This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52006DC0304
Communication from the Commission to the Council and the European Parliament - Public Finances in EMU 2006 - The first year of the revised Stability and Growth Pact {SEC(2006) 751}
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Overheidsfinanciën in de EMU in 2006 - het eerste jaar van hetherziene stabiliteits- en groeipact {SEC(2006) 751}
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Overheidsfinanciën in de EMU in 2006 - het eerste jaar van hetherziene stabiliteits- en groeipact {SEC(2006) 751}
/* COM/2006/0304 def. */
[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN | Brussel, 13.6.2006 COM(2006) 304 definitief MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT Overheidsfinanciën in de EMU in 2006 – Het eerste jaar van het herziene stabiliteits- en groeipact {SEC(2006) 751} MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT Overheidsfinanciën in de EMU in 2006 – Het eerste jaar van het herziene stabiliteits- en groeipact 1. HET HERZIENE STABILITEITS- EN GROEIPACT: ÉÉN JAAR LATER Er is een jaar verstreken sinds de staatshoofden en regeringsleiders van de EU, op basis van voorstellen die de Commissie in een mededeling van september 2004 heeft gedaan, hun instemming hebben betuigd met de belangrijkste elementen voor de hervorming van het stabiliteits- en groeipact (SGP). Volgens die voorstellen zouden de verschillen in economische omstandigheden in de uitgebreide EU beter kunnen worden opgevangen met een degelijk gemeenschappelijk begrotingskader met een sterke economische onderbouwing, en zou dit kader, door voort te bouwen op de cultuur van gezond overheidsbeleid die in de laatste tien jaar in de EU is gegroeid, bijdragen tot een grotere geloofwaardigheid van en betrokkenheid bij het SGP in de lidstaten. De hervorming van het SGP in 2005 heeft de basisregels en –principes van het Verdrag bevestigd en de 25 lidstaten opnieuw verenigd rond het doel van gezond begrotingsbeleid. De 3 %- en 60 %-norm voor het overheidstekort en de overheidsschuld blijven de hoekstenen van het systeem. In het herziene SGP zijn met name een aantal bepalingen opgenomen die helpen om buitensporige tekorten in een vroeg stadium op te sporen en onmiddellijk en blijvend te corrigeren. Met de hervorming van het SGP zijn ook de flexibiliteit en de economische onderbouwing van het kader versterkt. Er wordt met name meer aandacht gegeven aan de schuldontwikkeling en aan de uitvoering van structurele beleidsmaatregelen die het groeipotentieel en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn versterken in overeenstemming met de Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid. Van de lidstaten wordt verwacht dat zij hun inspanningen om de begroting te consolideren, in economisch goede tijden intensiveren, wat van wezenlijk belang is om begrotingsruimte te creëren voor minder gunstige tijden. De middellangetermijndoelstellingen worden versterkt door ze duidelijker te verbinden met het houdbaarheidscriterium en landenspecifieke omstandigheden. In de buitensporigtekortprocedure worden de besluiten en aanbevelingen voortaan gebaseerd op een algemene economische analyse en wordt sterker de nadruk gelegd op inspanningen ten behoeve van structurele begrotingsconsolidatie in plaats van uitsluitend op nominale resultaten op de korte termijn. In het algemeen heeft de hervorming van 2005 het SGP versterkt en de sleutelrol ervan in het proces van begrotingscoördinatie bevestigd, waar het fungeert als een instrument dat een hoge mate van macro-economische stabiliteit helpt te bewerkstelligen, wat een essentiële voorwaarde is voor een duurzame groei van de economie en de werkgelegenheid, zoals is erkend in de geïntegreerde richtsnoeren. Het nieuwe kader is officieel van kracht geworden in de zomer van 2005, met de goedkeuring door de Raad van een overeenkomstig pakket van afgeleide wetgeving[1]. Sindsdien hebben zowel de lidstaten als de Commissie en de Raad met de nieuwe regels moeten leren leven en garanderen dat zij ook effectief worden toegepast. Een jaar na de hervorming evalueert de Commissie hierna de uitvoering van het herziene SGP en bespreekt zij de komende uitdagingen. 2. Ervaringen van het eerste jaar De ervaringen van het eerste jaar met het herziene SGP zijn eerder positief. Algemeen genomen is het proces van begrotingsaanpassing hervat en is de tenuitvoerlegging van de SGP-procedures vlot en consistent verlopen, dankzij een sterkere economische onderbouwing van de besluiten en aanbevelingen. Er rijzen evenwel enkele zorgen in verband met de uitvoering van het preventieve deel van het pact, omdat het nog onduidelijk is of met de verbeterende groeivooruitzichten ook de begrotingsconsolidatie zal worden geïntensiveerd. Het welslagen van het herziene pact zal worden afgemeten aan de mate waarin de lidstaten in de loop der jaren de noodzakelijke budgettaire aanpassingen zullen hebben doorgevoerd. i) Positieve ervaringen, met name met het corrigerende deel van het SGP Betere economische onderbouwing van de besluiten en aanbevelingen in de buitensporigtekortprocedure Het herziene SGP bevat een aantal belangrijke bepalingen om buitensporige tekorten duidelijk te kunnen onderscheiden. Het maakt het mogelijk om bij de toepassing van de buitensporigtekortprocedure beter rekening te houden met landenspecifieke economische overwegingen. Het schrijft voor dat de Commissie, wanneer een tekort 3 % van het BBP overschrijdt, steeds een verslag opstelt met een algemene evaluatie van de economische en budgettaire situatie in de betrokken lidstaat. Sinds maart 2005 heeft de Commissie voor drie lidstaten een dergelijk verslag aangenomen. In deze verslagen is aandacht besteed aan alle factoren die relevant leken voor een evaluatie van de situatie op het tijdstip dat over het bestaan van een buitensporig tekort werd besloten en op het tijdstip dat de termijn voor de correctie van het tekort werd vastgesteld. Het herziene SGP blijft een systeem op basis van regels In het herziene SGP is bepaald dat tekorten boven 3 % van het BBP die niet tijdelijk van aard zijn of die niet dicht bij de referentiewaarde blijven, als buitensporig moeten worden aangemerkt. Sinds de herziening van het pact zijn eigenlijk alle tekorten boven 3 % van het BBP als buitensporig aangemerkt, ook al waren sommige daarvan slechts marginaal hoger. Dit bevestigt dat het SGP in wezen een op regels gebaseerd systeem blijft, wat de beste garantie biedt dat verbintenissen worden nagekomen en dat alle lidstaten gelijk worden behandeld. Voor het corrigeren van buitensporige tekorten zijn realistische termijnen gesteld… Ofschoon de leidraad bij de vaststelling van aanbevelingen van de Raad nog altijd is dat buitensporige tekorten onmiddellijk moeten worden gecorrigeerd, heeft de Raad de ruimte voor economische oordeelsvorming bij de buitensporigtekortprocedure gebruikt om de lidstaten realistische termijnen te geven voor het corrigeren van hun buitensporige tekorten. In dit verband hebben lidstaten met zwakke economische groeivooruitzichten langere termijnen (twee tot drie jaar) gekregen om omvangrijke buitensporige tekorten te corrigeren. Lidstaten met een tekort dat slechts lichtjes boven 3 % ligt bij een groeiverwachting dichtbij of boven de potentiële groei, hebben een korte termijn gekregen. Dankzij een verbeterde samenwerking op EU-niveau konden termijnen worden vastgesteld waarbij rekening is gehouden met de op nationaal niveau voorgenomen strategieën voor begrotingsconsolidatie, op voorwaarde dat deze strategieën volledig in overeenstemming waren met de SGP-regels. … en aanbevelingen voor ingrijpende structurele inspanningen gedaan Dat rekening wordt gehouden met economische omstandigheden, heeft niet - zoals sommigen bij de hervorming vreesden - tot grotere inschikkelijkheid bij besluiten en aanbevelingen geleid. De budgettaire aanpassingen die de Raad bij een buitensporigtekortprocedure in het kader van het herziene SGP van de lidstaten heeft verlangd, zijn aanzienlijk groter geweest dan de aanpassingen die in het verleden zijn aanbevolen en de benchmark van een jaarlijkse structurele begrotingsinspanning van ten minste 0,5 % van het BBP. Bovendien zijn de aanbevolen structurele begrotingsinspanningen exclusief eenmalige maatregelen of maatregelen die slechts een tijdelijk effect op de begrotingssaldi hebben. Zo kan de aandacht worden gericht op maatregelen die bijdragen tot gezonde overheidsfinanciën en budgettaire houdbaarheid op de lange termijn, en wordt gegarandeerd dat buitensporige tekorten blijvend worden gecorrigeerd. De begrotingsdoelstellingen van de lidstaten ten aanzien waarvan een buitensporigtekortprocedure is ingeleid, zijn grotendeels in overeenstemming met de eisen die de Raad in zijn aanbevelingen heeft gesteld, wat suggereert dat de nationale plannen en besluiten inzake begrotingsbeleid met het nieuwe pact beter kunnen worden beïnvloed. In het komende jaar zal beter kunnen worden beoordeeld of dit ook tot concrete actie leidt. Om dergelijke actie te stimuleren, staat de Commissie klaar om de nodige stappen te ondernemen ingeval lidstaten de aanbevelingen van de Raad naast zich neerleggen. Meer aandacht voor de omvang en de ontwikkeling van de schuld In de context van de buitensporigtekortprocedure is meer aandacht gegeven aan de schuldontwikkeling. Er is nagegaan of schuldquotes boven 60 % van het BBP voldoende snel zijn gedaald en de referentiewaarde in een passend tempo zijn genaderd. Er is ook scherper toegezien op verrichtingen die een negatief effect hadden op de schuldomvang, zoals onder meer ontwikkelingen in de stock-flow adjustment. Betere economische dialoog tussen de Commissie, de Raad en de lidstaten. Bij de goedkeuring van het herziene SGP in maart 2005 heeft de Raad benadrukt dat een betere samenwerking tussen de Commissie, de Raad en de lidstaten belangrijk is om de nationale betrokkenheid bij en afdwinging van de SGP-regels te versterken. De ervaring met het herziene SGP heeft getoond dat met het bieden van meer ruimte voor economische oordeelsvorming in het kader van het proces voor begrotingstoezicht, de hervorming een constructieve en transparante economische beleidsdialoog op EU-niveau over de afzonderlijke landen in de hand heeft gewerkt. Dit heeft de collegiale ondersteuning en pressie versterkt, wat op zijn beurt, samen met de grotere betrokkenheid van de lidstaten in kwestie bij de aanbevelingen van de Raad, tot een vlotte en efficiënte werking van het pact heeft bijgedragen. De samenvallende standpunten van de Commissie en de Raad bij de beoordeling van de geactualiseerde stabiliteits- en convergentieprogramma’s van 2005 en de aanbevelingen en besluiten in het kader van de buitensporigtekortprocedure sinds de hervorming van het SGP, moeten in dit licht worden bezien. ii) Enige bezorgdheid in verband met de uitvoering van het preventieve deel van het pact In het licht van de voorbije ervaring waarbij begrotingsdoelstellingen op de middellange termijn meer dan eens niet zijn gehaald, is het SGP in 2005 op een aantal punten herzien, waarbij het preventieve deel van het pact een sterkere onderbouwing heeft gekregen. Een punt van kritiek op het oorspronkelijke stabiliteits- en groeipact was dat de uniforme middellangetermijndoelstelling van een begroting die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont, sommige landen met een hoge nominale groei in een beleidsmatig keurslijf dwong. Het herziene SGP eist niet langer dat een lidstaat moet streven naar een uniforme begrotingssituatie die op middellange termijn vrijwel in evenwicht is. In plaats daarvan zijn voor elke lidstaat gedifferentieerde middellangetermijndoelstellingen vastgesteld, rekening houdende met landenspecifieke economische en budgettaire omstandigheden, teneinde een toereikende veiligheidsmarge met betrekking tot de referentiewaarde van 3 % van het BBP in te bouwen, en te garanderen dat mettertijd een prudent schuldniveau wordt bereikt en gehandhaafd. Het herziene SGP omvat ook een aantal degelijke en eenvoudige beginselen inzake begrotingsbeleid voor lidstaten die hun middellangetermijndoel nog niet hebben bereikt, en voor budgettair optreden bij een aantrekkende conjunctuur. Met name lidstaten die tot het eurogebied behoren of aan ERM II deelnemen, moeten 0,5 % van het BBP als benchmarkcijfer voor de jaarlijkse structurele aanpassing nemen. In goede tijden moet naar een sterkere aanpassing worden gestreefd. Landenspecifieke middellangetermijndoelstellingen voor de begroting weerspiegelen economische basisgegevens en nationale strategieën… Bij de actualisering van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s in 2005 zijn voor de afzonderlijke lidstaten verschillende middellangetermijndoelstellingen voor de begroting vastgesteld. Landen waar aan de houdbaarheid van de begroting verhoudingsgewijs een groot risico is verbonden (hoge schuld, laag groeipotentieel), hebben als middellangetermijndoel een begroting in evenwicht of met een klein overschot. Lidstaten met een lage schuld en hoge potentiële groeivooruitzichten streven naar een tekort tot 1 % van het BBP, wat budgettaire manoeuvreerruimte biedt terwijl de schuld toch op een prudent niveau wordt gestabiliseerd. Opmerkelijk is dat sommige landen middellangetermijndoelen hebben voorgesteld die ambitieuzer zijn dan wat strikt genomen door het herziene SGP wordt geëist. In de meeste gevallen was het doel hiervan overeenstemming te vinden tussen de in Europese context gestelde doelstellingen en de nationale strategie voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Dit toont aan dat doelstellingen die beter aansluiten bij de specifieke nationale economische omstandigheden in de uitgebreide EU van 25 lidstaten, beter worden aanvaard als pijlers waarop het nationale begrotingsbeleid kan worden gebouwd. … maar de geplande begrotingsinspanningen om de doelstellingen te bereiken, zijn niet altijd ambitieus genoeg en in 2006 blijven achter bij de 0,5 %-benchmark In de geactualiseerde stabiliteits- en convergentieprogramma’s van 2005 hebben de lidstaten die hun begrotingsdoelstelling op de middellange termijn nog niet hebben verwezenlijkt, hun voornemens om verder in die richting op te schuiven, bevestigd. Gelet evenwel op de - in sommige gevallen - grote kloof tussen de huidige begrotingssituatie en de onlangs goedgekeurde landenspecifieke begrotingsdoelstellingen voor de middellange termijn hadden de geplande consolidatie-inspanningen groter mogen zijn. De begrotingsplannen van de lidstaten die het middellangetermijndoel voor de jaren 2007 en 2008 nog niet hebben bereikt (maar ten aanzien waarvan geen buitensporigtekortprocedure is ingeleid), zijn in overeenstemming met de in het nieuwe SGP vastgestelde benchmark voor structurele aanpassing van 0,5 % van het BBP. De geplande aanpassing voor 2006 blijft evenwel ver achter bij het 0,5 %-cijfer. Volgens de voorjaarsprognoses van de Commissie gaat het structurele saldo voor de EU er gemiddeld niet op vooruit, terwijl het voor sommige lidstaten zelfs achteruit gaat, waardoor het begrotingsbeleid expansief en procyclisch wordt. Om de kloof tussen de feitelijke inspanningen en de SGP-vereisten te verkleinen, moet de begroting strikt worden uitgevoerd en dienen in 2006 zo nodig extra consolidatiemaatregelen te worden vastgesteld, tezamen met ambitieuze plannen inzake begrotingsbeleid voor 2007. Ondanks een duidelijke verbetering blijft nog enige onzekerheid bestaan over de geloofwaardigheid van de door de lidstaten geplande budgettaire aanpassingen op de middellange termijn De ervaring met het oorspronkelijke SGP heeft geleerd dat begrotingsplannen op de middellange termijn om geloofwaardig te zijn op realistische en voorzichtige macro-economische prognoses gebaseerd moeten zijn en door maatregelen van permanente aard en structurele hervormingen onderbouwd moeten worden. Ook op dit punt levert de beoordeling een gemengd beeld op. Bemoedigend bij de laatste actualisering van de stabiliteits- en convergentieprogramma's is dat de begrotingsramingen voor de middellange termijn in nagenoeg alle gevallen op realistische macro-economische veronderstellingen berusten. Dit is een grote verbetering ten opzichte van de vorige jaren, toen de begrotingsvoorspellingen steevast gebaseerd waren op al te optimistische macro-economische voorspellingen. Een andere positieve ontwikkeling is dat er bij middellangetermijnplanningen geen beroep meer wordt gedaan op eenmalige of andere tijdelijke maatregelen. Dergelijke maatregelen vertegenwoordigen minder dan 0,1 % van het BBP van de EU in 2006 en zijn te verwaarlozen in 2007 en 2008. In een aantal gevallen zijn evenwel de maatregelen die de grondslag voor de beoogde consolidatie vormen, onvoldoende gespecificeerd. Een punt van zorg is de combinatie – in sommige programma’s – van de naar een later tijdstip verschoven begrotingsaanpassing met een onvoldoende gedetailleerde beschrijving van de maatregelen die aan de beoogde consolidatie ten grondslag liggen. 3. Uitdagingen voor de toekomst Over het geheel genomen leert de ervaring van het afgelopen jaar met het herziene SGP dat het communautaire begrotingskader zijn geloofwaardigheid herwint. De hervorming van het SGP heeft geleid tot een sterkere economische onderbouwing van de regels, grotere betrokkenheid van de lidstaten en een vlotter, meer op samenwerking gebaseerd verloop van de procedure. Deze ontwikkelingen wettigen enig optimisme voor de verdere tenuitvoerlegging. Er dienen zich evenwel al enkele uitdagingen voor de toekomst aan. i) Ervoor zorgen dat de geest van de hervorming in goede tijden niet uit het oog wordt verloren De begrotingsresultaten van 2005 waren bemoedigend. Het nominale tekort in de EU daalde tot 2,3 % van het BBP, waar het in 2004 nog 2,6 % van het BBP bedroeg. Het structurele saldo verbeterde met circa ¾ % van het BBP, wat de grootste verbetering was sinds 1997. De groter dan verwachte daling van het tekort was hoofdzakelijk toe te schrijven aan de hoger dan verwachte inkomsten die - overeenkomstig de herziene regels - zijn aangewend voor de vermindering van het tekort, maar was ook te danken aan de strengere beleidsuitvoering. Economische indicatoren en voorspellingen bevestigen dat het conjunctuurklimaat in de EU blijft verbeteren. De ervaring heeft geleerd hoe belangrijk het is in goede tijden een voorzichtige begrotingskoers te varen om de schuldtoename in toom te houden en ervoor te zorgen dat de schuld tot een houdbaar niveau daalt. Uit analyses blijkt dat er in de afgelopen decennia in de EU heel vaak een procyclisch begrotingsbeleid is gevoerd en uit het verslag over de overheidsfinanciën in de EMU van dit jaar blijkt dat vooral in goede tijden een dergelijk beleid is gevoerd. Vermijden dat in goede tijden een procyclische koers wordt gevaren in het eurogebied, is van cruciaal belang om snel vooruitgang te boeken naar houdbaardere begrotingssituaties, en zou ook helpen om een combinatie van monetair en budgettair beleid in stand te houden die groei en werkgelegenheid in de hand werkt. De begrotingsplannen die de lidstaten voor 2006 hebben opgesteld, en de recente economische voorspellingen van de Commissie geven aan dat de huidige opleving tot dusver niet wordt aangegrepen om de begroting sneller te consolideren en de overheidsschuld duidelijk terug te dringen. In 2006 moeten grotere budgettaire aanpassingen worden doorgevoerd. De Commissie zal haar taak vervullen en de stimulans geven voor de grotere collegiale ondersteuning en pressie die vereist zijn voor een striktere uitvoering van de begrotingen van 2006 en de opstelling van ambitieuze begrotingen voor 2007. ii) Sterker de nadruk leggen op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën Ondanks de vooruitgang die is geboekt met het terugdringen van het overheidstekort, is de schuldquote in de EU gestegen van 62,4 % van het BBP in 2004 tot 63,4 % van het BBP in 2005. De komende jaren zal een combinatie van een sterkere economische groei en een stabiel primair overschot naar verwachting de stijgende trend die sinds 2003 in de schuldquote is geconstateerd, doen keren. De schuldquote zou in 2007 net onder 63 % van het BBP dalen. In het licht van de begrotingsuitdagingen die de meeste EU-lidstaten op de lange termijn het hoofd moeten bieden, moeten de schuldquotes in de nabije toekomst fors worden verlaagd. In de context van de vergrijzing moet de houdbaarheid van de overheidsfinanciën een centrale beleidsdoelstelling worden in alle EU-lidstaten. Het herziene SGP legt terecht een grotere nadruk op de thema’s schuld en houdbaarheid. Sinds de hervorming is de dynamiek achter de budgettaire gevolgen van de vergrijzing heel wat inzichtelijker geworden. In het bijzonder zijn de Commissie en de lidstaten het eens geworden over de kwantificering van de gevolgen van de vergrijzing voor de overheidsfinanciën[2]. Vooruitblikkend is het noodzakelijk dat verdere vooruitgang wordt geboekt om de uitdagingen voor het begrotingsbeleid op de lange en op de korte termijn beter te integreren. Tegen eind 2006 wil de Commissie verslag uitbrengen over de mogelijkheden om houdbaarheidsoverwegingen direct mee te nemen in de vaststelling van landenspecifieke begrotingsdoelstellingen voor de middellange termijn. In het verslag over de overheidsfinanciën in de EMU in 2006 is een aantal voorlopige overwegingen opgenomen om het debat over alternatieve benaderingen te stimuleren. iii) De statistische governance verbeteren Bij de goedkeuring van de hervorming van het SGP oordeelde de Raad dat de effectieve tenuitvoerlegging van het begrotingskader staat of valt met de kwaliteit, betrouwbaarheid en tijdige beschikbaarheid van geharmoniseerde begrotingsstatistieken overeenkomstig de Europese verslaggevingsnormen. De lopende werkzaamheden om het Europese statistische systeem solider en minder gevoelig voor rapportagefouten te maken, dienden volgens hem geïntensiveerd te worden. Dankzij tal van ontwikkelingen is de situatie de afgelopen maanden verbeterd. De Raad heeft de verordening betreffende de mededeling van begrotingsgegevens door de lidstaten gewijzigd om Eurostat in de praktijk beter in staat te stellen de kwaliteit van overheidsstatistieken te beoordelen en de transparantie bij de gegevensverzameling en de kennisgevingsprocedure te verbeteren[3]. Op 25 mei 2005 deed de Commissie de aanbeveling dat de lidstaten de praktijkcode voor Europese statistieken zouden erkennen als een gemeenschappelijke reeks van normen voor de statistische instanties in de EU. De institutionele organisatie van de nationale en communautaire statistische instanties is dienovereenkomstig versterkt[4]. Voortbouwend op deze inspanningen moet verdere vooruitgang worden geboekt om te zorgen voor adequate praktijken, middelen en capaciteit voor de opstelling van statistieken van hoge kwaliteit op nationaal en Europees niveau. iv) De synergieën tussen begrotingsbeleid en groei verbeteren De grootste bijdrage die het begrotingsbeleid aan de groei levert, is dat het een gezond en stabiel macro-economisch klimaat tot stand helpt te brengen, zoals ook is aangegeven in de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid. Verdere synergieën kunnen en moeten evenwel worden gezocht. Een uitdaging ligt bijvoorbeeld in de vraag op welke manier de tenuitvoerlegging van hervormingen waarmee zowel naar een houdbare begrotingssituatie wordt toegewerkt als de groeivooruitzichten worden verhoogd, kan worden bevorderd. De mogelijkheid die het herziene SGP biedt om rekening te houden met ingrijpende structurele hervormingen bij de vaststelling van het aanpassingstraject naar de middellangetermijndoelstelling, moet in dit perspectief worden bezien. Te dien einde dienen het inzicht in en de kwantificatie van de economische en budgettaire effecten van structurele hervormingen te worden verbeterd. Om vooruitgang te boeken in de richting van een houdbare begrotingssituatie, is het voorts zaak dat begrotingen steeds sterker worden afgestemd op groeibevorderende prioriteiten en dat de mogelijkheden die een dalende schuldenlast biedt, zo goed mogelijk worden benut. Op de middellange termijn afgestemde begrotingsregels kunnen in dit verband een belangrijke bijdrage leveren en dergelijke, in vele lidstaten al bestaande regels kunnen andere lidstaten tot voorbeeld strekken. Ter bevordering van een stabiel en duurzaam groeitempo in de landen van de EU, en met name in de lidstaten die nog steeds een nominaal convergentieproces doormaken, dient ook meer aandacht te worden besteed aan de gevolgen van het begrotingsbeleid voor macro-economische ontwikkelingen. Bij de beoordeling van het begrotingsbeleid in de context van het preventieve deel van het SGP moet sterker rekening worden gehouden met de algehele macro-economische situatie van het land in kwestie. Bijzondere aandacht kan worden gegeven aan ontwikkelingen op het gebied van externe onevenwichtigheden, inflatie en concurrentievermogen. v) Begrotingsregels en –instanties op nationaal niveau ondersteunen Bij de goedkeuring van de hervorming van het SGP is benadrukt dat nationale begrotingsregels en –instanties een prominentere rol zouden kunnen spelen bij het binnenlandse begrotingstoezicht. De ervaring in een aantal EU-landen heeft geleerd dat doordachte begrotingsregels en degelijke begrotingsinstanties een houdbare begrotingssituatie mede helpen realiseren en helpen voorkomen dat in goede tijden een procyclisch beleid wordt gevoerd. De Commissie verheugt zich over de verklaring die de ministers van Financiën in het kader van de hervorming van het SGP hebben afgelegd over het belang van de ontwikkeling van adequate begrotingsregels en –instanties op nationaal niveau. Teneinde het debat over de invloed van de institutionele omgeving op de begrotingsresultaten te stimuleren, zijn in het verslag over de overheidsfinanciën in de EMU in 2006 analytische studies opgenomen waarin wordt aangetoond dat lidstaten die gebruikmaken van numerieke begrotingsregels, doorgaans lagere tekorten hebben en minder vaak een procyclisch beleid voeren. Tegelijkertijd wordt in dit verslag gesuggereerd dat de begrotingsresultaten positief worden beïnvloed als er nationale instanties bestaan die belast zijn met het geven van onafhankelijke analyses en aanbevelingen inzake begrotingsbeleid en het opstellen van autonome geloofwaardige economische voorspellingen. In het verslag worden landenspecifieke ervaringen bestudeerd en eigenschappen die dergelijke begrotingsregels en –instanties zouden moeten hebben, in kaart gebracht. Deze werkzaamheden moeten worden voortgezet om de verspreiding van goede praktijken te bevorderen. Er kan ook vooruitgang worden geboekt met het versterken van de wisselwerking tussen de nationale begrotingsprocedures en het EU-kader. Op die manier zou bij de opstelling van nationale begrotingen beter rekening kunnen worden gehouden met discussies op EU-niveau. Als er op EU-niveau intensiever wordt gediscussieerd voordat de ontwerpbegrotingen voor het komende jaar in de lidstaten worden opgesteld, zou dit positief uitwerken op de betrokkenheid van de lidstaten bij de EU-beleidscoördinatie. Ook de nationale parlementen zouden op die manier een grotere rol kunnen spelen bij het communautaire proces van begrotingstoezicht en –coördinatie. [1] Verordeningen (EG) nr. 1055/2005 en 1056/2005 van de Raad tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1466/97 en 1467/97 zijn aangenomen op 7 juli 2005. [2] De begrotingsprognoses voor de lange termijn zijn bijgesteld op basis van gezamenlijk overeengekomen hypothesen en methoden voor een groot aantal begrotingsonderdelen (pensioenen, gezondheidszorg, langdurige zorg, onderwijs en werkloosheidsuitkeringen). [3] Verordening (EG) nr. 2103/2005 van de Raad (PB L 337 van 22.12.2005) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad (PB L 332 van 31.12.1993). [4] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad en aanbeveling over de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire statistische instanties (COM(2005) 217).