

Jongeren moeten ook systematisch en gestructureerd worden geraadpleegd over thema's die hen aanbelangen. Dit geldt niet alleen voor thema's in verband met de OCM of het Europees pact voor de jeugd maar ook voor alle gebieden waar jongeren een positieve bijdrage kunnen leveren.

Sommige landen hebben personen aangesteld die specifiek voor jeugdzaken bevoegd zijn: in Finland een ombudsman, in het Verenigd Koninkrijk een nationale jongerencorrespondent en in Litouwen gemeentelijke jeugdcoördinatoren.

In andere landen zijn overlegstructuren opgezet: jeugdcommissies en plaatselijke jeugdraden in Luxemburg en België , jongerenparlementen in Cyprus en Malta, participatieve structuren voor jongeren in Griekenland en Spanje – en meer specifiek voor kansarme jongeren in Duitsland en voor jongeren op het platteland in Polen – en steunpunten voor jongerenprojecten in Oostenrijk .

Jongeren hebben steeds minder belangstelling om bij het representatieve democratische bestel betrokken te worden. Dit probleem moet dringend worden verholpen, maar slechts een paar lidstaten lijken over het probleem na te denken.

In een aantal landen zijn maatregelen genomen om jongeren te stimuleren aan verkiezingen deel te nemen:

- Nederland : parallel stemrecht voor jongeren;

- Finland : stemrecht bij plaatselijke verkiezingen vanaf 16 jaar;

- Frankrijk : automatische registratie op de kiezerslijst;

- België, Nederland en het Verenigd Koninkrijk : gebruik van internet.

3.1.3. Steun voor projecten

De volgende beginselen liggen ten grondslag aan de maatregelen van de overheid: a) jongeren moeten de belangrijkste actoren bij hun participatieve projecten zijn; b) jongeren leren het meest wanneer ze zelf iets concreets kunnen doen; c) bij alle projecten moet de betrokkenheid van jongeren worden gestimuleerd.

Sommige lidstaten beklemtonen dat ze inspanningen hebben geleverd om activiteiten en projecten open te stellen voor kansarme jongeren. Steun voor projecten en structuren – en vooral jongerenorganisaties – is van essentieel belang. Het programma Jeugd heeft een belangrijk hefboomeffect op dit gebied.

In Frankrijk is het programma "Envie d'agir" opgezet om eerste projecten door en voor jongeren te steunen en te belonen, innovatieve en creatieve projecten te financieren en vrijwilligerswerk en projecten ter bevordering van de ondernemerszin te steunen. Denemarken heeft in samenwerking met gemeenten, jongerenorganisaties en jeugdclubs het project "jeugdbeleid in Deense gemeenten" opgestart om te beklemtonen dat jongeren nauwer bij de beleidsvorming moeten worden betrokken.

3.2. Problemen

De problemen variëren van lidstaat tot lidstaat en kunnen als volgt worden samengevat:

1. Methode: sommige lidstaten vinden het bijzonder moeilijk om een beginpunt en indicatoren vast te stellen om de geboekte vooruitgang te evalueren.

2. Gebrek aan directe of indirecte steun: het is niet alleen belangrijk middelen aan structuren en projecten te besteden. De overheid moet ook voor duurzame steun zorgen via wetgevingsinitiatieven, het sluiten van partnerschappen met jongeren of het ontwikkelen van gemeenschappelijke hulpmiddelen (bijvoorbeeld richtsnoeren ter bevordering van de participatie van jongeren).

3. Gebrek aan betrokkenheid bij de jongeren zelf: jongeren hebben uiteraard het recht afzijdig te blijven. Er kan echter meer worden gedaan om jongeren bij het representatieve democratische bestel te betrekken. De invloed van jongeren die hun ervaringen delen en als “ambassadeurs” optreden, kan worden onderzocht. De participatie van jongeren kan ook worden bevorderd door de individuele en sociale voordelen van betrokkenheid beter te erkennen en te promoten.

4. Inertie van de institutionele actoren – op het gebied van jeugdzaken en op andere gebieden: de wisselwerking tussen de plaatselijke, regionale en nationale niveaus moet worden verbeterd. De ontwikkeling van jeugdparticipatiestructuren moet verder worden ondersteund en er moet een dialoog met de jongeren over een ruimer aantal thema's worden aangegaan. Het is van cruciaal belang de plaatselijke autoriteiten in te schakelen om de participatie van jongeren op plaatselijk vlak te bevorderen.

3.3. Belangrijkste thema's voor blijvende samenwerking

De lidstaten pleiten ervoor de gemeenschappelijke doelstellingen en actiepunten verder te verwezenlijken. Volgens de lidstaten is het zaak de plaatselijke autoriteiten intensiever in te schakelen, adequate mechanismen te ontwikkelen om jongeren op grote schaal over een ruimer aantal thema's te raadplegen (onder meer met behulp van ICT-hulpmiddelen voor een interactieve participatie aan het beleid, zoals “policy blogging”), de jongeren nauwer bij verkiezingen te betrekken (zoals reeds besproken door de ministers van Jeugdzaken[12]), jongeren te leren participeren en hen met het concept burgerschap vertrouwd te maken. De mogelijkheden van het onderwijs moeten beter worden benut bij de ontwikkeling van curricula voor burgerschapsvorming en bij de organisatie van activiteiten ter bevordering van “het al participerend leren participeren”.

4. ACTIEVE PARTICIPATIE VAN JONGEREN AAN DE ONTWIKKELING VAN DE EUROPESE UNIE

4.1. Een betere gestructureerde dialoog met jongeren over de Europese agenda

De Commissie en de lidstaten hebben herhaaldelijk benadrukt dat het ook in verband met de Europese agenda van essentieel belang is jongeren actief bij de debatten en de dialoog over het beleid te betrekken.

De Europese instellingen en de lidstaten hebben inspanningen geleverd om deze beginselen in de praktijk te brengen en jongeren nauwer bij de ontwikkeling van de EU te betrekken. Denken we maar aan het raadplegingsproces bij de voorbereiding van het witboek over jeugdzaken uit 2001, de regelmatige ontmoetingen met jongerenorganisaties, de Europese jeugdweek, het overleg over het Europese jongerenportaal, de door het voorzitterschap georganiseerde jongerenevenementen en de talloze andere conferenties, campagnes, fora en raadplegingen in de lidstaten.

De jongeren hebben op recente Europese fora echter gepleit voor een continue, geloofwaardige en constructieve dialoog. Op grond daarvan vindt de Commissie dat de bestaande dialoog met jongeren over Europese thema's op Europees, nationaal, regionaal en plaatselijk vlak beter moet worden ontwikkeld en gestructureerd.

De impulsen die uitgaan van de bovenstaande evenementen en van recente initiatieven (bijvoorbeeld Plan D), moeten worden aangegrepen om het Europees burgerschap te bevorderen via steun aan een democratische infrastructuur die een “menselijke brug” en een “Europa van gezichten” helpt opbouwen.

4.2. Wat verstaat de Commissie onder een betere gestructureerde dialoog?

Een continue, geloofwaardige en constructieve dialoog is een dialoog die:

- tot en met 2009 gestructureerd is overeenkomstig de Europese politieke agenda voor jongeren, d.w.z. een algemeen thema per voorzitterschap, de prioriteiten van het Europees pact voor de jeugd komen tijdens het eerste voorzitterschap van elk jaar aan bod, de prioriteiten van de OCM en andere horizontale prioriteiten tijdens het tweede voorzitterschap;

en

- in tijd en ruimte gestructureerd is, d.w.z. van het plaatselijke tot het Europese niveau zodat een tijdige en doeltreffende bijdrage kan worden geleverd aan beleidsontwikkelingen in de EU (bijvoorbeeld vóór door het voorzitterschap georganiseerde evenementen voor jongeren, de Europese jeugdweek, rapportages in het kader van de OCM of de Lissabonstrategie, ratificaties van verdragen en Europese verkiezingen).

Bij de dialoog moet een zo groot mogelijke verscheidenheid van jongeren worden betrokken om de dialoog een zo groot mogelijke legitimiteit te geven. Het is daarom zaak kansarme jongeren en jongeren die niet georganiseerd zijn, bij de dialoog te betrekken. Integratie en verscheidenheid moeten basisbeginselen zijn voor ngo's en organisaties die jongeren vertegenwoordigen.

Deze dialoog moet ook al wie rechtstreeks of onrechtstreeks bij jeugdzaken betrokken is, samenbrengen met het oog op een coherenter en sectordoorsnijdend beleid. Nagegaan moet worden of gemeenten en scholen samen met jongerenorganisaties (en vooral jeugdraden) een rol kunnen spelen bij de organisatie van deze dialoog.

Het programma Jeugd in actie 2007-2013 kan structuren zoals jeugdraden helpen bij de organisatie van deze dialoog maar ook bij het opzetten van grensoverschrijdende jongerennetwerken en de organisatie van opvallende grensoverschrijdende evenementen die bijdragen aan de zichtbaarheid en de doeltreffendheid van de gestructureerde dialoog.

5. GOVERNANCE VAN DE OCM

De OCM kan alleen succesvol zijn als de jongeren bij de uitvoering ervan worden betrokken. Jongeren en jongerenorganisaties moeten bijvoorbeeld worden geraadpleegd bij het opstellen van de nationale verslagen. Uit de eerste verslagen blijkt dat dit niet in alle lidstaten in gelijke mate is gebeurd.

De lidstaten hebben er ook op gewezen dat het moeilijk is de voortgang bij de verwezenlijking van de gemeenschappelijke doelstellingen evenals de doeltreffende uitwisseling van goede praktijken te evalueren.

Ten slotte kan een duurzaam en geloofwaardig jeugdbeleid alleen verder worden ontwikkeld op basis van een degelijke kennis van de jongerenproblematiek. Het is bijgevolg van vitaal belang tegelijkertijd de gemeenschappelijke doelstellingen inzake “een beter begrip van en meer kennis over jongeren” te verwezenlijken.

Daarom en als follow-up van de Resolutie van 24 mei 2005 over de balans van de in het kader van de Europese samenwerking in jeugdzaken uitgevoerde acties[13] doet de Commissie een aantal voorstellen om de uitvoering van de OCM en de evaluatiemechanismen te versterken (zie punt 6).

6. CONCLUSIES

De analyse van de nationale verslagen over participatie en informatie komt op een sleutelmoment voor de EU, nu jongeren willen worden behandeld als partners van diegenen die het jeugdbeleid vorm geven.

Op basis van deze analyse stelt de Commissie voor de relevantie en de geldigheid van de gemeenschappelijke doelstellingen inzake participatie en informatie te bevestigen en de goedgekeurde actiepunten als volgt licht aan te passen en te verbeteren:

Informatie

Een betere toegang van jongeren tot informatiediensten

- dankzij een betere coördinatie van de informatiediensten op hun grondgebied een coherente en allesomvattende informatiestrategie ontwikkelen waarin alle voor jongeren belangrijke thema's aan bod komen;

- informatiehulpmiddelen en innovatieve methoden op het gebied van jongereninformatie bevorderen, waardoor onder meer ook kansarme jongeren toegang tot informatie krijgen;

Informatie van hoge kwaliteit

- diensten voor persoonlijk advies verder ontwikkelen;

- het Europees handvest voor voorlichting aan jongeren systematisch gebruiken om informatie van goede kwaliteit te waarborgen;

Participatie van jongeren aan voorlichting

- de participatie van jongeren aan informatiestrategieën van de overheid bevorderen en de rol van jongerenorganisaties bij de bevordering van jongereninformatie versterken.

Participatie

Participatie van jongeren aan het maatschappelijke leven

- jongeren op gestructureerde wijze raadplegen over thema's die hen aanbelangen; het is daarbij vooral zaak de nationale jeugdraden een grotere rol toe te kennen en ervoor te zorgen dat zij ook de belangen behartigen van jongeren die geen lid van een organisatie zijn;

- plaatselijke participatieve structuren (bijvoorbeeld jeugdraden) ontwikkelen zodat jongeren systematisch bij de plaatselijke besluitvorming worden betrokken en een beroep kan worden gedaan op de steun van regionale en plaatselijke autoriteiten;

- de obstakels voor de participatie van bepaalde groepen jongeren analyseren om jongerenorganisaties te helpen meer jongeren aan te trekken en zo representatief te blijven;

- instrumenten ontwikkelen om de participatie van jongeren te bevorderen, zoals richtsnoeren voor participatiemechanismen[14] of interactieve fora voor beleidsparticipatie op internet;

Een grotere participatie van jongeren aan de representatieve democratie

- concrete maatregelen nemen om jongeren nauwer bij de instellingen van de representatieve democratie te betrekken (jongeren nauwer bij politieke partijen betrekken; meer jongeren op partijlijsten opnemen en hun daar een betere plaats geven; de dialoog tussen jongeren en politieke leiders vergemakkelijken; de aandacht vestigen op actief participerende jongeren en hen aanmoedigen als “ambassadeurs” te fungeren; beter gebruikmaken van de hulpmiddelen van de informatiemaatschappij om de stemprocedures te vergemakkelijken);

Steun voor verschillende vormen van leren participeren

- synergieën ontwikkelen met maatregelen op het gebied van onderwijs. Op Europees vlak is dit mogelijk via nauwere banden met de OCM voor onderwijs en opleidingen. Op nationaal vlak is dit mogelijk door in scholen initiatieven ter bevordering van een actief burgerschap te nemen;

- de verschillende vormen van jongerenparticipatie beter erkennen.

Participatie aan de ontwikkeling van de EU

De Commissie is voornemens in nauwe samenwerking met de lidstaten en de jongerenorganisaties gedurende drie jaar steun te verlenen aan een permanente en gestructureerde dialoog in een geest van constructief partnerschap. De Commissie stelt in dit verband de volgende concrete actiepunten voor:

Op nationaal, regionaal en plaatselijk vlak

- gestructureerde ruimten voor dialoog en debat creëren, afgestemd op de Europese politieke agenda en chronologisch startend vanaf het plaatselijke niveau om te waarborgen dat jongeren tijdig en doeltreffend een bijdrage aan EU-debatten kunnen leveren;

Op Europees vlak

- afspreken welke prioritaire thema's tot en met 2009 in de EU besproken zullen worden, d.w.z. sociale integratie en verscheidenheid in 2007, interculturele dialoog in 2008 en perspectieven voor een blijvende samenwerking op het gebied van jeugdzaken in 2009. Deze thema's moeten samen worden besproken met de prioriteiten in het kader van de OCM en het Europees pact voor de jeugd – wat trouwens reeds gebeurt – evenals met de overeengekomen horizontale prioriteiten inzake jeugdzaken (bijvoorbeeld antidiscriminatie en gezondheid);

- de Commissie steunt de idee van een informeel forum voor jongerenvertegenwoordigers, voorzitterschappen, het Europees Parlement en de Commissie. Het forum zou op gezette tijden samenkomen – met name vóór de Raden Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur in het voor- en najaar in Brussel – om de samenhang, de continuïteit en de voortgang tussen de jongerenagenda's van de voorzitterschappen te verbeteren;

- op gezette tijden een Europese jeugdweek organiseren – zo mogelijk voorafgegaan door een raadpleging via het Europese jongerenportaal – met deelname van commissarissen en vertegenwoordigers van andere Europese instellingen. Doel is conclusies uit voorbije evenementen te trekken, zich over de toekomst te beraden en de zichtbaarheid van het Europese programma Jeugd te waarborgen;

- ontmoetingen organiseren met jongeren die gewoonlijk geen contacten met de Europese instellingen hebben;

- een specifiek aan jongeren gewijde Eurobarometerenquête organiseren (eind 2006);

- het Europees Jeugdforum verzoeken optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden die de regelmatig door de Commissie via internet georganiseerde openbare raadplegingen over voor jongeren relevante beleidsmaatregelen bieden;

- Europese informatienetwerken inschakelen om de gestructureerde dialoog te ondersteunen[15].

De governance van de OCM over jeugdzaken moet aan de jeugdproblematiek aangepast blijven maar ook worden versterkt. De Commissie doet daartoe de volgende voorstellen:

- de lidstaten beslissen uiterlijk eind 2006 aan welke actiepunten inzake participatie en informatie zij bijzondere aandacht willen schenken, en zij stellen actieplannen op;

- de lidstaten zorgen voor follow-up – waarbij jongeren en jongerenorganisaties worden betrokken – en stellen uiterlijk eind 2008 een evaluatieverslag op;

- de lidstaten kunnen vrijwillig deelnemen aan door de Commissie bij wijze van proef georganiseerde “peer reviews” over informatie en participatie;

- de lidstaten kaarten op nationaal vlak de gemeenschappelijke doelstellingen aan bij regionale en plaatselijke autoriteiten, jongerenorganisaties en jongeren in het algemeen;

- de Commissie zal jongeren – en meer bepaald het Europees Jeugdforum – systematisch raadplegen over alle voorstellen in verband met de OCM;

- de Commissie zal een werkgroep oprichten om indicatoren vast te stellen met het oog op de evaluatie van de verwezenlijking van de gemeenschappelijke doelstellingen inzake participatie en informatie.

* * *

De Commissie verzoekt de Raad de voorstellen in deze mededeling te onderschrijven.

[1] Mededeling over een agenda voor de burger (COM(2006) 211).

[2] COM(2006) 35 definitief van 1.2.2006, Witboek inzake een Europees communicatiebeleid, Samen praten over Europa.

[3] COM(2005) 494 definitief van 13.10.2005; Mededeling over de periode van bezinning en Plan D (COM(2006) 212).

[4] Zie de conclusies van het voorzitterschap naar aanleiding van de Europese Raad van 15-16 juni waarin de bijdrage van de Europese Commissie aan de bezinningsperiode wordt verwelkomd en de Commissie wordt aangemoedigd nog meer inspanningen te leveren om de dialoog met de burgers te bevorderen.

[5] "Youth takes the floor" Young Europeans’ concerns and expectations as to the development of the European Union, analysis from Standard Eurobarometer 63, publicatie december 2005.

[6] 14441/01 – COM(2001) 681 definitief.

[7] PB C 168 van 13.7.2002, blz. 2.

[8] PB C 295 van 5.12.2003, blz. 6.

[9] Doc. 13996/04, van de Raad van 15.11.2004, niet gepubliceerd.

[10] Doc. 13997/04 van de Raad van 15.11.2004, niet gepubliceerd.

[11] Bijlage I bij de conclusies van het voorzitterschap naar aanleiding van de Europese Raad (7619/05).

[12] PB C 141 van 10.6.2005, blz. 3.

[13] PB C 141 van 10.6.2005, blz. 1.

[14] Gebaseerd op het Participation Charter (EYF) van de Raad van Europa.

[15] Eryica, Eurodesk en Eyca.

Top