Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52005DC0488

    Uitvoering van het communautair Lissabon-programma - Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Meer onderzoek en innovatie - Investeren voor groei en werkgelegenheid - Een gemeenschappelijke aanpak {SEC(2005) 1253} {SEC(2005) 1289}

    /* COM/2005/0488 def. */

    52005DC0488




    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    - Brussel, 12.10.2005

    COM(2005) 488 definitief

    Uitvoering van het communautair Lissabon-programma: MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

    Meer onderzoek en innovatie – Investeren voor groei en werkgelegenheid: een gemeenschappelijke aanpak

    {SEC(2005) 1253}{SEC(2005) 1289}

    INHOUDSOPGAVE

    Inleiding 3

    Hoofdstuk 1 Onderzoek en innovatie als kernelementen van EU-beleid 5

    1.1. Betere regelgeving voor nieuwe technologie 5

    1.2. Staatssteun ombuigen naar onderzoek en innovatie 6

    1.3. Meer efficiëntie en een beter gebruik van intellectuele eigendom 7

    1.4. Een aantrekkelijke interne markt voor onderzoekers 7

    1.5. Via overheidsopdrachten onderzoek en innovatie stimuleren 8

    1.6. Een beter en ruimer gebruik van fiscale stimulansen 9

    Hoofdstuk 2 Onderzoek en innovatie als prioriteiten voor EU-financiering 10

    2.1. Publieke en particuliere middelen mobiliseren voor sleuteltechnologieën 11

    2.2. Europese structuurfondsen als motor voor onderzoek en innovatie 12

    2.3. De toegang van het MKB tot financiering verbeteren 13

    2.4. Gebruikmaken van de nationale programma’s en van andere financieringsbronnen voor Europees onderzoek en innovatie 14

    Hoofdstuk 3 Onderzoek en innovatie centraal in het bedrijfsleven 15

    3.1. Nauwere partnerschappen tussen universiteiten en bedrijfsleven 15

    3.2. Innovatiecentra en onderzoeksgedreven industriële clusters 16

    3.3. Proactieve bedrijfsondersteunende diensten om onderzoek en innovatie te stimuleren 17

    3.4. Innovatiebeheer en sociale veranderingen 18

    3.5. Het potentieel van innovatieve diensten 19

    3.6. Invoering van een Europees systeem voor toezicht op onderzoek en innovatie in de industrie en verbetering van de rapportering over intellectueel kapitaal 19

    Hoofdstuk 4 Beter onderzoeks- en innovatiebeleid 21

    4.1. Onderzoek en innovatie als prioriteit van de nationale hervormingsprogramma’s voor groei en werkgelegenheid 21

    4.2. Betere beleidsanalyse-instrumenten 21

    4.3. Steun voor beleidsleren en -samenwerking 22

    Conclusie 23

    Uitvoering van het communautair Lissabon-programma: MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

    Meer onderzoek en innovatie – Investeren voor groei en werkgelegenheid: een gemeenschappelijke aanpak

    INLEIDING

    Wil de EU een duurzame concurrentiepositie op wereldniveau veroveren, dan moet zij alles in het werk stellen om een sterke kenniseconomie te worden. Vandaar dat de Europese Raad bij het sluiten van het nieuwe Lissabon-partnerschap voor groei en werkgelegenheid[1] kennis en innovatie voor groei als een van de drie belangrijkste actiegebieden heeft bestempeld. Deze mededeling beschrijft de acties op dit gebied in het kader van het overkoepelende nieuwe partnerschap tussen de Gemeenschap en de lidstaten, dat op de geïntegreerde richtsnoeren[2] (GI’s) ter voorbereiding van de nationale hervormingsprogramma’s en op het communautair Lissabon-programma[3] (CLP) is gebaseerd. Om de nadruk te leggen op de volledige samenhang met het CLP en de GI’s, die door de Europese Raad zijn bekrachtigd, bevat de samenvatting van elk hoofdstuk verwijzingen naar de relevante documenten. Innovatie- en onderzoeksbeleid staan hierbij centraal, omdat ze samen alle kwesties bestrijken die met het ontstaan van nieuwe kennis en ideeën en met het gebruik en de commerciële exploitatie ervan te maken hebben.

    Om tot een sterke en duurzame groei te komen, is een krachtige en geïntegreerde beleidsreactie nodig. De EU zou een coherente instrumentenmix moeten hanteren waarmee zowel onderzoek en innovatie als andere verwante beleidsterreinen worden bestreken. Er moet coördinatie plaatsvinden op nationaal, regionaal en Europees niveau en de Europese actie zou de inspanningen van de nationale overheden en de particuliere sector moeten steunen en completeren. De Europese Raad van Barcelona in 2002 heeft zich ten doel gesteld om tegen 2010 de totale investeringen in onderzoek binnen de EU van 1,9% tot circa 3% van het BBP op te voeren stijgen door het aandeel van de particuliere financiering van 55% tot twee derden te verhogen. Om dit doel te bereiken, moeten de lidstaten hun systemen voor openbaar onderzoek en innovatie hervormen en versterken, partnerschappen tussen de particuliere en de overheidssector in de hand werken, een gunstig regelgevingsklimaat scheppen, ondersteunende financiële markten helpen ontwikkelen en aantrekkelijke onderwijs-, opleidings- en loopbaanmogelijkheden bieden.

    De 3%-doelstelling en het vervolgactieplan[4] voor meer investering in onderzoek hebben veel weerklank gevonden bij de lidstaten. Bijna alle lidstaten hebben doelstellingen geformuleerd die – als ze worden verwezenlijkt – tegen 2010 de investeringen in onderzoek binnen de EU op 2,6% van het BBP zouden moeten brengen. Maar in plaats van te stijgen, is de onderzoeksintensiteit van de EU min of meer aan het stagneren[5]. In de meeste lidstaten schieten de verhoging van de openbare en particuliere investeringen in onderzoek en de reikwijdte en ambitie van de beleidsinitiatieven echter nog veel te kort om de nationale doelstellingen – laat staan de doelstelling van de EU – te realiseren. De particuliere investeringen zijn bijzonder laag en tegelijkertijd zijn de Europese innovatieprestaties niet genoeg gestegen[6].

    De wereldwijde concurrentie om investeringen in onderzoek en innovatie aan te trekken, neemt alsmaar toe. Naast aantrekkelijke locaties zoals de VS en Japan zijn er ook nieuwe concurrenten opgedoken, zoals China, India en Brazilië. Als de EU wil blijven meespelen en haar samenlevingsmodel wil handhaven, zijn ingrijpende hervormingen dringend noodzakelijk. Bovendien is de concurrentie zo hevig dat geen enkele lidstaat die strijd in zijn eentje kan winnen. Transnationale synergieën zouden volledig moeten worden benut. Dit is de enige manier om in de EU de prestaties op het gebied van onderzoek en innovatie te verbeteren en effectief in meer groei en banen om te zetten. Hoge uitgaven voor O&O en goede innovatieprestaties dragen bij tot meer en betere banen. Ook zijn onderzoek en innovatie noodzakelijk om de EU-economie duurzamer te maken door win-winoplossingen te vinden voor economische groei, sociale ontwikkeling en milieubescherming.

    Deze mededeling bouwt voort op het partnerschap voor groei en werkgelegenheid[7]. Zij bestrijkt het volledige onderzoeks- en innovatiespectrum en dus ook niet-technologische innovatie. Zij licht de verbintenissen die met het communautair Lissabon-programma zijn aangegaan, expliciet toe door gedetailleerde informatie te verstrekken over de maatregelen die ter ondersteuning van onderzoek en innovatie zullen worden genomen en die in het programma zelf maar in grote lijnen zijn beschreven. Zij schetst ambitieuze acties die verder reiken dan het 3%-actieplan en het huidige innovatiebeleid[8]. Zij versterkt de banden tussen onderzoek en innovatie door het onderzoeksbeleid meer af te stemmen op het ontwikkelen van nieuwe kennis en toepassingen ervan en het scheppen van de kadervoorwaarden voor onderzoek en door het innovatiebeleid toe te spitsen op het omzetten van kennis in economische waarde en commercieel succes. Zoals bij de aanpak van de Commissie voor betere regelgeving zullen maatregelen met een potentieel effect op het concurrentievermogen aan een effectbeoordeling worden onderworpen.

    HOOFDSTUK 1 ONDERZOEK EN INNOVATIE ALS KERNELEMENTEN VAN EU-BELEID

    Onderzoek en innovatie hebben een voorspelbaar en gunstig regelgevingsklimaat nodig om particuliere investeringen aan te trekken en nieuwe ideeën op de markt te helpen brengen. Het beleid op dit gebied zou ook specifiek sectorale kenmerken, de behoeften van het midden- en kleinbedrijf (MKB) en de rol van de openbare onderzoeksinstellingen in acht moeten nemen en tegelijkertijd moeten bijdragen aan EU-beleidsdoelen op gebieden zoals milieu, veiligheid, gezondheid en vervoer. Veel administratieve en regelgevingswerkzaamheden die van invloed zijn op onderzoek en innovatie, vallen onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten. De Gemeenschap kan niettemin het voorbeeld geven op de gebieden die wel onder haar bevoegdheid vallen en de lidstaten steunen op de gebieden die tot hun competentie behoren, niet door nog meer te interveniëren, maar via betere en specifiekere regelgeving en beleid.

    Met dit doel voor ogen moet alle beleid op zowel nationaal als EU-niveau erop gericht zijn onderzoek en innovatie zoveel mogelijk te steunen. Expertise op het gebied van fundamenteel en toegepast onderzoek moet worden gestimuleerd en bedrijven moeten in staat worden gesteld om de technologie, kennis en financiële middelen te produceren, te verwerven en toe te passen, die zij nodig hebben om nieuwe marktkansen te benutten.

    1.1. Betere regelgeving voor nieuwe technologie

    Regelgeving kan een hulp maar ook een hinderpaal zijn voor onderzoek en innovatie. Dat hangt immers af van hoe zij is opgezet, van het effect op het commerciële risico en de rechtszekerheid, van de timing en van de vraag of zij al dan niet ruimte biedt voor alternatieve technische oplossingen. In het kader van het initiatief ‘Betere regelgeving’ ter verbetering van de communautaire wetgeving zijn thans voor alle nieuwe communautaire wetgevingsvoorstellen effectbeoordelingen verplicht, waaronder ook een beoordeling van de effecten op onderzoek en innovatie.

    Belangrijk is ook een voorspelbare, anticiperende benadering van wetgeving, vooral voor de regulering van de productenmarkt. Daarom moeten we gevallen zoeken waarin bestaande wetgeving of normen of juist het ontbreken ervan de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologie en de opkomst van nieuwe markten in de weg staan. Zo zou ook met toekomstige regelgeving rekening moeten worden gehouden bij de planning van onderzoeks- en innovatieactiviteiten. De Commissie zal haar dialoog met de betrokken partijen versterken om regelgevingsbarrières voor onderzoek en innovatie op te sporen, met name via de Europese technologieplatforms en de sectorale innovatiepanels die in het kader van het Europa INNOVA-initiatief zullen worden opgericht. Dit zal een coherente ontwikkeling van zowel de technologie als het regelgevingsklimaat bevorderen.

    [pic]

    Het ondernemingsklimaat hangt ook af van de kwaliteit van de regelgeving en de efficiënte uitvoering ervan. Dat wil zeggen dat communautaire regelgeving in nationale wetgeving moet worden omgezet zonder de nationale regels nog meer te bureaucratiseren en dat onderzoeks- en innovatievriendelijke administratieve praktijken moeten worden gehanteerd. De lidstaten worden verzocht communautaire wetgeving op zodanige wijze om te zetten en toe te passen dat onderzoek en innovatie daardoor worden bevorderd.

    1.2. Staatssteun ombuigen naar onderzoek en innovatie

    Onderzoek en innovatie gedijen doorgaans het best op open en concurrerende markten. Maar, zoals in het Actieplan staatssteun[9] wordt toegelicht, kan marktfalen de optimale productiviteit van onderzoek en innovatie in de weg staan. Als beleidsinstrument kan staatssteun marktfalen corrigeren, de stimulansen van de marktdeelnemers wijzigen en zo onderzoek en innovatie bevorderen. Hoewel de bestaande regels de lidstaten al ruime mogelijkheden bieden om onderzoek en innovatie via staatssteun te ondersteunen, heeft de Commissie aangekondigd dat zij haar regelgeving zal herzien om beter in te spelen op de communautaire beleidsprioriteiten en de behoefte aan een onderzoeks- en innovatievriendelijker systeem.

    Daartoe heeft de Commissie onlangs het raadplegingsdocument Staatssteun voor innovatie opgesteld met concrete voorstellen om de regels inzake staatssteun voor innovatie te verbeteren en zowel de financieringsmogelijkheden als de rechtszekerheid te vergroten. De lopende herziening is bedoeld om de staatssteun geleidelijk aan te verminderen en ook eerder te richten op activiteiten die het meest duurzame effect hebben op het concurrentievermogen, de werkgelegenheid en de groei. De Commissie is met name voornemens het communautaire kader voor staatssteun voor O&O te wijzigen om beter in te spelen op de prioriteiten van de Gemeenschap, zoals bevordering van grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van onderzoek, partnerschappen op onderzoeksgebied tussen de particuliere en de overheidssector, verspreiding van onderzoeksresultaten en belangrijke onderzoeksprojecten van gemeenschappelijk Europees belang. Bovendien is de Commissie voornemens de regels voor staatssteun en risicokapitaal te herzien.

    Overeenkomstig het actieplan inzake milieutechnologie zal de Commissie ook milieu-innovatie en productiviteitsverbeteringen via milieu-efficiëntie aanmoedigen, met name bij de herziening van de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor het milieu.

    1.3. Meer efficiëntie en een beter gebruik van intellectuele eigendom

    Het merendeel van de hightechbedrijven beschouwt intellectuele eigendom als hun meest waardevolle bezit. Effectieve en efficiënte bescherming van intellectuele eigendom is essentieel voor onderzoek en innovatie. Miljoenen euro’s kunnen in een handomdraai verloren gaan als een bedrijf zijn intellectuele eigendom niet beschermt. Als de EU hightechbedrijven wil aantrekken, heeft zij dus een betaalbaar, rechtszeker en gebruikersvriendelijk systeem nodig om intellectuele eigendom te beschermen. De vaststelling van het Gemeenschapsmerk en van het communautaire modellenrecht was al een grote stap in deze richting.

    Voor octrooien bestaat zo’n proces helaas nog niet. In de EU moeten bedrijven nog steeds veel hogere octrooikosten betalen dan in de VS. Dat is grotendeels te wijten aan hoge vertaal- en instandhoudingskosten en aan de gerechtskosten als gevolg van het feit dat in geval van een geschil een Europees octrooi voor de rechtbanken van elke lidstaat afzonderlijk moet worden verdedigd, met het risico van tegenstrijdige uitspraken. De goedkeuring van het Gemeenschapsoctrooi zou een grote stap zijn naar een oplossing van deze problemen omdat daardoor een enkele octrooirechtbank zou worden opgericht en de vertaalkosten zouden dalen.

    Maar dat is niet genoeg. Het gebeurt maar al te vaak dat gebruikers hun intellectuele eigendom niet beschermen, omdat zij niet op de hoogte zijn van de huidige mogelijkheden. Daarom zal de Commissie de bestaande ondersteunende en voorlichtingsdiensten , zoals de helpdesk voor intellectuele-eigendomsrechten, versterken en een betere samenwerking tussen de relevante nationale diensten aanmoedigen . Er kan communautaire medefinanciering worden verstrekt voor gemeenschappelijke projecten in het kader van het initiatief PRO INNO en voor beleidscoördinatie via het initiatief RTD-OMC-Net.

    De Commissie zal in 2006 ook een dialoog met de industrie en met andere belanghebbenden op gang brengen om na te gaan wat er nog kan worden gedaan om de Europese industrie een degelijk kader voor intellectuele-eigendomsrechten te bezorgen.

    1.4. Een aantrekkelijke interne markt voor onderzoekers

    Om haar rol op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie te versterken, heeft de EU meer en betere onderzoekers nodig en moet zij dit menselijk potentieel ten volle benutten. Zij zou de beste breinen moeten stimuleren om een onderzoeksloopbaan te kiezen en in Europa te blijven of naar Europa te komen. De laatste jaren is samen met de lidstaten een algemene en geïntegreerde strategie ontwikkeld en uitgevoerd om het onderzoekerspotentieel in de EU te versterken.

    Het uiteindelijke doel is een open en concurrerende Europese arbeidsmarkt voor onderzoekers tot stand te brengen door een grotere diversificatie van de specialisaties en carrièremogelijkheden op transnationaal niveau. Op nationaal niveau is substantiële vooruitgang geboekt met een aantal maatregelen om hinderpalen voor de mobiliteit van onderzoekers uit de weg te ruimen, de nodige vaardigheden en kwalificaties voor hun carrièreverloop in diverse sectoren en disciplines te ontwikkelen en hun status en loopbaanontwikkeling te verbeteren8. Mobiele onderzoekers hebben echter nog steeds te kampen met problemen op juridisch, administratief en informatiegebied, vooral in verband met belastingen en sociale zekerheid, en met andere hinderpalen voor de intersectorale en transnationale mobiliteit, die moeten worden overwonnen.

    De Commissie zal de uitvoering van haar aanbevelingen inzake een Europees handvest voor onderzoekers steunen en op de voet volgen. Zodra het handvest is goedgekeurd, zal de Commissie hetzelfde doen voor de richtlijn inzake de toelating en het meer dan drie maanden lange verblijf van onderzoekers uit derde landen en voor de desbetreffende aanbeveling, waarmee op de toepassing van een aantal bepalingen van de richtlijn zal worden geanticipeerd. De lidstaten worden verzocht deze aanbeveling en ook de aanbeveling van de Raad over visa voor kort verblijf voor onderzoekers uit derde landen op te volgen. De Commissie zal, samen met de lidstaten, maatregelen blijven ontwikkelen en uitvoeren om de nog resterende obstakels voor mobiele onderzoekers te overwinnen . De Commissie zal ook de publieke erkenning van onderzoekers stimuleren en moedigt de lidstaten daar eveneens toe aan.

    1.5. Via overheidsopdrachten onderzoek en innovatie stimuleren

    De investeringen van het bedrijfsleven in onderzoek en innovatie worden sterk beïnvloed door de markt en vooral door het prestatieniveau dat de klanten eisen. Aangezien overheidsopdrachten goed zijn voor 16% van het BBP van de EU, zijn de overheidsinstanties grote marktdeelnemers. Zij hebben dus efficiënte middelen om particuliere investeringen in onderzoek en innovatie te stimuleren. Zij kunnen dat door zodanige functionele eisen te stellen dat aan bedrijven de ruimste mogelijkheden worden geboden om innovatieve oplossingen voor te stellen. Dit zou voor de bedrijven een grote stimulans zijn om de doeltreffendheid en de prestaties van de door hen aangeboden producten en diensten zoveel mogelijk te verbeteren, vooral wanneer overheidsinstanties fungeren als nieuwe gebruikers die leidende markten bieden voor nieuwe technologie. Markten waarop de overheid een sterk potentieel heeft om de vraag naar nieuwe technologie te stimuleren, zijn onder meer vervoer, energie, milieu, gezondheid, onderwijs en informatie en communicatie.

    Om dit potentieel te kunnen verwezenlijken, hebben de ambtenaren die zich met overheidsopdrachten bezighouden, politieke, praktische steun en ook managementsteun nodig. De beleidsmakers en de overheid zouden moeten worden geattendeerd op de mogelijkheden die het nieuwe wettelijke kader voor overheidsopdrachten biedt om met name ondernemingen ertoe aan te moedigen de technologische en innovatieve inhoud van hun goederen en diensten te vergroten. Er zijn nieuwe instrumenten vereist om de nodige veranderingen te ondersteunen, zoals bijvoorbeeld op milieugebied het Handboek inzake groene overheidsopdrachten van 2004.

    De Commissie zal attenderen op de voordelen van een heroriëntering van de overheidsopdrachten naar het stimuleren van onderzoek en innovatie en op de mogelijkheden die het Gemeenschapsrecht inzake overheidsopdrachten daartoe biedt. Dit zal gebeuren in de vorm van een handboek over overheidsopdrachten en onderzoek en innovatie.

    Dit handboek, dat volledig zal aansluiten bij de richtlijnen over overheidsopdrachten[10] en de regelgeving inzake staatssteun, zal moeten worden gezien in de ruimere context van de verschillende wijzen waarop het beleid inzake overheidsopdrachten ertoe kan bijdragen het partnerschap van Lissabon voor groei en werkgelegenheid tot stand te brengen. In dit verband zal de Commissie zorgen voor samenhang tussen de verschillende lopende initiatieven en zal zij nagaan hoe de significante bijdrage die overheidsopdrachten kunnen leveren om de doelstellingen van Lissabon te bereiken, het best kan worden verwezenlijkt. Door de uitwisseling van ervaring en goede werkwijzen tussen de belanghebbenden en de met overheidsopdrachten belaste ambtenaren in de lidstaten kunnen deze inspanningen nog worden versterkt.

    1.6. Een beter en ruimer gebruik van fiscale stimulansen

    Goed ontworpen fiscale stimuleringsmaatregelen kunnen onderzoek en innovatie door bedrijven op een eenvoudiger en beter voorspelbare wijze steunen dan subsidies, maar zijn wel moeilijker op specifieke onderzoeks- en innovatiedoelstellingen te richten. De laatste jaren hebben veel lidstaten nieuwe fiscale stimuleringsmaatregelen genomen of bestaande maatregelen aanzienlijk uitgebreid om industrieel onderzoek te stimuleren. Die maatregelen vormen thans in diverse lidstaten een aanzienlijk deel van de inspanningen van de overheid om het industrieel onderzoek te steunen. De opzet en de uitvoering van die maatregelen verschillen echter zo sterk dat daardoor een versnipperd en onaantrekkelijk fiscaal landschap ontstaat.

    Fiscale stimuleringsmaatregelen vallen hoofdzakelijk onder de bevoegdheid van de lidstaten. De doeltreffendheid en de stabiliteit van dergelijke maatregelen zouden echter kunnen worden verbeterd door goede werkwijzen die in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht, te identificeren en te verspreiden en door consistente benaderingen in de EU ten aanzien van gemeenschappelijke kwesties zoals grensoverschrijdende uitbesteding van onderzoeksactiviteiten, expansie van jonge onderzoeksintensieve bedrijven of synchronisatie van nationale steun voor grote Europese onderzoeksprojecten te promoten. De uitbreiding ervan tot andere vormen van innovatie zoals ontwerp- of procestechniek kan eveneens worden overwogen. Al die projecten moeten uiteraard het Gemeenschapsrecht in acht nemen.

    Bij het ontwerpen van fiscale stimuleringsmaatregelen moet aandacht worden besteed aan de kleine en middelgrote ondernemingen, die vaak hun onderzoek uitbesteden of nieuwe technologie door overdracht verwerven. Meestal boeken jonge innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen ook minder winst of maken ze zelfs verlies en kunnen dus niet zo makkelijk van belastingvoordelen profiteren als grotere ondernemingen.

    De Commissie is voornemens een mededeling te publiceren met het oog op een efficiënter, stabieler en beter gecoördineerd gebruik van O&O-stimulerende fiscale maatregelen in de hele EU. Deze mededeling zal richtsnoeren bevatten voor het ontwerp en de toepassing van dergelijke stimuleringsmaatregelen en ook specifieke schema’s voor gebieden van gemeenschappelijk belang.

    Om van onderzoek en innovatie kernelementen te maken van het EU-beleid: |

    zal de Commissie: | worden de lidstaten verzocht: | referentie: |

    1.1 | de dialoog met de belanghebbenden versterken om regelgevingsbarrières voor onderzoek en innovatie te identificeren | communautaire wetgeving zo om te zetten dat onderzoek en innovatie worden bevorderd | GI 7 en 14 |

    1.2 | een onderzoeks- en innovatievriendelijker systeem van staatssteun goedkeuren | de mogelijkheden van het nieuwe kader voor steun aan onderzoek en innovatie volledig te benutten | GI 7 en 13 |

    1.3 | acties steunen om het systeem van intellectuele eigendomsrechten en de toepassing ervan te verbeteren | het Gemeenschapsoctrooi goed te keuren en in afwachting daarvan het huidige systeem te verbeteren | GI 8 CLP-actie I.1 |

    1.4 | de acties in het kader van de strategie voor het onderzoekerspotentieel steunen, volgen en verder ontwikkelen | de aanbevelingen en de richtlijn (zodra deze is goedgekeurd) inzake het onderzoekerspotentieel en andere middelen uit te voeren | GI 7 CLP-actie III.10 |

    1.5 | het gebruik van overheidsopdrachten voor het stimuleren van onderzoek en innovatie bevorderen | een herziening van de werkwijzen inzake overheidsopdrachten in overweging te nemen door van elkaar te leren en gebruik te maken van de mogelijkheden die door de nieuwe wetgeving worden geboden | GI 3 en 8 |

    1.6 | richtsnoeren geven om een optimaal gebruik van O&O-stimulerende fiscale maatregelen te bevorderen | op vrijwillige basis de toekomstige richtsnoeren uit te voeren, rekening houdend met de nationale context | GI 7 CLP-actie III.9 |

    HOOFDSTUK 2 ONDERZOEK EN INNOVATIE ALS PRIORITEITEN VOOR EU-FINANCIERING

    Programma’s inzake overheidssteun zijn essentieel, zowel voor de expertise en de aantrekkelijkheid van de wetenschappelijke basis als voor de innovatieprestaties van de ondernemingen. Bij de toekenning van openbare middelen op alle niveaus moet meer voorrang worden gegeven aan onderzoek en innovatie. Ook moet beter gebruik worden gemaakt van de verschillende mechanismen voor overheidssteun om particuliere investeringen aan te zwengelen, zoals subsidies, instrumenten voor aandelenfinanciering, garantiesystemen en andere mechanismen voor risicodeling.

    De Commissie heeft dat al gedaan met haar voorstellen voor het 7e kaderprogramma voor onderzoek[11] (KP7) en het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie[12] (KCI), de structuurfondsen[13], het plattelandsontwikkelingsfonds en andere relevante instrumenten. Dit zijn complementaire instrumenten, elk met hun specifieke vorm van governance. De lidstaten zouden ook meer moeten doen en daarbij rekening houden met ieders specifieke situatie en leren van de ervaring van anderen.

    2.1. Publieke en particuliere middelen mobiliseren voor sleuteltechnologieën

    De Raad en het Europees Parlement worden verzocht de voorstellen van de Commissie voor het KP7 en het KCI aan te nemen , aangezien deze de financiële middelen en instrumenten zullen verschaffen om aan de uitdagingen van het nieuwe partnerschap van Lissabon voor groei en werkgelegenheid het hoofd te bieden.

    In verband met KP7 stelt de Commissie voor de transnationale samenwerkingsprojecten, die openbaar onderzoek en industrie meestal met elkaar verbinden, als belangrijkste instrument te handhaven. Daarnaast stelt de Commissie nieuwe benaderingen voor die het belang van KP7 voor de industrie nog zullen doen toenemen. Zij stelt met name voor om tussen de openbare en de particuliere sector partnerschappen op lange termijn, zogenaamde “gezamenlijke technologie-initiatieven”, tot stand te brengen op gebieden waar de bestaande communautaire en nationale programma’s en steunmechanismen gezien de omvang van het onderzoek en de daarvoor vereiste materiële en personele middelen ontoereikend zijn. Deze zullen delen van de door de Europese technologieplatforms opgestelde strategische onderzoeksagenda’s uitvoeren in coördinatie met nationale programma’s en projecten op hetzelfde gebied. Zij zullen erop gericht zijn de financiering uit communautaire en nationale openbare bronnen en uit de particuliere sector met elkaar te combineren. EIB-leningen kunnen daar eventueel toe bijdragen.

    Een ander nieuw instrument dat in het kader van KP7 wordt voorgesteld, is de “risicodelende financieringsfaciliteit”. Zij is bedoeld om een betere toegang te verlenen tot schuldfinanciering door de EIB voor deelnemers aan grote Europese onderzoeksacties, zoals nieuwe onderzoeksinfrastructuren en grote samenwerkingsprojecten, zoals die van EUREKA. Door risicodeling met de EIB zal de faciliteit meer leningen voor onderzoeksprojecten en voor de financiering van bankabele projecten met een hoger risico toestaan dan de EIB anders alleen had kunnen toestaan.

    De voorstellen van de Commissie voor KP7 zijn ook bedoeld om het onderzoeks- en innovatiepotentieel van het midden- en kleinbedrijf (MKB) te versterken. De Commissie heeft namelijk een verdubbeling voorgesteld van de financiële middelen die ter beschikking worden gesteld voor specifieke acties om de uitbesteding van onderzoek door het MKB of door MKB-verenigingen te ondersteunen. De deelname van het MKB aan KP7 zal nog worden uitgebreid door terdege rekening te houden met zijn behoeften bij het definiëren van de inhoud van de thematische gebieden en door verdere vereenvoudiging en rationalisering van de administratieve en financiële procedures. Voorts zal de Commissie de deelname van het MKB aan EU-onderzoeksprogramma’s blijven stimuleren.

    Op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT) heeft de Commissie het i2010-initiatief[14] gelanceerd. Daarmee wordt de doorslaggevende rol onderstreept van ICT als sleutel tot innovatie. Zo is vaste en draadloze breedbandcommunicatie bijvoorbeeld essentieel om de basisinfrastructuur voor innovatie en de kenniseconomie op te zetten. Zij helpt bij het genereren van de vraag naar nieuwe toepassingen en diensten en verstrekt bedrijven middelen om hun productiviteit door procesinnovatie te verhogen. KCI zal een ruimere verspreiding en een betere toepassing van ICT in zowel de particuliere als de overheidssector bevorderen.

    Eco-innovatie, met inbegrip van methoden om de energie-efficiëntie te vergroten, biedt aanzienlijke mogelijkheden om voor Europese ondernemingen concurrentievoordelen te creëren. Het KCI-voorstel voorziet in steun om proefprojecten met en markttoepassingen van eco-innovatieve technologie te helpen opzetten, zulks overeenkomstig het Actieplan inzake milieutechnologieën[15].

    Voorts wordt communautaire steun verleend om de leemten tussen onderzoek en de toepassing ervan aan te vullen, zoals bijvoorbeeld via de begrotingsonderdelen van het trans-Europese netwerk die industriële projecten steunen op het gebied van radionavigatiesystemen (GALILEO), spoorwegen, luchtverkeerscontrole en andere toepassingen van intelligente vervoerssystemen.

    2.2. Europese structuurfondsen als motor voor onderzoek en innovatie

    Het cohesiebeleid, dat wordt gesteund door de structuurfondsen, richt zich steeds meer op kennis, onderzoek en innovatie. Terwijl de regio’s, de lidstaten en de Commissie de ontwikkeling stimuleren via een bottom-up-benadering op basis van partnerschap en gedeeld beheer, heeft het cohesiebeleid bewezen een sterk instrument te zijn dat meer groei en nieuwe banen oplevert. In de huidige programmeringsperiode (2000-2006) is al een grote inspanning geleverd; voor onderzoek en innovatie spendeert het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling immers 7,4% van zijn budget voor minder ontwikkelde regio’s (EUR 7,5 miljard) en 11% voor regio’s waar economische hervorming plaatsvindt (EUR 2,4 miljard). De Commissie heeft de lidstaten voorgesteld hun uitgaven op dit gebied in de volgende programmeringsperiode aanzienlijk te verhogen. Ook het Europees Sociaal Fonds levert dergelijke inspanningen.

    Deze benadering wordt weerspiegeld in de communautaire strategische richtsnoeren voor het cohesiebeleid[16], die ervan uitgaan dat de structuurfondsen de uitvoering van het partnerschap voor groei en werkgelegenheid volledig zullen steunen. Talrijke aan onderzoek en innovatie gerelateerde acties kunnen worden gefinancierd, zoals bijvoorbeeld regionale en transregionale clusters, expertisecentra, technologieoverdracht, bedrijfsondersteunende diensten en acties om het menselijk potentieel te ontwikkelen en werknemers en ondernemingen te helpen anticiperen op en zich aanpassen aan economische veranderingen. De regio’s en de lidstaten kunnen op flexibele wijze gebruik maken van de structuurfondsen om in hun specifieke behoeften te voorzien en de synergieën met KP7 en KCI te benutten. Innovatieve acties zullen ook worden medegefinancierd door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling om zo nieuwe producten van hoge kwaliteit en met toegevoegde waarde te ontwikkelen en het duurzame gebruik van de natuurlijke hulpbronnen te bevorderen. Via de strategische richtsnoeren en haar samenwerking met de lidstaten en de regio’s zal de Commissie aanmoedigen tot gebruikmaking van de structuurfondsen en het Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling om kennis en innovatie te verbeteren en zo de groei te bevorderen.

    De lidstaten worden verzocht de structuurfondsen en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling maximaal te benutten om sterke onderzoeks- en innovatiesystemen op te zetten.

    2.3. De toegang van het MKB tot financiering verbeteren

    Toegang tot financiering blijft een groot probleem voor bedrijven en met name voor innoverende kleine en middelgrote ondernemingen. Innoverende en O&O-intensieve bedrijven hebben het vaak moeilijk om financiële middelen te verkrijgen in de fasen tussen de demonstratie van nieuwe technologieën, procédés, producten of diensten en de commerciële exploitatie ervan. Vergeleken met zijn grootste concurrenten is de Europese markt voor de financiering van innoverende ondernemingen vanaf de pre-zaai- tot de expansiefasen nog onderontwikkeld.

    Betere toegang tot aandelen- en quasi-aandelenkapitaal voor volwassener innoverende kleine en middelgrote ondernemingen is eveneens noodzakelijk voor vervolginvesteringen om ze te helpen hun volledig potentieel te bereiken, hun producten en diensten op de markt te brengen en de financiering van hun onderzoek voort te zetten. Dit vergt stimulansen tot een grotere risicobereidheid en een verandering in de houding van financiële instellingen, particuliere beleggers en business angels. Daarom zal de Commissie de verschillende facetten van de financiering van de groei en de EU-actie verder onderzoeken en daar in 2006 een mededeling aan wijden.

    De Commissie heeft concrete voorstellen gedaan om via het KCI de toegang van het MKB tot financiering te verbeteren. De voorgestelde nieuwe Faciliteit voor snelgroeiende, innovatieve MKB-bedrijven zal een verbetering en versterking betekenen van de communautaire mechanismen om risico en winst met particuliere kapitaalinvesteerders te delen, wat een belangrijk hefboomeffect zal hebben op de verstrekking van kapitaal aan innoverende bedrijven. De voorgestelde MKB-garantiefaciliteit zal de toegang van het MKB tot aandelen- en quasi-aandelenkapitaal (“mezzaninefinanciering”) verbeteren door het risico van deze operaties te delen. Er zal specifieke steun worden verleend aan MKB-bedrijven die actief zijn op het gebied van eco-innovatie. Deze instrumenten zullen worden beheerd door het Europees Investeringsfonds en zullen het initiatief voor investering in innovatie[17] van de EIB-groep completeren. Ook zou moeten worden gestreefd naar synergie tussen deze instrumenten en de maatregelen, zoals subsidies en leningen, om in het kader van de structuurfondsen de toegang van het MKB tot financiering te verbeteren.

    Voorts zal de Commissie de belanghebbenden samenbrengen om andere hinderpalen voor financiering op te sporen en mogelijke oplossingen te bestuderen. Zo kunnen MKB-bedrijven momenteel niet makkelijk gebruikmaken van hun intellectuele-eigendomsrechten om schuldfinanciering te verkrijgen, wat toch het overgrote deel van hun externe financiering uitmaakt. Met name voor onderzoeksintensieve en hightechbedrijven uit het MKB is dit een probleem, omdat ze financiële instellingen vaak geen ander onderpand kunnen geven dan intellectuele-eigendomsrechten, die hun grootste troef zijn. De Commissie zal de financiële gemeenschap, de met de jaarverslaggeving belaste instanties en de intellectuele-eigendomsgemeenschap ertoe aanmoedigen de mogelijkheden voor het taxeren van intellectuele-eigendomsrechten te bestuderen[18].

    2.4. Gebruikmaken van de nationale programma’s en van andere financieringsbronnen voor Europees onderzoek en innovatie

    Communautaire financiering om innovatie en onderzoeksactiviteiten te bevorderen, vertegenwoordigt maar een kleine fractie van de totale Europese openbare financieringsinspanning[19]. Om het ontbreken van kritische massa te compenseren, moeten de nationale programma’s hun efficiëntie en complementariteit vergroten door aan een volledig geïntegreerde Europese onderzoeks- en innovatieruimte bij te dragen en voortdurend nationale financieringsmiddelen te mobiliseren om Europese onderzoeks- en innovatieactiviteiten te steunen. Het ERA-NET-initiatief[20] heeft bewezen dat met deze benadering succes kan worden geoogst, aangezien het nieuwe perspectieven heeft geboden voor nauwere transnationale samenwerking.

    De Commissie heeft voorgesteld de communautaire instrumenten uit te breiden en te versterken om de transnationale samenwerking en coördinatie tussen regionale en nationale programma’s voor steun aan onderzoek en innovatie nog meer te stimuleren . Deze instrumenten zullen directe communautaire steun verlenen om gemeenschappelijke onderzoeks- en innovatieprogramma’s van de lidstaten te ontwikkelen en uit te voeren. Zij omvatten de ERA-NET Plus-regeling, nieuwe initiatieven overeenkomstig artikel 169 van het EG-Verdrag in het kader van KP7 en de onder het KPI ressorterende steunregeling voor bedrijfsinnovatie, die zal voortbouwen op het PRO INNO-initiatief dat medio 2006 van start zal gaan.

    [pic]

    Schenkingen zijn een financieringsbron voor onderzoek (voornamelijk fundamenteel onderzoek) waarvan in de meeste EU-lidstaten, behalve het VK, te weinig gebruik wordt gemaakt. Vandaar dat de rol van stichtingen en trusts in het vergaren van fondsen voor onderzoek verder moet worden versterkt. Dat impliceert dat een aantal juridische, regelgevende en fiscale kwesties moeten worden aangepakt. Stichtingen moeten ook transparanter zijn en meer verantwoording afleggen om het vertrouwen van de donors te winnen. De Commissie zoekt momenteel naar middelen om het potentieel van liefdadigheid als financieringsbron voor onderzoek te ontwikkelen en te benutten .

    Om van onderzoek en innovatie prioriteiten te maken voor EU-financiering: |

    zal de Commissie: | worden de lidstaten verzocht: | referentie: |

    2.1 | het gebruik van de structuurfondsen als motor voor onderzoek en innovatie stimuleren | het voorstel van de Commissie betreffende het Cohesiefonds en de structuurfondsen goed te keuren en de talrijke nieuwe mogelijkheden die door deze fondsen en door het Fonds voor plattelandsontwikkeling worden geboden, volledig te benutten | CLP-actie II.1 t/m 3 en III.1 en 2 |

    2.2 | een betere toegang tot financiering voor innoverende MKB-bedrijven bevorderen | volledig gebruik te maken van de kapitaal- en garantieregelingen en hun financiële gemeenschap ertoe aan te zetten de toegang tot financiering te vergemakkelijken | GI 8 en 15 |

    2.3 | de ontwikkeling van nieuwe technologieën steunen en de introductie ervan op de markt stimuleren | samen met het Europees Parlement de voorstellen van de Commissie betreffende het 7e kaderprogramma voor onderzoek en het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie goed te keuren | CLP II.4 en 5 |

    2.4 | gebruikmaken van nationale en regionale onderzoeks- en innovatieprogramma’s en andere financieringsbronnen | zoveel mogelijk profijt te trekken van de communautaire steunregelingen om de transnationale samenwerking te bevorderen | GI 8 CLP II.4 |

    HOOFDSTUK 3 ONDERZOEK EN INNOVATIE CENTRAAL IN HET BEDRIJFSLEVEN

    Als onderzoek en innovatie een centrale plaats krijgen in het bedrijfsleven, genereren ze welvaart en groei. Het is ook een algemeen verschijnsel dat het innovatiepotentieel van ondernemingen wordt versterkt, wanneer zij clusters en netwerken vormen. Overheidsbeleid kan geen clusters creëren, maar overheidsfinanciering kan ze wel versterken. Wil de wetenschappelijke basis van de EU haar industriële basis verstevigen, moet de samenwerking tussen openbaar onderzoek en industrie aanzienlijk worden versterkt.

    Bedrijfsleven en beleid kunnen alleen maar gebaat zijn bij betere informatie over trends in de particuliere investeringen in onderzoek en innovatie, vooral in specifieke sectoren. Er moet meer nadruk worden gelegd op sectorale behoeften bij het uitstippelen van onderzoeks- en innovatiebeleid en er moet ook voor betere bedrijfsondersteunende diensten worden gezorgd om de introductie van technologie en de innovatie in het bedrijfsleven te bevorderen, met name om het MKB zijn specifieke problemen te helpen overwinnen en het aan Europese netwerken te doen deelnemen.

    3.1. Nauwere partnerschappen tussen universiteiten en bedrijfsleven

    Een van de zwakke punten van het Europese systeem voor onderzoek en innovatie is dat de samenwerking op onderzoeksgebied en de kennisoverdracht tussen openbare onderzoeksinstellingen, met name universiteiten, en het bedrijfsleven verre van optimaal zijn. Hoewel sommige lidstaten op dit gebied waardevol werk hebben geleverd, hebben ze vaak alleen naar de nationale context gekeken. Vandaar dat de huidige voorschriften en werkwijzen in de EU versnipperd zijn, vooral met betrekking tot de eigendom van de resultaten van met openbare middelen gefinancierd onderzoek en de contractuele regelingen tussen openbare onderzoeksinstellingen en het bedrijfsleven.

    Meer samenhangende voorschriften en werkwijzen binnen de EU zouden relaties tussen openbare onderzoeksinstellingen en bedrijven bevorderen en veel meer effect sorteren. Zij zouden een hulp zijn om gelijke voorwaarden te bieden voor grensoverschrijdende partnerschappen op onderzoeksgebied tussen universiteiten en bedrijven en zo een bijdrage leveren tot de Europese onderzoeks- en innovatieruimte.

    Daarom zal de Commissie een mededeling publiceren met EU-richtsnoeren om de samenwerking op onderzoeksgebied en de kennisoverdracht tussen openbare onderzoeksinstellingen en de industrie te verbeteren en zal zij de lidstaten en de belanghebbenden ertoe aanmoedigen deze richtsnoeren op vrijwillige basis en soepel uit te voeren. Deze richtsnoeren zullen voortbouwen op bestaande goede werkwijzen (van zowel lidstaten als belanghebbenden), zoals het Initiatief voor het sluiten van verantwoorde partnerschappen, dat door diverse Europese organisaties uit de academische wereld en de industrie is opgezet[21].

    De Commissie zal ook maatregelen voorstellen om de positie van de Europese universiteiten op het gebied van onderzoek en technologie te versterken, onder meer door kennis te creëren voor en samen met het bedrijfsleven en kennis over te dragen naar de samenleving. De mobiliteitsregeling “Trajecten en partnerschappen tussen de industrie en de academische wereld” in het kader van KP7 zal de kennisdeling uitbreiden via gezamenlijke onderzoekspartnerschappen, ondersteund door rekrutering van ervaren onderzoekers, detachering van personeel enz. In het nieuwe kader voor staatssteun aan O&O zal de Commissie duidelijkheid verschaffen over de gevolgen van de regels inzake staatssteun voor partnerschappen tussen universiteiten en bedrijven.

    3.2. Innovatiecentra en onderzoeksgedreven industriële clusters

    De EU heeft veel dynamische industriële clusters, ook al zijn die kleiner en minder geïntegreerd dan in de VS. Vandaar dat onderzoek en innovatie al even versnipperd zijn als de interne markt. Om ze voor buitenlandse investeerders zo aantrekkelijk mogelijk te maken, moeten deze innovatiecentra en clusters een kritische massa bereiken. Zij kunnen niet uit het niets worden opgebouwd, maar zijn afhankelijk van een sterke industriële basis en van goede en betrouwbare relaties tussen wetenschap en industrie.

    Netwerkvorming binnen clusters en tussen complementaire clusters is een essentiële factor voor hun succesvolle ontwikkeling. Opleidings- en onderzoekscentra, financiële instellingen, adviseurs op het gebied van innovatie en intellectuele eigendom, lokale en regionale ontwikkelingsmaatschappijen en andere ondersteunende organisaties spelen allemaal een doorslaggevende rol om het creatieve ondernemingspotentieel van bedrijven optimaal te benutten. De alsmaar grotere complexiteit van producten en processen en de noodzaak tot integratie van diensten zoals onderhoud, logistiek en marketing, creëren problemen, zelfs voor de meest succesrijke clusters. Samenwerking tussen clusters kan deze problemen helpen oplossen.

    [pic]

    De lidstaten worden verzocht regionaal en nationaal beleid voor innovatieclusters en –centra te ontwikkelen en daarbij gebruik te maken van de steun die door de Europese structuurfondsen wordt geboden. Diverse EU-maatregelen zullen de inspanningen van de lidstaten en regio’s aanmoedigen en steunen. De Commissie zal hun een analyse verstrekken met de sterke punten en strategieën van de bestaande clusters in de EU. Het Europa INNOVA-initiatief zal steun verlenen om netwerkvorming tussen industriële clusters te bevorderen en zo de transnationale samenwerking te versterken en te leren hoe anderen succesvolle clusterinitiatieven opzetten en beheren.

    Ten slotte worden in het kader van KP7 meer middelen ter beschikking gesteld om het communautaire initiatief Kennisregio’s voort te zetten , waarmee steun wordt verleend voor de vaststelling en uitvoering van beleidsmaatregelen met het oog op de ontwikkeling van onderzoeksgedreven clusters.

    3.3. Proactieve bedrijfsondersteunende diensten om onderzoek en innovatie te stimuleren

    Het MKB speelt een belangrijke rol in de bedrijfseconomie van de Europese Unie, aangezien het circa 66% van de particuliere werkgelegenheid en 57% van de toegevoegde waarde in EU 25 vertegenwoordigt. Veel MKB-bedrijven stuiten echter op problemen in verband met hun omvang, vooral als het om innovatie, toegang tot informatie, netwerkvorming en het vinden van partners gaat. De overheid zou relevant marktfalen moeten aanpakken door de verspreiding van technologie naar dergelijke bedrijven toe te bevorderen en hun potentieel voor de ontwikkeling, aanpassing en toepassing van nieuwe technologie te versterken.

    Het innovatiebeleid van de EU stimuleert derhalve transnationale technologieoverdracht tussen bedrijven en moedigt ze aan om innovaties op de markt te brengen, met name via het netwerk van Relay Centra voor Innovatie (RCI)[22], die een marktleemte aanvullen door een regionale gateway te bieden voor Europese samenwerking en door basiskennis met pan-Europese expertise en contacten te combineren. De Commissie zal het netwerk van Relay Centra voor Innovatie blijven steunen door synergieën met andere bedrijfsondersteunende netwerken zoals de Euro Info Centres aan te moedigen , met als doel zoveel mogelijk one-stop shops op te richten en het gamma, de doeltreffendheid en de kwaliteit van de verleende diensten te verbeteren en uit te breiden. De Commissie stimuleert ook de oprichting van netwerken die de innovatie via interregionale samenwerking in het kader van de structuurfondsen versterken. Deze verbeteringen zullen voornamelijk gericht zijn op activiteiten inzake transnationale technologieoverdracht en het zoeken van partners tussen innovatieve MKB-bedrijven, onderzoeksinstellingen en grote ondernemingen.

    3.4. Innovatiebeheer en sociale veranderingen

    Innovatiebeheer is absoluut noodzakelijk om innovatie bij bedrijven te doen gedijen. Vooral MKB-bedrijven ondervinden moeilijkheden bij het plannen, verwezenlijken en in de handel brengen van innovatieve producten en bij het innoveren van hun productieprocessen. Innovatie kan niet functioneren zonder rekening te houden met mensen. Behalve de in het kader van de strategie van punt 1.4 behandelde kwesties in verband met specifieke onderzoeksvaardigheden en loopbanen als onderzoeker, is ook permanente scholing en opleiding van essentieel belang om Europa’s menselijk potentieel gelijke tred te laten houden met de vaardigheden en kennis die vereist zijn voor innovatie. Dit omvat ook ondernemersvaardigheden en risicobereidheid.

    Ondernemingen van gelijk welke omvang zouden soepeler moeten reageren op snelle veranderingen in de vraag, zich moeten aanpassen aan nieuwe technologieën zoals ICT en e-business en in staat moeten zijn continu te innoveren om concurrerend te blijven. Daartoe moeten innovatieve werkwijzen worden bevorderd en verspreid, zoals in de Europese werkgelegenheidsstrategie wordt onderstreept. Het programma Onderwijs en opleiding 2010[23] en het Integraal actieprogramma op het gebied van levenslang leren[24] zullen er eveneens toe bijdragen om structurele en sociale veranderingen makkelijker op te vangen.

    Voor innovatie moet in mensen en vaardigheden worden geïnvesteerd. Inzet voor innovatie en onderzoek is ook een bewijs van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven(CSR)[25]. Vrijwillige initiatieven die verder gaan dan wettelijke, contractuele en andere eisen, kunnen de concurrentiepositie van een onderneming aanzienlijk versterken en de aanzet geven tot innovaties op sociaal en milieugebied die zakelijke voordelen met maatschappelijke doelstellingen combineren. De Commissie zal dergelijke innovatieve CSR-werkwijzen bij de Europese bedrijven aanprijzen.

    Om de verspreiding van goede innovatiebeheersmethoden te bevorderen, zal de Commissie de ontwikkeling stimuleren van nieuwe zelfbeoordelingsinstrumenten, die later door regionale en nationale innovatieagentschappen kunnen worden gebruikt om het MKB te steunen. Voorts zal de Commissie aanmoedigen tot de instelling van een nieuwe Europese Innovatieprijs als “superprijs” om het profiel van succesvolle Europese innovatieve ondernemers te verbeteren.

    3.5. Het potentieel van innovatieve diensten

    De dienstensector speelt een belangrijke rol in groei en nieuwe werkgelegenheid. Momenteel is innovatie in de dienstensector voornamelijk het gevolg van nieuwe aanbiedingen waarmee in de vraag van de klant wordt voorzien. Maar ook diensten ondervinden steeds meer de stuwende kracht van hogere investeringen in onderzoek en zijn alsmaar sterker afhankelijk van de toepassing van nieuwe technologie.

    In het besef van het groeiende belang van de dienstensector voor de Europese economie zal de Commissie vóór eind 2006 een strategie vaststellen om innovatieve diensten in de EU te bevorderen, zulks op basis van het werk en de beleidsaanbevelingen van het Europees forum voor bedrijfsgerelateerde diensten[26]. Innovatieondersteunende mechanismen zullen op de specifieke behoeften van diensten worden gericht en er zullen bijzondere inspanningen worden geleverd om op diensten gebaseerde innovaties beter te meten.

    3.6. Invoering van een Europees systeem voor toezicht op onderzoek en innovatie in de industrie en verbetering van de rapportering over intellectueel kapitaal

    Ook al is het niveau van de investeringen in onderzoek door de leidinggevende Europese ondernemingen in veel sectoren vergelijkbaar met dat van de VS en Japan, toch is het onderzoeksdeficit van de EU grotendeels te wijten aan te geringe investeringen door de particuliere sector, wat deels het gevolg is van een verschillende sectormix. De EU heeft een lagere output dan de VS of Japan in een aantal essentiële onderzoeksintensieve sectoren[27]. Deze en ook andere factoren – waarvan sommige sectorgebonden zijn – zijn een rem voor het innovatiepotentieel en het concurrentievermogen van de EU.

    Ook al zijn er in de lidstaten talrijke gegevens en analyses over investeringen in industrieel onderzoek en innovatieprestaties beschikbaar, toch moet zowel de beschikbaarheid als de vergelijkbaarheid van de gegevens op sectoraal en ondernemingsniveau nog worden verbeterd om meer inzicht te krijgen in de stuwende factoren achter investeringstendensen, toekomstige uitdagingen te onderkennen en te anticiperen op hinderpalen en mogelijkheden voor hogere investeringen in onderzoek en innovatie.

    Zoals in de recente mededeling over het industriebeleid wordt onderstreept[28], zal de Commissie een Europees systeem opzetten voor toezicht op onderzoek en innovatie in de industrie . Dit systeem is gebaseerd op de gecoördineerde ontwikkeling en toepassing van verschillende statistische en analytische instrumenten. Daartoe zal de Commissie haar toezicht op en analyse van de particuliere investeringen in onderzoek uitbreiden door het jaarlijks Europees scorebord van de investeringen in industrieel onderzoek te completeren met jaarlijkse sectorale overzichten van de toekomstige tendensen. Voorts zal het systeem, wat de prestaties en werkwijzen ervan betreft, voortbouwen op de “sectorale waarnemingspost voor innovatie”, die de sectorale innovatiepatronen volgt en toetst. Dit informatiesysteem helpt beleidsmakers het onderzoeks- en innovatiebeleid te optimaliseren door beter rekening te houden met de sectorale behoeften en specifieke kenmerken en helpt industriële sectoren en bedrijven hun concurrentievermogen te versterken. Een groep op hoog niveau van belanghebbenden, waarin het bedrijfsleven en de beleidsmakers zijn vertegenwoordigd, zal advies uitbrengen en feedback geven over de relevantie en het belang van deze activiteiten voor het concurrentievermogen.

    Maar weinig bedrijven maken systematisch de inventaris op van hun intellectueel kapitaal, d.w.z. van de waarde die door onderzoek en andere kennisbronnen wordt gecreëerd. Deze onderwaardering van het intellectueel kapitaal kan tot gevolg hebben dat de financiële markten zich eerder op traditionele dan onderzoeksintensieve bedrijven gaan richten, en kan leiden tot een scheeftrekking in de toewijzing van de middelen binnen de ondernemingen. Hoewel er voor het meten van en rapporteren over intellectueel kapitaal verschillende methoden zijn ontwikkeld, met name voor het interne beheer, passen de ondernemingen die maar schoorvoetend toe. De Commissie zal de ontwikkeling en toepassing ervan verder stimuleren en tegelijkertijd de samenhang van de definities en methoden in de EU verbeteren. Hierbij moet rekening worden gehouden met de opvattingen van de belanghebbenden en met de ontwikkelingen van de boekhoudregels.

    Om onderzoek en innovatie een centrale plaats te geven in het bedrijfsleven: |

    zal de Commissie: | worden de lidstaten verzocht: | referentie: |

    3.1. | EU-richtsnoeren vaststellen om de samenwerking op onderzoeksgebied en de kennisoverdracht tussen openbaar onderzoek en industrie te verbeteren | de richtsnoeren toe te passen en daarbij rekening te houden met de nationale context | CLP III.10 |

    3.2. | innovatiecentra en kennisgedreven en industriële clusters bevorderen | optimaal gebruik te maken van de structuurfondsen voor de ontwikkeling van innovatiecentra en deel te nemen aan EU-clusterinitiatieven | GI 8 en 10 CLP III.1 |

    3.3. | specifieke bedrijfsondersteunende diensten verlenen aan ondernemingen, met name MKB-bedrijven, door onderzoek en innovatie te stimuleren | optimaal gebruik te maken van de structuurfondsen en van RCI-steun om de innovatieondersteunende diensten met name voor het MKB te verbeteren | GI 8 en 15 CLP III.1 |

    3.4. | goede werkwijzen voor innovatiebeheer promoten | het gebruik van nieuwe instrumenten voor innovatiebeheer te stimuleren en de organisatie van innovatieprijzen in overweging te nemen | GI 8 en 15 |

    3.5. | een strategie ter bevordering van innovatieve diensten vaststellen en uitvoeren | te zoeken naar middelen om innovatieve diensten te promoten | GI 8 |

    3.6. | het toezicht op en de analyse van particuliere investeringen in onderzoek en sectorale innovatieprestaties uitbreiden | rekening te houden met de resultaten van het toezicht en de analyse op EU-niveau | ILS[29], hoofdstuk 6 |

    HOOFDSTUK 4 BETER ONDERZOEKS- EN INNOVATIEBELEID

    De EU wordt momenteel gekenmerkt door een mengelmoes van nationale en regionale onderzoeks- en innovatiesystemen, die afgestemd zijn op uiteenlopende lokale situaties. Om de doeltreffendheid ervan te verbeteren, is meer systematische samenwerking nodig tussen de lidstaten bij de aanpak van transnationale kwesties en de ontwikkeling van synergieën tussen onderzoeks- en innovatiesystemen. De ontwikkeling van coherente en wederzijds ondersteunende beleidsmaatregelen door de regio’s, de lidstaten en de Europese instellingen is van essentieel belang om de Europese onderzoeks- en innovatieruimte te versterken en het nieuwe Lissabon-partnerschap voor meer duurzame economische groei met meer en betere banen uit te voeren.

    De Commissie zal de basis leggen voor goed onderbouwde economische en beleidsanalyses en zal de beleidsmakers efficiëntere kanalen bezorgen om van elkaars ervaring te leren en de transnationale coördinatie en samenwerking te versterken.

    4.1. Onderzoek en innovatie als prioriteit van de nationale hervormingsprogramma’s voor groei en werkgelegenheid

    Onderzoeks- en innovatiebeleid is een van de kerngebieden van de herziene Lissabon-strategie. De Raad heeft een nieuwe reeks geïntegreerde richtsnoeren vastgesteld[30], die voor de lidstaten een leidraad zullen zijn bij de voorbereiding van hun nationaal hervormingsprogramma. De lidstaten zullen jaarlijks verslag uitbrengen over hun problemen, doelstellingen en beleidsontwikkelingen op het gebied van onderzoek en innovatie en over hun vooruitgang bij de toepassing ervan. De nadruk zal worden gelegd op de bijdrage van de operationele programma’s die door het cohesiefonds en de structuurfondsen worden medegefinancierd.

    Voor veel lidstaten zouden onderzoek en innovatie in het nationale hervormingsprogramma als voornaamste uitdagingen moeten worden bestempeld. Wanneer zulks relevant is, zal de Commissie de nationale hervormingsprogramma’s analyseren uit het oogpunt van de doelstellingen van de investeringen in onderzoek en van de ontwikkelingen op het gebied van onderzoeks- en innovatiebeleid. Een bilaterale dialoog met de lidstaten zal ertoe bijdragen hun eventuele sterke en zwakke punten op te sporen en passende beleidsmaatregelen te ontwikkelen om de voorwaarden voor onderzoek en innovatie te verbeteren.

    4.2. Betere beleidsanalyse-instrumenten

    Om passende beleidsmaatregelen ter versterking van de investeringen in onderzoek en innovatie te kunnen ontwikkelen, moet een gezonde economische en beleidsanalyse van de huidige situatie worden gemaakt. Er is behoefte aan informatie over en analyse van de gerezen problemen, van de genomen maatregelen en de uitvoering en het effect ervan, en van de prestaties van de onderzoeks- en innovatiesystemen. Dit is mogelijk door gebruik te maken van geschikte indicatoren, van benchmarkingbeleid en van goede werkwijzen voor bepaalde contexten. Deze analyse zou geleidelijk aan tot op regionaal niveau moeten worden uitgebreid.

    Om dit doel te bereiken, zal de Commissie, in nauwe samenwerking met de lidstaten, de European Trend Chart on Innovation en het informatiesysteem over nationaal onderzoeksbeleid (ERAWATCH) verder ontwikkelen als complementaire instrumenten. Dat geldt ook voor het innovatiescorebord en de kerncijfers over onderzoek. Deze instrumenten zullen kernelementen zijn voor de monitoring van het nieuwe Lissabon-partnerschap voor groei en werkgelegenheid en zullen een inventaris opleveren van goede werkwijzen die dan op ruime schaal kunnen worden toegepast om voort te bouwen op de sterke punten van de nationale onderzoeks- en innovatiesystemen en de zwakheden ervan weg te werken. Zij zullen worden gekoppeld aan het toekomstige interinstitutionele portaal, dat zal dienen als enig toegangspunt tot het webmateriaal van de EU op het gebied van wetenschap, onderzoek en innovatie.

    4.3. Steun voor beleidsleren en -samenwerking

    Wij moeten nog meer van elkaars beleid leren en goede werkwijzen ter ondersteuning van onderzoek en innovatie op hun overdraagbaarheid en toepassingsmethoden toetsen, rekening houdend met specifiek regionale en nationale kenmerken. De Commissie zal Europese platforms blijven aanbieden om goede werkwijzen uit te wisselen en te valideren , door de relevante belanghebbenden samen te brengen en peer reviews te stimuleren. Zo zal de Commissie ook een gemeenschappelijke aanpak van transnationale kwesties en een systematischer evaluatiecultuur in de EU bevorderen.

    De onderzoeksbeleidsmaatregelen worden gecoördineerd onder auspiciën van het Comité voor wetenschappelijk en technisch onderzoek (CREST) van de Europese Unie. Om dit proces efficiënter te maken, zal de Commissie CREST uitnodigen om zo nodig te vergaderen op het niveau van de directeuren-generaal. Voorts is gestart met een proefproject om initiatieven voor bottom-up-coördinatie door diverse landen en regio’s op het gebied van onderzoeksbeleid te steunen (RTD OMC-NET). Dit zal in het kader van KP7 verder worden ontwikkeld. Er zal een effectieve verbinding tot stand worden gebracht met de Groep ondernemingenbeleid, die innovatiebeleidskwesties zal coördineren.

    [pic]

    Om beleidsleren en -ontwikkeling op het gebied van innovatie nog meer te bevorderen, zal de Commissie voortbouwen op de bestaande instrumenten voor de ontwikkeling en benchmarking van innovatiestrategieën, zoals de regionale innovatiestrategieën die regio’s bijstand verlenen om hun innovatiesystemen te verbeteren. Dit zal worden gecompleteerd en verder uitgewerkt door het toekomstige INNO-leerplatform, dat zich op transnationale samenwerking zal concentreren. De Commissie zal gebruik maken van de bestaande interactieve leerplatforms op het gebied van regionaal onderzoek en innovatie in het kader van het platform Innoverende regio’s in Europa, om zo regionale en nationale belanghebbenden samen te brengen en een inventaris te maken van goede werkwijzen en casestudies.

    Om het onderzoeks- en innovatiebeleid in Europa te verbeteren: |

    zal de Commissie: | worden de lidstaten verzocht: | referentie: |

    4.1 | de nationale onderzoeks- en innovatiebeleidsontwikkelingen via het nieuwe Lissabon-partnerschap voor groei en werkgelegenheid volgen en steunen | waar mogelijk te rapporteren over nationale onderzoeks- en innovatiebeleidsontwikkelingen in hun nationale hervormingsprogramma, zulks in het kader van het nieuwe Lissabon-partnerschap voor groei en werkgelegenheid | CLP, hoofdstuk 2 ILS, hoofdstukken 3 en 6 |

    4.2 | de beleidsanalyse-instrumenten voor onderzoek en innovatie verder ontwikkelen | optimaal gebruik te maken van de door de Commissie ter beschikking gestelde statistische en beleidsanalyses | ILS, hoofdstuk 6 |

    4.3 | beleidsleerplatforms steunen en transnationale beleidssamenwerking bevorderen | de door transnationaal beleidsleren en transnationale beleidssamenwerking geboden mogelijkheden volledig te benutten | ILS, hoofdstukken 4 en 6 |

    CONCLUSIE

    De in deze mededeling beschreven acties zullen een maximale efficiëntie op het gebied van onderzoeks- en innovatiebeleid garanderen en sluiten aan bij de hernieuwde Lissabon-strategie waarin de nadruk wordt gelegd op doelgerichtheid, partnerschap en stroomlijning . Deze mededeling geeft met name inhoud aan de prioriteit van kennis en innovatie voor groei door een kader te creëren voor synergie op alle niveaus. Voortbouwend op verwezenlijkingen uit het verleden moet alle nieuwe en hernieuwde actie met kracht en vastberadenheid worden voortgezet, als wij het doel willen bereiken, namelijk de onderzoeks- en innovatie-inspanningen van de EU qua intensiteit en doeltreffendheid op wereldniveau brengen. De Commissie zal zo nodig ook initiatieven voorstellen om het onderzoeks- en innovatiebeleid in essentiële strategische sectoren te bundelen.

    De nationale hervormingsprogramma’s, die in het kader van het nieuwe Lissabon-partnerschap voor groei en werkgelegenheid zijn ontwikkeld, zouden de onderzoeks- en innovatieproblemen integraal moeten aanpakken. Gerichte financiële steun van de Gemeenschap voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten van Europees belang, advies voor gecoördineerde beleidsontwikkeling en betere platforms om van elkaar te leren, op alle gebieden waar transnationale samenwerking een sterke toegevoegde waarde oplevert, zullen de nationale hervormingsprogramma’s ondersteunen. Zo zal, voortbouwend op de specifieke sterke punten van de lidstaten en hun regio’s, een echte Europese onderzoeks- en innovatieruimte tot stand komen.

    Nadere gegevens over de in deze mededeling beschreven acties worden in het bijgevoegde document verstrekt. De in dit document en de bijlage beoogde acties zullen zo nodig continu worden bijgewerkt om rekening te houden met de vooruitgang die is geboekt om het onderzoek en de innovatie in Europa te versterken en te verbeteren, en met de lopende besprekingen over de financiële vooruitzichten voor 2007-2013. Bovendien zal de aanpak in het licht van de uitvoering van het partnerschap voor groei en werkgelegenheid worden bijgesteld.

    1 Samen werken aan werkgelegenheid en groei. Een nieuwe start voor de Lissabon-strategie (COM(2005) 24 definitief van 2.2.2005).

    [1] Aanbeveling 2005/601/EG van de Raad van 12 juli 2005 inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap.

    [2] Gemeenschappelijke acties voor groei en werkgelegenheid: het communautair Lissabon-programma (COM(2005) 330 definitief) en de bijlage (SEC(2005) 981).

    [3] COM(2003) 226 definitief.

    [4] http://www.cordis.lu/indicators/publications.htm ( Key Figures 2005 on Science, Technology and Innovation ) en http://epp.eurostat.cec.eu.int/ (Eurostat-gegevens).

    [5] http://trendchart.cordis.lu/ (Europees innovatiescorebord).

    [6] Gemeenschappelijke acties voor groei en werkgelegenheid: het communautair Lissabon-programma (COM(2005) 330 definitief van 20.7.2005).

    [7] Innovatiebeleid: actualisering van de aanpak van de Europese Unie in de context van de strategie van Lissabon (COM(2003) 112 definitief).

    [8] Actieplan staatssteun - Minder en beter gerichte staatssteun: een routekaart voor de hervorming van het staatssteunbeleid (2005-2009) ,http:/europa.eu.int/comm/competition/state_aid/others/action_plan/saap_nl.pdf.

    [9] De EU-Richtlijnen 2004/17 en 2004/18.

    [10] COM(2005) 119 definitief.

    [11] COM(2005) 121 definitief.

    [12] COM(2005) 299 definitief.

    [13] i2010 – Een Europese informatiemaatschappij voor groei en werkgelegenheid (COM(2005) 229 definitief): http://europa.eu.int/information_society/eeurope/i2010/index_en.htm.

    [14] Stimulering van technologieën voor duurzame ontwikkeling: een actieplan voor de Europese Unie inzake milieutechnologieën (COM(2004) 38 definitief):http://europa.eu.int/eur-lex/nl/com/cnc/2004/com2004_0038nl01.pdf.

    [15] De strategische richtsnoeren beschrijven het strategische kader voor de nieuwe operationele programma’s die zullen worden gesteund door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Cohesiefonds. Zie COM(2005) 299 definitief.

    [16] Het innovatie 2010-initiatief: http://www.eib.eu.int/site/index.asp?designation=i2i.

    [17] Zie ook de actie inzake rapportering over intellectueel kapitaal in punt 3.6.

    [18] Zo vertegenwoordigt KP6 bijvoorbeeld 5% van het met openbare middelen gefinancierde onderzoek in de EU.

    [19] http://www.cordis.lu/coordination/era-net.htm.

    [20] EIRMA, EUA, Proton en EARTO, “Handbook on responsible partnering”,http://www.eirma.org/f3/local_vbindex.php.

    [21] http://irc.cordis.lu/.

    [22] Mededeling van de Commissie Onderwijs en opleiding 2010: De dringende noodzaak tot hervormingen voor het welslagen van de strategie van Lissabon, (COM(2003) 685 definitief van 11.11.2003).

    http://europa.eu.int/comm/education/policies/2010/doc/com_2003_685-a1_23013_nl.pdf.

    [23] Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een integraal actieprogramma op het gebied van levenslang leren (COM(2004) 474 definitief van 14.7.2004).

    [24] CSR houdt in dat bedrijven in het kader van hun bedrijfsactiviteiten en in hun relaties met andere partijen vrijwillig aandacht besteden aan sociale kwesties en het milieu (COM(2002) 347 definitief).

    [25] http://europa.eu.int/comm/internal_market/services/brs/forum_en.htm.

    [26] http://eu-iriscoreboard.jrc.es/index.htm.

    [27] COM(2005) 474 definitief.

    [28] Samen werken aan werkgelegenheid en groei. Vervolg van de uitvoering van de Lissabon-strategie (ILS) SEC(2005)622/2.

    [29] Zie met name de richtsnoeren 7 (de investeringen in O&O verhogen en verbeteren, in het bijzonder in de particuliere sector) en 8 (alle vormen van innovatie faciliteren) in Aanbeveling 2005/601/EG van de Raad van 12 juli 2005 inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap (2005-2008), PB L 205 van 6.8.2005, blz. 28.

    RTD OMC-NET is een initiatief om via oproepen tot het indienen van voorstellen steun te verlenen aan initiatieven van diverse landen en regio’s, waaraan geschikte andere belanghebbenden deelnemen. De geselecteerde activiteiten zullen:

    - bijdragen tot efficiëntere nationale beleidsmaatregelen door meer te leren van elkaar, peer reviews te verrichten en goede werkwijzen op te sporen;

    - vraagstukken met een sterk transnationale dimensie identificeren, waarvoor een gecoördineerd of gezamenlijk optreden van de lidstaten of een wederzijds versterkende actie op nationaal en EU-niveau nuttig zou zijn;

    - het terrein voorbereiden voor een gecoördineerd optreden van de betrokken lidstaten en eventueel voor communautaire wetgeving of richtsnoeren.

    Het PRO INNO -initiatief is bedoeld om transnationale samenwerking tussen innovatiebureaus en –programma’s te bevorderen door:

    - een INNO-leerplatform op te richten om goede innovatiebevorderende werkwijzen op te sporen en via peer-reviews en effectbeoordelingen verder te evalueren;

    - steun te verlenen voor de totstandbrenging van INNO-Nets om beheerders van regionale/nationale innovatieprogramma’s samen te brengen en zo de transnationale samenwerking te bevorderen;

    - specifieke transnationale innovatie-initiatieven en publiek-private partnerschappen via INNO-acties te steunen.

    In oktober 2005 zal een oproep worden gedaan tot het indienen van voorstellen.

    Het initiatief Kennisregio’s zal steun verlenen voor transnationale kennisuitwisseling en samenwerking tussen onderzoeksgedreven clusters door regionale overheden en ontwikkelingsmaatschappijen, openbare onderzoeksinstellingen, de industrie en andere relevante belanghebbenden samen te brengen. De belangrijkste activiteiten zijn :

    - analyse, ontwikkeling en uitvoering van onderzoeksagenda’s voor regionale clusters en samenwerking tussen die clusters;

    - “mentoring” van regio’s met een minder ontwikkeld onderzoeksprofiel door hoog ontwikkelde regio’s;

    - maatregelen met het oog op een betere integratie van onderzoeksactoren en -instellingen in de regionale economieën.

    Het Europa INNOVA-initiatief is een groep sectorale innovatieprojecten om analyses en praktische ervaring te bundelen. Het zal eind 2005 van start gaan en bestaan uit:

    - een “sectorale waarnemingspost voor innovatie” om de prestaties op het gebied van innovatie in verschillende industriële sectoren te evalueren en stimulansen voor en problemen met innovatie op te sporen;

    - netwerken van industriële clusters in heel Europa, georganiseerd naar sector, om goede werkwijzen op aanverwante beleidsterreinen te identificeren en uit te wisselen;

    - netwerken van innovatiefinancierende actoren, georganiseerd naar sector, om de specifieke financieringsbehoeften van bedrijven in deze sectoren te peilen;

    - innovatiepanels, bestaande uit deskundigen van relevante industriële sectoren, academici en beleidsmakers, om de resultaten van het project te valideren en beleidsaanbevelingen te formuleren;

    - een Europa INNOVA-forum, bestaande uit een virtueel platform waarop elk initiatief in verband met innovatiebeleid goede werkwijzen via een netwerk kan uitwisselen.

    Top