Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004AE0655

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en accu's, alsook gebruikte batterijen en accu's” (COM(2003) 723 def. - 2003/0282 (COD))

    PB C 117 van 30.4.2004, p. 5–9 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    30.4.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 117/5


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en accu's, alsook gebruikte batterijen en accu's”

    (COM(2003) 723 def. - 2003/0282 (COD))

    (2004/C 117/02)

    De Raad heeft op 11 december 2003 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artt. 95 en 175 van het EG-Verdrag te raadplegen over het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en accu's, alsook gebruikte batterijen en accu's” (COM(2003) 723 def.– 2003/0282 COD.

    De gespecialiseerde afdeling „Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu”, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 5 april 2004 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Pezzini.

    Het Comité heeft tijdens zijn 408e zitting (vergadering van 28 april 2004) het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen werd goedgekeurd:

    1.   Inleiding

    1.1

    Batterijen en accu's zijn al enkele jaren onderwerp van discussie op grond van de omvang van het verschijnsel: niet minder dan circa 800 000 ton accu's voor auto's, 190 000 ton accu's voor industrieel gebruik en 160 000 ton draagbare batterijen komen jaarlijks op de Europese markt.

    1.2

    Bovendien groeit deze sector sterk, ook vanwege de ontwikkeling van nieuwe elektronische apparaten. De waarde van de wereldmarkt lijkt jaarlijks met circa 9 % toe te nemen. Wat de hoeveelheid in tonnen betreft, is er sprake van een jaarlijkse groei van circa 1 % bij de batterijen en 1,5 % bij de accu's voor industrieel gebruik.

    1.3

    Vermeldenswaard is voorts dat, met de verwachte en gewenste toename van de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen zoals wind en zon, de behoefte aan adequate technologie voor de opslag van zulke energie aanzienlijk zal stijgen. Dit zal ook een belangrijke oorzaak zijn voor de groei van een markt voor krachtige en veilige batterijen en accu's.

    1.4

    De huidige Europese wetgeving, met name voor batterijen, lijkt niet te hebben geleid tot doeltreffende regels voor de risico's die verbonden zijn aan het afval en heeft geen duidelijk kader geschapen voor de inzameling en recycling van batterijen. In 2002 is minder dan de helft van het totale aantal verkochte draagbare batterijen ingezameld en gerecycleerd; het grootste deel is in het milieu terechtgekomen. Daar staat tegenover dat de meeste auto- en industriële accu's en batterijen al ingezameld worden, vanwege de handelswaarde van gerecycleerd lood en de aanwezigheid van adequate systemen voor de inzameling van industriële accu's die nikkel/cadmium bevatten.

    1.5

    Het richtlijnvoorstel sluit aan bij de doelstellingen van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (1), de strategische richtsnoeren inzake afvalpreventie en -recycling — waarover het Comité zich al positief heeft uitgesproken (2)— en ten slotte Richtlijn 2000/53/EG over uit gebruik genomen voertuigen (3) en Richtlijn 2002/96/EG inzake afval van elektrische en elektronische apparaten (4). Ook naar aanleiding van beide laatstgenoemde richtlijnen heeft het Comité zich herhaaldelijk uitgesproken (5) over en de invoering bepleit van ambitieuze doelstellingen voor terugwinning, hergebruik en recycling (CES 1407/2000, par. 3.4.1).

    1.6

    Tot slot dient eraan te worden herinnerd dat de Commissie een voorstel voor een kaderrichtlijn heeft goedgekeurd betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten (6) — waarover het Comité een advies heeft uitgebracht (7); de Commissie wil hiermee milieu-aspecten integreren vanaf het ontwerp van energieverbruikende producten. Binnen dit kader en in aansluiting hierop zouden richtlijnen worden uitgewerkt voor de uitvoering per product, op basis van art. 95, lid 3, van het EG-Verdrag.

    1.7

    Alvorens dit voorstel in te dienen, heeft de Commissie een grondige impactanalyse gemaakt (uitvoerige impactevaluatie — UIE), waarin de meestbelovende beleidsopties op lange termijn zijn bekeken, onder andere aan de hand van een enquête waaraan 150 belanghebbenden hebben deelgenomen: nationale, regionale en lokale overheden; ondernemingen, verenigingen van producenten en distributeurs van batterijen en accu's; diverse NGO's, consumenten- en detailhandelorganisaties.

    2.   Samenvatting van de hoofdpunten van het richtlijnvoorstel

    2.1

    In het kort luiden de doelstellingen van het richtlijnvoorstel, dat betrekking heeft op alle soorten batterijen en accu's, als volgt:

    invoering van een verbod op storten of verbranden van batterijen en accu's,

    bevordering van een doeltreffend inzamelingssysteem (minimaal 160 gram per inwoner/jaar voor draagbare batterijen) zonder kosten voor de consument,

    omschrijving van rendementsdoelstellingen voor recycling, om te garanderen dat de interne markt goed werkt,

    vermindering van de kosten voor inzameling en recycling door middel van de voorgestelde hogere plafonds voor inzameling.

    2.2

    De belangrijkste maatregelen uit het Commissievoorstel kunnen als volgt worden samengevat:

    a)

    intrekking van de bestaande richtlijnen (8) zowel inzake batterijen als accu's en vervanging door één nieuw juridisch instrument;

    b)

    verplichte inzameling en recycling van alle gebruikte batterijen en accu's om te voorkomen dat ze worden verbrand of definitief verwijderd en om de verschillende metalen waaruit zij bestaan, terug te winnen;

    c)

    invoering in EU-verband van een kader dat, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, de nationale inzamelings-, recycling- en stimuleringsmaatregelen vastlegt. Volgens de nieuwe bepalingen zijn producenten, groot- en kleinhandelaren, importeurs en exporteurs verplicht batterijen en industriële accu's terug te nemen, terwijl consumenten draagbare batterijen en accu's gratis kunnen inleveren. Wat autobatterijen en -accu's aangaat, blijven de voorschriften van Richtlijn 2000/53/EG voor autowrakken van kracht;

    d)

    verbod op definitieve verwijdering van batterijen en industriële en autoaccu's in afvalstorten of via verbranding;

    e)

    vaststelling van een minimumdoelstelling voor de gehele EU van 160 gram/inwoner voor de inzameling van alle draagbare batterijen en accu's, als uitgangspunt voor doeltreffende nationale systemen; verder moet er een specifieke doelstelling komen voor de gerichte inzameling van nikkel/cadmiumbatterijen en -accu's, gezien het gevaarlijke karakter ervan, dat minstens 80 % van deze producten uitmaakt;

    f)

    verplichting voor de lidstaten om te garanderen dat producenten van batterijen of accu's, of derden die namens hen optreden, recyclingfaciliteiten creëren, met de mogelijkheid om gebruikte producten voor verdere behandeling te exporteren;

    g)

    verplichting voor de lidstaten om de toepassing te bevorderen van geavanceerde recyclingtechnologie en van de onderschrijving van het communautaire systeem voor milieubeheer en -audit (EMAS);

    h)

    periodieke aanpassing van de (voor lood- en nikkel-cadmiumbatterijen strengere) voorschriften voor recycling op basis van de technische vooruitgang;

    i)

    verplichting voor de lidstaten om ervoor te zorgen dat de producenten de kosten voor hun rekening nemen voor het beheer van gebruikte batterijen en accu's, waarbij er deugdelijke garanties moeten komen via inschrijving in een specifiek register. Verder bevordering van de mogelijkheid om financiële overeenkomsten tussen producenten en gebruikers te sluiten voor de industriële en auto-accu's;

    j)

    omschrijving van de aan de consument te verstrekken informatie en de verplichting voor de producent om op het product een speciaal teken aan te brengen. Op producten met kwik, lood of cadmium dient het desbetreffende chemische symbool te worden aangebracht;

    k)

    voorzien in een bepaling inzake heronderzoek op basis van de inspectieresultaten, met verplichte bekendmaking in het Publicatieblad;

    l)

    mogelijkheid tot erkenning van bepaalde aspecten van de richtlijn via milieuconvenanten met economische operatoren;

    m)

    verplichting voor de lidstaten om doeltreffende, passende en ontmoedigende sancties vast te stellen.

    3.   Algemene opmerkingen

    3.1

    Het Comité onderschrijft de doelstellingen om te streven naar samenhang voor de communautaire regelgeving inzake batterijen en accu's, alsook naar stroomlijning, vereenvoudiging en opname in één regelgevend kader van deze complexe materie. Op die manier, met geharmoniseerde normen zou het milieu beter kunnen worden beschermd in een concurrerende interne Europese markt, die de natuurlijke hulpbronnen en materialen ontziet.

    3.2

    Anderzijds vindt het Comité dat, voor zover mogelijk, het toepassingsgebied van de huidige Richtlijn 2002/96/EG (AEEA) moet worden uitgebreid, zodat hier alle typen batterijen en accu's onder vallen, om dubbel werk en een overdaad aan regels en procedures te voorkomen. Deze richtlijn dienen de lidstaten immers in 2004 toe te passen en voor sommige aspecten vanaf 2006, met faciliteiten voor inzameling, recycling en monitoring, voorzieningen voor nationale AEEA-registers en voorschriften betreffende verantwoordelijkheid en financiering.

    3.3

    Wat het onderhavige richtlijnvoorstel betreft, meent het Comité dat er een rechtsgrondslag nodig is die tegelijkertijd het volgende waarborgt:

    volledig controleerbare, van sancties voorziene geharmoniseerde voorschriften voor alle al dan niet in de EU gevestigde producenten die batterijen en accu's op de Europese markt brengen;

    hoog niveau van bescherming van milieu en volksgezondheid;

    gelijke concurrentievoorwaarden tussen operatoren, ook tussen verschillende landen, met betrekking tot rechten, opties en prikkels, verplichtingen inzake productie en markering, registratie en inspectie, inzameling en recycling;

    bevordering van innovatie, technische en technologische vooruitgang, ook gezien het toenemend gebruik van veilige batterijen en accu's voor de opslag van hernieuwbare energie;

    doeltreffendheid en beheersbaarheid van kosten en procedures, die een duurzame ontwikkeling van de Europese economie waarborgen, uitmondend in de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld tegen 2010;

    zekerheid en meetbaarheid van de vooraf vastgelegde maximumnormen voor recycling;

    homogene nationale registratiemaatregelen en garanties voor het in de handel brengen en wederzijdse erkenning van deze maatregelen, om dubbele registratie te voorkomen.

    3.4

    Volgens het Comité zijn er vier opties:

    opsplitsing van het huidige voorstel in twee richtlijnvoorstellen, elk met een eigen rechtsgrondslag: art. 95 van het EG-Verdrag voor de richtlijn inzake technische specificaties; art. 175 van het EG-Verdrag voor kwesties die subsidiair aan de lidstaten zijn overgedragen;

    artikel 95, in het bijzonder lid 3, om een coherente, geharmoniseerde benadering en tegelijkertijd bindend regelgevingskader in de gehele EU te garanderen, dat haalbaar is uit het oogpunt van productie, verkoop en marketing op alle markten van de Unie en strookt met de ontwikkelingen op de wereldmarkt voor batterijen en accu's;

    artikel 175, dat op de verschillende nationale omstandigheden afgestemde regelgeving toestaat ter verbetering van de milieubescherming, maar geen geharmoniseerde en bindende normen kan garanderen voor de gehele Europese interne markt;

    de huidige dubbele rechtsgrondslag — artikelen 95 en 175 — van het onderhavig richtlijnvoorstel: voor de hoofdstukken II, III, VIII en bijlage II zou art. 95 gelden, voor de hoofdstukken IV, V, VI en VII zou art. 175 van toepassing zijn.

    3.5

    Het Comité onderstreept in dit verband dat er heel wat richtlijnen zijn met een aanzienlijke component „milieubescherming”, die gebaseerd zijn op artikel 95 van het EG-Verdrag, zoals de richtlijn inzake afvalbeheer, de verpakkingsrichtlijn en de richtlijn betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (RoHs) (9), alsook Richtlijn 91/157/EEG inzake batterijen en accu's die gevaarlijke stoffen bevatten (10), die met het huidige Commissievoorstel worden ingetrokken en vervangen. Verder wil het Comité erop wijzen dat overeenkomstig art. 95, leden 5 en 6, lidstaten die zulks willen, op het gebied van milieubescherming verdergaande maatregelen kunnen treffen indien zij met redenen omklede argumenten verschaffen.

    3.6

    Gelet op de in par. 3.3 vermelde eisen in verband met de rechtsgrondslag en op de in par. 3.5 omschreven overwegingen, alsmede op de noodzaak om een uniform, coherent en vereenvoudigd kader voor toekomstige regelgeving te waarborgen, meent het Comité dat één richtlijn desondanks de aangewezen weg is.

    3.7

    Wat de rechtsgrondslag betreft, is het Comité van mening — ook al onderschrijft het de mogelijkheden en de verenigbaarheid van het voorstel met de artikelen 95 (voortschrijdende harmonisatie van de interne markt) en 175 (voortschrijdende milieubescherming) — dat zoveel mogelijk geprobeerd moet worden van één rechtsgrondslag uit te gaan en het voorstel te baseren op artikel 95, ter waarborging van een gelijksoortige behandeling en kosten voor de op de interne Europese markt in het vrije verkeer gebrachte producten, die rekening houden met een hoog niveau van milieubescherming, zonder verstoorde mededingingsvoorwaarden en ongelijke behandeling, zonder extra of dubbele kosten en bureaucratische rompslomp.

    3.8

    Mocht men van oordeel zijn dat het voorstel behalve op art. 95, ook op art. 175 gebaseerd moet zijn, dan beveelt het Comité aan om laatstgenoemd artikel ook toe te passen op de bepalingen inzake nationale inzamelingssystemen (hoofdstuk IV), behandeling en recycling (hoofdstuk V), alsook op consumentenvoorlichting (hoofdstuk VII). Wat echter de resterende bepalingen aangaat, en met name die betreffende de registratiesystemen: die zouden geharmoniseerd moeten worden overeenkomstig art. 95, ten behoeve van een uniforme markt.

    3.9

    Het toepassingsgebied van het richtlijnvoorstel heeft betrekking op alle typen accu's en batterijen, ongeacht afmeting en categorie, met uitzondering van de voor de nationale veiligheid, ruimtevaart- en militair onderzoek gebruikte producten. Het Comité beseft waarom de genoemde uitzonderingen worden gemaakt, maar is van mening, gelet op het belang van het gebruik van batterijen en accu's op militair en veiligheidsterrein, dat de lidstaten de verantwoordelijkheid zouden moeten krijgen, aan de hand van eigen methoden en werkwijzen, om voor een adequate aanpak te zorgen van gebruik, inzameling en recycling, waarbij een hoog beschermingsniveau van de volksgezondheid en milieu steeds vooropstaat.

    3.10

    Het Comité acht het zaak dat in alle richtlijnen dezelfde definities worden gehanteerd teneinde tot uniformiteit te komen in de EU-wetgeving. Daarom moet de definitie van producent in het richtlijnvoorstel overeenstemmen met die in de AEEA-Richtlijn: een producent is iemand die een goed vervaardigt of verkoopt onder eigen handelsmerk, of iemand die een goed importeert of exporteert. Het wijst voorts op het belang van het beginsel van individuele verantwoordelijkheid van elke „producent” voor het op de markt brengen, alsmede op de door de „producenten” aan de nationale registers te verstrekken garanties voor de inzameling, behandeling en recycling van de industriële en in auto's gebruikte accu's en batterijen, en voor de verwerking van draagbare batterijen. Verder dient elke schakel in de inzamelingsketen: gemeente, detailhandelaar, consument, producent-importeur en overheid, zich bewust te zijn van zijn eigen verantwoordelijkheid.

    3.11

    Het Comité hecht er belang aan dat de inzamelingssystemen zoveel mogelijk gelijk zijn aan of lijken op de uit hoofde van andere richtlijnen ingevoerde systemen, waarbij de in de AEEA-richtlijn vermelde als leidraad kunnen dienen. Volgens het Comité zijn de voor alle gebruike draagbare batterijen en accu's voorgestelde inzamelingsniveaus (gram/jaar per persoon) aanvaardbaar, na een termijn van vijfeneenhalf jaar na goedkeuring van de richtlijn. De inzameling en recycling van in auto's gebruikte en industriële batterijen en accu's vindt nu reeds in de vorm van doeltreffende regelingen plaats (inleveringscontracten en Richtlijn 2000/53/EG voor autowrakken). Wat het vermelde percentage voor nikkel-cadmiumbatterijen betreft, is de doelstelling van 80 % in 5 jaar, wellicht iets te optimistisch en niet makkelijk te controleren, vooral voor draagbare batterijen.

    3.12

    Het Comité denkt verder dat het nuttig is om de uitvoeringstermijnen eventueel met 3 jaar te verlengen voor berg- of plattelandsgebieden, dunbevolkte gebieden en eilanden. Evenzo acht het bijzondere maatregelen voor de nieuwe lidstaten zinvol.

    3.13

    Wat de voorgestelde recyclingvoorschriften betreft, ondersteunt het Comite het uitgangspunt dat alle batterijen moeten worden gerecycleerd, behalve als ze in te slechte staat verkeren en als gevaarlijk afval moeten worden beschouwd. Alle de ingezamelde recycleerbare batterijen moeten worden gerecycleerd met de beste technieken die beschikbaar zijn die geen buitensporige kosten met zich meebrengen (BATNEEC (11)). Het streven om een recycling-efficiëntie te bereiken van 55 % (65 % voor lood en 75 % voor cadmium) als gemiddeld gewicht van de gebruikte materialen, lijkt haalbaar, ook om een evenwichtige concurrentie te garanderen tussen verschillende typen recycling, die aangepast worden aan de laatste stand der techniek.

    3.14

    Volgens het Comité moeten alle marktpartijen, als het om financieringsregelingen gaat, de gemaakte kosten kunnen doorberekenen aan de klant en eindverbruiker, net zoals de publieke partijen hun kosten via afvalbelastingen bij de burger in rekening brengen. De „producenten” van draagbare batterijen zijn verantwoordelijk voor de financiering van het vervoer vanaf de centrale inzamelingspunten naar de recyclingcentra en voor de financiering van de recycling, terwijl voor de financiering van de inzameling, de verwerking en de recycling van industriële en in auto's gebruikte accu's de producenten en de gebruikers overeenkomsten moeten kunnen sluiten voor de verdeling van de kosten. In geval van uitvoer naar andere lidstaten of derde landen, zoals vermeld in artikel 16, moet er naar het oordeel van het Comité aandacht worden besteed aan de eventuele externe gevolgen van het transport.

    3.15

    Voor de voorgestelde verwezenlijking van de interne markt, milieubescherming en volksgezondheid is volgens het Comité een evenwichtig beleid fundamenteel voor de voorlichting, opleiding en inbreng van de consument en de burger, vanaf het moment dat hij naar school gaat en ook al daarvoor.

    3.15.1

    Als verhoging van de verkoopprijs geen enkel effect heeft op het verbruik, zoals de ervaring in diverse landen in Noord-Europa leert, en als alle kosten voor inzameling en recycling voor gebruikte draagbare batterijen ten laste zouden komen van de consument, „dan zouden de bijkomende jaarlijkse kosten per huishouden tussen de één en twee euro liggen.”

    3.15.2

    Waar het om gaat, is in de eerste plaats een betere informatie en meer bewustmaking van de consument. Hiertoe stelt het Comité niet alleen voorlichtingscampagnes voor op lokaal en nationaal niveau, maar ook specifieke, tevens ludieke acties op scholen, vanaf de eerste klassen, om meer belangstelling te wekken voor de inzameling van gebruikte draagbare batterijen, alsook om meer kennis te verspreiden over de in de productinformatie gebruikte symbolen. De economische operatoren in de productie- en distributieketen dienen duidelijke en eenvoudige inlichtingen te verstrekken over het bewaren van het product en over het tijdstip van inlevering bij een recyclingcentrum.

    3.15.3

    Om de consument actief te maken, kan ook worden gedacht aan regelingen met beloningen, zoals wedstrijden met prijzen voor het verzamelen van „punten”, die gewonnen kunnen worden door inlevering van gebruikte batterijen, of andere economische prikkels.

    3.16

    Volgens het Comité dienen bij het driejaarlijks verslag inzake de uitvoering van de richtlijn en de impact ervan op de goede werking van de interne markt, de milieubescherming en de volksgezondheid, niet alleen de samenvattingen van de nationale verslagen te worden gevoegd, maar ook informatie van de producenten- en consumentenorganisaties in Europees verband, alsook een hoofdstuk over de technische en technologische vooruitgang op dit gebied. Deze verslagen zouden moeten worden voorgelegd aan het Comité.

    4.   Conclusies

    4.1

    Het Comité onderstreept het belang van een kader van samenhangende normen om aan de hand van geharmoniseerde standaards een optimale milieubescherming te waarborgen in een concurrerende interne Europese markt voor batterijen en accu's.

    4.2

    Volgens het Comité is het eveneens van belang de duurzaamheid en het innovatieve vermogen van een groeiende markt te behouden. Te veel regelgeving moet worden vermeden: zij bemoeilijkt de technische en technologische vooruitgang, zowel wat betreft de toename van de levensduur van het product (en dus minder verbruikte producten) als wat betreft de verbetering van de vereiste betrouwbaarheid, het vermogen en de veiligheid, onder meer in verband met de groeiende behoefte aan opslag van elektrische energie die steeds vaker afkomstig is uit hernieuwbare energiebronnen, zoals wind- en zonne-energie.

    4.3

    Het Comité herhaalt dat paal en perk moet worden gesteld aan de toename van voorschriften en procedures en de hiermee samenhangende groeiende bureaucratie en belemmeringen voor de ontwikkeling van innovatieve producten.

    4.4

    Volgens het Comité is het mogelijk van één rechtsgrondslag uit te gaan, die beide artikelen, artt. 95 en 175, omvat, die elk betrekking hebben op specifieke en verschillende delen van de richtlijn. Desondanks, met het oog op een hoog niveau van milieubescherming in een interne markt die voor iedereen gelijk is, geeft het Comité er de voorkeur aan zoveel mogelijk uit te gaan van artikel 95, waarbij de in par. 3 vermelde optie (hoog beschermingsniveau) en de in par. 5 en 6 besproken opties (invoering of behoud van strengere voorschriften inzake bescherming) op hun waarde worden geschat.

    4.5

    Ter vermijding van bureaucratische rompslomp hecht Comité er belang aan dat de inzamelings-, recycling- en registratiesystemen worden afgestemd op die in de AEEA-richtlijn.

    4.6

    Belangrijk is volgens het Comité tevens het beginsel van individuele verantwoordelijkheid van elke „producent” voor het op de markt brengen, alsmede de door de „producenten” aan de nationale registers te verstrekken garanties op basis van geharmoniseerde registratiesystemen. Verder dient elke schakel in de inzamelingsketen: gemeente, detailhandelaar, consument, producent-importeur en overheid, zich bewust te zijn van zijn eigen verantwoordelijkheid.

    4.7

    Het Comité onderschrijft het uitgangspunt dat alle batterijen worden gerecycleerd, behalve als ze in te slechte staat verkeren en als gevaarlijk afval moeten worden beschouwd. Alle ingezamelde recycleerbare batterijen moeten worden gerecycleerd met de beste technieken die beschikbaar zijn en die geen buitensporige kosten met zich meebrengen (BATNEEC (12)).

    4.8

    Volgens het Comité moeten alle marktpartijen, als het om financieringsregelingen gaat, de gemaakte kosten kunnen doorberekenen aan de klant en eindverbruiker.

    4.9

    Voor de voorgestelde verwezenlijking van de interne markt, milieubescherming en volksgezondheid is volgens het Comité een evenwichtig beleid fundamenteel op het gebied van voorlichting, opleiding en inbreng van de consument en de burger, vanaf het moment dat hij naar school gaat en ook al daarvoor.

    4.10

    Het Comité meent dat ten behoeve van de betrekkingen met het maatschappelijk middenveld het driejaarlijks verslag inzake de uitvoering van de richtlijn en de impact ervan op de goede werking van de interne markt, de milieubescherming en de volksgezondheid ook aan het Europees Economisch en Sociaal Comité dient te worden voorgelegd.

    Brussel, 28 april 2004

    De voorzitter

    van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    R. BRIESCH


    (1)  PB L 242 van 10.9.2002.

    (2)  CESE 1601/2003 van 10-11.12.2003.

    (3)  PB L 269 van 21.10.2000.

    (4)  PB L 37 van 13.2.2003.

    (5)  CES 289/1998 van 26.2.1998 en CES 1407/2000 en 937/2003 van 17.7.2003.

    (6)  COM 2003/453 van 1.8.2003.

    (7)  CESE 505/04.

    (8)  Richtlijn 91/157/EEG van deRaad in PB L 78 van 26.3.1991, gewijzigd bij Richtlijn 98/101/EG van de Commissie in PB L 1 van 5.1.1999, met verwijzing naar:

    Richtlijn 93/86/EEG van de Commissie in PB L 264 van 23.10.1993,

    Beschikking 2000/532/EG van de Commissie in PB L 226 van 6.9.2000,

    Mededeling van de Commissie COM(2003) 301;

    Mededeling van de Commissie COM(2003) 302.

    (9)  Richtlijn 2002/95/EG van 27.1.2003 in PB L 37 van 13.2.2003 – EESC-advies in PB C 116 van 19.12.2001.

    (10)  PB L 78 van 26.3.1991.

    (11)  BATNEEC = Best Available Technology Not Entailing Excessive Cost.

    (12)  BATNEEC = Best Available Technology Not Entailing Excessive Cost.


    Top