EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004DC0611

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake het voorkomen en bestrijden van financiële wanpraktijken van ondernemingen

/* COM/2004/0611 def. */

52004DC0611

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake het voorkomen en bestrijden van financiële wanpraktijken van ondernemingen /* COM/2004/0611 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 27.09.2004

COM(2004)611 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

1. Inleiding

De laatste tijd heeft een aantal schandalen voor onrust gezorgd op de kapitaalmarkten, met ongunstige gevolgen voor de economie als geheel. In één jaar tijd verloren de aandeelhouders van het Amerikaanse energiebedrijf Enron circa 67 miljard USD en bleef er niet veel over van de pensioenen van de werknemers en voormalige werknemers van de onderneming[1]. De marktkapitalisatie van Parmalat daalde in slechts drie maanden met meer dan 90% in waarde. Enron, Parmalat en ongetwijfeld ook nog andere ondernemingen maakten gebruik van complexe en ondoorzichtige constructies, zoals dochterondernemingen in offshore financiële centra (OFC’s), s pecial purpose vehicles (SPV) en ingewikkelde financiële transacties, dikwijls met medeplichtigheid van derden, om hun activiteiten voor beleggers minder transparant te maken. Het risico dat dergelijke praktijken worden toegepast, moet worden verminderd.

Het Actieplan voor financiële diensten (APFD) en het Actieplan voor vennootschapsrecht en corporate governance (Actieplan)[2] vormen reeds goede stappen in de richting van een efficiënt EU-wetgevingskader waarmee het merendeel van de financiële vraagstukken die door deze schandalen aan het licht zijn gebracht, kan worden opgelost. Een aanzienlijke wijziging of uitbreiding van deze actieplannen lijkt niet nodig; veeleer moet worden gezorgd voor een tijdige uitvoering ervan en voor een streng toezicht en doeltreffende controle op de toepassing van de wetgeving. Doel van deze mededeling is om, op basis van een holistische benadering, aan te geven hoe het risico van financiële wanpraktijken van ondernemingen kan worden beperkt, waarbij tevens fiscale aspecten en rechtshandhaving aan de orde komen.

2. Conceptueel raamwerk

Er zijn vier "verdedigingslinies" die tegen bedoelde ondernemingspraktijken kunnen worden opgeworpen. De eerste verdedigingslinie is de interne controle van een onderneming, met name door de leden van de raad van bestuur.

Fig. 1: Conceptueel raamwerk

[pic]

1e verdedigingslinie – interne controle van de onderneming

2e verdedigingslinie – onafhankelijke derden

3e verdedigingslinie – toezicht

4e verdedigingslinie - rechtshandhaving

De tweede verdedigingslinie bestaat in hoofdzaak uit de accountants. Deze moeten onafhankelijk zijn en bevestigen dat de rekeningen van een onderneming een correct en waarheidsgetrouw beeld geven van haar financiële positie. Tot deze linie behoren tevens adviseurs zoals bedrijfsjuristen, financiële intermediairs en zakenbanken wanneer zij bijvoorbeeld advies verstrekken over het gebruik van SPV's, de oprichting van ondernemingen in het buitenland, de uitgifte van obligaties enz. Ook ratingbureaus en financieel analisten behoren tot deze verdedigingslinie. Hierbij gaat het erom transparantie te verzekeren en belangenconflicten zoveel mogelijk te beperken of hiermee althans correct om te gaan. Intermediairs moeten bijvoorbeeld geen medewerking verlenen bij de uitgifte van bedrijfsobligaties wanneer zij weten dat een onderneming insolvent of bijna insolvent is of dat zij haar schuldinstrumenten waarschijnlijk niet zal kunnen aflossen.

De derde verdedigingslinie omvat toezicht en controle. Beleggers verwachten terecht dat toezichthouders ervoor zorgen dat de wet wordt nageleefd. Uit de recente schandalen blijkt evenwel dat hier ruimte voor verbetering bestaat, zoals in de vorm van sector- en grensoverschrijdende samenwerking tussen toezichthouders, waarbij zij met voldoende bevoegdheden worden uitgerust.

De vierde verdedigingslinie is de rechtshandhaving. Deze linie omvat gerechtelijke vervolging en zij wordt voornamelijk gevormd door politie, gerechtelijke autoriteiten en overige overheidsinstanties die belast zijn met het bestrijden van financiële criminaliteit, waartoe ook illegale activiteiten behoren die de financiële belangen van de EG schaden. Naast afschrikkende sancties kan rechtshandhaving zowel bestraffend als preventief werken. In alle gevallen is nauwe samenwerking tussen de rechtshandhavers en de instanties die met toezicht en controle zijn belast, volstrekt noodzakelijk.

3. Achtergrond

Het laatste van een reeks grote wereldwijde financiële schandalen is de Parmalat-affaire. Het gerechtelijk onderzoek is nog gaande en het is nog te vroeg om definitieve conclusies te trekken. Gebleken is echter dat Parmalat vanaf het midden van de jaren negentig tot 2001 verliezen leed van 350 à 450 miljoen EUR per jaar. Toch toonde de balans van de onderneming in deze jaren positieve resultaten. Met de hulp van financiële intermediairs was voor miljarden euro’s aan euro-obligaties uitgegeven, ondanks de zwakke reële financiële positie van de groep. Een groot deel van deze obligaties kwam uiteindelijk bij kleine beleggers terecht. Waarom faalden de verdedigingslinies ?

Parmalat had een ingewikkeld netwerk van dochterondernemingen, gedeeltelijk in het buitenland, om van flexibele wettelijke, financiële en fiscale voorwaarden te profiteren. De werkelijke eigendomsstructuur was niet altijd duidelijk. De onderneming gebruikte complexe constructies zoals in OFC’s ondergebrachte special purpose vehicles om haar schuld te financieren en grote delen van haar activiteiten buiten de balans te houden. Parmalat - een zuivelonderneming - voerde deze “financial engineering”-technieken gedurende een groot aantal jaren en in talrijke verschillende landen in en buiten de Unie in extremis door.

De interne controle van de onderneming werkte niet naar behoren. Behoorlijk leiderschap en corporate governance ontbraken, waardoor de eerste verdedigingslinie faalde.

Kennelijk schoot ook de accountantscontrole ernstig tekort, waardoor de tweede verdedigingslinie niet werkte; de handelwijze van sommige banken en zakenbanken, ratingbureaus en financieel analisten heeft hieraan mogelijk bijgedragen. Sommige intermediairs en adviseurs wisten ongetwijfeld dat beleggen in Parmalat zeer riskant was, maar hebben die informatie mogelijk uitsluitend gebruikt om het risico op anderen over te dragen en daarmee hun eigen risico te verkleinen of om zelf voordeel te behalen.

Ook de derde verdedigingslinie lijkt te zijn uitgevallen. Uiteraard is een van de problemen die zich hier kunnen voordoen dat buitenlandse jurisdicties onvoldoende samenwerken. Het aantal instanties dat in de verschillende landen belast is met het toezicht op multinationale ondernemingen en financiële instellingen kan zeer groot zijn en de handhavingsbevoegdheden zijn soms ontoereikend. Zelfs op nationaal niveau komt het voor dat meer dan één instantie met het toezicht belast is.

Een combinatie van complexe ondernemingsstructuren en ingewikkelde toezichtregelgeving kan tot een zwakkere controle leiden en een doeltreffende regulering en toezichtuitoefening ondermijnen[3].

Gezien de rol die banken, zakenbanken, ratingbureaus en financieel analisten mogelijk in de Parmalat-zaak hebben gespeeld dient meer aandacht te worden besteed aan de overdracht van risico naar het retailsegment van het financiële stelsel en de ontoereikende transparantie van de markt voor bedrijfsobligaties. Aangezien complexe financiële regelingen dikwijls worden gebruikt om de werkelijke eigenaars van ondernemingen aan het zicht te onttrekken zal de Commissie nagaan welke verdere maatregelen noodzakelijk zijn.

4. Hoe kunnen de vier verdedigingslinies worden versterkt?

Alle verdedigingslinies tezamen moeten sterk genoeg zijn om wanpraktijken van ondernemingen te voorkomen en te ontmoedigen. De voornaamste elementen zijn: meer transparantie, een betere traceerbaarheid en een beter gecoördineerde handhaving. Elk van deze elementen heeft zijn eigen, intrinsieke waarde maar is tevens gekoppeld aan de overige elementen. Strenge regels inzake transparantie of de roulatie van accountants hebben alleen zin indien zij ook daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd.

In het onderstaande worden de initiatieven van de EU ter versterking van de vier verdedigingslinies uiteengezet[4].

5. Eerste verdedigingslinie – Interne controle binnen de onderneming en corporate governance

Het bestuur van een onderneming heeft fiduciaire verplichtingen jegens de onderneming zelf, haar aandeelhouders en de stakeholders in ruime zin.

EU-niveau

Zoals in het Actieplan is aangekondigd zal de Commissie:

- op korte termijn[5] de collectieve verantwoordelijkheid van de leden van de raad van bestuur voor financiële overzichten en essentiële niet-financiële informatie nader toelichten, de transparantievereisten voor transacties binnen de groep en voor transacties met verbonden partijen (inclusief SPV's) uitbreiden en alle beursgenoteerde ondernemingen verplichten om jaarlijks een verklaring inzake corporate governance bekend te maken;

- op langere termijn zal de Commissie criteria opstellen inzake het verbod op het uitoefenen van bestuursfuncties en “wrongful trading”.

Aandelen aan toonder en obligaties kunnen worden gebruikt om de werkelijke eigenaars van ondernemingen en financiële stromen te verhullen. De Commissie zal nauwer toezien op het gebruik van dergelijke instrumenten en voorstellen indienen om eventuele problemen te verhelpen.

Naar aanleiding van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten[6] zal de Commissie de transparantie van de obligatiemarkt onderzoeken evenals de overdracht van risico naar het retailsegment. Afhankelijk van het resultaat van dit onderzoek kunnen andere initiatieven volgen.

6. Tweede verdedigingslinie – Onafhankelijke derden

De belangrijkste derden zijn de accountants. Tot deze linie behoren evenwel ook accountantskantoren, banken, zakenbanken en advocaten, alsook ratingbureaus en financieel analisten.

EU-niveau

Op basis van het Actieplan heeft de Commissie een voorstel voor een richtlijn betreffende de wettelijke accountantscontrole ingediend waarin onder meer het volgende wordt verlangd: volledige verantwoordelijkheid van de groepsaccountant voor de accountantsverklaring betreffende de geconsolideerde jaarrekening, de oprichting van een auditcomité bij instellingen van openbaar belang, de roulatie van accountants en een versterking van de sanctieregelingen[7].

Op het gebied van de douanesamenwerking heeft de Commissie een voorstel voor een verordening ter voorkoming van het witwassen van geld ingediend . Bij deze verordening wordt een controleregeling voor transacties in contanten ingevoerd op basis van een aangiftesysteem voor bedragen van meer dan 15 000 EUR; verder voorziet de verordening in bevoegdheden en sancties om douane-instanties in staat te stellen de verordening te doen naleven.

De Commissie heeft in het kader van het APFD een voorstel voor een derde anti-witwasrichtlijn ingediend die tevens betrekking heeft op de verrichters van trust- en bedrijfsdiensten, ook al hebben Frankrijk, Zweden, Griekenland en Luxemburg de tweede anti-witwasrichtlijn nog niet volledig omgezet[8]. De voorgestelde richtlijn verplicht alle financiële instellingen die in de Gemeenschap zijn gevestigd ook om anti-witwasregelingen te treffen in al hun bijkantoren of dochterondernemingen waarin zij een meerderheidsbelang hebben en die in het buitenland werkzaam zijn.

Op korte termijn zal een verordening worden vastgesteld om uitvoering te geven aan de bijzondere aanbeveling VII van de FATF inzake terrorismefinanciering , waarbij volledige informatie wordt geëist over de opdrachtgevers bij alle elektronische overdrachten van middelen naar begunstigden buiten de EU.

De ECOFIN-Raad heeft de Commissie tijdens zijn bijeenkomst van 2002 in Oviedo verzocht om ratingbureaus en financieel analisten aan een nader onderzoek te onderwerpen. Wat de ratingbureaus betreft zijn vier vraagstukken van belang: de rechtsonzekerheid over de toegang van ratingbureaus tot de interne informatie van emittenten, de wijze waarop deze bureaus hun kredietbeoordelingen uitvoeren, toegangsbelemmeringen in de sector en belangenconflicten. Op 5 juli 2004 heeft de Commissie het CEER[9] verzocht een onderzoek naar deze kwesties in te stellen dat als basis zal dienen voor een verslag van de Commissie dat, zoals door het Europees Parlement is gevraagd, vóór 31 juli 2005 zal worden ingediend.

Wat de financieel analisten betreft dient er vooral voor te worden gezorgd dat beleggingsondernemingen over doeltreffende systemen beschikken om belangenconflicten te voorkomen of hiermee op passende wijze om te gaan, dat de belangen van de belegger worden beschermd en dat emittenten zich in hun contacten met analisten correct gedragen. De Commissie zal in 2005 maatregelen voorstellen tot uitvoering van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten ten aanzien van het voorkomen en beheersen van belangenconflicten bij de uitvoering van onderzoek op beleggingsgebied door beleggingsondernemingen. Een toepassingsrichtlijn van de richtlijn marktmisbruik[10] bevat een openbaarmakingsregeling voor beleggingsonderzoek die hierop een aanvulling vormt.

7. Derde verdedigingslinie - Toezicht

De lidstaten moeten de EU-wetgeving ten uitvoer leggen en handhaven. De nationale toezichthouders spelen hierbij een sleutelrol en moeten op nationaal, communautaire of internationaal niveau samenwerken. Wanneer de lidstaten nalaten EU-wetgeving ten uitvoer te leggen of te handhaven, vormt dit een ernstige belemmering voor de bestrijding van de wanpraktijken van ondernemingen.

EU-niveau

Als onderdeel van het Actieplan heeft de Commissie een voorstel voor een richtlijn betreffende wettelijke accountantscontrole ingediend waarin zowel een voldoende gefinancierd, efficiënt en onafhankelijk openbaar toezicht op alle met de wettelijke controle belaste accountants en accountantskantoren, als grensoverschrijdende samenwerking verplicht worden gesteld; daarnaast wordt een kader vastgesteld voor samenwerking met derde landen. De voorgestelde richtlijn dient uiterlijk in juni 2005 te worden goedgekeurd.

Er is in de lidstaten dikwijls meer dan één instantie betrokken bij het toezicht op de instellingen die op hun financiële markten werkzaam zijn. Deze verschillende instanties dienen samen te werken om ervoor te zorgen dat de wettelijke controles doeltreffend en adequaat zijn.

Op Europees niveau zijn stappen gezet in de richting van een betere samenwerking tussen toezichthouders, vooral om de Commissie te helpen uitvoeringsmaatregelen op Europees niveau vast te stellen[11]. Maar het is ook belangrijk om een grotere mate van dagelijkse samenwerking tussen toezichthouders te bewerkstelligen. Zo beschikken de leden van het CEER over een kader voor vrijwillige samenwerking in de vorm van een memorandum[12]. Dit memorandum heeft betrekking op de inspectie en handhaving door effectentoezichthouders op het gebied van bijvoorbeeld handel met voorkennis, marktmanipulatie en andere frauduleuze of manipulatieve praktijken. Dankzij dit kader kunnen de ondertekenende autoriteiten gezamenlijk onderzoek instellen, hun werkzaamheden en verantwoordelijkheden delen en follow-up-maatregelen coördineren. Een aantal recente richtlijnen, zoals de richtlijn marktmisbruik, bevat de verplichting voor toezichthoudende autoriteiten om grensoverschrijdend samen te werken.

Het CEER heeft zijn goedkeuring gehecht aan een standaard inzake financiële informatie met als titel “Coordination of Enforcement Activities” (coördinatie van handhavingswerkzaamheden)[13], onder meer om ervoor te zorgen dat EU-toezichthouders informatie kunnen verkrijgen over in de gehele EU genomen besluiten. Het CEER en de overige comités organiseren tevens bijeenkomsten waarop toezichthouders hun werkzaamheden kunnen coördineren en ervaringen kunnen uitwisselen. Recente gebeurtenissen hebben echter aangetoond dat een verdere versterking van de samenwerking tussen toezichthouders noodzakelijk zou kunnen zijn, bijvoorbeeld door gezamenlijk onderzoek verplicht te stellen in geval van complexe ondernemingen die in verschillende lidstaten werkzaam zijn, door het in kaart brengen van risico's als basis voor toezicht, en door de ontwikkeling van richtsnoeren voor “peer reviews”, met publicatie van de resultaten om de beste praktijk te kunnen evalueren.

Om het hoofd te kunnen bieden aan de toenemende complexiteit van financiële transacties en instellingen moeten effecten-, banken- en verzekeringstoezichthouders nog nauwer samenwerken. Er dient een duidelijker taakverdeling tot stand te worden gebracht tussen het Europese en het nationale niveau, bijvoorbeeld door complexe instellingen die grensoverschrijdend opereren uitsluitend op Europees niveau aan te pakken.

Om de transparantie van belastingstelsels te verbeteren dient de toegang tot en de uitwisseling van informatie te worden bevorderd. Informatie waarover andere toezichthouders beschikken kan relevant zijn voor belastingdoeleinden en zou aan belastingdiensten kunnen worden doorgegeven om, los van de samenwerking op justitieel gebied, de structuur van de groep en eventuele vestigingen in offshorecentra beter te kunnen doorlichten.

Om de traceerbaarheid van financiële stromen tussen ondernemingen te verbeteren en informatie over de begunstigden daarvan aan belastingdiensten te kunnen verschaffen zal de Commissie op langere termijn samen met de lidstaten de mogelijkheid onderzoeken om één enkel identificatienummer voor de directe belastingen in te voeren, waarbij gebruik wordt gemaakt van de ervaringen die met het BTW-nummer zijn opgedaan.

Om de resterende belemmeringen voor de uitwisseling van informatie tussen belastingdiensten op te heffen moeten met name twee vraagstukken worden onderzocht. Ten eerste dient te worden nagegaan of de huidige begrenzingen van de richtlijn wederzijdse bijstand[14] de uitwisseling van informatie en het opsporen van ingewikkelde constructies zoals die waarvan in het geval van Parmalat gebruik is gemaakt in de weg staan en zo ja, of het wenselijk zou zijn hierin wijziging te brengen, althans wat de bepalingen inzake vennootschapsbelasting betreft. Ten tweede dient de EU rekening te houden met de werkzaamheden die bij de OESO worden verricht om de toegang tot bankinformatie voor fiscale doeleinden te verbeteren en te onderzoeken hoe deze ontwikkelingen in de bestaande communautaire instrumenten kunnen worden weergegeven. Op de korte termijn dient de administratieve samenwerking door een beter gebruik van de bestaande EU-instrumenten te worden bevorderd, evenals de uitwisseling van de beste praktijk tussen de lidstaten. Hiertoe zullen in het kader van het Fiscalis-programma[15] seminars worden georganiseerd die zich zullen toespitsen op de vraag hoe belastingfraude met gebruikmaking van complexe ondernemingsconstructies kan worden aangepakt.

Op middellange termijn zou de administratieve samenwerking kunnen worden verbeterd door een uitbreiding van het gezamenlijk onderzoek op het gebied van directe belastingen[16] tussen verschillende lidstaten en, op nationaal niveau, tussen verschillende diensten.

Op de langere termijn zou, op basis van de ervaringen met de geautomatiseerde uitwisseling van informatie conform de richtlijn betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden, kunnen worden nagegaan of deze praktijk tot andere gebieden van directe belastingen of andere soorten inkomsten zou kunnen worden uitgebreid, mogelijk door een beter gebruik te maken van nieuwe technologieën zoals de bestaande veilige systemen op communautair niveau[17]. Wat de uitwisseling van informatie op verzoek betreft zou met versnelde procedures vlotter en efficiënter op gevallen van belastingfraude of –ontwijking kunnen worden gereageerd, en zouden gemeenschappelijke definities van dergelijke begrippen kunnen worden ontwikkeld voor directe belastingen overeenkomstig de werkzaamheden van de OESO op dit gebied.

Op de korte termijn zal de Commissie samen met de lidstaten concrete voorstellen ontwikkelen om gevallen van belastingfraude en –ontwijking via ingewikkelde en ondoorzichtige constructies, zoals in de Parmalat-zaak, aan te pakken.

Pogingen om de transparantie te vergroten en de uitwisseling van informatie te bevorderen hebben maar weinig effect indien zij tot de EU beperkt blijven. Parmalat maakte gebruik van niet-transparante constructies in buitenlandse jurisdicties. Daarom moet de Europese Unie zich sterk maken voor een veel grotere mate van transparantie en informatie-uitwisseling met derde landen en met afhankelijke of geassocieerde gebieden om ervoor te zorgen dat de voorschriften ter zake in een zo groot mogelijk gebied worden goedgekeurd en ten uitvoer gelegd. Dit vereist een grotere consistentie bij de vaststelling van EU-beleidsmaatregelen ten aanzien van samenwerkende en niet-samenwerkende belastingparadijzen . Nu is het moment gekomen om concrete maatregelen te nemen en ervoor te zorgen dat onze partners transparantie aan de dag leggen.

Ten eerste dienen de EU-partners transparantie en de uitwisseling van informatie op financieel en fiscaal gebied in hun betrekkingen met de EU te ondersteunen. De Commissie is voornemens dit in haar beleidsdialoog met derde landen en afhankelijke gebieden aan de orde te stellen, en mogelijk ook bij de onderhandelingen over of de actualisering van associatieovereenkomsten, om te zien hoe op dit punt eventueel vooruitgang kan worden geboekt. Dit zou kunnen geschieden tijdens de lopende onderhandelingen zoals die inzake de economische partnerschapsovereenkomsten met de landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan of met andere landen. Bovendien zou de EU, om deze doelen te bereiken, bereid moeten zijn om de partnerlanden te helpen regionale regels op deze terreinen vast te stellen. Het is evenwel niet de bedoeling een scorebord op te stellen dat als basis moet dienen voor conditionaliteit of selectiviteit, maar veeleer om de voorschriften praktisch te verbeteren.

Ten tweede zouden samenwerkende partners met positieve maatregelen kunnen worden geholpen moeilijkheden van wetgevende, technische of economische aard die zich bij de introductie van een grotere mate van transparantie kunnen voordoen, te overwinnen, en wel in de vorm van versterkte technische bijstand waarmee de EU als geheel vrij veel ervaring heeft, of in de vorm van enigerlei economische steun gedurende een beperkte periode. Er zijn verschillende instrumenten beschikbaar, zoals bijvoorbeeld de Overeenkomst van Cotonou. Ook in de jaarlijkse en tussentijdse evaluaties van de nationale strategiedocumenten zouden passende maatregelen kunnen worden opgenomen. De Commissie zal de efficiëntie en de vorderingen van OFC's op het vlak van de transparantie blijven volgen.

Ten derde moeten voor de tenuitvoerlegging van de door de samenwerkende belastingparadijzen gedane toezeggingen en van de transparantieregels, bilaterale overeenkomsten inzake informatie-uitwisseling met individuele OESO-landen worden gesloten. De Commissie beveelt de EU-lidstaten aan om snel dergelijke overeenkomsten te sluiten.

8. Vierde verdedigingslinie - Rechtshandhaving

Gerechtelijk onderzoek en vervolging in combinatie met afschrikkende sancties hebben een preventieve en repressieve werking. De Milleniumstrategie[18] bevatte aanbevelingen inzake de infiltratie van de georganiseerde criminaliteit in rechtspersonen, belastingfraude, onderlinge aanpassing van de wetgevingen betreffende minimumnormen voor de bestanddelen van financiële misdrijven, en de herziening van wetgeving inzake het opsporen, bevriezen en confisqueren van opbrengsten uit criminaliteit. Het Scorebord[19] bevat een overzicht van de genomen of te nemen maatregelen.

In 2001 werd een kaderbesluit vastgesteld[20] om ervoor te zorgen dat bepaalde vormen van fraude als strafbare feiten worden erkend en in alle lidstaten aan afschrikkende sancties worden onderworpen. Een kaderbesluit van juni 2001[21] is bedoeld om ervoor te zorgen dat de lidstaten de bevriezing en confiscatie van witgewassen vermogensbestanddelen mogelijk maken en dat een breed scala van delicten onder het begrip “witwassen van geld” kan vallen. In een uitvoeringsverslag[22] concludeerde de Commissie dat de meeste lidstaten dit kaderbesluit ten uitvoer hadden gelegd.

Alle lidstaten beschikken over financiële inlichtingeneenheden (FIE's). Aangezien het witwassen van geld geen grenzen kent, is een doeltreffende samenwerking tussen deze eenheden van het grootste belang. Op het niveau van de EU wordt deze samenwerking geregeld bij het besluit van de Raad van oktober 2001[23]. De Commissie ondersteunt de samenwerking financieel door middel van het initiatief FIU NET, waarmee wordt beoogd een geautomatiseerd communicatieplatform tot stand te brengen.

In een kaderbesluit van juli 2003 worden de beginselen van wederzijdse erkenning uiteengezet met betrekking tot beslissingen tot bevriezing van vermogensbestanddelen of bewijsstukken. In een ontwerp-kaderbesluit inzake de harmonisatie van confiscatiemaatregelen[24] wordt bepaald dat wanneer een persoon schuldig wordt bevonden aan een strafbaar feit dat te maken heeft met georganiseerde criminaliteit, een rechtbank de confiscatie van vermogensbestanddelen mag gelasten zelfs indien deze niet verkregen zijn uit het strafbare feit waarvoor die persoon is veroordeeld. Ten aanzien van dit ontwerp-kaderbesluit gelden nog parlementaire voorbehouden, ook al werd in december 2002 overeenstemming bereikt over de algemene strekking van het besluit. Een derde ontwerp-kaderbesluit betreft de wederzijdse erkenning van beslissingen tot confiscatie tussen de justitiële autoriteiten van de lidstaten[25]. Er werd in juni 2004 overeenstemming bereikt over de algemene strekking maar in een aantal lidstaten gelden nog parlementaire voorbehouden.

EU-niveau

De samenwerking en informatie-uitwisseling op het gebied van gerechtelijk onderzoek en vervolging moeten worden verbeterd. Daarom werd Europol opgericht om de taken van handhavingsinstanties te vergemakkelijken wanneer zij in twee of meer landen van de EU onderzoek verrichten. Een van de kernproblemen is echter de terughoudendheid in veel lidstaten om informatie aan Europol door te geven, waardoor Europol niet de nodige meerwaarde kan leveren bij criminaliteitsanalyses op EU-niveau. In 2002 werd Eurojust opgericht om de coördinatie en samenwerking tussen nationale instanties te verbeteren in gevallen waarin twee of meer lidstaten betrokken zijn bij het onderzoek en de vervolging van ernstige criminaliteit. Eurojust en Europol hebben een nauwe werkrelatie ontwikkeld en zij hebben in juni 2004 een samenwerkingsovereenkomst ondertekend.

Samenwerking op het niveau van de toezichthouders en rechtshandhaving is van essentieel belang. Onderzoek en een succesvolle vervolging van wanpraktijken van ondernemingen vereisen een breed gamma van vaardigheden en expertise. De samenwerking tussen wetgevings- en rechtshandhavingsinstanties moet worden bevorderd. Dit zou kunnen gebeuren door middel van memoranda van overeenstemming inzake samenwerking bij de bestrijding van financiële criminaliteit. De Commissie zal deze mogelijkheid verder onderzoeken.

Samenwerking bij de uitwisseling van gegevens inzake bankrekeningen en andere bankinformatie kan van belang zijn. Het protocol bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken[26] verplicht de nationale autoriteiten om gegevens over bankrekeningen en banktransacties van nader aangeduide personen te verstrekken en biedt hun de mogelijkheid dergelijke transacties te controleren. Dit protocol is nog niet in werking getreden. De Commissie heeft evenwel voorgesteld dat het voorgenomen Europees bewijsverkrijgingsbevel[27] het protocol zou moeten vervangen bij verzoeken om informatie over het bestaan van bankrekeningen (wanneer gegevens beschikbaar zijn) en over eerder verrichte banktransacties met gebruikmaking van deze rekeningen. In een later stadium zullen andere instrumenten op het gebied van wederzijdse erkenning worden ingevoerd waarbij tevens de overige bepalingen van het protocol, met name inzake de controle van banktransacties, aan de orde zullen komen.

De samenwerking tussen de financiële sector en andere bedrijfssectoren en de rechtshandhavingsinstanties op EU-niveau is van groot belang in verband met het voorkomen en opsporen van wanpraktijken door ondernemingen. Enerzijds bestaat de indruk dat een aanzienlijke hoeveelheid ondernemingsdelicten niet wordt gemeld; anderzijds worden verdachte transacties dikwijls wel gemeld maar wordt hiermee vervolgens niets gedaan. De Commissie is voornemens samenwerking tussen de particuliere en de openbare sector te stimuleren via het EU-forum voor de preventie van georganiseerde criminaliteit, het bevorderen van onderzoek en de ontwikkeling van een EU-actieplan inzake partnerschap tussen de openbare en de particuliere sector.

Financieel onderzoek is van cruciaal belang voor de bestrijding van wanpraktijken door ondernemingen. De Commissie zal op middellange termijn een EU-programma opstellen om financieel onderzoek te bevorderen. Zowel in het Enron- als in het Parmalatschandaal lijkt de moedwillige vernietiging van documenten een ernstige belemmering voor financieel onderzoekers te zijn geweest. Hierop zou een strengere minimumstraf moeten staan die in de gehele EU van toepassing is. De Commissie zal de ontwikkeling van een passend instrument op middellange termijn in overweging nemen.

De traceerbaarheid van financiële stromen is onontbeerlijk om wanpraktijken van ondernemingen tegen te gaan. Er bestaat geen traceerbaarheidsstelsel voor on line-transacties. Wellicht is het nodig om te onderzoeken of elektronische betalingen, ook indien zij via open netwerken plaatsvinden, niet moeten worden geregistreerd en bewaard. In dit verband wordt momenteel CTOSE[28] opgezet in het kader van de gelijknamige stichting; met dit instrument kan elektronisch materiaal worden verzameld dat in strafzaken als bewijs kan worden gebruikt.

Er zijn nauwelijks betrouwbare cijfers over de mate waarin elektronische handel, transacties met elektronisch geld of andere financiële transacties via internet voor criminele activiteiten worden gebruikt. Daarom wordt een project gepland om financiële criminele activiteiten en trends waarbij internet als betalingsinfrastructuur wordt gebruikt, op te sporen en te kwantificeren, waarbij tevens naar mogelijke oplossingen voor een grotere traceerbaarheid zal worden gezocht.

Momenteel blijven de gevolgen van ontzettingen uit rechten beperkt tot het grondgebied van de lidstaat die het bevel tot ontzetting heeft gegeven. Bepaalde soorten ontzettingen dienen in de gehele EU te worden erkend en ten uitvoer gelegd. De Commissie zal in 2004 voorstellen doen om de uitwisseling van informatie over veroordelingen en ontzettingen te verbeteren. Er dient een efficiënt mechanisme voor de overdracht van deze informatie tot stand te worden gebracht om ervoor te zorgen dat ontzettingen in de gehele EU worden toegepast[29].

Op basis van een grondige analyse van de aansprakelijkheid van rechtspersonen zou een EU-beleid kunnen worden ontwikkeld op grond waarvan in voorkomend geval boetes en andere straffen kunnen worden opgelegd aan ondernemingen die zich niet aan de vigerende wetgeving houden. Als gemeenschappelijk criterium voor deze sancties zou moeten gelden dat zij doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Op 28 mei 2003 heeft de Commissie een mededeling goedgekeurd betreffende een algemeen EU-beleid ter bestrijding van corruptie [30]. De Commissie tracht actief uitvoering aan deze mededeling te geven door er bij de lidstaten op aan te dringen hun verplichtingen na te komen.

Om tot een doeltreffende identificatie, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van witgewassen opbrengsten te komen zouden de lidstaten gespecialiseerde nationale instanties moeten oprichten. Deze zouden nog efficiënter kunnen opereren indien zij over een informeel samenwerkingsnetwerk zouden beschikken. Op langere termijn zal de Commissie nagaan of er behoefte is aan een nieuw instrument op het gebied van de verdeling van vermogensbestanddelen en de teruggave van geconfisqueerde opbrengsten.

Verdere initiatieven zijn de ratificatie van het tweede protocol bij de overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen [31] en het voorstel betreffende wederzijdse administratieve bijstand inzake de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap , waarmee wordt beoogd de wederzijdse administratieve bijstand en de uitwisseling van informatie bij de bestrijding van EG-fraude en het daarmee samenhangende witwassen van geld te verbeteren.

9. Conclusie

Vele van de besproken vraagstukken worden reeds aangepakt in het kader van de talrijke voorgenomen EU-beleidsmaatregelen, waarvan de tenuitvoerlegging en de handhaving thans met spoed ter hand moeten worden genomen. Zoals uit dit document blijkt zijn echter ook nieuwe beleidsinitiatieven noodzakelijk, zowel op fiscaal gebied als ten aanzien van de derde pijler, om financiële wanpraktijken van ondernemingen tegen te gaan.

Annex 1: International level

Below is set out some international initiatives that will contribute to reinforcing the lines of defence.

1 st line of defence - International level

Accounting standards are crucial to the first line of defence. Therefore the accounting standard setting process itself must be as transparent as possible. The Commission has engaged in a reform process to make the International Accounting Standards Board (IASB) improve its working methods. The reform should be carried through by 2005.

2 nd and 3 rd line of defence - International level

Both the EU and the OECD achieved significant progress in tackling harmful tax practices based inter alia on non-transparency. Part of the OECD work is oriented towards so-called tax havens, and more than 30 offshore financial centres committed to the OECD principles of transparency and exchange of information in tax matters. An OECD Model Agreement on Exchange of Information on tax matters was jointly elaborated by OECD countries and cooperative tax havens. Its implementation is subject to OECD members and cooperative tax havens together setting those standards of transparency to be applied to access relevant information, detail the type of information to be made available, the persons concerned and how to record the accounts.

Although, subject to their EU commitments, EU Member States are free to define their position on direct tax matters within the OECD, the Commission considers it desirable that they have a more coordinated approach in setting standards to be applied in offshore financial centres, to ensure that such standards adequately facilitate information exchange with the EU.

The implementation of the cooperative tax havens' commitments, and of transparency rules, relies on bilateral exchange of information agreements with individual OECD member countries. The Commission recommends EU Member States to rapidly conclude such agreements to better promote transparency towards offshore financial centres.

The EU has strong relationships with some offshore centres that lack transparency, in which Parmalat had subsidiaries, and that were scrutinized by international initiatives promoting transparency. These EU relationships could be used to promote the principles of transparency and exchange of information, in line with the guiding principle the Commission adopted in 2001 that “ better consistency should be sought in defining EU policies towards cooperative and non cooperative tax havens .” The time has now come for concrete actions to ensure that our partners are transparent.

First, the EU partners should support transparency and exchange of information in the financial and tax fields in their relations with the EU. The Commission intends to discuss this in its policy dialogue with third countries and dependent territories, as well as possibly when negotiating or updating an association agreement, with a view to identifying possible ways forward. This could be applied to ongoing negotiations such as the economic partnership agreements with the African, Caribbean and Pacific or other countries. In addition to this, in order to achieve our objectives, the EU should be prepared to assist partner countries to put in place regional rules on these issues. It should however not be considered as a scoreboard aimed at setting up a basis for conditionality or selectivity, but as a tool for practical improvements in standards.

Second, positive actions could help cooperative partners to overcome difficulties of regulatory, technical or economic nature when introducing more transparency, in the form of reinforced technical assistance, where the EU as a whole has a considerable experience, or through some form of economic support for a limited period of time. Several instruments are available, e.g. the Cotonou agreement. The annual and mid-term reviews of Country Strategy Papers could also provide for appropriate actions. The Commission will monitor the efficiency and the progress made by offshore financial centres towards more transparency.

Financial market supervisors cooperate internationally Securities supervisors within the International Organization of Securities Commissions (IOSCO). Banking supervisors within the Basel Committee; Insurance supervisors cooperate within the International Association for Insurance Supervisors (IAIS). Pension regulators also have an international network. The Basel Committee, IOSCO and IAIS have established a Joint Forum to examine supervisory issues of common interest. The Joint Forum is currently analysing Credit Risk Transfer and it has recently published a report on enhanced disclosure.

Within IOSCO the following aspects are subject to scrutiny: corporate governance and the role of independent directors; auditor oversight and the effectiveness of audit standards; regulatory oversight; use of complex corporate structures (e.g. special purpose vehicles and complex shareholding structures); role of market intermediaries and market “gatekeepers,” such as investment banks and broker-dealers; role of private-sector information analysts (e.g. securities analysts and credit rating agencies); and offshore financial centres. In IAIS a discussion is how the US accreditation system can inspire an international accreditation system for supervisors supervising reinsurance companies.

As in the field of accounting, the Commission considers it important that global standards are used in auditing . The Commission has proposed in the 8th Company Law Directive that all statutory audits prescribed by Community law should be carried out in accordance with International Standards on Auditing (ISAs). Adoption by the Community of ISAs will be subject to strict conditions, such as the respect of proper due process. A final decision on whether and to what extent to endorse ISAs will depend largely on satisfactory governance arrangements relating to the operation of the International Auditing and Assurance Standards Board. This will help to secure the recognition of EU audited financial statements also in third country jurisdictions. It is also a logical consequence of the introduction of International Accounting Standards in the EU. The objective is that ISAs are applied worldwide.

4 th line of defence - International level

The UN Convention against Corruption will be signed by the Commission on behalf of the EC, upon receipt of the necessary authorisation by the Council. The majority of Member States and acceding countries signed the UN Convention in December 2003.

Council of Europe:

Council of Europe Conventions on corruption | Signature | Ratification | Entry into force |

Civil Law Convention | All MS except ES, NL, PT | All | FI, EL only | All except LV and CY | FI, EL | All except LV and CY |

The Council of Europe has established a monitoring mechanism (GRECO) in respect of the implementation of these Conventions. All Member States (except Italy and Austria) are members of GRECO.

A new Protocol to the Council of Europe Convention on Money Laundering is currently negotiated. Issues considered include preventive duties of control for money laundering purposes, terrorist financing and international cooperation in criminal matters that touch both on first and third pillar competencies.

Moreover, it is important to mention the anti-fraud agreement with Switzerland , which following a subsequent Council Decision will have to be adopted by the Community and the Member States.

Annex 2: Overview of initiatives to reinforce the four lines of defence

1ST LINE OF DEFENCE – INTERNAL CONTROL IN THE COMPANY |

Short term – Actions completed before end 2004 | Medium Term – December 2005 | Long term |

EU-action | Revision of accounting directives (transparency in/of groups structure and activities, including any use of special purpose vehicles; clarify responsibility of directors for the financial statements and key non-financial information; and listed companies to publish annual corporate governance statement) (Lead: MARKT)* Recommendation on the role of (independent) non-executive or supervisory directors (Lead: MARKT)* Recommendation on directors remuneration (Lead: MARKT)* Set up Corporate Governance Forum (Lead: MARKT)* Follow the work of the IASB and endorse international accounting standards as appropriate (Lead: MARKT)* Initiate study on beneficial ownership (Lead: MARKT) | Final adoption of accounting directives by Council and EP – December 2005 (Lead: MARKT)* Final adoption of implementing measures for the transparency directive – 2005 (Lead: MARKT)** Proposal on facilitating the exercise of shareholders rights cross border voting – 2005 (Lead: MARKT)* Follow the work of the IASB and endorse international accounting standards as appropriate (Lead: MARKT)* Report on beneficial ownership – including recommendations for actions – December 2005 (Lead: MARKT) | Proposals on key aspects of directors’ liability (disqualification of directors and wrongful trading) – 2006 (Lead: MARKT)* Follow the work of the IASB and endorse international accounting standards as appropriate (Lead: MARKT)* |

International level | EFRAG and IASB reformed – June 2005(Lead: MARKT) | Worldwide application IAS standards (Lead: MARKT)* |

* Initiatives that were announced in the Action Plan on Company Law and Corporate Governance. The initiative regarding disqualification of directors and wrongful trading has been moved forward to 2006

** Initiative that is part of the Financial Services Action Plan

2ND LINE OF DEFENCE – INDEPENDENT THIRD PARTIES |

Short term – Actions completed end 2004 | Medium Term – December 2005 | Long term |

EU-level | Directive on statutory Auditing (revised 8th company law directive) (Lead: MARKT)* Third Anti Money Laundering Directive (Lead: MARKT)** Regulation to implement FATF Special Recommendation on Terrorist Financing (Lead: MARKT)**** Report on Financial Analysts (Lead: MARKT)*** Official position on rating agencies (Lead: MARKT)*** | Final adoption of directive on statutory auditing by Council and EP– June 2005 (Lead: MARKT) Third Anti Money Laundering - Final adoption by Council and EP – first half of 2005 - (Lead: MARKT)** Poss. follow up on financial analysts – June 2005 (Lead: MARKT)*** Poss. follow up on rating agencies – June 2005 (Lead: MARKT)*** Implementing measures for Directive for Markets in Financial Instruments – Conflict of Interest - June 2005 (Lead: MARKT)** Adoption of the proposal on customs cooperation – December 2005 (Lead: TAXUD) | Implementing measures for Directive for Markets in Financial Instruments – December 2006 (Lead: MARKT)** |

International level | Regulatory cooperation on Audit standards (Lead: MARKT)* | Influence ISAs - providing conditions are met ISAs will be endorsed – June 2005 (Lead: MARKT)* | Worldwide application of ISAs (Lead: MARKT)* |

* Initiatives that were announced in the Action Plan on Company Law and Corporate Governance.

** Initiative that is part of the Financial Services Action Plan

*** Follows from the meeting in the ECOFIN-Council in Oviedo in April 2002. MEP Kataforis has also in a report by the European Parliament raised the issue of Credit Rating Agencies

**** Originally part of the planned new legal framework for payments but separated out.

3RD LINE OF DEFENCE – SUPERVISION AND OVERSIGHT |

Short term – Actions completed before end 2004 | Medium Term – December 2005 | Long term |

EU-level | Initiate study on consequences for retail investors and transparency in the bond market. (Lead: MARKT) Schedule Fiscalis seminars promoting best practices to deal with complex corporate structures(Lead: TAXUD) | Report on implications for retail investors – recommendations for action – December 2005 (Lead: MARKT) Examine with MS relevant information to be passed on to tax authorities (Lead: TAXUD) Working party to develop concrete proposals targeted at tax fraud and tax avoidance cases involving complex non-transparent structures (Lead: TAXUD) Consider developing common definitions of tax fraud and avoidance (Lead: TAXUD) Propose revision of the Mutual Assistance directive – December 2005 (Lead: TAXUD) Propose/consider improvements on access to bank information for tax purposes – December 2005 (Lead: TAXUD) | Explore extension and improvement of automatic exchange of information by use of new technology – 2006 (Lead: TAXUD) Examine with Member States the possibility of a company identification number for direct tax purposes (Lead: TAXUD) |

International level | IOSCO task force on Parmalat (Lead: MARKT) Joint Forum Report on Enhanced Disclosure (Lead: MARKT) Further good governance on supervisory issues relating to tax, financial services etc. Ensure that EU partners support transparency and exchange of information principles in the financial and tax fields. Positive actions towards our most cooperative partners. (Lead: TAXUD) Recommend Member States to conclude exchange of information agreements with offshore financial centres. (Lead: TAXUD) | Joint Forum Report on Credit Risk Transfer – December 2005 (Lead: MARKT) Coordination between MS and the Commission on line to pursue in the OECD group on accounts (Lead: TAXUD) |

* Initiatives that were announced in the Action Plan on Company Law and Corporate Governance.

** Initiative that is part of the Financial Services Action Plan

*** Follows from the meeting in the ECOFIN-Council in Oviedo in April 2002.

**** Originally part of the planned new legal framework for payments but separated out.

4TH LINE OF DEFENCE – LAW ENFORCEMENT |

Short term – Actions completed before end 2004 | Medium Term – December 2005 | Long term |

EU-level | Framework Decision on confiscation of crime-related proceeds, instrumentalities and property (lead JAI) Framework Decision on the execution in the EU of confiscation orders (lead JAI) Communication on EU Disqualifications – could address an information exchange mechanism to ensure that disqualified professional persons including company directors, cannot re-enter that profession in another MS. (lead JAI) Commission Proposal on mutual administrative assistance on the protection of the Community’s financial interests against fraud and any other illegal activities which has been adopted by the Commission on 20 July ((COM2004)509). (Lead: OLAF) | Improved cooperation among FIUs via FIU-NET – December 2005 (lead JAI) MoU – FIU and supervisors – December 2005 (Lead: JAI) Improved cooperation FIU’s and other law enforcement authorities – December 2005 (Lead: JAI) Program on investigative techniques – December 2005 (Lead: JAI) Instrument on obstruction of justice to include such things as wilful destruction of documents to destroy financial paper trail. December 2005 (Lead: JAI) Develop enhanced co-operation between private and public sector stakeholders with a common interest to combat/reduce organised crime (EU Action Plan on Public Private Partnerships). (lead JAI) Traceability of on-line financial flows – Launch of Research Project re money laundering and other financial crime vulnerabilities of the Internet as payment infrastructure. (lead JAI) Promote establishment of national bodies specialised in identification, seizing, freezing and confiscation of criminal assets. Promote co-operation among such bodies including establishment of network of “asset recovery bodies”. (lead JAI) Ratification of the 2nd protocol of the PFI Convention (Lead: OLAF) Follow up to anti-fraud agreement with Switzerland by Council Decision on signature and conclusion of this agreement. Subsequent implementation the Community and Member States. (Lead: OLAF) | Instrument on asset sharing and restitution of confiscated proceeds (lead JAI) Corporate liability – develop EU policy on administrative, civil and criminal corporate liability. (lead JAI) |

International level |

[1] Los Angeles Times: “Enron is Proving Costly to Economy”, 20 januari 2002.

[2] COM(1999)232 en COM (2003) 284 def.

[3] HSBC is werkzaam in 79 landen en beweert dat zij te maken heeft met meer dan 370 instanties, waarmee circa 320 miljoen EUR per jaar is gemoeid (Jaarverslag HSBC Holding PLC, blz. 7 en 30). Na de uitbreiding zijn er alleen al in de EU circa 50 instanties die belast zijn met het toezicht op steeds complexer wordende transacties en producten.

[4] In bijlage 1 worden enkele internationale initiatieven opgesomd.

[5] Korte termijn wil zeggen vóór 2004, middellange termijn vóór december 2005, en lange termijn initiatieven na 2006.

[6] Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004.

[7] Voorstel voor een richtlijn van het EP en de Raad betreffende de wettelijke accountantscontrole van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen en tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad – COM(2004) 177 def. van 16 maart 2004.

[8] Richtlijn 97/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2001 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld.

[9] Comité van Europese effectenregelgevers.

[10] Richtlijn 2003/125/EG van de Commissie.

[11] Het Europees comité voor het effectenbedrijf (ECEB), het Europees comité voor het bankwezen (ECBW), het Europees comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (ECVB), het Comité van Europese effectenregelgevers (CEER), het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen (CETVB), en het Comité van Europese bankentoezichthouders (CEBT).

[12] Multilateral Memorandum on the Exchange of Information on Securities Activities van januari 1999.

[13] CESR / 03-317c.

[14] In het bijzonder artikel 8 van de richtlijn wederzijdse bijstand waarin wordt gesteld dat "de bepalingen van deze richtlijn niet verplichten tot het instellen van een onderzoek of het verstrekken van inlichtingen wanneer de wetgeving of de administratieve praktijk van de lidstaat die de inlichtingen zou moeten verstrekken de bevoegde autoriteit niet toestaat voor eigen doeleinden een zodanig onderzoek in te stellen of zodanige inlichtingen in te winnen".

[15] Beschikking nr. 888/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 1998 houdende vaststelling van een actieprogramma ter verbetering van de stelsels van indirecte belastingen van de interne markt.

[16] Verordening nr. 1798/2003 voorziet reeds in gezamenlijk onderzoek op het gebied van indirecte belastingen.

[17] CCN/CSI netwerk.

[18] Voorkoming en bestrijding van de georganiseerde criminaliteit: Een strategie van de Europese Unie voor het begin van het nieuwe millenium, PB C 124 van 3.5.2000, blz. 1.

[19] Halfjaarlijkse bijwerking van het Scorebord van de vorderingen op het gebied van de totstandbrenging van een ruimte van "Vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid" in de Europese Unie (tweede halfjaar van 2003), COM(2003) 812 def. van 30.12.2003.

[20] Kaderbesluit van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de bestrijding van fraude en vervalsing in verband met andere betaalmiddelen dan contanten (2001/413/JBZ), PB L 149 van 2.6.2001, blz. 1.

[21] Kaderbesluit van de Raad van 26 juni 2001 inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven (2001/500/JBZ), PB L 182 van 5.7.2001.

[22] Verslag van de Commissie op grond van artikel 6 van het kaderbesluit van de Raad van 26 juni 2001, COM(2004) 230 def. van 5 april 2004.

[23] Besluit van de Raad van 17 oktober 2000 inzake een regeling voor samenwerking tussen de financiële inlichtingeneenheden van de lidstaten bij de uitwisseling van gegevens (2000/642/JBZ).

[24] Ontwerp-kaderbesluit inzake de confiscatie van opbrengsten, hulpmiddelen en voorwerpen van misdrijven, PB C 184 van 2.8.2002.

[25] Ontwerp-kaderbesluit inzake de tenuitvoerlegging van beslissingen tot confiscatie, PB C 184 van 2.8.2002, blz. 3-5.

[26] Vastgesteld bij Akte van de Raad van 16 oktober 2001, PB C 326 van 21.11.2001, blz. 1.

[27] COM(2003) 688 def.

[28] Cyber Tools On-line Search for Evidence.

[29] Zie ook COM(2004) 221.

[30] COM(2003) 317 def.

[31] Protocol bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, PB C 313 van 23.10.1996, blz. 1.

Top