Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006AP0539

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende een papierloze omgeving voor douane en bedrijfsleven (COM(2005)0609 - C6-0420/2005 - 2005/0247(COD))

PB C 317E van 23.12.2006, p. 74–74 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

52006AP0539

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende een papierloze omgeving voor douane en bedrijfsleven (COM(2005)0609 - C6-0420/2005 - 2005/0247(COD))

Publicatieblad Nr. 317 E van 23/12/2006 blz. 0074 - 0074


20061223

P6_TC1-COD(2006)0075

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 12 december 2006 met het oog op de aanneming van Beschikking nr. …/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een actieprogramma voor de douane in de Gemeenschap (Douane-2013)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité [1],

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [2],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het creëren van groei en werkgelegenheid zoals is bepaald in de hernieuwde Lissabon-strategie, is een belangrijke doelstelling voor de Gemeenschap in de komende jaren. De vorige programma's op het gebied van douane, met name Beschikking nr. 253/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2003 houdende goedkeuring van een actieprogramma voor de douane in de Gemeenschap [3] (hierna "Douane-2007" genoemd), hebben in aanzienlijke mate bijgedragen aan de verwezenlijking van die doelstelling en aan de algemene doelstellingen van het douanebeleid. Het is daarom passend de activiteiten die in het kader van deze programma's zijn ingeleid, voort te zetten. Een nieuw programma (hierna "het programma" genoemd) wordt vastgesteld voor een periode van zes jaar zodat de looptijd ervan samenvalt met het meerjarig financieel kader dat is opgenomen in het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer [4].

(2) De douanediensten spelen een cruciale rol bij de bescherming van de belangen van de Gemeenschap, met name haar financiële belangen. Tevens bieden zij de burgers en de marktdeelnemers in de Gemeenschap op iedere plaats in het douanegebied van de Gemeenschap waar douaneformaliteiten worden vervuld, een gelijkwaardig beschermingsniveau. In dit verband was het door de Groep douanebeleid vastgestelde strategische beleid erop gericht dat de nationale douanediensten even efficiënt en effectief functioneren en op de eisen van een veranderende douaneomgeving reageren als betrof het één enkele dienst. Het is derhalve zaak dat het programma bij het algemene douanebeleid aansluit en dit ondersteunt, en dat de Groep douanebeleid, die is samengesteld uit de Commissie en de hoofden van de douanediensten van de lidstaten of hun vertegenwoordigers, door het programma wordt ondersteund. De uitvoering van het programma moet daarom door de Commissie en de lidstaten worden gecoördineerd en georganiseerd binnen het gemeenschappelijk beleid zoals dat door de Groep douanebeleid wordt ontwikkeld.

(3) Het is nodig op douanegebied voorrang te geven aan de verbetering van de controles en fraudebestrijdingsmaatregelen, de minimalisering van de nalevingskosten van de douanewetgeving voor de marktdeelnemers, het efficiënte beheer van de goederencontroles aan de buitengrenzen en de bescherming van de burgers van de Europese Unie wat de veiligheid en de beveiliging van de internationale bevoorradingsketen betreft. Daarom moet de Gemeenschap, binnen de grenzen van haar bevoegdheden, het optreden van de douanediensten van de lidstaten kunnen ondersteunen en dient iedere mogelijkheid tot administratieve samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand waarin de Gemeenschapsvoorschriften voorzien, ten volle te worden benut.

(4) Met het oog op de ondersteuning van het toetredingsproces van de kandidaat-lidstaten dienen de douanediensten van deze landen de nodige steun te krijgen om vanaf de datum van hun toetreding alle taken te kunnen vervullen die uit het Gemeenschapsrecht voortvloeien, waaronder het beheer van toekomstige buitengrenzen. Het programma moet daarom openstaan voor kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten.

(5) Met het oog op de ondersteuning van douanehervormingen in landen die deelnemen aan het Europese nabuurschapsbeleid, dient te worden voorzien in de mogelijkheid dat deze landen, onder bepaalde voorwaarden, aan specifieke programma-activiteiten kunnen deelnemen.

(6) Door de toenemende mondialisering van de handel, de ontwikkeling van nieuwe markten en veranderingen in de wijze waarop en de snelheid waarmee goederen worden vervoerd, dienen de douanediensten hun onderlinge betrekkingen te versterken alsook met het bedrijfsleven, de juridische en wetenschappelijke wereld en andere deelnemers aan het internationale handelsverkeer. Dit programma moet personen die deze kringen of entiteiten vertegenwoordigen, de mogelijkheid bieden aan programma-activiteiten deel te nemen wanneer dat dienstig is.

(7) De geautomatiseerde en beveiligde trans-Europese communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen die uit hoofde van Douane-2007 worden gefinancierd, zijn essentieel voor het functioneren van de douane in de Gemeenschap op het gebied van informatie-uitwisseling tussen douanediensten en moeten derhalve verder worden gefinancierd uit hoofde van het programma.

(8) De ervaring die de Gemeenschap met vorige Douane-programma's heeft opgedaan, heeft geleerd dat het samenbrengen van ambtenaren van verschillende nationale overheidsdiensten in beroepsmatige activiteiten in het kader van benchmarking, projectgroepen, seminars, workshops, werkbezoeken, opleidings- en monitoringactiviteiten in grote mate bijdraagt aan de verwezenlijking van de doelstellingen van die programma's. Deze activiteiten moeten daarom worden voortgezet, terwijl ook in de mogelijkheid moet worden voorzien om nieuwe instrumenten te ontwikkelen wanneer dat vereist is om nog effectiever aan de behoeften tegemoet te komen.

(9) De douaneambtenaren moeten over een toereikende talenkennis beschikken om aan het programma te kunnen deelnemen en samen te werken. De deelnemende landen dienen in de nodige talenopleiding voor hun ambtenaren te voorzien.

(10) Uit de tussentijdse evaluatie van Douane-2007 is duidelijk geworden dat een meer gestructureerde aanpak is vereist voor het delen van informatie en het uitwisselen van kennis tussen overheidsdiensten onderling en tussen overheidsdiensten en de Commissie en voor de consolidatie van kennis die tijdens programma-activiteiten is verkregen. Daarom moet in het programma bijzondere aandacht worden gegeven aan het delen van informatie en kennisbeheer.

(11) Ofschoon de deelnemende landen primair verantwoordelijk zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma, is een optreden van de Gemeenschap vereist voor de coördinatie van de programma-activiteiten, het beschikbaar stellen van infrastructuur en het geven van de nodige stimulansen.

(12) Daar de doelstellingen van deze beschikking niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze beschikking niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(13) Bij deze beschikking worden voor de gehele looptijd van het programma de financiële middelen vastgesteld die voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006.

(14) De voor de uitvoering van deze beschikking vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [5],

HEBBEN DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Vaststelling van het programma

1. Voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2013 wordt een meerjarig actieprogramma voor de douane in de Gemeenschap ("Douane-2013"), hierna "het programma" genoemd, vastgesteld ter ondersteuning en aanvulling van de maatregelen die de lidstaten nemen om het effectief functioneren van de interne markt te waarborgen op douanegebied.

2. De activiteiten van het programma omvatten:

a) communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen;

b) benchmarking;

c) seminars en workshops;

d) projectgroepen en stuurgroepen;

e) werkbezoeken;

f) opleidingsactiviteiten;

g) monitoringactiviteiten;

h) alle andere activiteiten die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze beschikking wordt verstaan onder:

1) "overheidsdienst": de voor de douane en douanegerelateerde activiteiten verantwoordelijke overheden en overige lichamen in de deelnemende landen;

2) "ambtenaar": een medewerker van de overheidsdienst.

Artikel 3

Deelname aan het programma

1. De deelnemende landen zijn de lidstaten en de in lid 2 bedoelde landen.

2. Aan het programma kan worden deelgenomen door:

a) kandidaat-lidstaten die in aanmerking komen voor een pretoetredingsstrategie, overeenkomstig de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van deze landen aan communautaire programma's zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomst en besluiten van de Associatieraad;

b) potentiële kandidaat-lidstaten, overeenkomstig de met deze landen overeen te komen bepalingen na de vaststelling van kaderovereenkomsten betreffende hun deelname aan communautaire programma's.

3. Aan het programma kan ook worden deelgenomen door bepaalde partnerlanden van het Europese nabuurschapsbeleid indien de relevante wetgeving en bestuurlijke methoden in deze landen voldoende zijn aangepast aan die in de Gemeenschap, overeenkomstig met deze landen overeen te komen bepalingen na de vaststelling van kaderovereenkomsten betreffende hun deelname aan communautaire programma's.

4. Deelnemende landen worden vertegenwoordigd door ambtenaren van de desbetreffende overheidsdienst.

Artikel 4

Algemene doelstellingen

1. Het programma wordt opgezet om de volgende algemene doelstellingen te vervullen:

a) garanderen dat de activiteiten van de douane voldoen aan de behoeften van de interne markt, inclusief de beveiliging van de bevoorradingsketen en de vergemakkelijking van het handelsverkeer, en de groei- en werkgelegenheidsstrategie ondersteunen;

b) garanderen dat de douanediensten van de lidstaten op efficiënte wijze met elkaar samenwerken en hun taken uitvoeren als betrof het één enkele dienst, waarbij er zorg voor wordt gedragen dat de controles op ieder punt in het douanegebied van de Gemeenschap qua resultaten gelijkwaardig zijn en dat de legitieme activiteiten van bedrijven worden ondersteund;

c) de noodzakelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap bieden;

d) de veiligheid en zekerheid versterken;

e) de in artikel 3, lid 2, genoemde landen voorbereiden op de toetreding, inclusief door het delen van ervaringen en kennis met de douanediensten van de betrokken landen.

2. De gemeenschappelijke aanpak van het douanebeleid dient voortdurend aan de nieuwe ontwikkelingen te worden aangepast in partnerschap tussen de Commissie en de lidstaten in de Groep douanebeleid bestaande uit de Commissie en de hoofden van de douanediensten van de lidstaten of hun vertegenwoordigers. De Commissie stelt de Groep douanebeleid op gezette tijden in kennis van de maatregelen met betrekking tot de uitvoering van het programma.

Artikel 5

Specifieke doelstellingen

De specifieke doelstellingen van het programma zijn:

a) het verminderen van de administratieve lasten en de nalevingskosten voor de marktdeelnemers door de douanesystemen en -controles beter te standaardiseren en te vereenvoudigen, en het onderhouden van een open en transparante samenwerking met het bedrijfsleven;

b) het in kaart brengen, ontwikkelen en toepassen van beste werkmethoden, met name op het gebied van auditcontrole voor en na de vrijgave van goederen, risicoanalyse, douanecontroles en vereenvoudigde procedures;

c) het onderhouden van een systeem voor het meten van de prestaties van de douanediensten van de lidstaten, teneinde hun doelmatigheid en doeltreffendheid te verbeteren;

d) het ondersteunen van acties ter voorkoming van onregelmatigheden, met name door snelle verstrekking van informatie over risico's aan de eerstelijnsdouanekantoren;

e) het voorzien in een uniforme en eenduidige indeling van de tarieven in de Gemeenschap, met name door verbetering van de coördinatie en de samenwerking tussen laboratoria;

f) het helpen totstandbrengen van een pan-Europese elektronische douaneomgeving door middel van de ontwikkeling van interoperabele communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen in combinatie met de noodzakelijke wijzigingen op wetgevend en bestuurlijk gebied;

g) het onderhouden van bestaande communicatie- en informatiesystemen en in voorkomend geval het ontwikkelen van nieuwe systemen;

h) het ondernemen van acties om de douanediensten van de landen die zich op toetreding voorbereiden, te ondersteunen;

i) het helpen ontwikkelen van degelijke douanediensten in derde landen;

j) het verbeteren van de samenwerking tussen de douanediensten van de lidstaten en van derde landen, met name die van de partnerlanden van het Europese nabuurschapsbeleid;

k) het ontwikkelen en versterken van gemeenschappelijke opleidingen.

Artikel 6

Werkprogramma

De Commissie stelt jaarlijks volgens de in artikel 20, lid 2, bedoelde procedure een werkprogramma vast.

HOOFDSTUK II

PROGRAMMA-ACTIVITEITEN

Artikel 7

Systemen voor communicatie en informatie-uitwisseling

1. De Commissie en de deelnemende landen dragen er zorg voor dat de in lid 2 bedoelde communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen operationeel zijn.

2. De communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen zijn:

a) het gemeenschappelijk communicatienetwerk met gemeenschappelijke systeeminterface (CCN/CSI);

b) het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer (CTS);

c) de tariefsystemen, en met name het systeem voor gegevensverspreiding (DDS), de gecombineerde nomenclatuur (GN), het informatiesysteem betreffende het geïntegreerd tarief van de Gemeenschap (TARIC), het Europese informatiesysteem betreffende bindende tariefinlichtingen (EBTI), het systeem voor tariefcontingenten en voor bewaking (TQS), het informatiesysteem met betrekking tot schorsingen (SUSPENSIONS), het specimenbeheersysteem (SMS), het informatiesysteem voor de afwikkeling van procedures (ISPP), de Europese douanelijst van chemische stoffen (ECICS) en het registratiesysteem voor exporteurs (REX);

d) de systemen ter bevordering van de veiligheid zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 648/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2005 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek [6], met inbegrip van het communautair systeem voor risicobeheer, het uitvoercontrolesysteem (ECS), het invoercontrolesysteem (ICS) en het systeem voor geautoriseerde marktdeelnemers (AEO);

e) alle nieuwe douanegerelateerde communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen, met inbegrip van de e-douanesystemen, die in het kader van communautaire wetgeving worden opgezet en in het in artikel 6 bedoelde werkprogramma zijn opgenomen.

3. De communautaire componenten van de communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen omvatten de hardware, de software en de netwerkverbindingen, die voor alle deelnemende landen gelijk dienen te zijn. De Commissie sluit namens de Gemeenschap de nodige contracten om deze componenten operationeel te maken.

4. De niet-communautaire componenten van de communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen omvatten de nationale databanken die deel uitmaken van deze systemen, de netwerkverbindingen tussen de communautaire en niet-communautaire componenten, en de software en hardware die elk deelnemend land dienstig acht voor een volledige werking van deze systemen in zijn overheidsdienst. De deelnemende landen zorgen ervoor dat de niet-communautaire componenten operationeel blijven en interoperabel zijn met de communautaire componenten.

5. De Commissie coördineert in samenwerking met de deelnemende landen de aspecten van het opzetten en het functioneren van de communautaire en niet-communautaire componenten van de in lid 2 bedoelde systemen en infrastructuur die van belang zijn om de werking, interconnectiviteit en voortdurende verbetering ervan te garanderen. De Commissie en de deelnemende landen stellen alles in het werk om de daartoe vastgestelde tijdschema's en termijnen in acht te nemen.

6. De Commissie kan het CCN/CSI voor douane- en niet-douanedoeleinden toegankelijk maken voor andere overheidsdiensten. Ter dekking van de daaraan verbonden kosten kan een financiële bijdrage worden verlangd.

Artikel 8

Benchmarking

Tussen twee of meer deelnemende landen kunnen benchmarkingactiviteiten worden opgezet in de vorm van een vergelijking van werkmethoden, procedures of processen met behulp van overeengekomen indicatoren, teneinde best practices in kaart te brengen.

Artikel 9

Seminars en workshops

De Commissie en de deelnemende landen zetten gezamenlijk seminars en workshops op en dragen zorg voor de verspreiding van de resultaten van deze seminars en workshops.

Artikel 10

Projectgroepen en stuurgroepen

De Commissie kan, in samenwerking met de deelnemende landen, projectgroepen oprichten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van specifieke taken binnen een vastgestelde termijn, alsmede stuurgroepen die coördinerende activiteiten uitvoeren.

Artikel 11

Werkbezoeken

1. De deelnemende landen zetten werkbezoeken voor ambtenaren op. Een werkbezoek mag niet langer dan één maand duren. Elk werkbezoek dient op een specifieke beroepsactiviteit te zijn gericht, terdege te worden voorbereid en achteraf door de betrokken ambtenaren en overheidsdiensten te worden geëvalueerd. Werkbezoeken kunnen een operationeel karakter hebben of op specifieke prioritaire activiteiten zijn gericht.

2. De deelnemende landen zorgen ervoor dat bezoekende ambtenaren daadwerkelijk kunnen deelnemen aan de activiteiten van de ontvangende overheidsdienst. Te dien einde worden bezoekende ambtenaren gemachtigd de taken te verrichten die hen worden toegewezen. Wanneer de omstandigheden daartoe nopen en vooral met het oog op de vervulling van de specifieke eisen van het rechtsstelsel van elk van de deelnemende landen, kunnen de bevoegde autoriteiten van de deelnemende landen deze machtiging beperken.

3. Tijdens het werkbezoek wordt de wettelijke aansprakelijkheid van de bezoekende ambtenaar bij de uitoefening van zijn/haar taken op dezelfde wijze behandeld als de wettelijke aansprakelijkheid van ambtenaren van de ontvangende overheidsdienst. Bezoekende ambtenaren zijn gebonden door dezelfde professionele vertrouwelijkheidsregels als de ambtenaren van de ontvangende overheidsdienst.

Artikel 12

Opleidingsactiviteiten

1. De deelnemende landen vergemakkelijken, in samenwerking met de Commissie, de samenwerking tussen nationale opleidingsinrichtingen, met name door:

a) de vaststelling van opleidingsnormen en de ontwikkeling van bestaande opleidingsprogramma's en, voor zover dienstig, de ontwikkeling van bestaande opleidingsmodules en van nieuwe e-learning modules om een gemeenschappelijke kernopleiding voor ambtenaren aan te bieden met betrekking tot het volledige scala van douanevoorschriften en -procedures, zodat zij de nodige beroepsbekwaamheid en vakkennis kunnen verwerven;

b) voor zover dienstig, de bevordering van en de toegang tot opleidingsprogramma's op het gebied van douane voor ambtenaren van alle deelnemende landen, wanneer zulke programma's worden georganiseerd door een deelnemend land voor zijn eigen ambtenaren;

c) voor zover dienstig, de verschaffing van de noodzakelijke infrastructuur en instrumenten voor gemeenschappelijke e-learning op het gebied van douane en het beheer daarvan;

2. De deelnemende landen nemen de gemeenschappelijk ontwikkelde e-learning modules bedoeld in lid 1, onder a), voor zover dienstig op in hun nationale opleidingsprogramma's.

De deelnemende landen dragen er zorg voor dat hun ambtenaren de voor het verwerven van de gemeenschappelijke beroepsbekwaamheid en vakkennis vereiste basis- en vervolgopleiding ontvangen in overeenstemming met de opleidingsprogramma's. De deelnemende landen bevorderen de talenopleiding om de ambtenaren in staat te stellen een toereikende talenkennis te verwerven om aan het programma deel te nemen.

Artikel 13

Monitoringactiviteiten

1. De Commissie besluit in samenwerking met de lidstaten welke specifieke sectoren van de communautaire douanewetgeving aan monitoring kunnen worden onderworpen.

2. Deze monitoring wordt uitgevoerd door gemeenschappelijke teams bestaande uit douaneambtenaren van de lidstaten en ambtenaren van de Commissie. Deze teams bezoeken op basis van een thematische of regionale benadering verschillende plaatsen in het douanegebied van de Gemeenschap waar douanediensten hun taken uitoefenen. Zij analyseren douanepraktijken op nationaal niveau, brengen geconstateerde problemen met de toepassing van de regels in kaart en doen in voorkomend geval voorstellen voor de aanpassing van zowel de communautaire regels als de werkmethoden teneinde de efficiency van het douaneoptreden als geheel te verbeteren. De verslagen worden aan de lidstaten en de Commissie toegezonden.

Artikel 14

Deelname aan activiteiten in het kader van het programma

Vertegenwoordigers van internationale organisaties, overheidsdiensten van derde landen en marktdeelnemers en hun organisaties kunnen aan in het kader van het programma opgezette activiteiten deelnemen wanneer dit dienstig is voor de verwezenlijking van de in de artikelen 4 en 5 vermelde doelstellingen.

Artikel 15

Delen van informatie

De Commissie bevordert, in samenwerking met de deelnemende landen, het delen van de bij programma-activiteiten verkregen informatie.

HOOFDSTUK III

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 16

Financiële middelen

1. De financiële middelen voor de uitvoering van het programma in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2013 worden vastgesteld op 323800000euro.

2. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van het meerjarig financieel kader, overeenkomstig punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer.

Artikel 17

Uitgaven

1. De uitgaven voor de uitvoering van het programma worden door de Gemeenschap en de deelnemende landen gezamenlijk gedragen, overeenkomstig het bepaalde in de leden 2 tot en met 5.

2. De Gemeenschap draagt de volgende kosten:

a) de aanschaf-, ontwikkelings-, installatie-, onderhouds- en dagelijkse exploitatiekosten van de communautaire componenten van de in artikel 7, lid 3, genoemde communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen;

b) de reis- en verblijfkosten van de ambtenaren van de deelnemende landen in verband met benchmarkingactiviteiten, werkbezoeken, seminars en workshops, project- en stuurgroepen, opleidings- en monitoringactiviteiten;

c) de organisatiekosten voor seminars en workshops;

d) de reis- en verblijfkosten die voortvloeien uit de deelname van externe deskundigen en deelnemers bedoeld in artikel 14;

e) de aanschaf-, ontwikkelings-, installatie- en onderhoudskosten van opleidingssystemen en -modules voor zover deze gemeenschappelijk zijn voor alle deelnemende landen;

f) de kosten van alle andere activiteiten als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder h), tot ten hoogste 5 % van de totale kosten van het programma.

3. De deelnemende landen dragen de volgende kosten:

a) de aanschaf-, ontwikkelings-, installatie-, onderhouds- en dagelijkse- werkingskosten van de in artikel 7, lid 4, bedoelde niet-communautaire componenten van de communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen;

b) de kosten van de basis- en vervolgopleiding, en met name van de talenopleiding, van hun ambtenaren.

4. De deelnemende landen werken met de Commissie samen om te verzekeren dat de kredieten worden besteed volgens het beginsel van goed financieel beheer.

De Commissie stelt in overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschap [7] (hierna "het Financieel Reglement" genoemd) de regels met betrekking tot de betaling van uitgaven vast en deelt deze mee aan de deelnemende landen.

5. De financiële middelen voor het programma kunnen eveneens de kosten dekken van voorbereidende werkzaamheden, follow-up, toezicht, audits en evaluaties die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor het beheer van het programma en voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma en met name studies, bijeenkomsten, voorlichtings- en publiciteitscampagnes, kosten van informaticanetwerken voor de uitwisseling van informatie, en alle andere kosten van technische en administratieve bijstand waarop de Commissie voor het beheer van het programma een beroep doet.

Artikel 18

Toepasbaarheid van het Financieel Reglement

Op alle krachtens deze beschikking in de zin van titel VI van het Financieel Reglement toegekende subsidies is het Financieel Reglement van toepassing. In het bijzonder behoeven de subsidies een voorafgaand met de begunstigde gesloten schriftelijke overeenkomst in de zin van artikel 108 van het Financieel Reglement en op basis van de in de zin van dat Reglement vastgestelde uitvoeringsbepalingen, waarin de begunstigde zich akkoord verklaart met toetsing van het gebruik van de toegekende subsidies door de Rekenkamer.

Artikel 19

Financiële controle

Financieringsbesluiten en overeenkomsten of contracten die uit deze beschikking voortvloeien, zijn onderworpen aan financiële controle en, indien nodig, controles ter plaatse door de Commissie, waaronder begrepen het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), en door de Rekenkamer. Deze controles kunnen onaangekondigd plaatsvinden.

HOOFDSTUK IV

OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 20

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door het "Comité Douane-2013" (hierna het "comité" genoemd).

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

Artikel 21

Follow-up

Het programma staat onder permanent gezamenlijk toezicht van de deelnemende landen en de Commissie.

Artikel 22

Tussentijdse en eindevaluatie

1. Onder verantwoordelijkheid van de Commissie worden een tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie van het programma verricht op basis van de in lid 2 bedoelde verslagen en alle andere relevante informatie. Het programma wordt aan de in de artikelen 4 en 5 omschreven doelstellingen getoetst.

In de tussentijdse evaluatie wordt een beoordeling verricht van de resultaten die met de uitvoering van het programma na de helft van de looptijd ervan zijn bereikt in termen van effectiviteit en efficiency, en wordt nagegaan of de oorspronkelijke programmadoelstellingen nog relevant zijn. Voorts wordt aandacht besteed aan het gebruik van de kredieten, het verloop van de follow-up en de uitvoering.

In de eindevaluatie worden de effectiviteit en de efficiency van de programma-activiteiten aan de orde gesteld.

2. De deelnemende landen zenden de Commissie de volgende evaluatieverslagen toe:

a) vóór op 1 april 2011 een tussentijds evaluatieverslag over de relevantie, effectiviteit en efficiency van het programma;

b) vóór op 1 april 2014 een eindevaluatieverslag over onder meer de effectiviteit en de efficiency van het programma.

3. Op basis van de in lid 2 bedoelde verslagen en alle andere relevante informatie legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad de volgende evaluatieverslagen voor:

a) vóór op 1 augustus 2011 een tussentijds evaluatieverslag evenals een mededeling over de wenselijkheid van voortzetting van het programma;

b) vóór op 1 augustus 2014 het eindevaluatieverslag.

Deze verslagen worden ter informatie aan het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's toegezonden.

Artikel 23

Intrekking

Beschikking nr. 253/2003/EG wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2008.

Financiële verplichtingen die voortvloeien uit acties in het kader van die beschikking, blijven evenwel aan die beschikking onderworpen totdat de acties zijn voltooid.

Artikel 24

Inwerkingtreding

Deze beschikking treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.

Artikel 25

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te …, op …

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter

[1] PB C 324 van 30.12.2006, blz. 78.

[2] Standpunt van het Europees Parlement van 12 december 2006.

[3] PB L 36 van 12.2.2003, blz. 1. Beschikking gewijzigd bij Beschikking nr. 787/2004/EG (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 12).

[4] PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

[5] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

[6] PB L 117 van 4.5.2005, blz. 13.

[7] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).

--------------------------------------------------

Top