Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006AR0118

Advies van het Comité van de Regio's over Het hefboomeffect van het Europese cohesiebeleid

PB C 156 van 7.7.2007, p. 1–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 156/1


Advies van het Comité van de Regio's over „Het hefboomeffect van het Europese cohesiebeleid”

(2007/C 156/01)

HET COMITE VAN DE REGIO'S

De EU wordt momenteel geconfronteerd met ingrijpende sociaal-economische veranderingen en technologische uitdagingen. Deze liggen aan de basis van de in 2000 vastgestelde Lissabon-agenda, die tot doel heeft het Europese model, dat stoelt op een combinatie van welvaart en solidariteit, in stand te houden en te verbeteren. Dit is echter alleen mogelijk als de EU ook in de toekomst over een stevig beleidskader beschikt dat de diverse actoren een adequaat instrumentarium in handen geeft om te kunnen inspelen op de door de recente ontwikkelingen geboden kansen en zich te kunnen beschermen tegen de nadelen die een en ander eveneens met zich meebrengt. Regio's en lokale gemeenschappen worden het sterkst met deze uitdagingen geconfronteerd, maar hebben ook heel wat mogelijkheden om beleidsstrategieën in concrete maatregelen om te zetten en om de sociaal-economische actoren te mobiliseren.

De nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie van de EU kan alleen het gewenste resultaat opleveren als het lukt om in álle EU-regio's een dynamiek op gang te brengen. Helaas staan zowel de begrotingen van de lidstaten als die van de EU sterk onder druk, reden waarom de EU de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk moet trachten in te zetten. Het CvdR is van oordeel dat het cohesiebeleid zowel qua opzet als qua werkwijze een geschikt instrument is om de cohesiedoelstellingen van de EU te realiseren.

Het CvdR is van oordeel dat het hefboomeffect van het cohesiebeleid in de programmeringsperiode 2007-2013 nog kan toenemen. De „spelregels” van het cohesiebeleid zijn door de jaren heen helemaal uitgekristalliseerd. Zij werden uitvoerig uitgetest en gestroomlijnd, waarbij werd gekozen voor een meer strategische aanpak, voor „oormerking” van de beschikbare middelen, voor een sterkere concentratie van de steunverlening in prioritaire sectoren, voor meer verfijnde en innovatieve financieringsmethoden, voor een grotere nadruk op stadsontwikkelingsprogramma's en voor nauwere samenwerking tussen de diverse gebieden en regio's.

HET COMITE VAN DE REGIO'S

GELET OP het besluit van de Europese Commissie d.d. 24 maart 2006 om het Comité van de Regio's overeenkomstig artikel 265, eerste alinea, van het EG-Verdrag om advies te vragen;

GELET OP het verzoek van het Europees Parlement d.d. 20 juli 2006 om een advies op te stellen over De effecten van het structuurbeleid op de samenhang binnen de Europese Unie;

GELET OP het besluit van zijn voorzitter d.d. 1 juni 2006 om zijn commissie Territoriale samenhang te belasten met de voorbereiding van een advies over dit thema;

GELET OP zijn advies over de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomstBeleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013 (COM(2004) 101 final — CdR 162/2004 fin) (1);

GELET OP zijn advies over het Derde verslag over de economische en sociale samenhang (CdR 120/2004 fin) (2);

GELET OP zijn advies over de Mededeling van de Commissie Cohesiebeleid ter ondersteuning van groei en werkgelegenheidCommunautaire strategische richtsnoeren 2007-2013 (COM(2005) 299 final — CdR 140/2005 fin);

GELET OP het op 11 december 2006 door zijn commissie Territoriale samenhang goedgekeurde ontwerpadvies (CdR 118/2006 rev.2; rapporteur: de heer Chaves González (ES/PSE), minister-president van Andalusië);

heeft tijdens zijn 69e zitting van 23 maart 2007 het volgende advies uitgebracht:

1.   Sociaal-economische en politieke achtergrond

1.1

Europees commissaris Wallström heeft het CvdR per schrijven d.d. 24 maart 2006 verzocht om een verkennend advies over „het hefboomeffect van de structuurfondsenmaatregelen in het kader van het Europese cohesiebeleid” op te stellen. Zij is van oordeel dat het CvdR met dit advies een belangrijke bijdrage kan leveren aan het vierde cohesieverslag, dat in het voorjaar van 2007 zal worden uitgebracht.

1.2

De voorzitter van het Europees Parlement, de heer Borrell, heeft het CvdR per schrijven d.d. 20 juli 2006 verzocht om een advies op te stellen over het verslag van mevrouw Pleguezuelos Aguilar (ES/PSE), lid van de commissie Regionaal beleid van het Europees Parlement, over de gevolgen van het structuurbeleid voor de samenhang binnen de EU. Het onderhavige advies moet ook tegen de achtergrond van deze adviesaanvraag worden gezien.

1.3

Het advies is bedoeld als bijdrage aan het debat over de toekomst van het cohesiebeleid in de uitgebreide EU en over het aandeel ervan in de Europese begroting. Er zijn de laatste tijd nogal wat stemmen opgegaan om het cohesiebeleid te hervormen omdat het door de voortschrijdende globalisering en de uitbreiding van de EU niet meer de gewenste resultaten zou opleveren. De diverse hervormingsvoorstellen berusten echter op een onjuiste inschatting van de impact van het cohesiebeleid.

1.4

De EU wordt momenteel geconfronteerd met ingrijpende sociaal-economische veranderingen en technologische uitdagingen. Deze liggen aan de basis van de in 2000 vastgestelde Lissabon-agenda, die tot doel heeft het Europese model, dat stoelt op een combinatie van welvaart en solidariteit, in stand te houden en te verbeteren. Dit is echter alleen mogelijk als de EU ook in de toekomst over een stevig beleidskader beschikt dat de diverse actoren een adequaat instrumentarium in handen geeft om te kunnen inspelen op de door de recente ontwikkelingen geboden kansen en zich te kunnen beschermen tegen de nadelen die een en ander eveneens met zich meebrengt.

1.5

Regio's en lokale gemeenschappen worden het sterkst met deze uitdagingen geconfronteerd, maar hebben ook heel wat mogelijkheden om beleidsstrategieën in concrete maatregelen om te zetten en om de sociaal-economische actoren te mobiliseren.

1.6

De nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie van de EU kan alleen het gewenste resultaat opleveren als het lukt om in álle EU-regio's een dynamiek op gang te brengen. Helaas staan zowel de begrotingen van de lidstaten als die van de EU sterk onder druk, reden waarom de EU de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk moet trachten in te zetten. Het CvdR is van oordeel dat het cohesiebeleid zowel qua opzet als qua werkwijze een geschikt instrument is om de cohesiedoelstellingen van de EU te realiseren.

1.7

Met het onderhavige advies, waarin een aantal concrete hefboomeffecten van het cohesiebeleid onder de loep wordt genomen, wil het CvdR een bijdrage leveren aan het debat over de cohesieproblematiek. In de bijlage wordt uiteengezet hoe bij het opstellen van het advies te werk is gegaan (3).

2.   Inhoud en draagwijdte van het concept „hefboomeffect”

Het CvdR gaat in dit advies uit van een ruime definitie van het concept „hefboomeffect”, waarin rekening wordt gehouden met een aantal factoren die medebepalend zijn voor de impact van de structurele steunverlening. De volgende thema's worden aangesneden:

financiële aspecten

strategische en beleidsaspecten van thematische concentratie

verbetering van de institutionele capaciteit

versterking van de samenhang binnen de EU.

2.1   Financiële aspecten van het hefboomeffect

2.1.1

Het cohesiebeleid levert een aanzienlijke communautaire toegevoegde waarde op, want dankzij de EU-steun kunnen betere resultaten worden verkregen en méér actoren worden gemobiliseerd dan in nationaal of regionaal verband mogelijk zou zijn. Volgens ramingen van de Europese Commissie (4) leidt iedere voor doelstelling 1-regio's uitgegeven euro tot een additionele uitgave van gemiddeld 0,9 euro. In doelstelling 2-regio's is dit zelfs 3 euro.

2.1.2

Dit multiplicatoreffect is vooral een gevolg van de thematische en geografische concentratie van de structurele steunverlening. Als de beschikbare middelen via een goed uitgebouwd instrumentarium naar een beperkt aantal projecten of gebieden worden gesluisd, is er meer kans op het bereiken van de kritische massa die nodig is om op grote schaal investeringen aan te trekken. Concentratie van de steun maakt investeren gemakkelijker en dus aantrekkelijker.

2.1.3

Het hefboomeffect is ook een gevolg van de grote verscheidenheid aan financiële instrumenten. Met name globale subsidies blijken een flexibel instrument te zijn, dat een aanzienlijk financieel hefboomeffect teweegbrengt. Wel is het zo dat de lidstaten en regio's vaak niet in staat zijn om alle mogelijkheden van het beschikbare instrumentarium op een adequate manier te benutten.

2.1.4

Het hefboomeffect kan ook worden versterkt door de structuurfondsen in te zetten in het kader van financial engineering-instrumenten ten behoeve van het bedrijfsleven, en met name het MKB. Te denken valt aan durfkapitaal-, garantie-, lenings- en stadsontwikkelingsfondsen. In vele achtergebleven regio's werd via de structuurfondsenregeling al heel wat ervaring met dergelijke instrumenten opgedaan, en dan vooral met durfkapitaalfinanciering en met de opbouw van revolverende fondsen, waarmee ook na afloop van de programmeringsperiode nog regionale ontwikkelingssteun kan worden verleend. In dit verband verwacht het CvdR veel heil van de initiatieven JEREMIE, JASPERS en JESSICA, waar ook de Europese Investeringsbank (EIB) en het Europees Investeringsfonds (EIF) bij betrokken zijn, twee instituties die bij de implementatie van dit soort maatregelen een belangrijke rol kunnen spelen.

2.1.5

Dergelijke instrumenten bieden overheden ook meer mogelijkheden tot samenwerking met de internationale financiële instellingen en met particuliere banken, die wellicht nog andere ontwikkelingsprojecten financieren. Zij kunnen ook het beheer van de structuurfondsen een stuk flexibeler maken en de kredietwaardigheid van de EIB en het EIF vergroten.

2.1.6

Verder kan het hefboomeffect ook worden versterkt door de mogelijkheden voor publiek-private samenwerking (pps) te verbeteren. Wil men bereiken dat particuliere investeringsmiddelen sneller beschikbaar komen, dan is het van cruciaal belang dat mogelijke hinderpalen voor potentiële investeerders in kaart worden gebracht en dat projectteams en partnerschapsconstructies met de particuliere sector worden gecreëerd en ondersteund.

2.1.7

Bovendien maken de stabiele financiering en de meerjarenplanning van het cohesiebeleid het mogelijk om een solide relatie met de particuliere sector op te bouwen, wat resulteert in méér investeringen en in investeringen met een langere looptijd. Dit specifieke kenmerk van het cohesiebeleid — waarmee het zich onderscheidt van nationale initiatieven met hetzelfde doel — zorgt beslist voor een niet te onderschatten extra toegevoegde waarde.

2.1.8

Vóór publiek-private samenwerking pleit ook het feit dat in een aantal lidstaten, en dan vooral in de tien nieuwe lidstaten, een forse verhoging van de publieke investeringen op korte en middellange termijn problemen kan opleveren met de naleving van de begrotingstekortnorm en de regels van het Groei- en Stabiliteitspact. Een mogelijke oplossing zou zijn dat de overheid in plaats van de publieke investeringen op te voeren vaker haar toevlucht neemt tot het aangaan van publiek-private partnerschappen (ppp's).

2.2   Strategische oriëntatie van het beleid

2.2.1

Publieke investeringen moeten, op alle niveaus, zorgvuldig worden gepland. Het cohesiebeleid maakt het mogelijk om nationale en regionale prioriteiten zó op elkaar af te stemmen dat op EU-niveau een synergie-effect wordt gecreëerd. Het is dan ook duidelijk dat een Europese investeringsstrategie moet worden geflankeerd door een adequaat beleid op nationaal en regionaal niveau, dat erop gericht moet zijn de beschikbare publieke middelen te investeren in kwalitatief hoogstaande projecten op gebieden die vooral in het kader van de strategieën van Lissabon en Göteborg relevant zijn.

2.2.2

Te denken valt met name aan: onderwijs, kennismaatschappij, innovatie en onderzoek, milieubescherming, sociale dienstverlening, levenslang leren en structurele aanpassingen in Europees perspectief. Dergelijke investeringen zijn niet alleen van invloed op de vraag, maar hebben op lange termijn ook gevolgen voor de economische structuur: zij leiden tot een hogere economische groei en versterken het concurrentievermogen van de regio's. Op verschillende manieren brengt het cohesiebeleid hierbij een hefboomeffect teweeg.

2.2.3

In de eerste plaats zorgt het ervoor dat lidstaten en regio's hun beleid ter bevordering van innovatie en economische ontwikkeling op een andere leest gaan schoeien. Uit de bestudeerde praktijkvoorbeelden blijkt dat het cohesiebeleid heeft bijgedragen tot een heroriëntatie van de nationale beleidsprioriteiten ten gunste van factoren die belangrijk zijn voor de economische groei, zoals innovatie, onderzoek en een actief arbeidsmarkt- en integratiebeleid.

2.2.4

Deze heroriëntatie is er vooral gekomen dankzij het feit dat de Fondsen ook kunnen worden gebruikt voor het financieren van proefprojecten waarbij wordt geëxperimenteerd met nieuwe benaderingen en nieuwe instrumenten, zoals de clusterbenadering op het vlak van innovatie en de invoering van inspraak- en participatiemethodes. Dergelijke projecten hebben geleid tot een betere bewustwording van het belang van innovatie en tot een bredere kijk op de innovatieproblematiek, die in de huidige regionale ontwikkelingsstrategieën vanuit een veel breder perspectief wordt benaderd (aandacht voor organisatorische aspecten, financiering, beheer, opleiding, innovatiebevordering…).

2.2.5

In de tweede plaats heeft het cohesiebeleid ervoor gezorgd dat de cohesieproblematiek nu ook op andere beleidsterreinen aandacht krijgt. Tal van experimentele initiatieven, zoals de regionale innovatiestrategieën en de innovatieve acties van het EFRO, zijn mettertijd uitgegroeid tot een essentieel onderdeel van het nationale en regionale beleid. In het algemeen kan men stellen dat het cohesiebeleid tot een grotere flexibiliteit en marktgerichtheid heeft geleid.

2.2.6

Tot slot heeft het cohesiebeleid met zijn integrale ontwikkelingsstrategieën, die door de nationale en de regionale overheden samen worden uitgewerkt, geleid tot een meer strategische benadering van de problematiek rond economische ontwikkeling en werkgelegenheid, wat een aantal grootschalige projecten heeft opgeleverd. Men is gaan inzien dat zaken als technologie, innovatie, menselijk kapitaal, gelijke kansen en zorg voor het milieu belangrijke groeifactoren zijn. Al deze aspecten zijn dan ook gaandeweg uitgegroeid tot vaste aandachtspunten in de respectieve beleidsstrategieën.

2.3   Versterking van de institutionele capaciteit

2.3.1

Een ander aspect van het hefboomeffect van de structuurfondsen is de impact hiervan op de werking van de diverse overheden: de structurele steunverlening leidt tot modernisering, een beter beheer en op EU-niveau geharmoniseerde procedures. Het cohesiebeleid is ook bevorderlijk gebleken voor de uitvoering van bepaalde beleidsmaatregelen op andere terreinen — zoals bescherming van het milieu en bevordering van gelijke kansen — en voor het verloop van de sociaal-economische herstructureringsprocessen in het kader van de strategieën van Lissabon en Göteborg.

2.3.2

Belangrijk zijn in dit verband de uitvoering van de nationale hervormingsplannen — een sleutelinstrument voor het realiseren van de doelstellingen van de nieuwe Lissabon-strategie — en de coördinatie tussen deze plannen en de nationale strategische referentiekaders voor de periode 2007-2013.

2.3.3

Verder moeten nog worden vermeld: de totstandkoming van partnerschappen, de opbouw van institutionele capaciteit (een noodzakelijke voorwaarde voor het opzetten en uitvoeren van beleid), de verbreiding van een evaluatiecultuur, een grotere transparantie en uitwisselingen van informatie over succesvolle methoden — allemaal uitvloeisels van het cohesiebeleid zoals dit in de loop der jaren vorm heeft gekregen, en stuk voor stuk factoren die bijdragen tot een verbetering van het overheidsbestuur op alle niveaus, want vele van deze elementen zijn achteraf ook in andere beleidssectoren geïntroduceerd. Ook de oprichting van nieuwe organen, zoals de Regionale Ontwikkelingsagentschappen, is de ontwikkeling van vele EU-regio's aanzienlijk ten goede gekomen.

2.3.4

Dankzij het cohesiebeleid zijn de plannen en programma's op het gebied van institution building er aanzienlijk op vooruitgegaan. Er wordt steeds meer tijd uitgetrokken voor een zorgvuldige diagnose en analyse, de doelstellingen worden steeds meer verfijnd en er wordt alsmaar meer aandacht besteed aan zaken als toezicht, evaluatie en vergelijkende analyse. Het opstellen van langetermijnstrategieën voor publieke investeringen is een vast onderdeel van de planningcultuur geworden.

2.3.5

Dit alles heeft ertoe bijgedragen dat de lidstaten nu beter in staat zijn om sommige onderdelen van het acquis, zoals b.v. de milieuregels, in hun eigen wetgeving op te nemen en in praktijk te brengen. Het cohesiebeleid heeft onder meer geleid tot ingrijpende wijzigingen in de regelgeving op het gebied van overheidsopdrachten, waardoor de nationale markten voor overheidsopdrachten nu toegankelijk zijn voor álle EU-bedrijven, wat de werking van de interne markt alleen maar ten goede kan komen. Zeker vanuit het oogpunt van de recente uitbreiding is dit een belangrijk succes.

2.3.6

Tot slot zij er nog op gewezen dat het cohesiebeleid ook de rol van de regio's in de besluitvorming over het Europees regionaal beleid heeft versterkt. Dankzij het cohesiebeleid beschikken de EU-regio's over voldoende menskracht om hun taak bij het beheer van de Fondsen naar behoren te kunnen vervullen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een grotere autonomie voor de lokale en regionale overheden en tot een aanzienlijke sprong voorwaarts voor het regionalisatieproces en het lokale zelfbestuur in de EU.

2.4   Versterking van de samenhang binnen de EU

2.4.1

Het cohesiebeleid heeft op verschillende manieren de samenhang binnen de EU versterkt.

2.4.2

In de eerste plaats hebben het partnerschapsbeginsel en de grote inzet van de verantwoordelijke instanties de samenwerking tussen de overheid en de diverse maatschappelijke groeperingen verbeterd, wat aanzienlijk heeft bijgedragen tot het vinden van adequate oplossingen.

2.4.3

Bovendien heeft het cohesiebeleid geleid tot multi-dimensionale oplossingen voor complexe en zeer diverse problemen. De problemen, maar ook de achtergrond en de conjuncturele situatie, variëren sterk naar gelang van de regio, maar toch is het dankzij het cohesiebeleid gelukt om adequate maatregelen te nemen, met name in de perifere, ultraperifere en meest achterop geraakte regio's. Deze cohesiebevorderende aanpak heeft ook een aanzienlijke impact gehad op het beleid van de lidstaten op sommige andere terreinen.

2.4.4

Verder heeft het cohesiebeleid de samenwerking tussen regionale en lokale overheden bevorderd, met name in het kader van het communautaire initiatief Interreg. Daardoor is in sommige gevallen ook een einde gekomen aan langdurige conflicten of eeuwenoude ruzies tussen grensregio's. Dankzij de maatregelen ter bevordering van interregionale samenwerking is ook de samenwerking tussen niet aan elkaar grenzende gemeenten en regio's sterk toegenomen, wat uiteindelijk heeft geleid tot een aanzienlijke toename van het aantal nieuwe regionale strategieën.

2.4.5

In de afgelopen programmeringsperioden heeft de koppeling tussen EFRO en EOGFL aanzienlijke hefboomeffecten teweeggebracht in het kader van het streven naar geïntegreerde plattelandsontwikkeling. Wil men de territoriale samenhang verder kunnen versterken, dan moet de koppeling tussen EFRO en ELFPO in stand worden gehouden. Er moet op zijn minst een vorm van coördinatie en samenwerking zijn.

2.4.6

In dit verband moet worden gewezen op de uitstekende resultaten van de Urban-programma's, die niet alleen het fysieke milieu maar ook de sociale integratie in de betrokken steden ten goede zijn gekomen en daarmee een bewijs hebben geleverd van de toegevoegde waarde van het EU-beleid en van het gunstige effect van het concentratiebeginsel.

2.4.7

En ten slotte heeft het cohesiebeleid de zichtbaarheid van het Europese integratieproject aanzienlijk vergroot, met name daar waar het de kwaliteit van de publieke dienstverlening en van het bestaan van de burgers heeft helpen verbeteren.

3.   Conclusies

3.1

Het cohesiebeleid brengt dankzij zijn specifieke kenmerken (partnerschap, additionaliteit, strategische planning en meerjarenfinanciering) in verscheidene opzichten een aanzienlijk hefboomeffect teweeg.

3.2

Het zorgt ervoor dat overheid en particuliere sector de handen ineenslaan en dat er meer investeringsmiddelen — zowel publieke als particuliere — beschikbaar komen. Dit financiële hefboomeffect is een gevolg van het feit dat de financiering van het beleid geen grote fluctuaties vertoont, de uitgaven over een langere periode worden gepland en de toepassing van het concentratiebeginsel het mogelijk maakt de kritische massa te bereiken die nodig is om investeringen aan te trekken.

3.3

Zowel het hefboomeffect als de andere positieve effecten van het cohesiebeleid treden in alle soorten regio's en bij alle soorten programma's en projecten op, ongeacht de omvang van de verleende steun.

3.4

Het beheer van de Fondsen moet worden vereenvoudigd om het hefboomeffect van de partnerschappen te vergroten. Bovendien kan een al te sterke versnippering van de steun de totstandkoming van partnerschappen in sommige regio's bemoeilijken, met alle nadelige gevolgen van dien voor de keuze en de inzet van de actoren. Dit probleem zal zich in de periode 2007-2013 echter niet meer voordoen door het feit dat de nieuwe verordeningen een einde maken aan de zonering in het kader van doelstelling 2.

3.5

Het cohesiebeleid is een sleutelfactor bij de strategische oriëntatie van het overheidsbeleid. Het zorgt in een aantal sectoren voor nieuwe benaderingen en geeft op alle bestuursniveaus — nationaal, regionaal en lokaal — de aanzet tot het ontwikkelen van nieuw beleid. Het fungeert als een soort „aandrijfriem” tussen de doelstellingen van de EU, zoals de strategie van Lissabon, en de concrete initiatieven waarmee de sleutelactoren in de diverse gebieden binnen de EU deze doelstellingen moeten zien te realiseren.

3.6

Het cohesiebeleid creëert ook de noodzakelijke voorwaarden om de doelstellingen van Lissabon te kunnen realiseren. Daarbij valt met name te denken aan O&O en innovatie, die van cruciaal belang zijn voor de groei op middellange en lange termijn.

3.7

Tal van innovatieve programma's en projecten in het kader van het cohesiebeleid bleken hun succes te danken te hebben aan het feit dat de overheid achter de nieuwe concepten en benaderingen stond. Belangrijke factoren voor de totstandkoming van een hefboomeffect zijn daarnaast ook een goede beleidscoherentie en een goede samenwerking tussen de verschillende bestuursniveaus.

3.8

Het cohesiebeleid speelt een belangrijke rol bij de opbouw van institutionele capaciteit. Via het partnerschapsbeginsel heeft het in de hele EU een nieuw governance-model geïntroduceerd, waarbij de diverse bestuursniveaus en het maatschappelijk middenveld nauw met elkaar samenwerken, wat heeft geleid tot een toename van het sociaal-economische potentieel van de regio's en de lokale gemeenschappen. Dit zal een belangrijke factor zijn bij de verdere ontwikkeling van de nieuwe lidstaten.

3.9

Voor het bereiken van een maximaal hefboomeffect op lange termijn is het zaak dat rekening wordt gehouden met de algemene context en de culturele identiteit van iedere regio, waarbij steeds moet worden gestreefd naar een adequaat evenwicht tussen voor de hele EU geldende doelstellingen en regiospecifieke prioriteiten. Alleen door te streven naar een cultuuromslag en een mentaliteitswijziging en door de innovatie, het onderwijs, de ondernemingszin en de creativiteit te bevorderen kan men ervoor zorgen dat de door de Structuurfondsen teweeggebrachte veranderingen beklijven.

3.10

Het cohesiebeleid draagt aanzienlijk bij tot het versterken van de samenhang binnen de EU, want het zorgt ervoor dat de verschillen tussen de diverse soorten regio's afnemen en dat alle sociaal-economische actoren een actieve rol krijgen toebedeeld. Bovendien leidt het tot een verbetering van de kwaliteit van het bestaan, wat de zichtbaarheid van de EU vergroot en de burgers meer het gevoel geeft „erbij te horen”.

3.11

Het cohesiebeleid effent de weg voor een duurzame, milieuvriendelijke groei door te beletten dat milieuverwaarlozing negatieve gevolgen heeft voor de groei, de kwaliteit van het bestaan en de instandhouding van natuurlijke hulpbronnen.

3.12

Het cohesiebeleid, dat zowel op convergentie- als op concurrentiefactoren aangrijpt, vormt een adequaat instrument voor het bewerkstelligen van een evenwichtige sociaal-economische ontwikkeling, temeer daar het de hele EU bestrijkt en daarmee uitstekende mogelijkheden biedt voor het uitwisselen van ervaringen en informatie over best practices. Het vormt een ideaal kader voor een proces van wederzijds leren doordat het de regio's de middelen geeft om succesvolle initiatieven uit andere EU-regio's te „kopiëren”.

3.13

Het CvdR is van oordeel dat het hefboomeffect van het cohesiebeleid in de programmeringsperiode 2007-2013 nog kan toenemen. De „spelregels” van het cohesiebeleid zijn door de jaren heen helemaal uitgekristalliseerd. Zij werden uitvoerig uitgetest en gestroomlijnd, waarbij werd gekozen voor een meer strategische aanpak, voor „oormerking” van de beschikbare middelen, voor een sterkere concentratie van de steunverlening in prioritaire sectoren, voor meer verfijnde en innovatieve financieringsmethoden, voor een grotere nadruk op stadsontwikkelingsprogramma's en voor nauwere samenwerking tussen de diverse gebieden en regio's. Een en ander heeft duidelijk laten zien dat bij een drastische verandering van de doelstellingen van het EU-beleid het cohesiebeleid een adequaat instrument is om de sociaal-economische ontwikkeling van de EU-regio's in goede banen te leiden.

3.14

Gebleken is dat het welslagen van de steunmaatregelen staat of valt met de kwaliteit van de geselecteerde projecten en met de keuze van het instrumentarium: de instrumenten moeten perfect passen bij de specifieke situatie in de regio's en bij de doelstellingen die men wil bereiken.

4.   Aanbevelingen

Het Comité van de regio's:

4.1

beveelt de Commissie aan bij de volgende evaluatie van de samenhang binnen de EU ook aandacht te besteden aan het hefboomeffect van het cohesiebeleid;

4.2

beveelt de Commissie, het Europees Parlement en de Raad aan het hefboomeffect als aanknopingspunt te gebruiken bij het evalueren van de diverse onderdelen van het EU-beleid, met name met het oog op de tussentijdse herziening van de EU-begroting;

4.3

beveelt de Commissie aan extra initiatieven te nemen om de perceptie en de kennis van de inhoud en de voordelen van het cohesiebeleid in de lidstaten, en met name bij de lokale en regionale overheden, te verbeteren;

4.4

beveelt de Commissie aan een grotere inspanning te leveren om via de structuurfondsen financial engineering-instrumenten als JEREMIE en JESSICA te promoten, en het mededingingsrecht zó vorm te geven dat de mogelijkheid wordt gecreëerd om durfkapitaal- en garantiefondsen ten behoeve van achtergebleven regio's in het leven te roepen;

4.5

beveelt de Europese Commissie en de lidstaten aan bureaucratische procedures te vereenvoudigen, een adequaat wettelijk, bestuursrechtelijk en financieel kader voor het stimuleren van innoverende activiteiten uit te werken en voor innoverende bedrijven bedoelde financiële regelingen (durfkapitaalfondsen, netwerken van business angels, microkredietregelingen…) verder uit te bouwen;

4.6

beveelt de Commissie en de lidstaten aan de vorderingen met het vereenvoudigen en decentraliseren van het beheer van de structuurfondsen in de periode 2007-2013 te evalueren en daarbij speciale aandacht te schenken aan de verhouding tussen de administratieve rompslomp en de aard en omvang van de steunmaatregel en aan de gevolgen van de administratieve rompslomp voor de lokale en regionale overheden;

4.7

beveelt de lidstaten aan méér nog dan voorheen en op alle bestuursniveaus partnerschappen aan te gaan en ervoor te zorgen dat de lokale en regionale overheden en het maatschappelijk middenveld in alle fasen van de procedure een actieve rol krijgen toebedeeld, en pleit met name voor partnerschappen met steden omdat deze een belangrijke impact kunnen hebben op de groei en de werkgelegenheid;

4.8

beveelt de Commissie, het Europees Parlement, de lidstaten en de EIB aan alle hinderpalen voor publiek-private samenwerking bij structuurfondsenprojecten in kaart te brengen, en vestigt er de aandacht op dat een duidelijke EU-regeling voor pps-overeenkomsten alsmede een vereenvoudiging van de staatssteunregels al een hele stap in de goede richting zouden zijn en dat de lokale en regionale overheden beter zouden moeten worden geïnformeerd over de mogelijkheden van publiek-private samenwerking en de problemen die ermee gepaard kunnen gaan;

4.9

beveelt de Commissie en de lidstaten aan dat zij het vaak experimentele en baanbrekende karakter van de structuurfondsenregeling in stand trachten te houden, en pleit ervoor dat de lidstaten de beschikbare reservemiddelen en andere instrumenten gebruiken om de meest succesvolle strategieën te belonen en te promoten en de resultaten van territoriale samenwerking te consolideren;

4.10

roept de Europese Commissie op rekening te houden met de nauwe samenhang tussen de structuurfondsenmaatregelen en de programma's voor plattelandsontwikkeling en op alle niveaus een optimale inhoudelijke afstemming en coördinatie mogelijk te maken en te bevorderen, zonder evenwel de noodzaak van een strikte financiële scheiding uit het oog te verliezen;

4.11

beveelt aan bij de tenuitvoerlegging van de structuurfondsenregeling speciale aandacht te schenken aan de doelstellingen van het Kyoto-protocol en een duurzame en milieuvriendelijke ontwikkeling na te streven;

4.12

beveelt de Commissie en de lidstaten aan in alle fasen van de procedure — van planning tot evaluatie en verslaglegging — steeds ook het hefboomeffect voor ogen te houden en de structuurfondsenmiddelen bij voorkeur te reserveren voor het ondersteunen van projecten met een aanzienlijk hefboomeffect;

4.13

vestigt er de aandacht op dat ook in het toekomstige cohesiebeleid op alle niveaus rekening moet worden gehouden met het specifieke karakter van de diverse regio's, omdat „sterkte in verscheidenheid” van essentieel belang is voor het welslagen van de hefboomwerking van het cohesiebeleid;

4.14

beveelt de lidstaten en de regio's aan nauwgezet toe te zien op de coherentie tussen regionale strategieën, nationale hervormingsplannen, nationale strategische referentiekaders en operationele programma's om een zo groot mogelijk hefboomeffect te bereiken;

4.15

beveelt aan de voordelen van het hefboomeffect onder de aandacht te brengen door het organiseren van zowel op de potentiële begunstigden als op een breed publiek gerichte publiciteits- en voorlichtingscampagnes en door het verspreiden van best practices zoals het Comité van de Regio's doet via zijn Open Days;

4.16

beveelt de Commissie aan de ontwikkeling van de regio's over een langere periode te volgen en de regio's attent te maken op de noodzaak van een cultuuromslag, een mentaliteitswijziging en een in alle opzichten transparante en voor alle betrokkenen duidelijke voorlichtingscampagne — absoluut noodzakelijke voorwaarden om hun sociaal-economische ontwikkeling een echte sprong voorwaarts te laten maken;

4.17

juicht het door de Commissie gelanceerde netwerkinitiatief „Regio's voor economische verandering” toe, pleit ervoor de samenwerking te organiseren rond een breed scala aan thema's om in te spelen op alle regionale tendensen, dringt erop aan daarbij voort te bouwen op vernieuwende initiatieven uit de huidige programmeringsperiode en de lokale en regionale overheden actief bij het vastleggen van prioriteiten te betrekken, en verwacht dat het ook zelf bij een en ander zal worden betrokken;

4.18

beveelt de EU-instellingen aan het beginsel van onderlinge solidariteit tussen de regio's tot een van de grondbeginselen van het cohesiebeleid te maken, en vestigt er de aandacht op dat het cohesiebeleid ook in de toekomst een van de pijlers van het Europese integratiebeleid moet blijven.

Rome, 23 maart 2007

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

M. DELEBARRE


(1)  PB C 164 van 5 juli 2005, blz. 4

(2)  PB C 318 van 22 december 2004, blz.1

(3)  http://coropinions.cor.europa.eu/CORopinionDocument.aspx?identifier=cdr\coter-iv\dossiers\cotter-iv-003\cdr118-2006_fin_ac.doc&language=NL

(4)  Europese Commissie: „Cohesiebeleid ter ondersteuning van groei en werkgelegenheid: Communautaire strategische richtsnoeren 2007-2013”, COM(2005) 299, Brussel, 5 juli 2005


Top