EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52005DC0521

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de door de lidstaten genomen maatregelen om te voldoen aan Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten

/* COM/2005/0521 def. */

52005DC0521




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 21.10.2005

COM(2005) 521 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

over de door de lidstaten genomen maatregelen om te voldoen aan Verordening (eg) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten

INHOUDSOPGAVE

1. SAMENVATTING 4

2. INLEIDING 5

3. DOOR DE LIDSTATEN GENOMEN MAATREGELEN OM AAN DE VERORDENING TE VOLDOEN 7

3.1. Door de lidstaten genomen maatregelen om aan de verordening te voldoen 7

3.2. Door de lidstaten toegestane afwijkingen op grond van de artikel 23, lid 2, en artikel 24 8

3.3. Algemeen overzicht van de door de lidstaten genomen maatregelen om aan de verordening te voldoen, zoals blijkt uit de resultaten van de VVB-inspectiebezoeken. 8

4. DE VOORNAAMSTE DOOR DE LIDSTATEN OPGEWORPEN KWESTIES DIE DE COMMISSIE REEDS HEEFT OPGELOST DOOR MIDDEL VAN DE COMITÉPROCEDURE OF RICHTSNOEREN 8

5. KWESTIES DIE NOG DOOR MIDDEL VAN DE COMITÉPROCEDURE OF RICHTSNOEREN KUNNEN WORDEN OPGELOST OF WAARVOOR EEN MEDEBESLISSINGSPROCEDURE DE ENIGE MOGELIJKHEID IS 9

5.1. Kwesties die nog door middel van de comitéprocedure of richtsnoeren kunnen worden opgelost 9

5.1.1. Definities van nog niet onder de verordening vallende DBP’s 9

5.1.2. Verduidelijking van EU-wetgeving op veterinair en afvalgebied die op DBP’s van toepassing zijn 9

5.1.3. Technische producten 10

5.1.4. Alternatieve methoden voor de verwerking, het gebruik en de verwijdering van DBP’s. 10

5.1.5. Toepassing voor biologische meststoffen en bodemverbeteraars 10

5.1.6. Verwerkingsnormen voor DBP’s in composterings- en biogasinstallaties en warmtebehandeling voor mest 11

5.1.7. Gebruik van melk en producten op basis van melk, gedefinieerd als categorie 3-materiaal voor rechtstreeks gebruik als voedermiddel 11

5.1.8. Mogelijkheid om DBP’s van andere herkomst te verwerken op hetzelfde terrein als een slachthuis 11

5.1.9. Nieuwe invoercertificaten voor nog niet onder de verordening vallende DBP’s 11

5.1.10. Merktekens voor DBP’s bestemd voor verwijdering als afval 11

5.1.11. Richtsnoeren voor kwesties die bij de VVB-inspectiebezoeken naar voren zijn gekomen 12

5.1.12. Uitvoeringsvoorschriften voor het verbod op hergebruik binnen dezelfde soort (kannibalisme) 12

5.2. Kwesties die alleen door middel van een medebeslissingsprocedure kunnen worden opgelost 12

5.2.1. Verduidelijking van het toepassingsgebied van de verordening en wijziging van artikel 1 12

5.2.2. Wijzigingen van de artikelen 4, 5 en 6: verduidelijking en noodzaak om nieuwe producten toe te voegen 12

5.2.3. Wijzigingen van de artikelen 17 en 18: vrijstelling van bepaalde bedrijven om in het bezit te zijn van een erkenning op grond van de DBP-verordening. 13

6. VEREENVOUDIGING 13

7. CONCLUSIE 14

BIJLAGE IIN HET VERSLAG GEBRUIKTE AFKORTINGEN EN BIJZONDERE TERMEN 16

BIJLAGE IIDOOR DE LIDSTATEN VERSCHAFTE INFORMATIE OVER GENOMEN MAATREGELEN OM AAN DE DBP-VERORDENING TE VOLDOEN 18

BIJLAGE IIIDOOR DE LIDSTATEN TOEGESTANE AFWIJKINGEN OP GROND VAN DE ARTIKELEN 23, LID 2, EN 24 24

BIJLAGE IVVOORNAAMSTE DOOR DE LIDSTATEN OPGEWORPEN KWESTIES DIE DE COMMISSIE REEDS HEEFT OPGELOST DOOR MIDDEL VAN DE COMITÉPROCEDURE OF RICHTSNOEREN 25

1. Overgangsmaatregelen voor lidstaten en derde landen 25

1.1. Overgangsmaatregelen voor lidstaten 25

1.2. Overgangsmaatregelen voor derde landen 26

2. Verordeningen van de Commissie tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1774/2002 27

3. Maatregelen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 27

4. Toegestane permanente algemene afwijkingen 28

5. Op verzoek van lidstaten toegestane permanente specifieke afwijkingen 28

6. Richtsnoeren om een aantal kwesties te verduidelijken 28

BIJLAGE VLIJST VAN DE WETGEVING DIE IS INGETROKKEN EN VERVANGEN DOOR VERORDENING (EG) NR. 1774/2002 29

1. SAMENVATTING

Op grond van artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1774/2002[1] van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (DBP’s), moeten de lidstaten de Commissie in kennis stellen van de maatregelen die zijn genomen om aan de verordening te voldoen. Aan de hand van de ontvangen informatie moet de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag voorleggen dat, zo nodig, vergezeld gaat van passende wetgevingsvoorstellen.

Alle 25 lidstaten hebben de vereiste informatie ingediend.

In dit verslag komen de volgende punten aan de orde:

1. De door de lidstaten genomen maatregelen om aan de verordening te voldoen. In het algemeen hebben de lidstaten de noodzakelijke administratieve en controlemaatregelen genomen.

2. De voornaamste door de lidstaten opgeworpen kwesties die reeds door de Commissie zijn opgelost door middel van de comitéprocedure of richtsnoeren, met inbegrip van uitvoerings- en wijzigingsmaatregelen om de goede toepassing van de verordening te verzekeren en afwijkings- en overgangsmaatregelen om verstoring van de handel te voorkomen.

3. De belangrijkste door de lidstaten opgeworpen kwesties kunnen worden opgelost hetzij door middel van de comitéprocedure, hetzij met richtsnoeren.

4. De belangrijkste door de lidstaten opgeworpen kwesties die alleen door middel van een medebeslissingsprocedure kunnen worden opgelost. Met name dringen de lidstaten sterk aan op een nieuwe vaststelling van het toepassingsgebied van de verordening.

5. Mogelijke verdere vereenvoudiging van sommige bepalingen van de verordening.

6. De conclusie van het verslag luidt dat de lidstaten in het algemeen de noodzakelijke administratieve en controlemaatregelen hebben genomen om aan de verordening te voldoen. Deze conclusie wordt bevestigd door de uitkomsten van de inspecties die door het Voedsel- en Veterinair Bureau (VVB) van de Commissie zijn verricht.

2. INLEIDING

Achtergrond

Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (DBP’s), legt gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde DBP’s vast. Deze verordening is vastgesteld naar aanleiding van verschillende door diervoeder veroorzaakte crisissen (dioxine in 1999, klassieke varkenspest in 2000, mond- en klauwzeer in 2001 en de EU-brede boviene spongiforme encefalopathie (BSE)-crisis in 2001).

De verordening is een Actie 30 van het Witboek over voedselveiligheid (2000) van de Commissie. Dit was een herziening van de communautaire voorschriften betreffende DBP’s waarbij een hoog niveau van dier- en volksgezondheid in de gehele EU wordt gegarandeerd.

Gezien de algemene situatie rond de EU-brede door diervoeder veroorzaakte crisissen in 1999-2001 moest de verordening worden toegepast en moest de Commissie door middel van een comitéprocedure snel verscheidene overgangsmaatregelen (met inbegrip van afwijkingen en uitvoeringsmaatregelen) vaststellen om verstoring van de handel te voorkomen en exploitanten en lidstaten tijd te gunnen om zich aan te passen. De Verordening is op 1 november 2002 in werking getreden en is sinds 1 mei 2003 rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten. Bij sommige van de maatregelen was de toepassing problematisch.

De DBP-verordening heeft een groot aantal naar aanleiding van crisissen vastgestelde communautaire voorschriften vereenvoudigd en ingetrokken en een nieuw eenvormig wettelijk kader voor de DBP-sector geschapen. De verordening heeft het concept van drie DBP-categorieën op basis van risico ingevoerd. Deze categorieën bijproducten moeten zo spoedig mogelijk worden verwerkt, gebruikt of verwijderd in gespecificeerde goedgekeurde bedrijven. Toegelaten bedrijven moeten te werk gaan volgens normen, gespecifieerd voorzover dit dienstig is, die verzekeren dat het eindproduct geen gevaar voor de gezondheid van mens of dier vormt. Indien bedrijven zich niet aan de verordening houden, moet de bevoegde autoriteit ingrijpen om te voorkomen dat deze bedrijven DBP’s of verwerkte producten blijven ontvangen, of zorgen dat de exploitant verbeteringen doorvoert. De verordening heeft verbranding en meeverbranding als afvoermethode voor DBP’s ingevoerd en staat voor bepaalde categorieën materiaal compostering en biogasproductie toe. Ook staat de verordening alternatieve afvoermethoden toe voorzover deze geschikt zijn volgens wetenschappelijke adviezen en wordt het de lidstaten mogelijk gemaakt om afwijkingen toe te passen om nationale praktijken toe te staan zoals het voederen van bepaalde soorten DBP’s aan roofvogels, aasetende vogels, jachthondenmeutes, dieren in dierentuinen e.d. Daarnaast heeft de verordening de vereisten op het gebied van traceerbaarheid en de registratie aangescherpt door specifieke scheiding – overeenkomstig de gevaarstatus – bij de verzameling, de behandeling en het gebruik van DBP’s voor te schrijven.

Het wetenschappelijk adviesorgaan van de Gemeenschap, de Wetenschappelijke Stuurgroep, die in 2002 is vervangen door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), heeft een aantal adviezen uitgebracht op het gebied van veiligheid van DBP’s, inclusief diervoeder[2]. De voornaamste conclusie van de wetenschappelijke adviezen is dat bijproducten afkomstig van dieren die na een gezondheidsinspectie niet geschikt worden bevonden voor menselijke consumptie, ook uit de voederketen geweerd moeten worden; zij moeten op passende wijze worden gehanteerd en verwijderd na een adequate voorbehandeling om de mogelijke verspreiding van ziekteverwekkers te voorkomen. Op basis van deze adviezen beperkt de verordening het type materiaal dat mag worden gebruikt om vee of gezelschapsdieren te voederen. De verordening verbiedt het hergebruik van bepaalde DBP’s in de voedselketen, met name gestorven dieren en ander afgekeurd dierlijk materiaal. Alleen grondstoffen afkomstig van dieren die zijn goedgekeurd voor menselijke consumptie zijn toegelaten voor de productie van voedermiddelen. Aldus kan alleen categorie 3-materiaal (of materiaal dat geschikt was voor menselijke consumptie) voor deze doeleinden worden gebruikt, na passende verwerking en voorzover toegestaan door TSE-verordening nr. 999/2001[3]. Ook hergebruik binnen dezelfde soort (kannibalisme) en het voederen van keukenafval en etensresten aan vee zijn verboden. Dit beginsel werd sterk bepleit door het Europees Parlement en de Raad en is de minimumnorm die de lidstaten konden ondersteunen in het licht van de EU-brede door diervoeder veroorzaakte crisissen.

Vooruitgang: resultaten

De lidstaten hebben gemeld dat zij in het algemeen goede vooruitgang hebben geboekt bij de toepassing van de DBP-verordening. Er bestaat brede steun voor de beginselen van de verordening en de hierboven omschreven controles zijn in de meeste gevallen evenredig. Vooral het toegenomen aantal afvoerbestemmingen voor DBP’s en de mogelijkheid om de hoeveelheid hergebruikt materiaal te vergroten, wordt toegejuicht. De overgrote meerderheid van geproduceerde DBP’s, inclusief alle risicomateriaal, wordt nu gehanteerd overeenkomstig de verordening en naar de toegestane afvoerbestemmingen verzonden. Dit wordt bevestigd door de uitkomsten van de inspecties die in 2004-2005 door het Voedsel- en Veterinair Bureau (VVB) van de Commissie zijn verricht in de lidstaten. Hoewel het werk nog niet is voltooid, wordt aangenomen dat de toegenomen aandacht voor dierlijke bijproducten heeft bijgedragen aan de handhaving van de integriteit van de voedings- en voederketens (door de vermindering van de kans op illegale verspreiding van DBP’s) en de normen voor het hanteren en behandelen van DBP’s in alle stadia te hebben verbeterd. Hierdoor heeft de toepassing van de verordening bijgedragen aan de vermindering van de kans dat DBP’s ziekteverwekkers overdragen of verspreiden onder mensen of dieren, en andere wetgeving aangevuld, zoals die welke van toepassing is op het milieu, voedselhygiëne en TSE en andere ziektebestrijdingsmaatregelen. Om een harmonieuze toepassing te vergemakkelijken, is er een richtsnoer voorbereid om het verband duidelijk te maken tussen DBP’s en de milieuwetgeving en tussen DBP’s en de voedselhygiënewetgeving.

Kwesties

De verordening is zeer veelomvattend. Er zijn controles op bepaald materiaal ingevoerd, de controles op andere materialen zijn uitgebreid en ook nieuwe afvoerbestemmingen zijn nu aan controle onderworpen. Op een aantal gebieden hebben zich hierbij problemen voorgedaan. Enkele daarvan zijn opgelost door middel van de overgangsmaatregelen, teneinde de betrokken bedrijfstakken de tijd te geven om zich aan te passen. Er zijn echter andere problemen gerezen omdat tijdens de oorspronkelijke onderhandelingen niet alle van de talrijke toepassingen van DBP’s bekend waren. Voor sommige van deze toepassingen zou het onevenredig zijn de volledige controles van de verordening toe te passen, en volgens de lidstaten moet er een passender controleniveau worden ingevoerd.

Achtergrond van dit verslag

Op grond van artikel 35 van de verordening:

- moeten de lidstaten de Commissie in kennis stellen van de maatregelen die zijn genomen om aan de verordening te voldoen, en wel binnen een jaar na de inwerkingtreding ervan, en

- moet de Commissie het Europees Parlement en de Raad op basis van de ontvangen informatie een verslag voorleggen dat, zo nodig, vergezeld gaat van passende wetgevingsvoorstellen.

De lidstaten hebben de noodzakelijke informatie voorgelegd waarop dit verslag is gebaseerd.

Het verslag is later ingediend dan op grond van artikel 35 van de verordening is vereist. In de extra uitgetrokken tijd heeft de Commissie de situatie in de nieuwe lidstaten en de resultaten van de inspecties door het Voedsel- en Veterinair Bureau in aanmerking kunnen nemen om een volledig beeld van de nakoming in de lidstaten te geven.

3. DOOR DE LIDSTATEN GENOMEN MAATREGELEN OM AAN DE VERORDENING TE VOLDOEN

3.1. Door de lidstaten genomen maatregelen om aan de verordening te voldoen

Voor de bevoegdheidsgebieden die niet onder het Gemeenschapsrecht vallen of door de verordening aan nationale voorschriften zijn overgelaten, hebben de lidstaten in uiteenlopende mate maatregelen genomen om aan de verordening te voldoen. De vastgestelde maatregelen kunnen globaal als volgt worden omschreven:

- maatregelen tot toekenning en vaststelling van de bevoegdheden van de autoriteiten die betrokken zijn bij de uitvoering en de handhaving van de verordening;

- algemene uitvoeringsmaatregelen;

- sectorale uitvoeringsmaatregelen;

- sanctievaststellingsmaatregelen, en

- richtsnoeren.

De door de lidstaten verschafte informatie over de door hen genomen maatregelen om aan de DBP-verordening te voldoen is opgenomen in bijlage II bij het verslag.

3.2. Door de lidstaten toegestane afwijkingen op grond van de artikel 23, lid 2, en artikel 24

- Lidstaten hebben afwijkingen krachtens artikel 23, lid 2, toegestaan voor het voederen van dieren in dierentuinen, circusdieren, pelsdieren, andere reptielen en roofvogels dan dieren in dierentuinen of circussen, wilde dieren waarvan het vlees niet voor menselijke consumptie bestemd is, honden in kennels en maden voor gebruik als visaas.

- Ook hebben lidstaten afwijkingen op grond van artikel 24 van de verordening toegestaan voor begraving of verbranding onder specifieke voorwaarden en omstandigheden (dode gezelschapsdieren, afgelegen gebieden of in geval van het uitbreken van een ziekte).

Voor een volledige lijst van afwijkingen en verklaringen zie bijlage III.

3.3. Algemeen overzicht van de door de lidstaten genomen maatregelen om aan de verordening te voldoen, zoals blijkt uit de resultaten van de VVB-inspectiebezoeken.

Het Voedsel- en Veterinair Bureau heeft in april 2005 voor intern gebruik een tussentijds verslag van de dertien inspectiebezoeken in de oude lidstaten ingediend. De bezoeken waren bedoeld om de maatregelen tot uitvoering van de DBP-verordening te evalueren.

De algemene conclusie van het rapport is dat in alle lidstaten toereikende maatregelen zijn genomen en dat er voldoende infrastructuur aanwezig is om de meeste DBP’s te hanteren overeenkomstig de DBP-verordening. Er is echter meer nodig om te garanderen dat alle DBP’s de toelaten ketens volgen tot aan het toegestane gebruik, de scheiding of de veilige verwijdering in alle lidstaten.

Met name zouden een adequate personele bezetting, een duidelijke omschrijving en verdeling van de verantwoordelijkheden van de betrokken bevoegde autoriteiten, meer richtsnoeren en opleiding voor en samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten de doelmatigheid en/of de eenvormigheid van de officiële controle vergroten.

4. DE VOORNAAMSTE DOOR DE LIDSTATEN OPGEWORPEN KWESTIES DIE DE COMMISSIE REEDS HEEFT OPGELOST DOOR MIDDEL VAN DE COMITÉPROCEDURE OF RICHTSNOEREN

De meeste lidstaten hadden al een behoorlijk ontwikkelde verwijderingsinfrastructuur en zij konden op 1 mei 2003 moeiteloos aan de nieuwe vereisten voldoen. Enkele hebben deze termijn echter niet gehaald. In passende en gerechtvaardigde gevallen maakte artikel 32 van de verordening een tijdelijke versoepeling van de maatregelen mogelijk. Hierdoor kregen de minder ontwikkelde bedrijfssectoren of sectoren met specifieke problemen een overgangsperiode om de noodzakelijke voorzieningen aan te schaffen.

Tegelijkertijd heeft de Commissie permanente uitvoeringsmaatregelen voor de verscheidene artikelen voorbereid en de bijlagen en algemene en specifieke afwijkingen herzien.

Bijlage IV bevat een overzicht van wetgevingsbesluiten die de Commissie tot 1 september 2005 door middel van de comitéprocedure heeft vastgesteld.

5. KWESTIES DIE NOG DOOR MIDDEL VAN DE COMITÉPROCEDURE OF RICHTSNOEREN KUNNEN WORDEN OPGELOST OF WAARVOOR EEN MEDEBESLISSINGSPROCEDURE DE ENIGE MOGELIJKHEID IS

5.1. Kwesties die nog door middel van de comitéprocedure of richtsnoeren kunnen worden opgelost

De meeste door de lidstaten opgeworpen kwesties kunnen worden opgelost door middel van de comitéprocedure of door het actualiseren van reeds gepubliceerde richtsnoeren. De belangrijkste kwesties worden hieronder opgesomd.

5.1.1. Definities van nog niet onder de verordening vallende DBP’s

De definitie van bepaalde DBP’s moet worden verduidelijkt om een geharmoniseerde toepassing van de verordening te vergemakkelijken.

Een voorbeeld is de reikwijdte van de definitie van “voormalige voedingsmiddelen” van dierlijke oorsprong of voormalige voedingsmiddelen die producten van dierlijke oorsprong bevatten, die om uiteenlopende redenen niet langer voor menselijke consumptie bestemd zijn.

5.1.2. Verduidelijking van EU-wetgeving op veterinair en afvalgebied die op DBP’s van toepassing zijn

Lidstaten en exploitanten achten het belangrijk om overlapping en de daaruit voortvloeiende onnodige lasten als gevolg van gelijktijdige toepasselijkheid van Gemeenschapswetgeving op veterinair gebied (onder de verantwoordelijkheid van het DG Gezondheid en consumentenbescherming) en afval (onder de verantwoordelijkheid van het DG Milieu) op DBP’s te voorkomen. Er zijn richtsnoeren verstrekt om de verhouding tussen de twee soorten controles duidelijk te maken. Overigens is er meer duidelijkheid op juridisch gebied noodzakelijk. Een voorstel van de Commissie dat duidelijkheid moet scheppen over de onderlinge verhouding tussen de Verordeningen (EG) nr. 1774/2002 en 259/93 met betrekking tot de overbrenging van afvalstoffen (COM(2003)379 van 30 juni 2003, zoals gewijzigd bij COM (2004) 172), is op dit moment het voorwerp van een medebeslissingsprocedure in tweede lezing.

5.1.3. Technische producten

• cosmetica, geneesmiddelen en medische hulpmiddelen

De DBP-verordening is niet van toepassing op eindproducten zoals cosmetica, geneesmiddelen, medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek.

Toch heeft de DBP-verordening een aanzienlijk effect op de regelgeving in deze sectoren, aangezien sommige hiervan verwerkte ingrediënten/uitgangsmateriaal en stoffen afkomstig van dieren en DBP’s gebruiken voor de vervaardiging van het eindproduct. Daarom zijn voor een meer volledige en bevredigende oplossing om de toepassing van de verordening te vereenvoudigen, die de verordening beter aanpast bij het risico, wijzigingen ervan door middel van een medebeslissingsprocedure noodzakelijk (zie punten 5.2.2 en 5.2.3).

Sommige lidstaten en exploitanten in de EU hebben hun bezorgdheid uitgesproken over het feit dat de DBP-verordening wordt toegepast op de invoer van bepaalde uitgangsmaterialen van categorie 3 waarvoor slechts geringe verdere hantering noodzakelijk is (bijv. menging, verpakking of etikettering) om deze geschikt te maken voor het in de handel brengen of gebruik door de eindgebruiker in de EU. Een voorbeeld hiervan zijn “tussenproducten" voor de vervaardiging van medische hulpmiddelen. Er wordt gewerkt aan een ontwerpvoorstel waarin de specifieke eisen voor de invoer ervan worden vastgelegd, dat vóór eind 2005 moet worden aangenomen.

Bovendien moet er rekening mee worden gehouden dat voor deze technische producten in veel gevallen gespecialiseerd materiaal nodig is en dat daarom herziening is voorgesteld van de lijst van derde landen van waaruit de invoer van deze materialen is toegestaan.

• Overige technische producten

Andere producten die zodanig zijn verwerkt dat zij geen gevaar meer vormen, zoals vetderivaten voor de productie van meststoffen, kunnen buiten het toepassingsgebied van de verordening vallen (zie punt 5. 2. 1) of worden onderworpen aan beperkte controlevoorschriften zoals de bovengenoemde.

5.1.4. Alternatieve methoden voor de verwerking, het gebruik en de verwijdering van DBP’s.

Naar verwachting zullen de technische wijzigingen van een nieuwe verordening die vijf nieuwe alternatieve methoden voor gebruik/verwijdering van DBP’s toestaan (zie bijlage IV) tegemoetkomen aan de recente adviezen van de EFSA (zie punt 6).

5.1.5. Toepassing voor biologische meststoffen en bodemverbeteraars

Artikel 22, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1774/2002 beperkt het gebruik op weiden van andere biologische meststoffen en bodemverbeteraars dan mest. De EFSA heeft een wetenschappelijk advies uitgebracht over de voorwaarden waaronder materialen van categorie 2 en 3 op andere landbouwgrond kunnen worden gebruikt; op basis hiervan wordt een ontwerpvoorstel voorbereid.

5.1.6. Verwerkingsnormen voor DBP’s in composterings- en biogasinstallaties en warmtebehandeling voor mest

De lidstaten en exploitanten hebben hun bezorgdheid uitgesproken over de striktheid van de verwerkingsnormen voor composterings- en biogasinstallaties en warmtebehandeling voor mest, en hebben de Commissie gevraagd alternatieve parameters voor de verwerking toe te staan (tijd, temperatuur en microbiologische agentia).

Aan de hand van EFSA-adviezen over deze kwesties zal de Commissie zulke alternatieve normen vaststellen.

5.1.7. Gebruik van melk en producten op basis van melk, gedefinieerd als categorie 3-materiaal voor rechtstreeks gebruik als voedermiddel

Er is een nieuwe Verordening (EG) nr. 79/2005 vastgesteld die rechtstreekse voedering aan vee toestaat van zuivelproducten die in overeenstemming met levensmiddelennormen (krachtens Verordening 92/46/EEG van de Raad[4]) zijn geproduceerd, mits wordt voldaan aan veterinairrechtelijke voorschriften overeenkomstig de huidige wetenschappelijke adviezen. Deze verordening kan nader worden gewijzigd naar aanleiding van het EFSA-advies dat voor eind 2005 wordt verwacht.

5.1.8. Mogelijkheid om DBP’s van andere herkomst te verwerken op hetzelfde terrein als een slachthuis

Verordening (EG) 808/2003 van de Commissie tot wijziging van Verordening nr. 1774/2002 staat de exploitatie van aan slachthuizen grenzende destructiebedrijven toe, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Een van de voorwaarden is dat de in het destructiebedrijf te verwerken DBP’s uitsluitend van het aangrenzende slachthuis afkomstig zijn. De Commissie overweegt invoering van op risico gebaseerde bepalingen om de uit deze voorwaarde voortvloeiende problemen te vermijden.

5.1.9. Nieuwe invoercertificaten voor nog niet onder de verordening vallende DBP’s

Er worden nieuwe certificaten vastgesteld met het oog op de harmonisering van de invoervoorschriften voor bepaalde producten (wol, veren, mest, mengproducten enz.) die nog niet onder de verordening vallen.

5.1.10. Merktekens voor DBP’s bestemd voor verwijdering als afval

Op grond van de verordening moeten voor verwijdering als afval bestemde DBP’s worden gemerkt. De Commissie onderzoekt nog welke merktekens geschikt zijn. Hiervoor zal een proef worden uitgevoerd. Zodra de merktekens zijn geïdentificeerd en gevalideerd, zullen zij middels een besluit van de Commissie worden goedgekeurd.

5.1.11. Richtsnoeren voor kwesties die bij de VVB-inspectiebezoeken naar voren zijn gekomen

Er zijn meer kwesties gerezen bij de VVB-inspectiebezoeken in alle lidstaten in 2004-2005. De Commissie bereidt aanvullende richtsnoeren voor om de harmonieuze toepassing van de verordening nog meer te vergemakkelijken.

5.1.12. Uitvoeringsvoorschriften voor het verbod op hergebruik binnen dezelfde soort (kannibalisme)

Er zijn alleen uitvoeringsvoorschriften voor het verbod op hergebruik binnen dezelfde soort (kannibalisme) vastgesteld voor vis, omdat het gebruik van ander verwerkt dierlijk eiwit dan vismeel bij het voeren van vee verboden is op grond van het “BSE-voederverbod” (artikel 7 van Verordening (EG) nr. 999/2001, zoals gewijzigd). Er is vooruitgang geboekt bij de ontwikkeling van methoden die specifiek proteïnen van herkauwers opsporen, wat een van de belangrijkste voorwaarden is om het "BSE-voederverbod" te kunnen handhaven.

5.2. Kwesties die alleen door middel van een medebeslissingsprocedure kunnen worden opgelost

5.2.1. Verduidelijking van het toepassingsgebied van de verordening en wijziging van artikel 1

De verordening is veelomvattend. De bepalingen die gelden voor verwerkte producten of eindproducten zijn niet altijd duidelijk. Daarom is een verduidelijking hiervan noodzakelijk.

Bepaalde verwerkte producten die zodanig zijn verwerkt dat zij geen gevaar meer vormen, kunnen buiten het toepassingsgebied van de verordening worden gebracht of aan een lager controleniveau worden onderworpen. Zo moeten bijvoorbeeld verwerkte ingrediënten voor de vervaardiging van cosmetica, medische hulpmiddelen of geneesmiddelen niet worden beschouwd als “dierlijke bijproducten”. Bovendien is de DBP-verordening duidelijk niet van toepassing op eindproducten zoals cosmetica, geneesmiddelen, medische hulpmiddelen of in-vitrodiagnostiek (zie punt 5.1.3).

Met betrekking tot DBP’s van wilde dieren waarvan niet wordt vermoed dat zij met ziekten zijn besmet, moet bovendien worden verduidelijkt dat DBP’s die worden geproduceerd in bedrijfsruimten die worden gebruikt voor de verwerking van zoogdieren of vogels voor menselijke consumptie, onder de verordening vallen. Ook moet duidelijker worden bepaald dat schelpdieren en andere zeedieren onder de verordening vallen.

5.2.2. Wijzigingen van de artikelen 4, 5 en 6: verduidelijking en noodzaak om nieuwe producten toe te voegen

Wat de indeling in categorieën van materialen betreft, kan er een evaluatie worden uitgevoerd om de toepasselijkheid van de bepalingen vast te stellen ingeval nieuw materiaal in verschillende categorieën kan worden ingedeeld.

Bovendien moet de mogelijkheid worden overwogen om in de verschillende categorieën andere producten op te nemen die voorlopig niet naar behoren kunnen worden ingedeeld.

In deze context moet de indeling van DBP’s die als categorie 2 een zeer gering gevaar vormen (zoals wormen, insecten, insectenlarven, ongewervelde dieren die zijn bestemd als voeder voor wilde vogels, gebruik in voeders voor gezelschapsdieren of als uitgangsmateriaal voor cosmetica, geneesmiddelen en medische hulpmiddelen, zoals dode bijen enz.) moeten worden herzien. Dergelijk materiaal kan in categorie 3 worden ingedeeld.

5.2.3. Wijzigingen van de artikelen 17 en 18: vrijstelling van bepaalde bedrijven om in het bezit te zijn van een erkenning op grond van de DBP-verordening.

Bepaalde bedrijven die reeds zijn erkend op grond van communautaire levensmiddelen- of andere wetgeving moeten ook voldoen aan de vereisten van de DBP-verordening. Voor deze bedrijven (die bijvoorbeeld talg, eieren of gelatine produceren) waarvoor artikel 17 van de verordening erkenning voorschrijft, moet het niet meer noodzakelijk zijn om nogmaals te worden erkend door de bevoegde autoriteiten krachtens de dierlijke–bijproductenverordening.

Bovendien moeten bedrijven die eindproducten zoals geneesmiddelen, cosmetica en medische hulpmiddelen vervaardigen, duidelijk van de erkenningsverplichting van de DBP-verordening worden uitgesloten.

Ook moet het voor bedrijven die gezelschapsdierenvoeder vervaardigen en technische bedrijven die verwerkte dierlijke eiwitten ontvangen, waarvoor artikel 18 van de verordening thans erkenning vereist, niet meer noodzakelijk zijn om nogmaals een erkenning van de bevoegde autoriteit aan te vragen op grond van de DBP-verordening, aangezien verwerkte dierlijke eiwitten geen gevaar voor de gezondheid van mens en dier meer vormen en reeds zijn goedgekeurd op grond van andere Gemeenschapswetgeving die aan de doelstellingen van de DBP-wetgeving voldoet.

Ook worden veel producten die voor technische producten zijn bestemd, vervaardigd in gecontroleerde laboratoria, universiteits-, onderzoeks- en ziekenhuislaboratoria of in de bedrijven die medische hulpmiddelen, cosmetica of geneesmiddelen produceren. Voor deze inrichtingen is de in de huidige verordening omgeschreven erkenning niet noodzakelijk of gepast.

6. VEREENVOUDIGING

De verordening, een nieuw wettelijk kader dat de hele sector “van boer tot bord” beslaat op grond van het Witboek over voedselveiligheid, heeft de 19 eerdere wetgevingsbesluiten vereenvoudigd en ingetrokken (zie overzicht in bijlage V) .

De verordening vervangt verscheidene beschikkingen van de Commissie met voorschriften op het gebied van gezondheid van mens en dier voor de verwerking, verwijdering, het in de handel brengen en het gebruik van producten van dierlijke oorsprong die niet zijn bestemd voor menselijke consumptie.

De in de punten 5.1 en 5.2 genoemde maatregelen zullen worden genomen volgens hetzelfde vereenvoudigingsbeginsel. Bovendien zal speciale aandacht worden besteed aan de volgende twee punten:

- verduidelijking van het toepassingsgebied van de verordening

- erkenningsprocedure voor alternatieve methoden voor de verwerking, het gebruik en de verwijdering van DBP’s.

7. CONCLUSIE

De lidstaten en exploitanten hebben aangegeven dat zij in het algemeen goede vooruitgang hebben geboekt bij de toepassing van de DBP-verordening. Er bestaat brede steun voor de beginselen van de verordening en de controles zijn in de meeste gevallen evenredig. Vooral het toegenomen aantal afvoerbestemmingen voor DBP’s en de mogelijkheid om de hoeveelheid hergebruikt materiaal te vergroten, wordt toegejuicht. De overgrote meerderheid van geproduceerde DBP’s, inclusief alle risicomateriaal, wordt nu gehanteerd overeenkomstig de verordening en verzonden naar de toegestane afvoerbestemmingen.

Uit de inspecties van het Voedsel- en Veterinair Bureau blijkt dat de officiële controles van de meeste materialen van de categorieën 1 en 2 in het algemeen bevredigende resultaten opleveren. In alle lidstaten zijn adequate maatregelen (voorzieningen en infrastructuren) genomen om de meeste DBP’s op passende wijze te hanteren overeenkomstig de DBP-verordening. Met name bestaan er doeltreffende systemen om de passende verwijdering van risicomaterialen (categorie 1- en 2-materialen) te verzekeren.

Er moet echter meer werk worden verricht om te garanderen dat alle DBP’s de toegelaten ketens volgen tot aan het toegestane gebruik, de scheiding of de veilige verwijdering in alle lidstaten. Met name zouden een adequate personele bezetting, een duidelijke omschrijving en verdeling van de verantwoordelijkheden van de betrokken bevoegde autoriteiten, meer richtsnoeren en opleiding voor en samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten de doelmatigheid en/of de harmonisatie van officiële controles vergroten.

De DBP-verordening beslaat veel gebieden en vooral een nadere verduidelijking van het toepassingsgebied van de verordening zou een volledige nakoming bevorderen, bijdragen aan een uniforme uitleg door alle betrokken exploitanten en aan het wegnemen van de werkelijke risico’s die met dierlijke bijproducten samenhangen. Deze harmonisering van de voorschriften zal het concurrentievermogen van de exploitanten in het licht van de Lissabon-strategie vergroten.

Aangezien de in de punten 5.1 en 5.2 voorgestelde veranderingen betrekking hebben op de belangrijkste kwesties die tot nu toe door de lidstaten en de betrokkenen daarvoor zijn gekomen, is te verwachten dat het op basis van toenemende ervaring in de komende jaren noodzakelijk kan zijn om tegemoet te komen aan onvoorziene kwesties en/of nieuw beleid.

De Commissie bestudeert de noodzakelijke wetgevingsvoorstellen om een oplossing te vinden voor de in punt 5.2 genoemde kwesties door middel van een medebeslissingsprocedure waarbij de Raad en het Europees Parlement zijn betrokken. De Commissie blijft aandacht besteden aan de in punt 5.1 genoemde kwesties door middel van de comitéprocedure.

BIJLAGE IIN HET VERSLAG GEBRUIKTE AFKORTINGEN EN BIJZONDERE TERMEN

Bevoegde autoriteit | De autoriteit van een lidstaat die verantwoordelijk is voor de uitvoering en de handhaving van de DBP-verordening |

BSE | Boviene Spongiforme Encefalopathie is een van de categorie ziekten die bekend staan als overdraagbare spongiforme encefalopathieën of TSE’s en die worden veroorzaakt door de ophoping van abnormale prioneiwitten in de hersenen en het centraal zenuwstelsel |

Categorie 1 | Dierlijke bijproducten met een hoog risico zoals bedoeld in artikel 4 van de DBP-verordening (bijv. met TSE besmette dieren) |

Categorie 2 | Dierlijke bijproducten met een middelhoog risico zoals bedoeld in artikel 5 van de DBP-verordening (bijv. dood pluimvee op het bedrijf en andere DBP’s die niet tot categorie 1 of 3 behoren) |

Categorie 3 | Dierlijke bijproducten met weinig of geen risico zoals bedoeld in artikel 6 van de DBP-verordening (veilige DBP’s van “voor menselijke consumptie geschikte” dieren) |

Comitéprocedure | Wetgevingsprocedure waarbij de door de Commissie te nemen maatregelen moeten worden goedgekeurd door een regelgevend comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie |

DBP’s | Dierlijke bijproducten (delen van dieren die niet voor menselijke consumptie zijn bestemd) |

DBP-verordening | Verordening nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten |

EFSA | Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: onafhankelijke Europese instantie die de Commissie, het Europees Parlement en de lidstaten hulp en wetenschappelijk advies geeft op het gebied van risicobeoordeling en risicoanalyse |

Hergebruik binnen dezelfde soort (kannibalisme) | Een diersoort voederen met verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van karkassen of gedeelten ervan van dieren van dezelfde soort (bijv. varkens voederen met eiwitten van varkens) |

TSE | Overdraagbare Spongiforme Encefalopathieën: familie van ziekten die BSE, Chronic Wasting Disease (CWD), scrapie en de ziekte van Creutzfeldt-Jakob omvat |

Verwerkte dierlijke eiwitten | Verwerkte delen van dieren, bijv. vismeel, vleesbeendermeel, bloedmeel |

VVB | Voedsel- en Veterinair Bureau - Directoraat F van DG Gezondheid en consumentenbescherming (SANCO), gevestigd in Grange (Ierland), verantwoordelijk voor de verificatie van de uitvoering van de Gemeenschapswetgeving op het gebied van voedselveiligheid in de lidstaten en in derde landen |

Witboek over voedselveiligheid | Beleidsnota uit 1999 van DG SANCO naar aanleiding van een aantal voedselcrisissen, met het oog op de ontwikkeling van een nieuwe voedselveiligheidsstrategie |

BIJLAGE IIDOOR DE LIDSTATEN VERSCHAFTE INFORMATIE OVER GENOMEN MAATREGELEN OM AAN DE DBP-VERORDENING TE VOLDOEN

Lidstaat | Maatregelen die zijn genomen om aan de DBP-verordening te voldoen. |

1. België | België heeft een overeenkomst opgesteld waarin de bevoegdheden van elke bij de uitvoering en de handhaving van de verordening betrokken autoriteit wordt vastgesteld. In België zijn zes verschillende autoriteiten verantwoordelijk voor de handhaving van de verordening. |

2. Tsjechië | De verordening is in Tsjechië van kracht sinds de toetreding tot de EU op 1 mei 2004. Besluit nr. 295/2003 bevat een verwijzing naar deze verordening; op het ogenblijk wordt een wijziging op de diergeneeskundewet voorbereid, waarin een verwijzing naar de handhaving van Verordening (EG) nr. 1774/2002 zal worden opgenomen. |

3. Dene-marken | Sinds 2003 zijn er verordeningen, circulaires en richtsnoeren uitgebracht om de DBP-verordening uit te voeren. Inbreuken op de DBP-voorschriften zijn strafbaar gesteld bij Verordening nr. 355 van 19 mei 2003, waarin ook de voor DBP’s verantwoordelijke autoriteit is aangewezen. |

4. Duitsland | Op 25 Januari 2004 is het Gesetz zur Durchführung gemeinschaftlicher Vorschriften über die Verarbeitung und Beseitigung von nicht für den menschlichen Verzehr bestimmten tierischen Nebenprodukten (wet tot invoering van Gemeenschapsbepalingen over de verwerking en verwijdering van niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten) vastgesteld. |

5. Estland | De wet tot bestrijding van besmettelijke dierziekten bevat de algemene regels voor de verwerking van DBP’s. De regeling van de minister van Landbouw nr. 52/2004, “goedkeuringsprocedure voor DBP-bedrijven”, legt vast hoe de goedkeuringsdocumenten moeten worden afgehandeld. Aan Estland (en Cyprus) is krachtens Beschikking 2004/467/EG van de Commissie een afwijking toegestaan van 1 mei 2004 tot en met 31 december 2004 om begraving van DBP’s toe te laten. |

6. Grieken-land | “In afwachting van de bekendmaking van het presidentieel besluit — dat reeds sinds 2003 in zijn definitieve vorm bestaat — in het Publicatieblad van de regering, passen de bevoegde autoriteiten voor de goedkeuring, het toezicht en de oplegging van sancties Presidentieel Besluit nr. 243 van 1993 toe op de producenten, ondernemingen en activiteiten in verband met DBP’s om aan de vereisten van de DBP-verordening te voldoen.” |

7. Spanje | Koninklijk Besluit 1429/2003 van 21 november 2003 bevat de voorschriften tot uitvoering van de verordening. Het besluit verwijst met name naar de verdeling van de bevoegdheden onder de verschillende overheidsinstanties die specifiek zijn voor de Spaanse rechtsorde (de federale regering, de autonome regio’s en de plaatselijke autoriteiten). |

8. Frankrijk | De door Frankrijk genomen maatregelen bestaan uit vier categorieën: nationale uitvoeringsmaatregelen van algemene aard; specifieke uitvoeringsmaatregelen voor enkele sectoren; maatregelen vastgesteld overeenkomstig artikel 23, lid 2, waarin afwijkingen worden toegestaan; administratieve of strafrechtelijke sancties, zoals vastgesteld in de verschillende nationale voorschriften. |

9. Ierland | De nationale voorschriften tot uitvoering van de verordening in Ierland zijn vastgelegd in het Statutory Instrument (wettelijke regeling) nr. 248 betreffende de DBP-verordening van de Europese Gemeenschappen van 2003. |

10. Italië | Het ministerie van Volksgezondheid heeft richtsnoeren voor de uitvoering van de verordening uitgebracht met het oog op een uniforme en correcte uitvoering op het nationale grondgebied. Dit is gebeurd in samenwerking met de regio’s en de autonome provincies, het ministerie van Milieu en het ministerie van Landbouw en Bosbeheer. Bovendien is wettelijke regeling N. 63 van 17 maart 2005 betreffende sancties/maatregelen in verband met de gezondheidsvoorschriften inzake DBP’s vastgesteld. |

11. Cyprus | De verordening is in het kader van de uitvoering van de Gemeenschapswetgeving opgenomen in de diergeneeskundewet nr. 149(1) van 2004. Aan Cyprus (en Estland) is krachtens Beschikking 2004/467/EG van de Commissie een afwijking toegestaan van 1 mei 2004 tot en met 31 december 2004 om begraving van DBP’s toe te laten. Cyprus heeft een verlenging van deze afwijking tot en met 31 oktober 2005 gekregen. |

12. Letland | De verordening is sinds de dag van toetreding rechtstreeks van toepassing. In de diergeneeskundewet van 1 juli 2001 zijn algemene voorschriften opgenomen. De aansprakelijkheid bij niet-nakoming van deze vereisten is vastgelegd in het wetboek van strafrecht en het wetboek inzake administratieve delicten. De voorschriften in de verordeningen zonder rechtstreekse werking zijn omgezet in verordening van de ministerraad nr. 606 van 20 juni 2004 houdende veterinaire en hygiënevoorschriften voor de keten van niet voor menselijke consumptie geschikte DBP's (27 juni 2004). |

13. Litouwen | De verordening is opgenomen in de Litouwse wetgeving bij Besluit nr. B1-996 van de directeur van de nationale levensmiddelen- en veterinaire dienst van 23 december 2003. Sinds 1 mei 2004 zijn alle EG-verordeningen rechtstreeks van toepassing in de nationale wetgeving overeenkomstig de toepasselijke nationale bepalingen (Besluit nr. 1180 van 18 september 2003). |

14. Luxem-burg | De uitvoeringsbepalingen hebben vooral betrekking op de verdeling van de bevoegdheden. Er zijn enkele nationale bepalingen ingevoerd waarin wordt vastgesteld welke categorieën van materiaal door verbranding of begraving mogen worden verwijderd. Er zijn verscheidene circulaires en andere instructies uitgebracht betreffende de afvoering, identificatie en verwijdering. |

15. Hongarije | De verordening is sinds de dag van toetreding rechtstreeks van toepassing. Er wordt echter gewerkt aan nieuwe nationale wetgeving ter uitvoering hiervan, die eind 2005 zal worden ingevoerd. Het bestaande ministeriële besluit zal dan worden ingetrokken. |

16. Malta | Malta heeft op 18 januari 2005 in het officiële mededelingenblad een ontwerpregeling bekendgemaakt op grond waarvan gedurende een termijn van 4 weken opmerkingen kunnen worden gemaakt over de DBP-verordening. In november 2004 is er een ontwerp voor nationale afvalregelgeving bekendgemaakt voor overleg, dat binnenkort in werking zal treden (VVB-inspectiebezoek). Dit voorziet onder andere in een registratiesysteem voor vervoerders van DBP’s en in de vereisten waaraan zij moeten voldoen. |

17. Nederland | De nationale bepalingen zijn opgenomen in de specifieke “Uitvoeringsregeling E.G.-verordening gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten” en in de “Regeling keuring en handel dierlijke producten” die op 9 september 2003 in werking zijn getreden. |

18. Oostenrijk | Na de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen zijn de verordening en de daarmee samenhangende overgangsmaatregelen en uitvoeringsbepalingen bekendgemaakt aan de bevoegde autoriteiten en aan de bedrijfstak in Oostenrijk door middel van Erlässe (officiële circulaires) en door mededelingen in het officiële veterinaire mededelingenblad (AVN), waarbij wordt vermeld dat de bepalingen rechtstreekse werking hebben. Het Tiermaterialiengesetz (wet betreffende dierlijke materialen) dat op 1 januari 2004 in werking is getreden, regelt de procedures, de controletaken van de bevoegde autoriteiten, een verplichting voor eigenaars/ producenten van DBP’s/gestorven dieren om de DBP’s in te leveren bij erkende inrichtingen en trekt eerdere nationale wetgeving op dit gebied in. Bovendien is er aanvullende wetgeving waarin de levensmiddelenbedrijven worden verplicht om DBP’s op passende wijze te verzamelen, op te slaan en in te leveren. |

19. Polen | De DBP-verordening en de daarmee samenhangende overgangsmaatregelen zijn wettelijk bindend en rechtstreeks van toepassing in Polen sinds de dag van toetreding. De wet tot bescherming van de diergezondheid en bestrijding van besmettelijke dierziekten van 11 maart 2004 schrijft officieel toezicht op en erkenning van DBP’s verwerkende bedrijven voor. Bovendien voorziet de wet in strafrechtelijke sancties voor exploitanten van bedrijven die niet aan de veterinaire voorschriften voldoen. |

20. Portugal | Portugal heeft de volgende regelgeving uitgevaardigd: Rapport nr. 8137/2003 van 9 mei waarin een systeem voor de inzameling van gestorven dieren wordt vastgelegd. Wettelijk besluit nr. 244/2003 van 7 oktober 2003, waarin alle exploitanten van slachthuizen, uitsnijderijen, incubatiecentra en eieren verwerkende bedrijven worden verplicht een plan voor de verwijdering van ABP’s van categorie 2 en 3 in te dienen, en Mededeling nr. 9134/2005 van 26 april 2005, waarin de bevoegdheid van de verschillende autoriteiten met een bevoegdheid op het gebied van classificatie, scheiding, markering, verzegeling en verzending, voorzover van toepassing, van DBP’s van categorie 1, 2 en 3 in slachthuizen en uitsnijderijen. |

21. Slovenië | De verordening is overeenkomstig de Sloveense rechtsorde in werking getreden op de dag van toetreding. De oplegging van sancties en de bevoegdheden van de diensten worden geregeld in regelingen voor de bedrijfstak, zoals het diergeneeskundebesluit, het milieubeschermingsbesluit enz. Er zijn in 2004 verscheidene uitvoeringsvoorschriften vastgesteld, met name op het gebied van de verdeling van de bevoegdheden en het concept en de voorwaarden van diensten van algemeen belang. |

22. Slowakije | De verordening is omgezet als zodanig. |

23. Finland | Finland heeft een reeks maatregelen tot uitvoering van de verordening genomen. Er zijn nationale voorschriften vastgesteld tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002, er zijn toepassingsrichtsnoeren ter verduidelijking van de wetgeving bekendgemaakt en er zijn in verschillende delen van Finland lezingen gehouden voor autoriteiten, exploitanten en personen die werkzaam zijn in de agrarische sector. |

24. Zweden | Op 1 oktober 2003 is de Zweedse wetgeving aangepast aan de DBP-verordening. De noodzakelijke nationale uitvoeringsregels om bijvoorbeeld sancties mogelijk te maken, zijn opgenomen in de Zweedse wet nr. 1992:1683 en de aanwijzing van de voor DBP's bevoegde autoriteit in de Zweedse verordening nr. 1998:134. Beide zijn in werking getreden op 1 januari 2004. |

25. Verenigd Koninkrijk | Er zijn vier verordeningen (Regulations) vastgesteld in Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland. Deze verordeningen voorzien in het beheer en de handhaving van de verordening in de verschillende delen van het Verenigd Koninkrijk. |

BIJLAGE IIIDOOR DE LIDSTATEN TOEGESTANE AFWIJKINGEN OP GROND VAN DE ARTIKELEN 23, LID 2, EN 24

- Artikel 23, lid 2, van de verordening bepaalt dat lidstaten het gebruik mogen toestaan van DBP’s van categorie 2 afkomstig van dieren die niet worden verdacht van een op mens of dier overdraagbare ziekte en DBP’s van categorie 3 voor het voederen van dieren in dierentuinen, circusdieren, pelsdieren, andere reptielen en roofvogels dan dieren in dierentuinen of circussen, wilde dieren waarvan het vlees niet voor menselijke consumptie bestemd is, honden in kennels en maden voor gebruik als visaas.

Zestien lidstaten hebben afwijkingen zoals bedoeld in artikel 23, lid 2, van de verordening toegestaan of de mogelijkheid om deze toe te staan vastgelegd in de nationale wetgeving.

Dit zijn: België, Tsjechië, Denemarken, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Letland, Hongarije, Malta, Nederland, Portugal, Slovenië, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.

- Op grond van artikel 24 van de verordening kunnen lidstaten besluiten een afwijking toe te staan met betrekking tot de mogelijkheid om de DBP’s te verwijderen door begraving of verbranding onder specifieke voorwaarden en omstandigheden (dode gezelschapsdieren, afgelegen gebieden of in geval van het uitbreken van een ziekte).

Zeventien lidstaten hebben de afwijking bedoeld in artikel 24 toegestaan of de mogelijkheid om deze toe te staan vastgelegd in de nationale wetgeving.

Dit zijn: België, Tsjechië, Duitsland, Estland, Griekenland, Spanje, Ierland, Italië, Letland, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Slovenië, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.

BIJLAGE IVVOORNAAMSTE DOOR DE LIDSTATEN OPGEWORPEN KWESTIES DIE DE COMMISSIE REEDS HEEFT OPGELOST DOOR MIDDEL VAN DE COMITÉPROCEDURE OF RICHTSNOEREN

1. Overgangsmaatregelen voor lidstaten en derde landen

De lidstaten zijn op de hoogte van de plaatselijke omstandigheden van de bedrijven en hun is verzocht de waarschijnlijke gevolgen van de verordening voor de bedrijven vast te stellen en passende verzoeken voor overgangsmaatregelen in te dienen. De betrokken lidstaten hebben verzoek ingediend en de volgende overgangsmaatregelen zijn toestaan:

1.1. Overgangsmaatregelen voor lidstaten

- Voederen van keukenafval en etensresten aan dieren (Oostenrijk en Duitsland). Beschikking 2003/328/EG van de Commissie (vervaldatum: 31.10.2006).

- Voederen van afgewerkte bak- en braadolie aan dieren (Ierland en Verenigd Koninkrijk). Beschikking 2003/320/EG van de Commissie (vervallen op 31.10.2004).

- Totale scheiding tussen bedrijven die categorie 1-, 2- en 3-materiaal hanteren (Finland en Frankrijk). Beschikking 2003/325/EG van de Commissie (vervallen voor Frankrijk op 30.4.2004; vervaldatum voor Finland: 31.10.2005).

- Scheiding van oleochemische installaties (België, Duitsland, Italië, Nederland, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk). Beschikking 2003/326/EG van de Commissie (vervaldatum: 31.10.2005).

- Scheiding van intermediaire bedrijven (Frankrijk en Italië). Beschikking 2003/323/EG van de Commissie (vervallen op 30.4.2004).

- Verbrandingsovens/meeverbrandingsovens met een lage capaciteit (Finland en Verenigd Koninkrijk). Beschikking 2003/327/EG van de Commissie (vervallen op 31.12.2004).

- Verwerkingsnormen voor mest (België, Frankrijk, Finland en Nederland). Beschikking 2003/329/EG van de Commissie, zoals gewijzigd bij Beschikking 2005/14/EG van de Commissie (vervaldatum: 31.12.2005 in afwachting van een wetenschappelijk advies van de EFSA, vastgesteld op 7.9.2005).

- Composteringsnormen (alle lidstaten). Verordening (EG) nr. 809/2003 van de Commissie zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 12/2005 (vervaldatum: 31.12.2005 in afwachting van een wetenschappelijk advies van de EFSA, vastgesteld op 7.9.2005).

- Normen voor biogas (alle lidstaten). Verordening (EG) nr. 810/2003 van de Commissie zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 12/2005 (vervaldatum: 31.12.2005 in afwachting van een wetenschappelijk advies van de EFSA, vastgesteld op 7.9.2005).

- Verwerkingsnormen voor bloed van zoogdieren (Duitsland, Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk). Beschikking 2003/321/EG van de Commissie (vervallen op 31.12.2004).

- Inzameling van afvalwater (Oostenrijk, Denemarken, Frankrijk, Finland, Italië, Ierland, Portugal, Spanje, Zweden, Estland en Hongarije). Beschikking 2003/334/EG van de Commissie en Beschikking 2004/468/EG van de Commissie (vervallen op 30.4.2005).

- De mogelijkheid om DBP’s ter plaatse te verbranden of begraven (Estland en Cyprus: voor laatstgenoemde is een verlenging van de overgangsmaatregelen tot 1.11.2005 toegekend teneinde de bedrijfstak extra tijd te geven om aan de vereisten van de verordening te voldoen). Beschikking 2004/467/EG van de Commissie (vervallen op 1.1.2005) en Beschikking 2005/62/EG van de Commissie (Cyprus).

- Scheiding van verwerkingsbedrijven van de categorieën 1 en 2 en de opname van DBP-inrichtingen in de lijst van inrichtingen in Letland waarvoor een overgangsregeling geldt. Beschikking 2004/464/EG van de Commissie en Beschikking 2004/476/EG van de Commissie (vervallen op 31.12.2004).

- Inzameling, vervoer en verwijdering van voormalige voedingsmiddelen. Verordening 813/2003/EG van de Commissie (vervaldatum: 31.12.2005).

1.2. Overgangsmaatregelen voor derde landen

Er zijn algemene overgangsregelingen toegekend aan derde landen waarmee de toepassing van de invoerbepalingen van de verordening wordt uitgesteld, om hun voldoende tijd te geven om zich aan te passen aan nieuwe voorschriften en om de Commissie tijd te geven om de voorschriften betreffende invoer in de bijlagen VII en VIII en het model van de gezondheidscertificaten in bijlage X aan te passen.

Bovendien zijn de volgende specifieke overgangsmaatregelen toegekend:

- Invoer van gelatine vervaardigd uit wervelsegmenten uit Japan en de Verenigde Staten naar Nederland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk voor de vervaardiging van fotografische films in de EU (Beschikking 2004/407/EG van de Commissie: moet naar behoefte worden herzien in het licht van nieuw wetenschappelijk advies).

- Invoer en op de markt brengen van bepaalde dierlijke producten die als categorie 1- of categorie 2-materiaal zijn ingedeeld en voor technische toepassingen bestemd zijn (alle derde landen) (Verordening (EG) nr. 878/2004 van de Commissie: moet naar behoefte worden herzien in het licht van nieuw wetenschappelijk advies).

- Scheiding van intermediaire categorie 1-, 2- en 3-bedrijven en scheiding van categorie 1-, 2- en 3-verwerkingsbedrijven (Australië, Canada, China en VS) (Verordening (EG) nr. 780/2004 van de Commissie – vervaldatum: 31.10.2005).

2. Verordeningen van de Commissie tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1774/2002

Er zijn vijf verordeningen van de Commissie tot wijziging van de bijlagen bij de verordening ingevoerd:

- Verordening (EG) nr. 808/2003 heeft artikel 12, lid 3 gewijzigd door de verbranding van gespecificeerd risicomateriaal en karkassen van dieren in verbrandingsinstallatie met een lage capaciteit toe te staan overeenkomstig het WS-advies, en heeft enkele andere technische wijzigingen in de bijlagen aangebracht overeenkomstig de formulering van de artikelen.

- De Verordeningen (EG) nr. 668/2004 en nr. 416/2005 hebben enige technische wijzigingen aangebracht om de bijlagen in overeenstemming te brengen met de tekst van de artikelen, en hebben het model van de gezondheidscertificaten aangepast en nieuwe modellen ingevoerd voor de invoer van bepaalde producten die kunnen worden gebruikt als voedermiddel, voeder voor gezelschapsdieren, hondenkluiven en technische producten. De lijst van derde landen is dienovereenkomstig aangepast.

- Verordening (EG) nr. 92/2005 heeft de verordening gewijzigd met betrekking tot de verwerking tot biogas en de verwerking van gesmolten vet.

- Verordening (EG) nr. 93/2005 heeft de bijlagen II en V van de verordening gewijzigd (zie punt 3).

3. Maatregelen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002

Er zijn maatregelen ter uitvoering van de verschillende artikelen ingevoerd. De volgende uitvoeringsverordeningen zijn vastgesteld:

- Gebruik van melk, melkproducten en melkderivaten (Verordening (EG) nr. 79/2005). De verordening staat de rechtstreekse voedering aan vee toe van zuivelproducten die in overeenstemming met levensmiddelennormen zijn geproduceerd, mits wordt voldaan aan veterinairrechtelijke voorschriften overeenkomstig de huidige wetenschappelijke adviezen, in afwachting van het EFSA-advies.

- Methoden voor de verwijdering of het gebruik van DBP’s (Verordening (EG) nr. 92/2005). De verordening voorziet in vijf nieuwe alternatieve manieren om DBP’s te verwijderen.

- Verwerking van DBP’s van vis en een handelsdocument voor het vervoer van dierlijke bijproducten (Verordening (EG) nr. 93/2005). De verordening legt een specifieke methode voor de verwerking van DBP's van vis en een geharmoniseerd model voor een handelsdocument voor het vervoer van DBP’s vast.

4. Toegestane permanente algemene afwijkingen

De volgende afwijkingen zijn toegestaan:

- Afwijking van het verbod op hergebruik binnen dezelfde soort voor vis, betreffende het voederen van vis met verwerkte dierlijke eiwitten die afkomstig zijn van karkassen of gedeelten ervan van dieren van dezelfde soort (artikel 22, lid 2, van de basisverordening). Bovendien moesten er overgangsregelingen komen om de bedrijfstak voldoende tijd te geven om zich aan te passen aan de nieuwe voorschriften met betrekking tot het voederen van vis met verwerkte dierlijke eiwitten die afkomstig zijn van karkassen of gedeelten ervan van dieren van dezelfde soort. (Verordening (EG) nr. 811/2003)

- Gedetailleerde voorschriften over de wijze waarop de begraving en de verbranding moet worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 24, lid 1, van de basisverordening. (Verordening (EG) nr. 811/2003)

5. Op verzoek van lidstaten toegestane permanente specifieke afwijkingen

Er zijn uitvoeringsmaatregelen ingevoerd om de voortgezette voedering toe te staan van:

- Pelsdieren met verwerkte dierlijke eiwitten die afkomstig zijn van karkassen of gedeelten ervan van dieren van dezelfde soort (Finland, Estland). Beschikking 2003/324/EG van de Commissie.

- Met uitsterven bedreigde of beschermde aasetende vogelsoorten met dode herkauwers die gespecificeerd risicomateriaal bevatten (artikel 23, lid 2) (Italië, Frankrijk, Spanje, Portugal, Griekenland en Cyprus). Beschikking 2003/322/EG van de Commissie, zoals gewijzigd bij Beschikking 2004/455/EG van de Commissie.

6. Richtsnoeren om een aantal kwesties te verduidelijken

Er zijn twee documenten met richtsnoeren uitgebracht (zie bijlage II).

- “Guidance on applying the new ABPs Regulation (EC) No 1774/2002” in de vorm van vragen en antwoorden, waarin de belangrijkste door de lidstaten en belanghebbende opgeworpen kwesties worden opgehelderd.

- “Guidance note on the application to ABPs of community legislation regarding animal and public health and waste”.

Een volledige wetgevingsoverzicht alsmede richtsnoeren en andere informatie betreffende dierlijke bijproducten zijn beschikbaar op de website betreffende dierlijke bijproducten van het DG Gezondheid en consumentenbescherming:

(http://europa.eu.int/comm/food/food/chemicalsafety/contaminants/index_en.htm).

BIJLAGE VLIJST VAN DE WETGEVING DIE IS INGETROKKEN EN VERVANGEN DOOR VERORDENING (EG) NR. 1774/2002

1. Beschikking 89/18/EEG van de Commissie van 22 december 1988 betreffende de voorwaarden voor de invoer uit derde landen van vers vlees dat bestemd is voor ander gebruik dan menselijke consumptie, PB L 8, 11.1.1989, blz. 17.

2. Richtlijn 90/667/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de verwijdering en verwerking van dierlijke afvallen, voor het in de handel brengen van dierlijke afvallen en ter voorkoming van de aanwezigheid van ziekteverwekkers in diervoeders van dierlijke oorsprong (vissen daaronder begrepen) en tot wijziging van Richtlijn 90/425/EEG, PB L 363, 27.12.1990, blz. 51.

3. Beschikking 92/187/EEG van de Commissie van 28 februari 1992 houdende vastlegging van de voorwaarden voor de invoer van bepaalde grondstoffen voor de farmaceutische verwerkingsindustrie uit bepaalde derde landen die niet voorkomen op de lijst vastgelegd in Beschikking 79/542/EEG van de Raad, PB L 87, 2.4.1992, blz. 20.

4. Beschikking 92/183/EEG van de Commissie van 3 maart 1992 houdende vastlegging van de voorwaarden voor de invoer van bepaalde grondstoffen voor de farmaceutische verwerkingsindustrie uit bepaalde derde landen die niet voorkomen op de lijst vastgelegd in Beschikking 79/542/EEG van de Raad, PB L 87, 31.12.1992, blz. 20.

5. Beschikking 94/143/EG van de Commissie van 1 maart 1994 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van serum van paardachtigen uit derde landen, PB L 62, 5.3.1994, blz. 41.

6. Beschikking 94/309/EG van de Commissie van 27 april 1994 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer uit derde landen van bepaalde, laag-risicomateriaal bevattende voeders voor gezelschapsdieren en van bepaalde, dat materiaal bevattende ongelooide eetbare producten voor die dieren, laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 97/199/EG; PB L 137, 1.6.1994, blz. 62.

7. Beschikking 94/344/EG van de Commissie van 27 april 1994 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer uit derde landen van voor dierlijke consumptie bestemde verwerkte dierlijke eiwitten, met inbegrip van dergelijke eiwitten bevattende producten, PB L 154, 21.6.1994, blz. 45.

8. Beschikking 94/435/EG van de Commissie van 10 juni 1994 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van serum van paardachtigen uit derde landen, PB L 180, 14.7.1994, blz. 40.

9. Beschikking 94/446/EG van de Commissie van 14 juni 1994 tot vaststelling van de voorschriften voor de invoer uit derde landen voor verdere verwerking van niet voor menselijke of dierlijke voeding bestemde beenderen en producten uit beenderen (met uitzondering van beendermeel), hoornen en producten uit hoorn (met uitzondering van hoornmeel) en hoeven en producten uit hoeven (met uitzondering van meel van hoeven), PB L 183, 19 juli 1994, blz. 46.

10. Beschikking 94/860/EG: van de Commissie van 20 december 1994 tot vaststelling van de voorwaarden voor de invoer uit derde landen van producten van de bijenteelt voor gebruik in de bijenteelt, PB L 352, 31.12.1994, blz. 69.

11. Beschikking 95/341/EG van de Commissie van 27 juli 1995 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van niet voor menselijke consumptie bestemde melk en producten op basis van melk uit derde landen[5], zoals gewijzigd bij Beschikking 96/106/EG, PB L 352, 31.12.1994, blz. 69.

12. Beschikking 95/348/EG van de Raad 22 juni 1995 tot vaststelling van de veterinaire en veterinairrechtelijke voorschriften in het Verenigd Koninkrijk en in Ierland voor de behandeling van bepaalde soorten afval, bestemd om plaatselijk in de handel te worden gebracht als voeder voor bepaalde categorieën dieren, PB L 200, 24.8.1995, blz. 42.

13. Beschikking 96/500/EG van de Commissie van 22 juli 1996 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake de certificaten of officiële documenten voor de invoer uit derde landen van jachttrofeeën van vogels en hoefdieren, die geen volledige taxidermische behandeling hebben ondergaan, PB L 203, 13.8.1996, p. 13.

14. Beschikking 97/168/EG van de Commissie van 29 november 1996 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften en voorschriften inzake de certificering of het afgeven van een officieel attest voor de invoer van huiden van hoefdieren uit derde landen (PB L 67, 7.3.1997, blz. 19).

15. Beschikking 97/198/EG van de Commissie van 25 maart 1997 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van verwerkte dierlijke eiwitten uit derde landen die een alternatieve warmtebehandeling toepassen en tot wijziging van Beschikking 94/344/EG, PB L 84, 26.3.1997, blz. 36.

16. Beschikking 97/735/EG van de Commissie van 21 oktober 1997 tot vaststelling van beschermende maatregelen ten aanzien van het handelsverkeer van bepaalde soorten dierlijke afvallen van zoogdieren, PB L 294, 28.10.1997, blz. 7.

17. Beschikking 99/534/EG van de Raad van 19 juli 1999 betreffende op de verwerking van bepaalde dierlijke afvallen toepasselijke maatregelen ter bescherming tegen overdraagbare spongiforme encefalopathieën en tot wijziging van Beschikking 97/735/EG van de Commissie, PB L 204, 4.8.1999, blz. 37.

18. Beschikking 2001/25/EG van de Commissie van 27 december 2002 houdende een verbod op het gebruik van bepaalde dierlijke bijproducten in diervoeders, PB L 6, 11.1.2001, blz. 16.

19. Beschikking 92/562/EEG van de Commissie van 17 november 1992 tot goedkeuring van alternatieve warmtebehandelingssystemen voor de verwerking van risicomateriaal, PB L 359, 9.12.1992, blz. 23.

[1] PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1.

[2] Adviezen beschikbaar op de website van de EAVhttp://www.efsa.eu.int/science/biohaz/biohaz_opinions/catindex_en.html

[3] PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.

[4] PB L 268 van 14.9.1992, blz. 1.

[5] PB L 200 van 24.8.1995, blz. 42.

Top