Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52005PC0676

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71

    /* COM/2005/0676 def. - COD 2005/0258 */

    52005PC0676

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 /* COM/2005/0676 def. - COD 2005/0258 */


    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 21.12.2005

    COM(2005) 676 definitief

    2005/0258 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL 110 Motivering en doel van het voorstel Dit voorstel beoogt Verordening (EEG) nr. 1408/71 aan te passen aan de wijzigingen in de nationale socialezekerheidswetgeving van de lidstaten. 120 Algemene achtergrond Het voorstel is een van de regelmatige aanpassingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71, en met name van de bijlagen, aan de wijzigingen in de nationale wetgevingen, met het oog op een goede coördinatie van de nationale socialezekerheidsregelingen door de Gemeenschap. 130 Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Verordening (EEG) nr. 1408/71, die is bijgewerkt bij Verordening (EG) nr. 118/97 en laatstelijk is gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 647/2005 van het Europees Parlement en de Raad. Dit voorstel voorziet in een bijwerking en wijziging van bepaalde verwijzingen in een aantal bijlagen van de verordening naar aanleiding van wijzigingen in de nationale wetgevingen waarnaar wordt verwezen. 141 Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU Niet van toepassing. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING Raadpleging van belanghebbende partijen 211 Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten De lidstaten is gevraagd verzoeken in de dienen voor wijzigingen in de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 naar aanleiding van wijzigingen in hun nationale wetgeving. De diensten van de Commissie hebben de verzoeken geëvalueerd, hebben ze met de vertegenwoordigers van de lidstaten besproken op een vergadering van de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers, en hebben waar nodig nadere details verduidelijkt met vertegenwoordigers van de betrokken lidstaten. 212 Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden De verzoeken die in overeenstemming met de EU-wetgeving zijn bevonden en waarmee de Administratieve Commissie heeft ingestemd, zijn goedgekeurd en opgenomen. Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid 221 Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden Coördinatie van de sociale zekerheid. 222 Gebruikte methode Besprekingen tijdens vergaderingen van de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers en zo nodig verdere besprekingen met vertegenwoordigers van de betrokken lidstaten in de Administratieve Commissie om met name bepaalde punten van de nationale wetgeving te verduidelijken. 223 Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen De Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers en een aantal vertegenwoordigers van de lidstaten in de Administratieve Commissie. 2249 Samenvatting van de ingewonnen en benutte adviezen Er is geen sprake van enig potentieel ernstig risico met onomkeerbare gevolgen. 225 Er is overeengekomen voor een aantal lidstaten bepaalde vermeldingen in de bijlagen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 te wijzigen. 226 Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek Geen. 230 Effectbeoordeling De lidstaten wijzigen vaak hun socialezekerheidswetgeving. Dat heeft tot gevolg dat bepaalde verwijzingen naar de nationale wetgeving in de EU-wetgeving ter coördinatie van de socialezekerheidsregelingen achterhaald raken, wat rechtsonzekerheid schept. Dit is nadelig voor EU-burgers die zich binnen de EU verplaatsen, aangezien zij daardoor niet goed op de hoogte zijn van hun rechten. Ook bemoeilijkt het een correcte toepassing van de EU-bepalingen ter coördinatie van de sociale zekerheid door de nationale socialezekerheidsorganen. Daarom moeten de verwijzingen in de coördinerende EU-wetgeving, met name de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72, worden bijgewerkt zodat ze overeenstemmen met de nieuwe nationale wetteksten. EU-verordeningen kunnen alleen bij een verordening worden gewijzigd. Het is in het belang van de betrokken burgers dat de EU-verordeningen zo spoedig mogelijk na de wijzigingen in de nationale wetgeving worden bijgewerkt. Met name na de ingrijpende pensioenhervormingen in Zweden en Finland en de hervorming van de zorgverzekeringsregeling in Nederland moet Verordening (EEG) nr. 1408/71 zo spoedig mogelijk worden bijgewerkt, ook al wordt die verordening vervangen door Verordening (EG) nr. 883/2004, die op 20 mei 2004 in werking is getreden. De nieuwe verordening wordt echter pas van toepassing wanneer de toepassingsverordening in werking treedt, wat niet vóór 2007 het geval zal zijn. Qua werkbelasting of kosten verandert er met de voorgestelde wijzigingsverordening niets voor de socialezekerheidsorganen, overheidsdiensten, werknemers of werkgevers. Deze bijwerking beoogt in tegendeel een betere coördinatie van de socialezekerheidsregelingen en dus een betere bescherming van EU-burgers die zich binnen de EU verplaatsen. JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL 305 Samenvatting van de voorgestelde maatregel Dit voorstel beoogt een aantal bijlagen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 aan te passen aan wijzigingen in de nationale socialezekerheidswetgeving van de lidstaten. Door de communautaire wetgeving ter coördinatie van de socialezekerheidsregelingen af te stemmen op de geldende nationale wetgeving zal dit voorstel de toepassing van de communautaire wetgeving vergemakkelijken. 310 Rechtsgrondslag De artikelen 42 en 308 van het EG-Verdrag. 320 Subsidiariteitsbeginsel Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing aangezien het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen. De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt: 321 Overeenkomstig artikel 42 van het Verdrag zijn communautaire coördinatiemaatregelen op het gebied van de sociale zekerheid nodig om werknemers in staat te stellen hun in het Verdrag vastgelegde recht op vrij verkeer ten volle uit te oefenen. Zonder deze coördinatie zou het vrije verkeer wel eens onuitvoerbaar kunnen zijn, aangezien mensen minder van dit recht gebruik zouden maken indien ze daardoor in een andere lidstaat verworven socialezekerheidsrechten zouden verliezen. De bestaande EU-wetgeving inzake sociale zekerheid is niet bedoeld om de verschillende nationale regelingen te vervangen. Er zij op gewezen dat de voorgestelde wijzigingsverordening geen harmonisatiemaatregel is en niet verder gaat dan wat voor een doeltreffende coördinatie nodig is. Het voorstel beoogt voornamelijk de bestaande coördinatievoorschriften aan te passen aan de wijzigingen in de nationale wetgeving. Hoewel het voorstel dus vooral op bijdragen van de lidstaten gebaseerd is, kunnen de lidstaten dergelijke bepalingen niet op nationaal niveau vaststellen, aangezien dit strijdig kan zijn met de verordening. Daarom moeten de bijlagen van de verordening worden aangepast zodat de verordening effectief kan worden toegepast in de desbetreffende lidstaten. 323 De coördinatie van de sociale zekerheid betreft grensoverschrijdende gevallen die lidstaten niet alleen kunnen regelen. De communautaire coördinatieverordening vervangt de vele bestaande bilaterale overeenkomsten. Dit vereenvoudigt niet alleen de coördinatie van de sociale zekerheid voor de lidstaten, maar garandeert ook een gelijke behandeling van mensen die krachtens de nationale socialezekerheidswetgeving verzekerd zijn. De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt: 324 De coördinatie van de socialezekerheidsregelingen heeft alleen zin op communautair niveau. Doel is ervoor te zorgen dat de socialezekerheidsregelingen in alle lidstaten effectief worden gecoördineerd. Dit berust op en wordt gerechtvaardigd door het vrije verkeer van personen binnen de EU. 325 Er zijn geen kwalitatieve indicatoren, maar de verordening is van belang voor alle EU-burgers die zich om welke reden dan ook binnen de EU verplaatsen. 327 Het voorstel is louter een coördinatiemaatregel, die alleen op communautair niveau kan worden vastgesteld. De lidstaten blijven verantwoordelijk voor de organisatie en financiering van hun eigen socialezekerheidsstelsels. Het voorstel is dus in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: 331 Verordening (EEG) nr. 1408/71 vereist dit soort maatregel omdat een verordening alleen bij een verordening kan worden gewijzigd. De lidstaten blijven echter volledig verantwoordelijk voor de organisatie en financiering van hun eigen socialezekerheidsregelingen. 332 Het voorstel maakt het de lidstaten makkelijker om de socialezekerheidsstelsels te coördineren en komt dus zowel de burgers als de nationale socialezekerheidsorganen ten goede. Deze bijzondere bepalingen zijn gebaseerd op voorstellen van de lidstaten. Daardoor blijven de eventuele financiële en administratieve lasten tot een minimum beperkt en staan ze in verhouding tot bovengenoemde doelstelling. Zonder deze wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 zouden de financiële en administratieve lasten waarschijnlijk groter zijn. Keuze van instrumenten 341 Voorgesteld instrument: verordening. 342 Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn: Er is geen alternatief omdat een verordening zoals Verordening (EEG) nr. 1408/71 alleen door een verordening kan worden gewijzigd. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING 409 Het voorstel heeft geen gevolgen voor de communautaire begroting. VERDERE INFORMATIE 560 Europese Economische Ruimte De voorgestelde beschikking is relevant voor de EER en moet derhalve ook voor de EER gelden. 570 Nadere toelichting op het voorstel A. Artikel 2 (inwerkingtreding) Aangezien de nieuwe Nederlandse Zorgverzekeringswet vanaf 1 januari 2006 van toepassing is, moeten de wijzigingen betreffende Nederland in de bijlagen I en VI vanaf 1 januari 2006 van toepassing zijn. B. Bijlage I. Wijziging van bijlage I 1. Wijziging van deel I Deel I van bijlage I geeft de definitie van “werknemer” en “zelfstandige” voorzover deze niet uit de nationale wetgeving kan worden afgeleid. De rubriek “X. ZWEDEN” moet in overeenstemming worden gebracht met de nieuwe Socialezekerheidswet (1999:799). Ter omschrijving van zelfstandigen moet een verwijzing naar de Wet op de sociale premies worden toegevoegd. 2. Wijziging van deel II Deel I van bijlage II definieert “gezinsleden” voorzover de nationale wetgeving geen onderscheid maakt tussen gezinsleden en andere personen. De rubriek “Q. NEDERLAND” moet in overeenstemming worden gebracht met de nieuwe Zorgverzekeringswet. II. Wijziging van bijlage II bis Bijlage II bis vermeldt de bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties die de begunstigden overeenkomstig artikel 10 bis van Verordening (EEG) nr. 1408/71 uitsluitend genieten op het grondgebied van de lidstaat waar ze verblijven. 1. De Litouwse Wet op de sociale pensioenen van 1994 is gewijzigd; het momenteel in bijlage 2 bis vermelde sociaal pensioen is opgesplitst in verscheidene uitkeringen. Twee van deze uitkeringen, namelijk het nieuwe socialebijstandspensioen en de bijzondere steunuitkering, zijn gemengde prestaties met kenmerken van zowel sociale zekerheid als sociale bijstand. Ze zijn premievrij aangezien ze door de overheid worden gefinancierd. Daarmee voldoen ze aan de criteria om als bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties beschouwd te worden. De vermelding onder “M. LITOUWEN” moet aan deze wijziging in de nationale wetgeving worden aangepast. 2. Het Slowaakse sociaal pensioen is sinds 31 december 2003 afgeschaft bij Wet 461/2003. Personen die voordien op deze uitkering recht hadden, blijven deze echter ontvangen overeenkomstig de oude Wet 100/1988 Coll. Deze premievrije, inkomensafhankelijke prestatie vormt een minimuminkomen voor mensen die niet in aanmerking komen voor een op premie- of bijdragebetaling berustend ouderdoms- of invaliditeitspensioen. Deze uitkering voldoet dus aan de criteria om als bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestatie beschouwd te worden en moet bijgevolg worden opgenomen onder “V. SLOWAKIJE”. III. Wijziging van bijlage III, deel A Bijlage III vermeldt de bepalingen van bestaande bilaterale verdragen die vóór de toepassing van de verordening in de lidstaat in kwestie van kracht waren. Deel A vermeldt de bepalingen van bilaterale verdragen die van kracht blijven ondanks het feit dat Verordening (EEG) nr. 1408/71 de bepalingen van bilaterale verdragen in de regel vervangt. De in bijlage III, deel A, vermelde bepaling van het Algemeen Verdrag van 28 oktober 1952 tussen Italië en Nederland betreft de export van uitkeringen naar derde landen. Deze bepaling moet echter worden geschrapt. Hetzij behoort de betaling van een pensioen in een derde land namelijk tot de werkingssfeer van de verordening (indien het pensioen tot de materiële en de begunstigde tot de personele toepassingssfeer behoort) en geldt het beginsel van gelijke behandeling, hetzij valt deze betaling niet onder de verordening en kan deze materie niet langer in bijlage III geregeld worden. IV. Wijziging van bijlage IV 1. Wijziging van bijlage IV, deel A Bijlage IV, deel A, vermeldt de wetgevingen als bedoeld in artikel 37, lid 1, van de verordening volgens welke het bedrag van de invaliditeitsuitkeringen onafhankelijk is van de duur van de tijdvakken van verzekering. In Slowakije hangt het bedrag van het invaliditeitspensioen af van de duur van de tijdvakken van verzekering (“type B”-stelsel), behalve voor personen die als kind ten laste invalide zijn geworden en die niet gedurende de vereiste tijdvakken verzekerd waren; zij worden niettemin geacht het vereiste tijdvak van verzekering te hebben vervuld. Daarom moet deze uitkering onder “V. SLOWAKIJE” worden opgenomen. 2. Wijziging van bijlage IV, deel B Bijlage IV, deel B, vermeldt de bijzondere stelsels voor zelfstandigen waarvoor bijzondere bepalingen voor de samentelling van in een andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering gelden. De momenteel in bijlage IV, deel B, vermelde Spaanse wetgeving is gewijzigd. Daarom moet de vermelding onder “G. SPANJE” dienovereenkomstig worden bijgewerkt. 3. Wijziging van bijlage IV, deel C Bijlage IV, deel C, vermeldt de “gevallen als bedoeld in artikel 46, lid 1, onder b), van de verordening waarin van de berekening van de uitkering overeenkomstig artikel 46, lid 2, van de verordening kan worden afgezien” omdat deze nooit tot een hoger resultaat zal leiden. Indien het Slowaakse nabestaandenpensioen gebaseerd is op een ouderdoms- of invaliditeitspensioen dat daadwerkelijk aan de overledene werd betaald, leveren de pro-rataberekening en de nationale berekening altijd hetzelfde resultaat op. Daarom moet dit nabestaandenpensioen in de rubriek “V. SLOWAKIJE” worden opgenomen. In het hervormde Zweedse pensioenstelsel is het inkomenspensioen niet afhankelijk van de premies maar van het inkomen, en onafhankelijk van de tijdvakken van verzekering. Daarom kan geen pro-rataberekening op basis van de verordening worden gemaakt. Aangezien het Zweedse gegarandeerde pensioen afhankelijk is van de tijdvakken van verblijf in Zweden, zal een pro-rataberekening altijd hetzelfde bedrag opleveren als de nationale berekening. Daarom moet de vermelding onder “X. ZWEDEN” dienovereenkomstig worden gewijzigd. 4. Wijziging van bijlage IV, deel D Bijlage IV, deel D, vermeldt de uitkeringen (punten 1 en 2) en overeenkomsten (punt 3) die aan de voorwaarden van artikel 46 ter, lid 2, van de verordening voldoen, zodat de nationale wetgeving inzake vermindering, schorsing of intrekking van uitkeringen kan worden toegepast. Naar aanleiding van de nieuwe Zweedse pensioenwetgeving moeten de vermeldingen in bijlage IV, deel D, punt 1, onder i), en punt 2, onder i), worden bijgewerkt. Voorts moeten in punt 1, onder i), de inkomensgerelateerde uitkering bij ziekte en de activiteitstoelage worden toegevoegd. Punt 3 moet worden gewijzigd omdat het oude Noordse Verdrag is vervangen en de bilaterale overeenkomst betreffende de sociale zekerheid tussen Finland en Luxemburg op 1 februari 2002 in werking is getreden. V. Wijziging van bijlage VI Bijlage VI vermeldt de bijzonderheden voor de toepassing van de wetgevingen van bepaalde lidstaten. De rubriek “E. ESTLAND” moet worden aangevuld met de regels voor de berekening van de ouderschapsuitkering voor migrerende werknemers die niet gedurende het gehele, overeenkomstig de nationale wetgeving vereiste referentiejaar in Estland hebben gewerkt. De rubriek “Q. NEDERLAND” moet worden gewijzigd naar aanleiding van de hervorming van de gezondheidszorg die op 1 januari 2006 in werking treedt. Punt 1, onder a), vermeldt welke categorieën personen overeenkomstig de Nederlandse wetgeving recht hebben op gezondheidszorg. Punt 1, onder b), vermeldt bij welk orgaan deze personen verzekerd moeten zijn. Punt 1, onder c), betreft de betaling van premies of bijdragen door deze verzekerden en hun gezinsleden. Punt 1, onder d), betreft de gevolgen van laattijdige registratie bij een verzekeringsorgaan. Punt 1, onder e), vermeldt op welke verstrekkingen personen die in een andere lidstaat verzekerd zijn, recht hebben tijdens een verblijf in Nederland. Punt 1, onder f), vermeldt de uitkeringen en pensioenen waarvan de begunstigden als pensioengerechtigden in de zin van de verordening worden beschouwd, zodat de bepalingen van het hoofdstuk betreffende ziekte van Verordening (EEG) nr. 1408/71 op hen van toepassing zijn. Punt 1, onder g), verduidelijkt dat de no-claimteruggave voor de toepassing van de verordening als een uitkering bij ziekte wordt beschouwd. Dat wil zeggen dat Nederland deze uitkering ook moet betalen aan verzekerden die in een andere lidstaat wonen. De rubriek “W. FINLAND” moet worden gewijzigd naar aanleiding van de hervorming van de Finse wetgeving inzake werknemerspensioenen. Indien in een andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering in aanmerking moeten worden genomen om recht te geven op een pensioen, wordt het inkomen tijdens het fictieve tijdvak uitsluitend berekend op basis van het inkomen tijdens de referentieperiode in Finland, door het inkomen te delen door het aantal maanden van verzekering in Finland. De rubriek “X. ZWEDEN” moet worden aangepast aan de nieuwe bepalingen betreffende dekking in de Zweedse socialezekerheidswetgeving en de hervorming van de Zweedse pensioenwetgeving. Op 1 januari 2001 is de regeling inzake ouderschapsuitkeringen in hoofdstuk 4 van de Volksverzekeringswet gewijzigd bij de nieuwe Socialezekerheidswet (1999:799). Ten behoeve van de berekening van de ouderschapsuitkering bepaalt punt 1, onder a), van de rubriek “X. ZWEDEN” hoe het inkomen wordt berekend indien een ouder gedurende de referentieperiode zowel in Zweden als in een andere lidstaat heeft gewerkt. Punt 1, onder b), bepaalt hoe het inkomen wordt berekend indien een ouder gedurende de referentieperiode niet in Zweden heeft gewerkt. Punt 2 van de rubriek “X. ZWEDEN” betreft bepaalde overgangsregelingen voor Zweedse pensioenen. Overeenkomstig de Zweedse wetgeving moet een persoon ten minste drie jaar in Zweden hebben gewoond om recht te hebben op een gegarandeerd pensioen. Om recht te hebben op een volledig gegarandeerd pensioen moet een persoon veertig jaar in Zweden hebben gewoond. Ook personen die in of vóór 1937 geboren zijn en ten minste tien jaar in Zweden hebben gewoond, hebben echter recht op een volledig gegarandeerd pensioen, zelfs indien ze nooit hebben gewerkt. Deze wijziging bepaalt dat het samentellingsbeginsel niet geldt voor gegarandeerde pensioenen voor bovengenoemde personen die in of vóór 1937 geboren zijn. Punt 3 betreft de Zweedse uitkering bij ziekte en de activiteitstoelage. Het recht op deze uitkeringen hangt samen met het inkomen tijdens een referentieperiode. De wijzigingen a) en b) verduidelijken hoe het inkomen, respectievelijk de referentieperiode wordt bepaald indien de betrokkene in een andere lidstaat heeft gewerkt. Punt 4 verduidelijkt hoe het nabestaandenpensioen wordt berekend indien tijdens de referentieperiode niet aan de desbetreffende vereisten van de Zweedse wetgeving wordt voldaan. Punt a) bepaalt hoe pensioenrechten die de overledene gedurende de referentieperiode heeft verworven in een andere lidstaat dan Zweden, in aanmerking worden genomen voor het inkomensgerelateerde nabestaandenpensioen. Punt b) bepaalt hoe deze rechten in samenhang met het recht op een weduwenpensioen in aanmerking worden genomen indien de betrokkene op of na 1 januari 2003 is overleden. E-14572 |

    - 2005/0258 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 42 en 308,

    Gelet op het voorstel van de Commissie[1],

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[2],

    Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[3],

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Naar aanleiding van wijzigingen in de wetgeving van bepaalde lidstaten moeten bepaalde bijlagen bij Verordening (EEG) nr. 1408/71 worden aangepast.

    (2) Verordening (EEG) nr. 1408/71 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (3) De ingrijpende hervorming van de Nederlandse zorgverzekeringsregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006. Om rechtszekerheid te scheppen met betrekking tot de coördinatie van de prestaties bij ziekte moeten de Europese coördinatiebepalingen met ingang van die datum worden aangepast. Daarom moet worden bepaald dat de wijzigingen in de bijlagen I en VI bij Verordening (EEG) nr. 1408/71 die betrekking hebben op de hervorming van de Nederlandse zorgverzekeringsregeling retroactief van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2006.

    (4) Om de nodige maatregelen te nemen op het gebied van de sociale zekerheid van niet-werknemers voorziet het Verdrag niet in andere bevoegdheden dan die welke zijn vervat in artikel 308,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De bijlagen II, II bis, III, IV en VI bij Verordening (EEG) nr. 1408/71 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

    Punt 2 en punt 6, onder b), van de bijlage, betreffende Nederland, zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, […]

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De Voorzitter De Voorzitter

    BIJLAGE

    De bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1408/71 worden als volgt gewijzigd:

    1. In bijlage I, deel I, wordt de rubriek “X. ZWEDEN” vervangen door:

    “X. ZWEDEN

    Personen die betaalde arbeid verrichten en op dit inkomen zelf hun premies betalen overeenkomstig hoofdstuk 3 van de Wet op de sociale premies (2000:980) worden als zelfstandigen beschouwd.”

    2. In bijlage I, deel II, wordt de rubriek “Q. NEDERLAND” vervangen door:

    “Q. NEDERLAND

    Voor de vaststelling van het recht op prestaties op grond van de hoofdstukken 1 en 4 van Titel III van de verordening wordt onder “gezinslid” een echtgenoot, geregistreerde partner of kind jonger dan 18 jaar verstaan.”

    3. Bijlage II bis wordt als volgt gewijzigd:

    a) De rubriek “M. LITOUWEN” wordt vervangen door:

    “M. LITOUWEN

    a) Socialebijstandspensioen (Wet op de sociale overheidsuitkeringen van 2005, artikel 5);

    b) Bijzondere steunvergoeding (Wet op de sociale overheidsuitkeringen van 2005, artikel 15);

    c) Bijzondere vervoersvergoeding voor gehandicapten met mobiliteitsproblemen (Wet op de vervoersvergoeding van 2000, artikel 7).

    b) In de rubriek “V. SLOWAKIJE” wordt de huidige vermelding punt a) en wordt het volgende nieuwe punt toegevoegd:

    “b) Sociaal pensioen dat vóór 1 januari 2004 is toegekend.”

    4. Bijlage III, deel A, wordt als volgt gewijzigd:

    Punt 187 wordt geschrapt.

    5. Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

    a) In deel A, rubriek “V. SLOWAKIJE”, wordt het woord “Geen” vervangen door:“Invaliditeitspensioen voor personen die als kinderen ten laste invalide zijn geworden en altijd geacht worden het vereiste tijdvak van verzekering te hebben vervuld (artikel 70, lid 2, artikel 72, lid 3, en artikel 73, leden 3 en 4, van Wet nr. 461/2003 op de sociale verzekering, zoals gewijzigd).”

    b) In deel B wordt de rubriek “G. SPANJE” vervangen door:“G. SPANJERegeling ter verlaging van de pensioenleeftijd van zelfstandigen die zeevaartactiviteiten uitoefenen als omschreven in Koninkrijk Besluit nr. 2930/2004 van 30 december 2004.”

    c) Deel C wordt als volgt gewijzigd:

    i) In de rubriek “V. SLOWAKIJE” wordt het woord “Geen” vervangen door:

    “Nabestaandenpensioen (weduwen-, weduwnaars- en wezenpensioen) dat wordt berekend op basis van het ouderdomspensioen, het vervroegd pensioen of het invaliditeitspensioen dat aan de overledene werd betaald.”

    ii) De rubriek “X. ZWEDEN” wordt vervangen door:“X. ZWEDENInkomensgerelateerde nabestaandenpensioenen (Wet 1998:674) en gegarandeerde pensioenen in de vorm van ouderdomspensioenen (Wet 1998:702).”

    d) Deel D wordt als volgt gewijzigd:

    i) Punt 1, onder i), wordt vervangen door:

    “i) Het Zweedse gegarandeerde pensioen en gegarandeerde supplement ter vervanging van het volledige Zweedse staatspensioen overeenkomstig de wetgeving inzake staatspensioenen die vóór 1 januari 1993 van kracht was, het volledige staatspensioen overeenkomstig de overgangsbepalingen van de wetgeving die vanaf die datum van kracht was, en de Zweedse inkomensgerelateerde uitkering bij ziekte en de activiteitstoelage.”

    ii) Punt 2, onder i), wordt vervangen door:

    “i) De uitkering bij ziekte en de activiteitstoelage in de vorm van een gegarandeerde toelage (Wet 1962:381, als gewijzigd bij Wet 2001:489), het nabestaandenpensioen dat berekend wordt op basis van de tijdvakken van verzekering (Wet 2000:461 en Wet 2000:462) en het ouderdomspensioen in de vorm van een gegarandeerd pensioen dat wordt berekend op basis van eerdere fictieve tijdvakken (Wet 1998:702).

    iii) Punt 3, onder a), wordt vervangen door:

    “a) Het Noordse Verdrag van 18 augustus 2003 betreffende de sociale zekerheid;”

    en het volgende nieuwe punt wordt toegevoegd:

    “c) De Overeenkomst betreffende de sociale zekerheid van 10 november 2000 tussen de Republiek Finland en het Groothertogdom Luxemburg.”

    6. Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:

    a) In de rubriek “E. ESTLAND” wordt het woord “Geen” vervangen door:

    “Voor de berekening van de ouderschapsuitkering wordt wat betreft de tijdvakken van arbeid in andere lidstaten dan Estland uitgegaan van hetzelfde gemiddelde bedrag aan sociale belasting als werd betaald tijdens de daarmee samengetelde tijdvakken van arbeid in Estland. Indien de betrokkene tijdens het referentiejaar uitsluitend in andere lidstaten heeft gewerkt, wordt voor de berekening van de uitkering uitgegaan van het gemiddelde bedrag aan sociale belasting dat in Estland werd betaald tussen het referentiejaar en het jaar van het moederschapsverlof.”

    b) In de rubriek “Q. NEDERLAND” wordt punt 1 vervangen door:

    “1. Zorgverzekering

    a) Wat betreft het recht op verstrekkingen krachtens de Nederlandse wetgeving wordt voor de toepassing van de hoofdstukken 1 en 2 van titel III van de verordening onder “rechthebbenden op verstrekkingen” verstaan:

    i) personen die overeenkomstig artikel 2 van de Zorgverzekeringswet verplicht zijn zich te verzekeren bij een zorgverzekeraar;en

    ii) voor zover niet reeds begrepen onder i), personen die in een andere lidstaat woonachtig zijn en krachtens de verordening ten laste van Nederland recht hebben op geneeskundige zorg in hun woonland;

    b) Personen als bedoeld in punt a), onder i) moeten zich overeenkomstig de Zorgverzekeringswet verzekeren bij een zorgverzekeraar; personen als bedoeld in punt a), onder ii) moeten zich registreren bij het College voor zorgverzekeringen;

    c) De bepalingen van de Zorgverzekeringswet en de algemene wet bijzondere ziektekosten betreffende de verschuldigdheid van bijdragen zijn van toepassing op personen als bedoeld in punt a) en hun gezinsleden. Wat gezinsleden betreft, worden de bijdragen geheven bij degene van wie het recht op zorg is afgeleid.

    d) De bepalingen van de Zorgverzekeringswet betreffende te late verzekering zijn van overeenkomstige toepassing op te late registratie van personen als bedoeld in punt a), onder ii) bij het College voor zorgverzekeringen.

    e) Personen die recht hebben op verstrekkingen ingevolge de wetgeving van een andere lidstaat dan Nederland en die in Nederland wonen of tijdelijk in Nederland verblijven, hebben recht op verstrekkingen overeenkomstig de aan verzekerden in Nederland aangeboden en met inachtneming van artikel 11, leden 1, 2 en 3, en artikel 19, lid 1, van de Zorgverzekeringswet samengestelde polis van het orgaan van de woonplaats, respectievelijk de verblijfplaats, en op verstrekkingen ingevolge de Algemene wet bijzondere ziektekosten;

    f) Voor de toepassing van de artikelen 27 tot en met 34 van de verordening worden de volgende uitkeringen gelijkgesteld met krachtens de Nederlandse wetgeving verschuldigde pensioenen:

    – pensioenen ingevolge de Wet van 6 januari 1966 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de burgerlijke ambtenaren en hun nabestaanden (Algemene burgerlijke pensioenwet);

    – pensioenen ingevolge de Wet van 6 oktober 1966 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van militairen en hun nabestaanden (Algemene militaire pensioenwet);

    – arbeidsongeschiktheidsuitkeringen ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen van 7 juni 1972;

    – pensioenen ingevolge de Wet van 15 februari 1967 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de personeelsleden van de NV Nederlandse Spoorwegen en hun nabestaanden (Spoorwegpensioenwet);

    - pensioenen ingevolge het Reglement dienstvoorwaarden Nederlandse Spoorwegen;

    – uitkeringen die bij pensionering vóór de leeftijd van 65 jaar worden verstrekt ingevolge een pensioenregeling die de verzorging van de gewezen werknemers bij ouderdom ten doel heeft, of een uitkering bij vervroegde uittreding uit het arbeidsproces ingevolge een van rijkswege of bij collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde regeling voor vervroegde uittreding uit het arbeidsproces voor personen van 55 jaar of ouder waarbij het uitkeringspercentage op ten minste 70% van het laatstgenoten loon is vastgesteld.

    g) Voor de toepassing van de hoofdstukken 1 en 4 van Titel III van de verordening wordt de no-claimteruggave waarin de Nederlandse wettelijke regeling voorziet ingeval van beperkt zorggebruik, beschouwd als een uitkering.”

    c) In de rubriek “W. FINLAND” worden de punten 1 en 2 geschrapt en wordt het volgende punt ingevoegd:

    “1. Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, onder a), worden de inkomsten tijdens het fictieve tijdvak overeenkomstig de Finse wetgeving inzake inkomensgerelateerde pensioenen als volgt berekend indien de betrokkene voor een deel van de referentieperiode tijdvakken van pensioenverzekering op grond van arbeid in een andere lidstaat heeft vervuld: de inkomsten tijdens het fictieve tijdvak zijn gelijk aan de som van de inkomsten tijdens het deel van de referentieperiode in Finland, gedeeld door het aantal maanden waarvoor er tijdens de referentieperiode tijdvakken van verzekering in Finland waren.”

    De punten 3, 4 en 5 worden hernummerd als de punten 2, 3 en 4.

    d) De rubriek “X. ZWEDEN” wordt als volgt gewijzigd:

    i) Punt 1 wordt vervangen door:

    “1. Voor de bepaling van het inkomen van een ouder tijdens de 240 dagen vóór de geboorte van het kind overeenkomstig hoofdstuk 6, rubriek 6, van Lag (1962:381) om allmän försäkring (de Volksverzekeringswet) geldt het volgende:

    a) indien de ouder tijdens een deel van die periode een inkomen had in Zweden en tijdens een ander deel van die periode een inkomen had in een andere lidstaat, wordt het jaarinkomen van de ouder in de andere lidstaat geacht gelijk te zijn aan het jaarinkomen van de ouder in Zweden;

    b) indien de ouder tijdens die periode geen inkomen had in Zweden maar wel een inkomen had in een andere lidstaat, wordt dit inkomen geacht hoger te zijn dan het gegarandeerde minimumniveau ( lägsta nivå ), mits de ouder in die andere lidstaat in die mate economisch actief was dat deze activiteit een inkomen boven het vereiste gegarandeerde minimumniveau ( lägsta nivå ) had opgeleverd indien hij deze in Zweden had uitgeoefend.”

    ii) Punt 2 wordt vervangen door:

    “2. De bepalingen van de verordening betreffende de samentelling van tijdvakken van verzekering zijn niet van toepassing op de overgangsregeling van de Zweedse wetgeving voor het recht op een gegarandeerd pensioen voor personen die in of vóór 1937 zijn geboren en gedurende een bepaalde periode in Zweden hebben gewoond alvorens zij een pensioen aanvragen (Wet 2000:798).”

    iii) Punt 3 wordt vervangen door:

    “3. Voor de berekening van het nominale inkomen voor inkomensgerelateerde uitkeringen bij ziekte en de inkomensgerelateerde activiteitstoelage overeenkomstig hoofdstuk 8 van Lag (1962:381) om allmän försäkrings (de Volksverzekeringswet), geldt het volgende:

    a) indien de verzekerde tijdens de referentieperiode ook onder de wetgeving van een of meer andere lidstaten viel op grond van een activiteit als werknemer of zelfstandige, wordt het inkomen in die andere lidstaat of lidstaten geacht gelijk te zijn aan het gemiddelde bruto-inkomen van de verzekerde in Zweden tijdens het deel van de referentieperiode in Zweden, dat wil zeggen het inkomen in Zweden gedeeld door het aantal maanden tijdens welke dit inkomen is ontvangen;

    b) indien de uitkering wordt berekend overeenkomstig artikel 40 van de verordening en de betrokkene niet verzekerd is in Zweden, wordt de referentieperiode bepaald overeenkomstig hoofdstuk 8, rubrieken 2 en 8, van bovengenoemde wet alsof de betrokkene in Zweden verzekerd was. Indien de betrokkene tijdens deze periode geen inkomen had dat overeenkomstig de Wet op inkomensgerelateerde nabestaandenpensioenen (1998:674) recht geeft op een pensioen, mag de referentieperiode ingaan op een eerder tijdstip waarop de betrokkene een inkomen uit betaalde arbeid in Zweden had.”

    iv) Punt 4 wordt vervangen door:

    “4. a) Voor de berekening van het nominale inkomen voor het inkomensgerelateerde nabestaandenpensioen (Wet 2000:461) geldt het volgende: indien niet overeenkomstig de Zweedse wetgeving wordt voldaan aan de vereiste van pensioengerechtigdheid gedurende ten minste drie op de vijf kalenderjaren die onmiddellijk aan de dood van de verzekerde voorafgaan (de referentieperiode), worden ook tijdvakken van verzekering die in andere lidstaten zijn vervuld, in acht genomen alsof deze in Zweden waren vervuld. Tijdvakken van verzekering in andere lidstaten worden geacht gebaseerd te zijn op de gemiddelde Zweedse pensioenbasis. Indien de betrokkene slechts één jaar met een pensioenbasis in Zweden heeft vervuld, wordt elk tijdvak van verzekering in een andere lidstaat geacht hetzelfde bedrag te vertegenwoordigen;

    b) Voor de berekening van het nominale pensioenkrediet voor weduwenpensioenen met betrekking tot sterfgevallen op of na 1 januari 2003 geldt het volgende: indien niet overeenkomstig de Zweedse wetgeving wordt voldaan aan de vereiste van pensioenkrediet gedurende ten minste twee op de drie kalenderjaren die onmiddellijk aan de dood van de verzekerde voorafgaan (de referentieperiode) en indien de tijdvakken van verzekering tijdens de referentieperiode in een andere lidstaat zijn vervuld, worden deze jaren geacht op hetzelfde pensioenkrediet te zijn gebaseerd als het Zweedse jaar.”

    [1] PB C […], […], blz. […].

    [2] PB C […], […], blz. […].

    [3] PB C […], […], blz. […].

    Top