EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004IR0238

Advies van het Comité van de Regio's over de Gevolgen van het EU-chemicaliënbeleid voor de steden en regio's van Europa

PB C 164 van 5.7.2005, p. 78–81 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

5.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 164/78


Advies van het Comité van de Regio's over de Gevolgen van het EU-chemicaliënbeleid voor de steden en regio's van Europa

(2005/C 164/10)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

GEZIEN het besluit van zijn bureau van 15 juni 2004 om, op basis van artikel 265, vijfde alinea, van het EG-Verdrag, de commissie „Economisch en sociaal beleid” te belasten met de opstelling van een initiatiefadvies over dit onderwerp,

GEZIEN het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de vergunningverlening en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Chemicaliënagentschap en tot wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en Verordening (EG) inzake persistente organische stoffen, en het voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad teneinde deze aan te passen aan Verordening (EG) van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de vergunningverlening en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (COM(2003) 644 def.);

GEZIEN de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000,

GEZIEN de jaarverslagen van de Europese Commissie over betere wetgeving overeenkomstig artikel 9 van het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, laatstelijk het verslag „De wetgeving verbeteren 2003” van 12.12.2003 (COM(2003) 770 def.),

GEZIEN het in mei 1996 gestarte initiatief van de Europese Commissie ter vereenvoudiging van de regelgeving in de interne markt (SLIM — Simpler Legislation for the Single Market, vereenvoudiging van de regelgeving voor de interne markt),

GEZIEN zijn advies over de Mededeling van de Europese Commissie over „Productiviteit: de sleutel tot het concurrentievermogen van de Europese economieën en ondernemingen” (CDR 224/2002 fin) (1),

GEZIEN zijn advies van 9 oktober 2003 over de Mededeling van de Commissie „Het industriebeleid na de uitbreiding” (CDR 150/2003 fin) (2),

GEZIEN zijn advies over de Mededeling van de Europese Commissie uit 2003 over de verbetering van de wetgeving (CDR 62/2003 fin) (3),

GEZIEN zijn advies over de Mededeling van de Europese Commissie uit 2003 over de internemarktstrategie (CDR 341/2002 fin) (4),

GEZIEN zijn door de commissie „Economisch en sociaal beleid” op 8 december 2004 goedgekeurde ontwerpadvies (CDR 238/2004 rev. 2) (rapporteur: de heer Riebel, minister van Hessen voor federale en Europese aangelegenheden en gevolmachtigde van Hessen in de Bondsregering (DE/EVP)),

overwegende hetgeen volgt:

1)

De Europese Raad van Lissabon heeft in maart 2000 de strategische doelstelling omschreven om van de Unie de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld te maken;

2)

Na verloop van de eerste vier jaar is duidelijk dat er nog heel wat werk verzet moet worden om dit doel te verwezenlijken. Daarom moeten alle EU-beleidsvoorstellen met name getoetst worden op hun gevolgen voor het internationale concurrentievermogen;

3)

Het Comité wijst op punt 6 van het Protocol bij het Verdrag van Amsterdam, dat als volgt luidt: „De Gemeenschap treedt slechts wetgevend op voorzover nodig.” In punt 9 wordt bovendien verlangd dat alle lasten, hetzij financiële of administratieve, voor lokale overheden en het bedrijfsleven „tot een minimum moeten worden beperkt en evenredig moeten zijn met het te bereiken doel”;

4)

Volgens artikel 2 van het EG-Verdrag heeft de Gemeenschap onder andere tot taak om een duurzame ontwikkeling van de economische activiteit te bevorderen, een hoog niveau van werkgelegenheid, een hoge graad van concurrentievermogen alsook een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu;

5)

Volgens artikel 3 van het EG-Verdrag omvat het optreden van de Gemeenschap in de zin van artikel 2 van het EG-Verdrag met name ook het versterken van het concurrentievermogen van de industrie van de Gemeenschap;

heeft tijdens zijn 58e zitting van 23 en 24 februari 2005 (vergadering van 24 februari) het volgende advies uitgebracht:

1.   Standpunten van het Comité van de Regio's

1.1

Het Comité van de Regio's staat in beginsel achter het streven van de Europese Commissie om met behulp van REACH een uniforme regeling voor de omgang met chemicaliën te scheppen.

1.2.

Het is van mening dat daarbij zowel de bescherming van milieu en consument, als de handhaving en verbetering van het concurrentievermogen van de Europese industrie in het oog moeten worden gehouden.

1.3

Het stelt vast dat het voorstel met aanzienlijke lasten gepaard gaat, niet alleen voor de chemische industrie, maar ook voor de gehele productieketen en het merkt daarbij tegelijk op dat bescherming van het milieu, de volksgezondheid en de veiligheid van de werknemers enerzijds, alsook bevordering van het innovatief vermogen en de concurrentiepositie van deze industrietak anderzijds elkaar in evenwicht moeten houden.

1.4

Het meent dat de regelgeving te ingewikkeld is en door de betrokkenen zonder externe expertise niet kan worden toegepast.

1.5

Het ondersteunt elke wijziging van de verordening die kan bijdragen tot vereenvoudiging van de procedures en lagere kosten. Daarvoor zijn concretere maatregelen nodig, vooral voor het MKB, waar de invoering van de REACH tot onevenredig hoge kosten kan leiden.

1.6

Het is van oordeel dat de gegevensverzameling niet uitsluitend gerelateerd moet zijn aan de jaarlijks geproduceerde hoeveelheid, maar dat tevens andere invalshoeken, die onder begrippen als „blootstellingscategorieën”, „één stof, één registratie” of „prioriteitslijsten” ter vereenvoudiging van de registratie aan de orde zijn, de aandacht verdienen. De tenuitvoerlegging van de REACH-regeling in haar geheel zou hiermee wellicht gebaat zijn.

1.7

Het acht het noodzakelijk dat slechts de voor een veilig gebruik relevante gegevens worden verzameld, om zo een bruikbaar en met name voor het MKB betaalbaar systeem mogelijk te maken. De gegevensverzameling mag niet leiden tot vertraging van de productie, het op de markt brengen of het gebruik van stoffen zodat ook in het vervolg innovatief en snel kann worden ingespeeld op veranderingen op de markt (time to market).

1.8

Het ziet voorts in het gebruik van alle bij producenten, gebruikers en overheden reeds beschikbare gegevens een mogelijkheid om de verordening flexibeler toe te passen, waarbij bij de oprichting van consortia (vooral tussen downstreamgebruikers en het MKB) de bescherming van het intellectuele en industriële-eigendomsrecht moet worden gewaarborgd, respectievelijk een compensatie moet worden verleend. De belangrijkste onderdelen van een kostendeling moeten in de verordening worden vastgelegd.

1.9

Het stelt vast dat de bevoegde instanties in de lidstaten meer taken krijgen in het kader van de registratieprocedure. Dat zal vooral het geval zijn waar vanwege cryptisch geformuleerde criteria de desbetreffende verplichtingen onduidelijk zijn. De registratieprocedure dient daarom zo min mogelijk gebaseerd te zijn op inspecties. De afbakenings- en uitzonderingsbepalingen moeten eenvoudiger en nauwkeuriger worden geformuleerd. Indien nodig moeten er duidelijke interpretaties komen in de vorm van nadere regelgeving. De toezichthoudende instanties dienen voorts onbureaucratisch en vlot toegang te krijgen tot informatie over de bij het agentschap uitgevoerde procedures.

1.10

Het stemt, ter wille van een uniforme gang van zaken in de EU, principieel in met de oprichting van een agentschap. Het Comité eist evenwel dat de werkterreinen en de bevoegdheden van het agentschap duidelijker worden afgebakend, vooral met het oog op de betrekkingen met andere communautaire, nationale, regionale of lokale instanties die belast zijn met de registratie van chemische stoffen.

1.11

Het acht het wenselijk dat de autoriteiten in de lidstaten in nauwe samenwerking met het agentschap de mogelijkheid krijgen om de ondernemers die zich moeten laten registreren bij hun aanvrage ter plaatse te ondersteunen en Reach in de lidstaten met succes in de regelgeving gestalte te geven.

1.12

Het beschouwt het agentschap als een onafhankelijke en dienstverlenende instelling die neutraal staat tegenover het bedrijfsleven, vertrouwelijkheid garandeert en stoffen registreert en beoordeelt. Het agentschap zou tegelijkertijd intensieve contacten moeten onderhouden met wetenschappers en deskundigen die ook uit het bedrijfsleven afkomstig zouden moeten zijn.

1.13

Het meent dat het agentschap ervoor dient te zorgen dat de vereisten en richtsnoeren voor de risicobeoordelingsprocedure borgstaan voor een snel en uniform optreden van de nationale instanties. Daartoe moeten de taken tussen het agentschap en de lidstaten duidelijk afgebakend worden, waarbij wanbeheer geen kans mag krijgen; de uiterst ingewikkeld geregelde afstemming moet met het oog op het grote aantal verwachte gevallen aanzienlijk vereenvoudigd en afgeslankt worden. Pietluttige, bureaucratische regelingen voor de communicatie tussen de lidstaten en het agentschap zijn uit den boze en de evaluatie van de stoffen moet op grond van eenvoudiger regels onder de lidstaten verdeeld worden, zonder deze tot pseudo-grondslag van het agentschap, te maken.

1.14

Het stelt ernstige lacunes vast in de regelgeving inzake dierenbescherming. Volgens het voorstel zijn producenten bij de parallelle registratie van een stof weliswaar verplicht reeds bestaande gegevens over dierexperimenten te gebruiken om overlappingen te vermijden, maar artikel 23 van het voorstel vermeldt vermijding van onnodige dierproeven slechts als abstract doel en is dus geen alternatief voor een concrete regeling.

1.15

Het wil een lans breken voor de terbeschikkingstelling van alle voorhanden gegevens en voor de beperking tot een absoluut minimum van dierproeven, die voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de verordening noodzakelijk zijn, alsook voor een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid en het milieu. Experimenten met dieren moeten verboden worden indien er alternatieve, door de autoriteiten erkende testmogelijkheden zijn.

1.16

Het stemt in met de maatregel om downstreamgebruikers te verplichten om hun gebruik van de stof te laten registreren, zodat ook de toepassingen die de producent of de importeur niet had laten registreren, bekend worden en zo op eventuele risico's preventief gereageerd kan worden.

1.17

Het ziet echter ook nadelen, met name voor het MKB, als het de toepassing en dus de know-how aan de leverancier moet prijsgeven of tegen hoge kosten zelf onderzoek moet verrichten.

1.18

Het acht het noodzakelijk dat de bepalingen inzake het meervoudig gebruik van gegevens nauwkeurig worden vastgelegd, zodat de verdeling van de kosten — niet uitsluitend voor dierproeven — en de know-howbescherming voor het MKB niet nadelig uitpakken.

2.   Effectbeoordeling

2.1

De omzetting van de ontwerpverordening heeft in de eerste plaats betrekking op alle fabrikanten en importeurs van stoffen en preparaten die moeten voldoen aan de registratieplicht en de verplichtingen inzake verstrekking van informatie. Het leeuwendeel van de last komt voor rekening van de chemische industrie. Zgn. „downstreamgebruikers” zijn evenwel alle branches die chemicaliën gebruiken, d.w.z. vrijwel de gehele verwerkende industrie en dienstverlenende bedrijven. De nieuwe regeling bergt het gevaar in zich dat in Europa chemicaliën van de markt verdwijnen en dat de prijzen van chemicaliën stijgen. Dit verzwakt de concurrentiepositie van de verwerkende industrie in Europa ten opzichte van concurrenten buiten Europa. Ook mogen aanpassingskosten niet worden vergeten. Daarom is de kans aanwezig dat de productie en de werkgelegenheid ten gevolge van de Reach-regeling niet alleen in de chemie, maar ook in vele andere bedrijfstakken afnemen.

2.2

Vooral het MKB is hiervan het slachtoffer. Alleen al de registratie van de stoffen vergt voor veel ondernemingen op personeels- en financieel gebied te veel om aan alle gedetailleerde REACH-vereisten te voldoen. Van doorberekening van de kosten in de productprijs zal vaak geen sprake zijn aangezien dat betekent dat de productie van de stoffen stilvalt en dat het voortbestaan van de ondernemingen in de productketen wellicht in gevaar komt. Deze ondernemingen vormen echter wel de ruggengraat van veel industriegebieden in Europa.

2.3

De door de Commissie geleverde cijfers over de directe en indirecte kosten van de toepassing van het systeem in de komende jaren leverden veel kritiek op, en de Commissie kreeg het verwijt deze kosten te onderschatten. Het CvdR juicht derhalve de nieuwe effectbeoordeling van de Commissie toe ten aanzien van de indirecte kosten, de gevolgen voor de downstreamgebruikers en de nieuwe lidstaten. De resultaten van deze effectbeoordeling moeten worden afgewacht alvorens het Parlement en de Raad verdere besluiten kunnen nemen.

2.4

Naar verwachting leidt het nieuwe systeem tot meer innovatie en ongetwijfeld zullen enkele maatregelen in vergelijking met de huidige situatie positieve gevolgen hebben voor het onderzoek naar en het op de markt brengen van een groter aantal nieuwe stoffen. Het innovatievermogen van ondernemingen wordt echter vooral in de eerste fase van de omzetting ook negatief beïnvloed. Door REACH komen nieuwe producten vertraagd op de markt. Het ondernemersrisico neemt toe omdat extra kosten de onderzoeksbegroting belasten. Onderzoekers spenderen veel tijd aan het testen van oude chemicaliën, en niet aan de ontwikkeling van nieuwe producten. Anderzijds is innovatie wèl de sleutel tot toekomstig succes van de Europese economie. De chemische industrie is veruit de grootste leverancier van innovatieve primaire producten. Blijven chemische innovaties uit, dan heeft dat ook zeer negatieve gevolgen voor het innovatiepotentieel in andere branches. Het Comité acht in het algemeen de — grotendeels automatische — mechanismen die de innovatie moeten stimuleren nog te vaag en — gelet op de omvang van de te verwachte gevolgen — te kleinschalig.

2.5

Terwijl er enerzijds kosten zullen ontstaan voor het bedrijfsleven, voor regio's waar arbeidsplaatsen verloren gaan en voor de eindgebruikers door het stijgen van de prijzen van de producten, zullen er anderzijds ook voordelen op het vlak van volksgezondheid, milieu en consumentenbescherming zijn, in de zin van veiligheid op de werkplek, vereenvoudiging van regelgeving en druk op het concurrentie- en innoverend vermogen van het bedrijfsleven. Ook wordt over het hoofd gezien dat de voordelen gefaseerd en pas veel later ontstaan dan de kosten en tevens andere sectoren of de samenleving in haar geheel ten goede komen.

3.   Aanbevelingen van het Comité van de Regio's

3.1

Het Comité dringt er bij de Europese Commissie op aan de voorstellen voor REACH te toetsen op hun verenigbaarheid met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.

3.2

Het roept de Commissie op in het belang van burgers en consumenten te zorgen voor een uniforme etikettering van chemicaliën op een gebied dat thans wordt gekenmerkt door een grote verscheidenheid. Het steunt het voorstel van de Commissie, dat zal leiden tot een uniforme regulering van chemische producten die voor of na 1981 geregistreerd zijn

3.3

Het verlangt met name een toetsing gelet op de vraag of de voor de ondernemingen veroorzaakte rompslomp en de in dit verband ontstane kosten daadwerkelijk nodig zijn voor het verwezenlijken van de met de maatregelen beoogde doelstellingen.

3.4

Het is van mening dat de met de voorstellen nagestreefde oogmerken ook te bereiken zijn met minder ingewikkelde wetgeving.

3.5

Het roept de Europese Commissie op om reeds ter sprake gekomen alternatieve voorstellen ter vereenvoudiging van de Reach-regeling in overweging te nemen.

3.6

Het eist lastenverlichting en steun voor het MKB bij de registratie, opdat de industriële regio's in Europa hun economische sterkte en werkgelegenheid kunnen handhaven dan wel verbeteren.

3.7

Het beveelt aan dat er in plaats van naar geproduceerde of geïmporteerde hoeveelheden te kijken, meer uitgegaan wordt van risico's, blootstelling en prioriteiten.

3.8

Het beveelt aan tegelijkertijd verdere mogelijke oplossingen onder de loep te nemen, die gericht zijn op wezenlijke vereenvoudiging en overzichtelijkheid van de wetgeving voor degenen die de registratie-, beoordelings- en vergunningsprocedure toepassen.

3.9

Het roept de Europese Commissie op na te gaan in hoeverre bij de stoffenbeoordeling gebruik kan worden gemaakt van reeds in de lidstaten aanwezige informatiesystemen en documentatie.

3.10

Het dringt er bij de Europese Commissie op aan om de regelgeving op het gebied van het chemicaliënbeleid te laten sporen met regelgeving op andere beleidsterreinen.

3.11

Het verlangt met name de invoering van een op de informatiedoelstelling (blootstelling aan gevaar) gebaseerd informatiesysteem, dat een herhaling van de informatieverstrekking tijdens verschillende productiefasen uitsluit.

3.12

Het beveelt aan om, gelet op het concurrentievermogen van Europese ondernemingen, onderhandelingen met de WTO te openen om de regelgeving internationaal te stroomlijnen.

3.13

Het wil de Europese Commissie er vooral toe aanzetten de compatibiliteit van haar voorstellen met haar eigen initiatieven ter vereenvoudiging van de wetgeving in de interne markt (SLIM) en ter verbetering van de wetgeving, kritisch te onderzoeken.

3.14

Het verzoekt de Commissie erop toe te zien dat de principes van de verantwoordelijkheid van de fabrikant of distributeur van een chemische stof (de vervuiler betaalt, omkering van de bewijslast) in elke fase van het op de markt brengen gehandhaafd worden. Dit moet de bescherming van werknemers, consumenten en het milieu helpen garanderen

3.15

Het nodigt de Europese Commissie uit om bij de algehele afweging van communautaire beleidsdoelstellingen de gevolgen van haar voorstellen voor de regio's en de economische structuren na te gaan, en om te bekijken of deze voorstellen verenigbaar zijn met de communautaire doelstelling „economische en sociale samenhang”. Er zouden, in dit verband, in de verschillende Europese regio's met chemische industrie sectorale pilotstudies kunnen worden opgestart om de effecten van de toekomstige rechtsvoorschriften van geval tot geval nauwkeurig te kunnen beoordelen.

3.16

Het roept de Europese Commissie op om uit de voor eind maart 2005 verwachte uitgebreide effectbeoordeling de vereiste consequenties te trekken.

3.17

Het roept de Europese Commissie op om de bevoegdheden van een Europees Chemicaliënagentschap nauwkeurig af te bakenen en te waarborgen dat, door de actoren ter plaatse nauw bij de zaak te betrekken, het chemicaliënbeleid op een zinvolle en ondernemingsvriendelijke wijze kan worden uitgevoerd.

Brussel, 24 februari 2005

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

Peter STRAUB


(1)  PB C 128 van 29.5.2003, blz. 1

(2)  PB C 23 van 27.1.2004, blz. 16

(3)  PB C 73 van 23.3.2004, blz. 38

(4)  PB C 128 van 29.5.2003, blz. 48


Top