This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52004PC0055
Opinion of the Commission pursuant to Article 251 (2), third subparagraph, point (c) of the EC Treaty, on the European Parliament's amendments to the Council's common position regarding the proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on environmental liability with regard to the prevention and remedying of environmental damage amending the proposal of the Commission pursuant to Article 250 (2) of the EC Treaty
Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EG-Verdrag over het de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade houdende wijziging van het voorstel van de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag
Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EG-Verdrag over het de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade houdende wijziging van het voorstel van de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag
/* COM/2004/0055 def. - COD 2002/0021 */
Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EG-Verdrag over het de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade houdende wijziging van het voorstel van de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag /* COM/2004/0055 def. - COD 2002/0021 */
ADVIES VAN DE COMMISSIE overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EG-Verdrag over het de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade HOUDENDE WIJZIGING VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag 2002/0021 (COD) ADVIES VAN DE COMMISSIE overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EG-Verdrag over het de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade 1. Achtergrond Krachtens artikel 175, lid 1, van het EG-Verdrag is het voorstel COM(2002)17 definitief [1] op 19 februari 2002 volgens de medebeslissingsprocedure ingediend bij het Europees Parlement en de Raad. [1] PB C 151 E van 25.6.2002, blz. 132. Het Comité van de Regio's heeft besloten geen advies uit te brengen. Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft advies uitgebracht op 18 juli 2002 [2]. [2] PB C 241 van 7.10.2002, blz. 162. Het Europees Parlement heeft in eerste lezing advies uitgebracht in zijn vergadering van 14 mei 2003. De Raad heeft op 13 juni 2003 een politiek akkoord over een gemeenschappelijk standpunt bereikt. De Raad heeft het gemeenschappelijk standpunt op 18 september 2003 formeel vastgesteld. Op 17 december 2003 heeft het Europees Parlement in tweede lezing vier amendementen op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad aangenomen. In dit advies wordt krachtens artikel 251, lid 2, onder c), van het EG-Verdrag het standpunt van de Commissie over de amendementen van het Europees Parlement toegelicht. 2. Doel van het voorstel van de Commissie Het voorstel heeft tot doel een kaderregeling tot stand te brengen om milieuschade te voorkomen of te herstellen via een milieuaansprakelijkheidssysteem. Milieuschade omvat "schade aan beschermde soorten en natuurlijke habitats", "schade aan wateren" en "bodemschade". Enkele uitzonderingen niet te na gesproken, moet volgens het beginsel dat de vervuiler betaalt de exploitant die de milieuschade of een onmiddellijke dreiging van dergelijke schade heeft veroorzaakt, de kosten dragen die zijn gemoeid met de uitvoering van de nodige preventie- of herstelmaatregelen. 3. Advies van de Commissie over de amendementen van het Parlement 3.1. Algemene opmerkingen In zijn plenaire vergadering van 17 december 2003 heeft het Europees Parlement vier amendementen aangenomen : de amendementen 12, 22, 27 en 46. De Commissie kan amendement 27 volledig en amendement 12 in beginsel aanvaarden. De overige twee amendementen (de amendementen 22 en 46) kunnen niet worden aanvaard. 3.2. Nadere opmerkingen 3.2.1. Volledig aanvaard amendement Amendement 27 De Commissie aanvaardt amendement 27, dat een van de punten waaraan de Commissie in haar verslag over de toepassing van de richtlijn aandacht moet besteden, nader omschrijft. Deze nadere omschrijving geeft aan dat rekening moet worden gehouden met de verhouding tussen de aansprakelijkheid van reders en de bijdragen van olieafnemers wanneer de toepassing van artikel 4, leden 2 en 4, wordt beoordeeld ten aanzien van het van de werkingssfeer van de richtlijn uitsluiten van verontreinigingen die vallen onder de in bijlage IV genoemde internationale instrumenten. 3.2.2. In beginsel aanvaard amendement Amendement 12 Amendement 12 specificeert dat de bevoegde instanties slechts "bij wijze van laatste redmiddel" zelf de nodige herstelmaatregelen dienen te treffen. De Commissie stemt in beginsel met dit amendement in onder voorbehoud van de volgende herformulering van artikel 6 : de woorden "bij wijze van laatste redmiddel" dienen niet aan het einde van artikel 6, lid 2, onder e), te worden ingevoegd, maar aan het einde van artikel 6, lid 3. 3.2.3. Niet aanvaarde amendementen Amendement 46 Amendement 46 schrapt de bepaling (artikel 4, lid 3) die exploitanten de mogelijkheid biedt hun aansprakelijkheid te beperken overeenkomstig de nationale wetgeving ter uitvoering van het Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen (LLMC) van 1976 of van het Verdrag van Straatsburg inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (CLNI) van 1988. De Commissie kan dit amendement niet aanvaarden omdat het het algehele evenwicht van het gemeenschappelijk standpunt sterk zou verstoren [3]. In dit verband valt op te merken dat de in artikel 4, lid 3, bedoelde beperking van aansprakelijkheid niet zou gelden voor milieuschade op het grondgebied van lidstaten die de betrokken twee verdragen niet hebben geratificeerd en ten uitvoer hebben gelegd. Hoe dan ook kan de Commissie in de context van het in artikel 18 bedoelde verslag beoordelen of de toepassing van artikel 4, lid 3, tot ongewenste resultaten heeft geleid. [3] De Commissie heeft haar volledige steun aan het gemeenschappelijk standpunt uitgesproken in haar mededeling van 19 september 2003 aan het Europees Parlement [SEC(2003) 1027 definitief]. Amendement 22 Amendement 22 verlangt dat de Commissie voorstellen voor een geharmoniseerde verplichte financiële zekerheid indient indien er geen passende instrumenten of markten voor verzekeringen of andere vormen van financiële zekerheid zijn ingesteld. Een verplichte financiële zekerheid zou geleidelijk worden ingevoerd (eerst voor schade aan wateren en bodemschade en na een evaluatieperiode van twee jaar voor het herstel van schade aan soorten en natuurlijke habitats). Per geval en per locatie kan een plafond voor de financiële zekerheid worden vastgesteld volgens bepaalde criteria die in het amendement worden omschreven. Ten slotte kunnen de lidstaten besluiten deze bepaling niet toe te passen op activiteiten met een laag risico. De Commissie kan dit amendement niet aanvaarden omdat het haar recht van initiatief aantast. Bovendien zou het bijzonder moeilijk zijn om regels vast te stellen die opdragen voor financiële zekerheid te zorgen, als de marktpartijen die het best zijn geïnformeerd en het meeste belang hebben bij de ontwikkeling van dergelijke producten daarin niet zijn geslaagd. Wat de leden 2bis en 2ter van het amendement betreft, ziet de Commissie momenteel geen noodzaak te komen met dergelijke aanvullende bepalingen, die in dit stadium en in afwachting van nieuwe communautaire regelgeving over financiële zekerheid als enig effect hebben dat het de lidstaten mogelijk wordt gemaakt om maatregelen op het gebied van financiële zekerheid te nemen. Bedacht moet echter worden dat de lidstaten hoe dan ook dergelijke regels mogen vaststellen op grond van hun algemene bevoegdheid om op hun grondgebied wetten uit te vaardigen, aangezien geen enkele bepaling van de richtlijn hen belet dit te doen. 4. Conclusie Op grond van artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag wijzigt de Commissie haar voorstel zoals hierboven is aangegeven.