Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006AR0050

    Advies van het Comité van de Regio’s, over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's – Dialoog tussen het maatschappelijk middenveld van de EU-lidstaten en de kandidaat-lidstaten

    PB C 206 van 29.8.2006, p. 23–27 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    29.8.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 206/23


    Advies van het Comité van de Regio’s, over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's – „Dialoog tussen het maatschappelijk middenveld van de EU-lidstaten en de kandidaat-lidstaten”

    (2006/C 206/05)

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

    GEZIEN de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's – „Dialoog tussen het maatschappelijk middenveld van de EU-lidstaten en de kandidaat-lidstaten” (COM(2005) 290 final),

    GEZIEN het besluit van de Europese Commissie van 29 juni 2005 om het, overeenkomstig art. 265, eerste alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, hierover te raadplegen,

    GEZIEN het besluit van zijn voorzitter van 29 september 2005 om de commissie Externe betrekkingen met het opstellen van een advies over het strategiedocument van de Europese Commissie inzake de vorderingen op het gebied van het uitbreidingsproces te belasten,

    GEZIEN zijn advies over de financiële vooruitzichten „Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: „Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst - Beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013”” - COM(2004) 101 final, CdR 162/2004 fin (1), (rapporteur: de heer BORE, gemeenteraadslid van Birmingham (UK/PSE));

    GEZIEN zijn advies over de Aanbeveling van de Europese Commissie over de vorderingen van Turkije op de weg naar toetreding - COM(2004) 656 final, CdR 495/2005 (rapporteur: mevrouw LUND, gemeenteraadslid van Farum (DK/PSE));

    GEZIEN zijn advies over het Voorstel voor een besluit van de Raad inzake de principes, prioriteiten en voorwaarden die zijn opgenomen in het Europees Partnerschap met Kroatië - (COM(2004) 275 final, CdR 499/2004, (rapporteur: de heer GOTTARDO, lid van de regioraad Friuli-Venezia-Giulia (IT/EVP));

    GEZIEN de resultaten van de openbare raadpleging (on line) van de Europese Commissie over het toekomstige programma voor een actief Europees burgerschap 2007-2013;

    GEZIEN het besluit van de Raad van 26 januari 2004 tot instelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van actief Europees burgerschap („civic participation”) (2004/100/CE);

    GEZIEN zijn ontwerpadvies (CdR 303/2005), dat door de commissie Externe betrekkingen en decentrale samenwerking op 28 februari 2006 is goedgekeurd (rapporteur: de heer GOTTARDO, lid van de regioraad Friuli-Venezia-Giulia (IT/EVP));

    Overwegende hetgeen volgt:

    1)

    de cruciale rol die het maatschappelijk middenveld in de kandidaat-lidstaten speelt teneinde het Europese integratieproject bij de burgers bekend te maken en de nationale, regionale en lokale overheden te steunen bij de inspanningen die zij op economisch, sociaal en politiek gebied leveren om het toetredingsproces tot een goed einde te brengen;

    2)

    de noodzaak van een dialoog tussen het maatschappelijk middenveld van de EU-lidstaten en de kandidaat-lidstaten om het proces van wederzijds sociaal en politiek inzicht en van wederzijds cultureel respect aan te zwengelen en te verdiepen;

    3)

    het voordeel van een gedecentraliseerde aanpak bij de totstandbrenging van netwerken die wortelen in het maatschappelijk middenveld van de verschillende landen en die gericht zijn op wederzijdse kennis van en voorlichting over het Europese integratieproces,

    heeft tijdens zijn 64e zitting van 26 en 27 april 2006 (vergadering van 27 april) het volgende advies met algemene stemmen goedgekeurd:

    1.   Standpunt van het Comité van de Regios

    1.1   Algemene opmerkingen

    Het Comité van de Regio's,

    1.1.1

    is ingenomen met de mededeling van de Europese Commissie waarmee gestreefd wordt naar de praktische invulling van de „derde pijler” van haar strategie, die betrekking heeft op de dialoog met het maatschappelijk middenveld en op Turkije, Kroatië en andere landen die lid van de Europese Unie willen worden;

    1.1.2

    is het ermee eens dat de Europese instellingen met name aandacht moeten schenken aan de burgers van de kandidaat-lidstaten, daar in het verleden is gebleken dat burgers vaak aan de zijlijn zijn blijven staan en niet betrokken werden bij de besluiten i.v.m. vorige uitbreidingen en de daaruit voortvloeiende gevolgen en kansen. Een en ander heeft er dan ook voor gezorgd dat het integratieproces veeleer als een plots dan als een gemeenschappelijk aanvaard fenomeen werd ervaren;

    1.1.3

    verdedigt, in aansluiting op het besluit van de Raad van 3 oktober 2005 waarin wordt beklemtoond dat de burgers het toetredingsproces moeten onderschrijven, het standpunt dat de gevolgen van een verdere uitbreiding van de Unie niet alleen door de burgers van de kandidaat-lidstaten maar ook door de actoren van het maatschappelijk middenveld in de lidstaten moeten worden gedragen. De opvangcapaciteit van de Gemeenschap, dat een essentieel uitbreidingscriterium is, wordt ook gemeten aan de mate waarin de burgers van de Unie met toekomstige uitbreidingen instemmen.

    1.1.4

    onderschrijft de keuze van de Commissie om de regionale en lokale overheden te betrekken bij de politieke dialoog die met alle kandidaat-lidstaten op weg naar hun toetreding tot de EU moet worden ontwikkeld; beschouwt zichzelf evenwel als een geprivilegieerde gesprekspartner in het kader van de derde pijler van de strategie van de Commissie, daar het rechtstreeks ingeschakeld wordt om de dialoog met het maatschappelijk middenveld van de verschillende landen te bevorderen; verzoekt dan ook dat het rechtstreeks zal worden betrokken bij de toekomstige werkzaamheden van de Commissie m.b.t. de dialoog met het maatschappelijk middenveld, en met name bij de maatregelen op het gebied van informatie en communicatie;

    1.1.5

    wijst erop dat de mededeling van de Europese Commissie onevenwichtig is opgebouwd daar bijna het hele document alleen maar aan Turkije is gewijd; is van mening dat een mededeling met een meer horizontale benadering van de derde pijler nuttiger was geweest, daar deze dan voor alle kandidaat-lidstaten zou kunnen gelden en niet alleen voor Turkije en Kroatië;

    1.1.6

    neemt met name nota van het verschil in financiële benadering, daar in de mededeling een weliswaar voorlopig, minimaal referentiekader voor de activiteiten m.b.t. Turkije wordt voorgesteld, maar hiervan geen sprake is voor de activiteiten m.b.t. Kroatië;

    1.1.7

    is van mening dat het aan de EU-lidstaten moet worden overgelaten werk te maken van een communicatie- en integratiebeleid voor de burgers van kandidaat-lidstaten die op hun grondgebied verblijven, terwijl het volgens hem meer de taak van de Europese Commissie is een gemeenschappelijke aanpak uit te werken die verband houdt met de redenen, de betekenis en de mogelijkheden van het Europese integratieproces. Die aanpak moet bruikbaar zijn voor zowel de huidige als mogelijke toekomstige kandidaat-lidstaten, worden gerealiseerd via een communicatieplan dat gericht is op de burgers van al die landen en via de regionale en lokale overheden wordt geconcretiseerd;

    1.1.8

    onderstreept in dit verband dat een „Europees netwerk van het maatschappelijk middenveld” dat tussen de verschillende landen, via hun maatschappelijke organisaties, scholen en universiteiten, actief moet zijn, de taak en de bijbehorende middelen moet krijgen om aan de burgers van de kandidaat-lidstaten de geschiedenis, de instellingen, de redenen en vooruitzichten van het Europese integratieproces duidelijk te maken, en met name de betekenis van het Europese burgerschap dat, wanneer het toetredingsproces eenmaal achter de rug zal zijn, aan het nationale burgerschap zal worden toegevoegd;

    1.1.9

    stelt bovendien voor ontmoetingen te organiseren en te institutionaliseren tussen regionale en lokale EU-gekozenen en regionale en lokale gekozenen van alle kandidaat-lidstaten, naar het voorbeeld van de eerste associatie- en stabilisatieovereenkomsten, hetgeen thans nog lang niet het geval is voor Kroatië of voor de landen in de Westelijke Balkan die lid van de EU willen worden;

    1.2   Lopende werkzaamheden en nieuwe activiteiten: Turkije

    Het Comité van de Regio’s

    1.2.1

    herhaalt dat het overtuigd is van het nut van een gemengd raadgevend comité van het CvdR met Turkse lokale autoriteiten maar wijst er met bezorgdheid op dat de Turkse nationale overheid nog niet de nodige stappen heeft ondernomen om echt werk te maken van een dergelijk gemeenschappelijk comité;

    1.2.2

    neemt nota van het voorstel van de Commissie om de ngo’s bij het proces van integratie van Turkse burgers in de EU-lidstaten te betrekken maar onderstreept dat een gedecentraliseerde aanpak met deelname van de lokale overheden absoluut noodzakelijk is om dit proces te vergemakkelijken;

    1.2.3

    beklemtoont het nut van een bijzonder jaarverslag van de Commissie over de eerbiediging van de rechten van minderheden in Turkije en acht het opportuun een vast gedeelte van de pretoetredingsmiddelen uit te trekken voor ngo’s en verenigingen van lokale vertegenwoordigers die toezien op de bescherming van de rechten van minderheden en het gebruik van talen van minderheden alsook van regionale talen;

    1.2.4

    is ermee ingenomen dat de Commissie het opneemt voor organisaties die zich inzetten voor de rechten van vrouwen en voor gelijke kansen en onderstreept dat echte actieve deelname van vrouwen aan het actieve politieke leven op lokaal niveau moet worden bevorderd en gemonitord;

    1.2.5

    verheugt zich over de deelname van Turkse studenten aan de communautaire programma’s „Jean Monnet” maar dringt erop aan deze aanpak – ook via nieuwe technologieën – te decentraliseren en te verruimen teneinde ook perifere universiteiten en personen die niet aan een universitaire studie toegekomen zijn, de kans te geven deel te nemen;

    1.2.6

    is opgetogen over de ontwikkeling van de culturele uitwisselingen die zeer belangrijk kunnen worden in de dialoog met de EU en spoort de Europese Commissie, en met name haar delegatie in Ankara, aan een gedecentraliseerde aanpak te hanteren die terdege rekening houdt met perifere niet-gouvernementele organisaties en ngo’s uit Turkse gebieden waar minderheidstalen worden gesproken. De bescherming van dergelijke minderheidstalen moet ook via communautaire programma’s als Cultuur en Media worden bevorderd;

    1.2.7

    is het ermee eens dat de dialoog tussen religieuze gemeenschappen en verenigingen moet worden aangemoedigd en hoopt daarover voldoende te worden geïnformeerd via toekomstige mededelingen over de dialoog met het maatschappelijk middenveld in de verschillende landen;

    1.2.8

    is van mening dat het voor hem nuttig is actief te worden betrokken bij de bevordering van publieke debatten op het internet en deel te nemen aan de activiteiten die de Commissie zal organiseren op de website die informatie over Turkije zal verstrekken;

    1.3   Lopende werkzaamheden en nieuwe activiteiten: Kroatië

    Het Comité van de Regio’s

    1.3.1

    betreurt dat de stabilisatie- en associatieovereenkomst met Kroatië niet voorziet in de oprichting van een gemeenschappelijk raadgevend comité van het CvdR met de Kroatische regionale en lokale overheden en dringt er bij de Commissie op aan erop toe te zien dat soortgelijke fouten niet opnieuw worden gemaakt m.b.t. andere potentiële kandidaat-lidstaten in de Westelijke Balkan;

    1.3.2

    neemt er nota van dat de deelname van Kroatië aan communautaire programma’s is toegenomen en hoopt op een versterking van het instrument van de stedenbanden tussen Kroatische en Europese steden, via het programma „Burgers voor Europa”, en tussen Kroatische graafschappen en EU-regio’s van in 2004 toegetreden EU-lidstaten die met name onder doelstelling 1 vallen, o.a. ook via het programma Leonardo da Vinci,;

    1.3.3

    dringt er bij de Commissie op aan bijzondere aandacht te schenken aan de bevordering in de Kroatische samenleving van het respect voor minderheidstalen, tweetaligheid en de rechten van minderheden;

    1.3.4

    verheugt zich over de aanpak van de Commissie om in zijn financieringsprojecten voor televisieprogramma’s die het brede publiek informatie over de Europese Unie verschaffen, ook door Europese regionale en lokale media gerealiseerde programma’s in aanmerking te nemen. In deze context en voor het welslagen van het initiatief beklemtoont het Comité het belang van het gebruik van regionale talen of talen van nationale minderheden;

    1.3.5

    acht het onontbeerlijk om als een van de nieuwe activiteiten die met de inzet van het Kroatische maatschappelijke middenveld moeten worden ontwikkeld, de grensoverschrijdende samenwerking aan te moedigen, met name via de bevordering van Euroregio’s en de dialoog tussen religieuze gemeenschappen;

    1.3.6

    neemt nota van het voornemen van de Kroatische regering om een nationale strategie voor de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld uit te stippelen, alsmede van de oprichting van een Raad voor de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld die de nodige transparantie moet verzekeren bij de beoordeling van de verdeling van de nationale steunmiddelen voor activiteiten van het Kroatische maatschappelijke middenveld.

    2.   Aanbevelingen van het Comité van de Regio's

    2.1   Algemene aanbevelingen

    Het Comité van de Regio's,

    2.1.1

    zou graag zien dat de Commissie vanaf 2006 een uitgebreid jaarverslag opstelt over de stand van de dialoog met het maatschappelijk middenveld in de verschillende lidstaten. Dit verslag moet evenwichtiger opgebouwd zijn en meer rekening houden met de specifieke situatie in alle kandidaat-lidstaten. Het moet ook een specifiek onderdeel bevatten over de dialoog tussen de religieuze gemeenschappen en verenigingen;

    2.1.2

    vraagt dat voor elke kandidaat-lidstaat apart een financieel kader wordt opgesteld betreffende de jaarlijkse financiering van de activiteiten ter ontwikkeling van de dialoog met het maatschappelijk middenveld en dat dit document systematisch aan de toekomstige mededelingen over de dialoog met het maatschappelijk middenveld wordt toegevoegd;

    2.1.3

    stelt de Commissie voor de mogelijkheid na te gaan om een „Europees netwerk van het maatschappelijk middenveld” op te richten teneinde bij de burgers in de EU en in de kandidaat-lidstaten via scholen en universiteiten meer kennis te ontwikkelen van elkaars geschiedenis en cultuur en van het Europese integratieproces en daarbij het nodige respect aan de dag te leggen voor de culturele, nationale, regionale en lokale verschillen binnen de EU;

    2.1.4

    onderstreept dat de positieve aspecten van de Europese integratie dienen te worden benadrukt;

    2.1.5

    dringt er bij de Commissie op aan gebruik te maken van het netwerk Circom en van de bestaande particuliere televisieomroepen in de Europese regio’s en steden en in de kandidaat-lidstaten om voor het brede publiek televisieprogramma’s te realiseren die de dialoog tussen het maatschappelijk middenveld in de EU-lidstaten en de kandidaat-lidstaten kunnen helpen ontwikkelen; verzoekt de Commissie voorts het makkelijker te maken voor journalisten van de Turkse en Kroatische nationale, regionale en lokale pers, alsmede van minderheidsgroepen, om aan zijn zittingen deel te nemen;

    2.1.6

    is van mening dat bijzondere aandacht moet worden geschonken aan de verzekering van gelijke kansen en aan de rol van vrouwenverenigingen. Het zou dan ook graag zien dat de Commissie prioriteit geeft aan de door ngo’s gepresenteerde projecten die erop gericht zijn gelijke kansen te waarborgen en de deelname van vrouwen aan sociale en politieke activiteiten te ontwikkelen; nodigt de Europese Commissie in deze context uit specifieke programma’s voor kandidaat-lidstaten op te stellen ter bestrijding van directe en indirecte discriminatie op zowel economisch, sociaal als politiek vlak in sectoren als het onderwijs en de media;

    2.1.7

    vestigt opnieuw de aandacht op het feit dat Kroatië thans uitgesloten is van het communautaire actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op het vlak van actief Europees burgerschap („civic participation”) werkzaam zijn;

    2.2   Turkije

    2.2.1

    neemt nota van de raming die de Europese Commissie heeft gemaakt van de financiële inspanningen die nodig zijn om de programmeringskosten te dekken voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld in 2006, te weten 40 miljoen euro; acht het in dit verband van nut een tussentijdse evaluatie te maken van de benutting van de beschikbare middelen en is meer te vinden voor een aanpak waarbij rekening wordt gehouden met de concrete behoeften dan voor de toekenning van een vast percentage, zoals in de Commissiemededeling wordt voorgesteld; het is anderzijds wel voorstander van een vooraf vastgesteld meerjarig budget dat de werkzaamheden moet ondersteunen van ngo’s en verenigingen van lokale vertegenwoordigers die ijveren voor de bescherming van de rechten van minderheden en voor het gebruik van hun moedertalen;

    2.2.2

    verzoekt de Turkse overheid de nodige stappen te ondernemen om een gemeenschappelijk raadgevend comité van het CvdR en Turkse lokale overheden op te richten;

    2.2.3

    moedigt de Commissie aan de Jean Monnet-programma’s te financieren, alsmede de actie Jean Monnet op het gebied van universitair onderwijs over de Europese integratie, dat echter niet tot grote stedelijke centra en Turkse universiteiten beperkt mag blijven; is in dit verband van mening dat ook in soortgelijke programma’s voor niet universiteitsstudenten moet worden voorzien;

    2.2.4

    beveelt aan nauwe banden te leggen met verenigingen die lokale gemeenschappen vertegenwoordigen en lokale en regionale media, teneinde de ngo’s in Turkse perifere gebieden ook bij een en ander te betrekken;

    2.2.5

    spoort de Europese Commissie aan haar oproep tot de Turkse overheid kracht bij te zetten teneinde te verzekeren dat vrouwen in lokale politieke organen billijk vertegenwoordigd zijn; hoopt dat er een jaarlijkse Europese onderscheiding zal worden ingesteld ter beloning van de inzet van vrouwen in de Turkse lokale politiek;

    2.2.6

    stelt de Commissie voor om ter bevordering van stedenbanden tussen Turkse steden en steden in de EU, een beroep te doen op CvdR-leden die jaarlijks een aantal Turkse steden zouden kunnen „adopteren” en hen zouden kunnen koppelen aan Europese gemeenten, bv. ter gelegenheid van een jaarlijkse conferentie die door de Commissie in samenwerking met het CvdR zou kunnen worden opgezet;

    2.2.7

    verzoekt de Europese Commissie het Comité te betrekken bij de activiteiten ter bevordering van openbare debatten op het internet en bij de creatie en lancering van de website die informatie zal verstrekken over de uitbreiding en de activiteiten die in het kader van de dialoog met de maatschappelijke organisaties in Turkije worden georganiseerd;

    2.3   Kroatië

    Het Comité van de Regio’s

    2.3.1

    vraagt de Europese Commissie te voorzien in financiering van de activiteiten m.b.t. de dialoog met het maatschappelijk middenveld vanaf de programmering voor 2006, door op het jaarlijkse budget voor het programma voor pretoetredingssteun, een specifiek bedrag uit te trekken;

    2.3.2

    bevestigt zijn belangstelling voor een dialoog met de Kroatische regionale en lokale overheden en verzoekt in de stabilisatie- en associatieovereenkomsten met de andere landen op de Westelijke Balkan uitdrukkelijk te voorzien in de oprichting van een gemeenschappelijk raadgevend comité met het CvdR;

    2.3.3

    stelt voor specifieke programma’s op te zetten voor jumelage tussen overheden van Kroatische graafschappen en EU-regio’s van doelstelling 1 (convergentiedoelstelling vanaf 2007) met het oog op de uitwisseling van best practices op het gebied van de aanwending van communautaire pretoetredingssteun; met name moet worden gezorgd voor specifieke programmering van regionale partnerschappen via het opleidingsprogramma Leonardo da Vinci;

    2.3.4

    beveelt aan een informatieprogramma op te zetten voor wederzijdse kennismaking en bevordering van de Europese gedachte op lokaal niveau - ook in de talen van nationale minderheden; daarbij moeten de Kroatische regionale media worden betrokken, alsook de media die de nationale minderheden vertegenwoordigen;

    2.3.5

    verzoekt de Europese Commissie de werkzaamheden van de maatschappelijke organisaties die nationale minderheden in Kroatië vertegenwoordigen, te steunen en een jaarverslag over de eerbiediging van de rechten van nationale minderheden voor te bereiden, met bijzondere aandacht voor het effectieve gebruik, indien hierin is voorzien, van twee talen door de lokale en regionale overheden;

    2.3.6

    zou graag zien dat Kroatië in 2007 kan deelnemen aan het communautaire actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die in de sector van actief Europees burgerschap („civic participation”) werkzaam zijn;

    2.3.7

    stelt voor dat de Europese Commissie erop aandringt dat een vertegenwoordiger van het maatschappelijk middenveld in de EU als waarnemer deelneemt aan de door de Kroatische regering ingestelde Raad voor ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld.

    Brussel, 27 april 2006

    De voorzitter

    van het Comité van de Regio's

    M. DELEBARRE


    (1)  PB C 164 van 5 juli 2005, blz. 4.


    Top