EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003PC0639

Voorstel voor een Verordening (EG) van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van acties op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking die een bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede van de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van niet onder de ontwikkelingssamenwerking vallende communautaire acties die binnen het kader van het communautaire samenwerkingsbeleid een bijdrage leveren tot de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede tot de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in derde landen {SEC(2003)1170}

/* COM/2003/0639 def. - COD 2003/0250 */

52003PC0639

Voorstel voor een Verordening (EG) van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van acties op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking die een bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede van de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van niet onder de ontwikkelingssamenwerking vallende communautaire acties die binnen het kader van het communautaire samenwerkingsbeleid een bijdrage leveren tot de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede tot de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in derde landen {SEC(2003)1170} /* COM/2003/0639 def. - COD 2003/0250 */


Voorstel voor een VERORDENING (EG) VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van acties op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking die een bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede van de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van niet onder de ontwikkelingssamenwerking vallende communautaire acties die binnen het kader van het communautaire samenwerkingsbeleid een bijdrage leveren tot de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede tot de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in derde landen {SEC(2003)1170}

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. Om de vereiste rechtsgrond te creëren voor externe acties ter bevordering van de mensenrechten en de democratische beginselen en voor het gebruik van middelen van begrotingshoofdstuk B7-7, heeft de Raad op 29 april 1999, op basis van artikel 179 (ex artikel 130 W) en artikel 308 (ex artikel 235) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, twee verordeningen [1] goedgekeurd tot vaststelling van de vereisten en voorwaarden voor de uitvoering van door de Gemeenschap gefinancierde acties ter ondersteuning van de ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in ontwikkelingslanden en andere derde landen. Begrotingsplaats B7-7, getiteld Europees Initiatief voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR), is in 1994 op initiatief van het Europees Parlement gecreëerd en een samensmelting van alle begrotingsplaatsen die specifiek te maken hebben met de mensenrechten. Beide verordeningen zijn geldig tot en met 31 december 2004.

[1] Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad van 29 april 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van acties op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking die een bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede van de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden (PB L 120 van 8.5.1999, blz. 1); Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad van 29 april 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van niet onder de ontwikkelingssamenwerking vallende communautaire acties die binnen het kader van het communautaire samenwerkingsbeleid een bijdrage leveren tot de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede tot de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in derde landen (PB L 120 van 8.5.1999, blz. 8).

2. Gebaseerd op artikel 179, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap [2], dat betrekking heeft op de maatregelen op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking met ontwikkelingslanden, en gebaseerd op artikel 181 A, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap [3], dat betrekking heeft op de maatregelen op het gebied van de economische, financiële en technische samenwerking met derde landen die geen ontwikkelingslanden zijn, heeft de voorgestelde verordening ten doel de rechtsgrond zeker te stellen en tot eind 2006 een financieel kader te bieden voor maatregelen ter bescherming en bevordering van de mensenrechten en de democratische beginselen van begrotingsplaats B7-7 (in de nieuwe begroting 19.04 "Mensenrechten en democratisering") in ontwikkelingslanden en derde landen die geen ontwikkelingslanden zijn. De voorgestelde verordening wijzigt derhalve Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad. Ten behoeve van de samenhang worden beide verordeningen gewijzigd door een enkele verordening, die valt onder de medebeslissingsprocedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

[2] Ex artikel 130 W van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, rechtsgrond van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad

[3] Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad was oorspronkelijk gebaseerd op artikel 235 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

3. De Commissie, gesteund door het bij Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad opgerichte Comité mensenrechten en democratie, is van mening dat de verordeningen adequate juridische instrumenten zijn gebleken voor de implementatie van de technische en financiële steun voor mensenrechten- en democratiseringsactiviteiten in ontwikkelingslanden en andere derde landen met het oog op de verwezenlijking van de algemene doelstellingen op dit gebied. Verder hebben de verordeningen de ontwikkeling gefaciliteerd van gerichte programmeringsprocedures en goede uitvoeringsprocedures. De Commissie en het Comité mensenrechten en democratie zijn derhalve van mening dat een verreikende wijziging van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad op dit moment niet nodig is. De rol van het Comité mensenrechten en democratie inzake programmeringsvraagstukken zal worden versterkt en de werkwijze van het Comité zal worden verbeterd.

4. Het voorstel om de geldigheidsduur van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad te verlengen, is onderwerp geweest van een uitgebreide effectbeoordeling [4] (SEC(2003)1170). De uitgebreide effectbeoordeling bevestigt de adequaatheid van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad en de gepastheid van de daaraan ten grondslag liggende beleidskeuze.

[4] Zie de mededeling van de Commissie over effectbeoordeling, COM(2002)276 definitief.

In eerdere evaluaties van elementen van het EIDHR-programma is over het algemeen erkend dat de Gemeenschap een positieve bijdrage levert aan de bescherming van de mensenrechten en de ontwikkeling van democratische processen in derde landen. Die bevindingen nemen mee dat het niet alleen inherent moeilijk is om de impact vast te stellen van maatregelen die de mensenrechten en de democratie bevorderen, maar ook dat de EIDHR-steun kan worden beschouwd als een kleine factor die van invloed is op de mensenrechtensituatie en het democratisch klimaat in de betrokken landen, rekening houdende met de bescheiden omvang van de beschikbare subsidies vergeleken met de omvang van de problemen in de betreffende landen, en de mate van betrokkenheid van andere donors. Voorts kunnen de effecten van mensenrechten- en democratiseringsprojecten vaak slechts op de middellange en lange termijn worden waargenomen.

De uitgebreide effectbeoordeling wijst met name op de belangrijke positieve impact van de EIDHR-steun op de ontwikkeling van de capaciteit van mensenrechten-NGO's en maatschappelijke organisaties. De impact van microprojecten is veel groter dan de financiële omvang van deze faciliteit doet vermoeden. Succesvolle acties op het gebied van verkiezingswaarneming en verkiezingsbijstand verhogen het vertrouwen in en de transparantie van het democratische verkiezingsproces in de betrokken landen. De uitgebreide effectbeoordeling concludeert dat de algemene impact van het beleid in het verleden zeer positief is geweest. De verbetering van de programmerings- en uitvoeringsprocedures kan de positieve impact in de toekomst stimuleren.

In juni 2003 is een enquête gehouden onder EIDHR-begunstigden en stakeholders in derde landen over hun ideeën ten aanzien van de relevantie, doeltreffendheid en impact van het EIDHR. Daarbij pleitte 45% van de reagerende organisaties voor voortzetting van het EIDHR zonder veranderingen, terwijl 55% voorstander was van voortzetting met verbeteringen in de programmerings- en uitvoeringsprocedures.

5. De uitgebreide effectbeoordeling licht mogelijke beleidsalternatieven toe voor het EIDHR, maar verwerpt die omdat ze niet uitvoerbaar zouden zijn. De bijzondere "toegevoegde waarde" van de gekozen beleidsoptie vergeleken met andere instrumenten van de Gemeenschap en donorsteun is doorslaggevend.

6. De wijziging omvat de verlenging van de geldigheidsduur van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad met twee jaar van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006. Overeenkomstig punt 33 van het Interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure [5], dienen wetgevingsbesluiten betreffende meerjarenprogramma's die volgens de medebeslissingsprocedure zijn vastgesteld, een bepaling te bevatten waarin de wetgever de financiële middelen van het programma voor de gehele looptijd ervan vaststelt. Met het oog op de samenhang wordt ook een financieel referentiepunt in de zin van punt 34 van het Interinstitutioneel akkoord voorgesteld voor Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad, die niet onder de medebeslissingsprocedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap valt.

[5] PB L 172 van 18.6.1999, blz. 1.

7. De voorgestelde wijzigingen omvatten aanpassingen van de maatregelen die nodig zijn voor de implementatie van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad, overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [6], de Richtsnoeren voor de hervorming van de buitenlandse hulp, en Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen [7]. Bijzondere wijzigingen van de bepalingen in de verordeningen over de procedures voor de implementatie van hulp waren noodzakelijk om de regels voor de aanwerving van verkiezingswaarnemers en core teamleden van verkiezingswaarnemingsoperaties van de EU op een lijn te brengen met het nieuwe Financieel Reglement.

[6] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

[7] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

Overeenkomstig de criteria die zijn vastgesteld in bovengenoemd besluit van de Raad, treedt het in Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad bedoelde Comité mensenrechten en democratie op in overeenstemming met de beheersprocedure die is vastgesteld in artikel 4 van het besluit van de Raad.

8. Overeenkomstig artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van de Raad wordt het Europees Parlement regelmatig door de Commissie op de hoogte gehouden van de werkzaamheden van het Comité mensenrechten en democratie met betrekking tot de implementatie van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad. Overeenkomstig artikel 8 van Besluit 1999/468/EG van de Raad, mag het Europees Parlement de Commissie in een resolutie te kennen geven dat het van mening is dat de voorgestelde maatregel de bij Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad verleende uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt. Met het oog op de samenhang zijn deze bepalingen ook van toepassing op de implementatie van Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad.

9. De Richtsnoeren voor de hervorming van de buitenlandse hulp van de Commissie bevatten de aanbeveling dat de bijdrage van de comités zich dient te concentreren op de programmeringsfase in plaats van op specifieke projecten. Tijdens de programmeringsfase moeten de cruciale vraagstukken van beleid en strategie worden aangepakt. Het Comité mensenrechten en democratie zal derhalve worden geraadpleegd in verband met de meerjaarlijkse programma's, de jaarlijkse programmeringsupdates en het jaarlijkse werkprogramma, dat is opgesteld overeenkomstig artikel 110, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen. Het advies van het Comité inzake het jaarlijkse werkprogramma heeft betrekking op alle projecten en programma's die worden gespecificeerd in het jaarlijkse werkprogramma.

10. Het vereenvoudigde kader voor raadpleging inzake meerjaarlijkse programma's, de jaarlijkse programmeringsupdates, en de goedkeuring van jaarlijkse werkprogramma's zullen naar verwachting resulteren in een sterke daling van het totale aantal financieringsbesluiten dat door het Comité wordt goedgekeurd en door de Commissie aangenomen, zodat er middelen vrijkomen voor prioritaire taken, en tevens gezorgd kan worden voor doeltreffende en tijdige verlening van buitenlandse hulp.

11. De Commissie stelt dan ook voor dat het Europees Parlement en de Raad hun goedkeuring hechten aan bijgaand voorstel voor de wijzigingsverordening.

2002/0250 (COD)

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van acties op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking die een bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede van de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van niet onder de ontwikkelingssamenwerking vallende communautaire acties die binnen het kader van het communautaire samenwerkingsbeleid een bijdrage leveren tot de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede tot de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in derde landen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 179, lid 1, en artikel 181 A, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie [8],

[8] PB C...

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [9],

[9] PB C...

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het communautaire optreden ter bevordering van de mensenrechten en de democratische beginselen, als bedoeld in de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 8 mei 2001 over de rol van de Europese Unie bij de bevordering van de mensenrechten en de democratisering in derde landen [10] strekt zich uit tot na 2004. Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad van 29 april 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van acties op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking die een bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede van de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden [11] en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad van 29 april 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van niet onder de ontwikkelingssamenwerking vallende communautaire acties die binnen het kader van het communautaire samenwerkingsbeleid een bijdrage leveren tot de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede tot de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in derde landen [12] zijn adequate juridische instrumenten gebleken voor de implementatie van de technische en financiële steun voor mensenrechten- en democratiseringsactiviteiten in ontwikkelingslanden en andere derde landen met het oog op de verwezenlijking van de algemene doelstellingen op dit gebied. De geldigheidsduur van deze verordeningen verstrijkt echter op 31 december 2004. De geldigheidsduur dient derhalve te worden verlengd.

[10] COM(2001)252 definitief.

[11] PB L 120 van 8.5.1999, blz. 1.

[12] PB L 120 van 8.5.1999, blz. 8.

(2) Rekening houdende met de verhouding tussen de financiële referentiebedragen opgenomen in Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad en de indicatieve mensenrechten- en democratiseringstoewijzingen tot 2006, dient een uitgebreid financieel kader in de zin van de punten 33 en 34 van het Interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure [13] te worden opgenomen in de verordeningen waarbij de duur van het programma wordt verlengd.

[13] PB L 172 van 18.6.1999, blz. 1.

(3) De bepalingen van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad inzake de procedures voor de implementatie van hulp dienen te worden aangepast aan de wettelijke vereisten van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen [14] voor wat de implementatie van EU-verkiezingswaarnemingsmissies betreft.

[14] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4) De bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en de bestrijding van fraude en andere onregelmatigheden vormen een integrerend onderdeel van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad. Overeenkomsten en contracten gesloten overeenkomstig het bepaalde in de verordeningen dienen de Commissie te machtigen de maatregelen uit te voeren waarin is voorzien in Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden [15].

[15] PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(5) De voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [16]. Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad dienen bijgevolg dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

[16] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad wordt als volgt gewijzigd:

1) Aan het einde van lid 1 van artikel 4 wordt de volgende zin toegevoegd:

"In goed gemotiveerde gevallen komen ook natuurlijke personen voor financiering op grond van deze verordening in aanmerking."

2) De eerste zin van artikel 5 wordt vervangen door:

"De hulp van de Europese Gemeenschap staat open voor de in artikel 4, lid 1, eerste zin, bedoelde partners die hun hoofdzetel in een voor steun van de Gemeenschap uit hoofde van deze verordening in aanmerking komend derde land of in een lidstaat van de Gemeenschap hebben."

3) Artikel 7, lid 3, wordt vervangen door:

"3. De communautaire financiering krachtens deze verordening vindt plaats in de vorm van subsidies of contracten. Binnen het kader van de maatregelen op grond van artikel 2 worden leden van EU-verkiezingswaarnemingsmissies die worden betaald uit de toewijzingen voor mensenrechten en democratisering, aangeworven volgens de door de Commissie vastgestelde procedures."

4) De eerste alinea van artikel 10 wordt vervangen door:

"Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van deze verordening tijdens de periode van 2005 tot en met 2006 beloopt 134 miljoen euro."

5) De artikelen 11 en 12 worden vervangen door:

"Artikel 11

1. De Commissie stelt het kader vast voor de programmering en identificatie van communautaire activiteiten.

Dit kader kan met name bestaan uit:

(a) meerjaarlijkse indicatieve programma's en jaarlijkse updates van die programma's,

(b) jaarlijkse werkprogramma's.

In bijzondere situaties kunnen specifieke, niet onder een jaarlijks werkprogramma vallende maatregelen worden vastgesteld.

2. De Commissie implementeert de onder deze verordening vallende communautaire maatregelen overeenkomstig de geldende begrotings- en andere procedures, met name die welke zijn vastgelegd in Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002."

"Artikel 12

1. De in artikel 11, lid 1, bedoelde instrumenten worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 13, lid 2, bedoelde procedure.

Indien wijzigingen van de in artikel 11, lid 1, onder b), bedoelde jaarlijkse werkprogramma's geen overschrijding met meer dan 20% van het daarvoor uitgetrokken bedrag meebrengen of het karakter van de daarin vervatte projecten of programma's niet substantieel wijzigen, worden die wijzigingen vastgesteld door de Commissie. De Commissie stelt het in artikel 13, lid 1, bedoelde comité op de hoogte.

2. Onverminderd artikel 14, worden financieringsbesluiten over projecten en programma's die niet onder de jaarlijkse werkprogramma's vallen en waarvan de kosten meer dan 1 miljoen euro bedragen, vastgesteld overeenkomstig de in artikel 13, lid 2, bedoelde procedure."

6) Artikel 13, lid 2, wordt vervangen door:

2. Wanneer wordt verwezen naar dit artikel, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op 30 werkdagen."

7) Artikel 17 wordt vervangen door:

"Artikel 17

In alle overeenkomsten of contracten die uit hoofde van deze verordening worden gesloten, wordt uitdrukkelijk vermeld dat de Commissie en de Rekenkamer alle contractanten en subcontractanten die middelen van de Gemeenschappen hebben ontvangen, op stukken en ter plaatse mogen controleren. Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 [17] is van toepassing."

[17] PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

8) In de tweede alinea van artikel 20 wordt "31 december 2004" vervangen door "31 december 2006"."

9) De tweede zin van Artikel 15 is verwijderd.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad wordt als volgt gewijzigd:

1) Aan het einde van lid 1 van artikel 5 wordt de volgende zin toegevoegd:

"In goed gemotiveerde gevallen komen ook natuurlijke personen voor financiering op grond van deze verordening in aanmerking."

2) De eerste zin van artikel 6 wordt vervangen door:

"De hulp van de Europese Gemeenschap staat open voor de in artikel 5, lid 1, eerste zin, bedoelde partners die hun hoofdzetel in een voor steun van de Gemeenschap uit hoofde van deze verordening in aanmerking komend derde land of in een lidstaat van de Gemeenschap hebben."

3) Artikel 8, lid 3, wordt vervangen door:

"3. De communautaire financiering krachtens deze verordening vindt plaats in de vorm van subsidies of contracten. Binnen het kader van de maatregelen op grond van artikel 2 worden leden van EU-verkiezingswaarnemingsmissies die worden betaald uit de toewijzingen voor mensenrechten en democratisering, aangeworven volgens de door de Commissie vastgestelde procedures."

4) De eerste alinea van artikel 11 wordt vervangen door:

"Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van deze verordening tijdens de periode van 2005 tot en met 2006 beloopt 78 miljoen euro."

5) De artikelen 12 en 13 worden vervangen door:

"Artikel 12

1. De Commissie stelt het kader vast voor de programmering en identificatie van communautaire activiteiten. Dit kader kan met name bestaan uit:

(a) meerjaarlijkse indicatieve programma's en jaarlijkse updates van die programma's,

(b) jaarlijkse werkprogramma's.

In bijzondere situaties kunnen specifieke, niet onder een jaarlijks werkprogramma vallende maatregelen worden vastgesteld.

2. De Commissie implementeert de onder deze verordening vallende communautaire maatregelen overeenkomstig de geldende begrotings- en andere procedures, met name die welke zijn vastgelegd in Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002."

"Artikel 13

1. De in artikel 12, lid 1, bedoelde instrumenten worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure.

Indien wijzigingen van de in artikel 12, lid 1, onder b), bedoelde jaarlijkse werkprogramma's geen overschrijding met meer dan 20% van het daarvoor uitgetrokken bedrag meebrengen of het karakter van de daarin vervatte projecten of programma's niet substantieel wijzigen, worden die wijzigingen vastgesteld door de Commissie. De Commissie stelt het in artikel 14, lid 1, bedoelde comité op de hoogte.

2. Onverminderd artikel 15, worden financieringsbesluiten over projecten en programma's die niet onder de jaarlijkse werkprogramma's vallen en waarvan de kosten meer dan 1 miljoen euro bedragen, vastgesteld overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure."

6) Artikel 14, lid 2, wordt vervangen door:

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7, leden 1, 2 en 4, van Besluit 1999/468/EG van de Raad [18] van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

[18] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op 30 werkdagen."

7) Artikel 18 wordt vervangen door:

"Artikel 18

In alle overeenkomsten of contracten die uit hoofde van deze verordening worden gesloten, wordt uitdrukkelijk vermeld dat de Commissie en de Rekenkamer alle contractanten en subcontractanten die middelen van de Gemeenschappen hebben ontvangen, op stukken en ter plaatse mogen controleren. Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 [19] is van toepassing."

[19] PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

8) In de tweede alinea van artikel 21 wordt "31 december 2004" vervangen door "31 december 2006"."

9) 9) De tweede zin van Artikel 16 is verwijderd.

Artikel 3

Deze Verordening treedt in werking op 1 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in iedere lidstaat.

Gedaan te Brussel, op

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. Benaming van de maatregel

Uitvoering van acties op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking die een bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede van de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden.

2. Begrotingsplaats(en)

- 19.04.03 (ex B7-7010) "Ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat - Eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden"

- 19.04.04 (ex B7-702) "Steun voor de activiteiten van internationale tribunalen voor strafzaken en het Internationaal Strafhof"

- 19.01.04.11 (ex B7-7010A) "Ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat - Eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - Uitgaven voor administratief beheer"

3. Rechtsgrond

Artikel 179, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor de wijziging van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad. Op het voorstel is de medebeslissingsprocedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing. Artikel 181 A, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor de wijziging van Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad. Op het voorstel is de raadplegingsprocedure van toepassing.

4. Beschrijving van de maatregel

4.1 Algemene doelstelling

Bijdragen aan de uitvoering van acties ter ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, waaronder goed bestuur, en de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in derde landen. Overeenkomstig de mededeling van de Commissie van 8 mei 2001 over de rol van de Europese Unie bij de bevordering van de mensenrechten en de democratisering in derde landen, richten de maatregelen in het kader van het Europees Initiatief voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR) zich op vier thematische prioriteiten, namelijk (i) steun ter versterking van democratisering, goed bestuur en de rechtsstaat, (ii) activiteiten voor de afschaffing van de doodstraf, (iii) steun voor de strijd tegen folteringen en straffeloosheid en voor internationale gerechtshoven en straftribunalen, en (iv) bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat en van discriminatie van minderheden en inheemse bevolkingsgroepen. De EIDHR-steun concentreert zich op een beperkt aantal geselecteerde "aandachtslanden", terwijl verder wereldwijde en regionale projecten worden gesteund, alsmede activiteiten op het gebied van verkiezingswaarneming en -bijstand in geselecteerde derde landen.

4.2 Bestreken periode en regeling voor verlenging

De wijzigingen betreffen de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006. Er zullen nieuwe voorstellen worden ingediend voor de voortzetting van de activiteiten op het gebied van de mensenrechten en de democratisering na 2006.

5. Indeling van uitgaven en ontvangsten

5.1 Verplichte/niet-verplichte uitgaven

Niet-verplichte uitgaven.

5.2 Gesplitste/niet-gesplitste kredieten

Niet-gesplitste kredieten

5.3 Aard van de ontvangsten

Nee

6. Aard uitgaven en ontvangsten

- 100% subsidie: ja

- Subsidies voor cofinanciering met andere openbare en/of particuliere bronnen:

- Rentesubsidie: nee

7. Financiële gevolgen

7.1 Wijze van berekening van de totale kosten van de maatregel (verhouding individuele/totale kosten)

De totale kosten van de maatregel voor de periode dat de geldigheidsduur van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad wordt verlengd, is de som van de betrokken begrotingsplaatsen (cf. punt 2 hierboven) voor 2005 en 2006. Op basis van de bedragen die elk jaar beschikbaar zijn, verrichten de betrokken diensten van de Commissie de jaarlijkse vastleggingen voor maatregelen in ontwikkelingslanden en andere derde landen, rekening houdende met de meerjaarlijkse programmering van de activiteiten en de jaarlijkse programmeringsupdates.

7.2 Kostenverdeling

Vastleggingskredieten in miljoen euro (lopende prijzen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.3 Operationele uitgaven voor onderzoek, deskundigen, enz., opgenomen in deel B van de begroting

Vastleggingskredieten in miljoen euro (lopende prijzen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.4 Tijdschema vastleggings- en betalingskredieten

Niet van toepassing

8. Fraudebestrijdingsmaatregelen

De bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en de bestrijding van fraude en andere onregelmatigheden vormen een integrerend onderdeel van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad.

Op elke EIDHR-maatregel wordt in alle fases van de projectcyclus toezicht uitgeoefend door de delegaties in de begunstigde landen, in het geval van gedeconcentreerde EIDHR-acties, of door de Dienst voor samenwerking EuropeAid, in het geval van alle andere EIDHR-maatregelen. Bij de uitoefening van het toezicht wordt rekening gehouden met contractuele verplichtingen en de beginselen van kosteneffectiviteit en gezond financieel beheer.

Voorts wordt in het gewijzigde artikel 17 van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad en het gewijzigde artikel 18 van Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad bepaald dat in elk contract dat of elke overeenkomst die uit hoofde van deze verordening wordt gesloten, uitdrukkelijk dient te worden voorzien in controle van de uitgaven die in het kader van het contract of de overeenkomst zijn goedgekeurd, de juiste uitvoering van de activiteiten, en financiële controle door de Commissie, waaronder het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), en de Rekenkamer, indien nodig ter plaatse. Bij de overeenkomst die of het contract dat overeenkomstig de verordeningen is gesloten, wordt de Commissie (OLAF) gemachtigd ter plaatse controles en inspecties te verrichten overeenkomstig Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 [20].

[20] PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

Bijzondere aandacht wordt besteed aan de aard van de uitgaven (ontvankelijkheid van de uitgaven), de nakoming van de begrotingen (werkelijk gedane uitgaven) en de controle van de bijbehorende bewijsstukken en documenten (motivering van de uitgaven).

9. Elementen van de kosten-batenanalyse

9.1 Specifieke en gekwantificeerde doelstellingen; doelgroep

De specifieke doelstellingen worden beschreven in Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad:

- de bevordering en de verdediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, zoals die zijn afgekondigd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens, alsook andere internationale instrumenten voor ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, in het bijzonder:

(a) bevordering en bescherming van de burgerlijke en politieke rechten,

(b) bevordering en bescherming van de economische, sociale en culturele rechten,

(c) bevordering en bescherming van de mensenrechten van slachtoffers van discriminatie en armen of achtergestelden, waardoor mede de armoede en de sociale uitsluiting zullen worden teruggedrongen,

(d) steun aan minderheden, etnische groepen en inheemse volkeren,

(e) steun aan plaatselijke, nationale, regionale of internationale instanties, met inbegrip van NGO's, die activiteiten ontplooien die verband houden met de bescherming, de bevordering of verdediging van de mensenrechten,

(f) steun voor rehabilitatiecentra voor slachtoffers van martelingen en voor organisaties die concrete hulp verlenen aan slachtoffers van schendingen van de mensenrechten, dan wel hulp verlenen om de omstandigheden te verbeteren op plaatsen waar mensen van hun vrijheid zijn beroofd, zulks ter voorkoming van marteling of mishandeling,

(g) steun voor onderwijs, opleiding en bewustmaking op het gebied van de mensenrechten,

(h) steun aan acties op het gebied van het toezicht op de eerbiediging van de mensenrechten, met inbegrip van de opleiding van waarnemers,

(i) bevordering van gelijke kansen en niet-discriminerende praktijken, met inbegrip van maatregelen ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat,

(j) bevordering en bescherming van de fundamentele vrijheden die in het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten zijn vermeld, met name de vrijheid van mening, meningsuiting en geweten, alsook het recht om zich in de eigen taal uit te drukken;

- ondersteuning van democratiseringsprocessen, in het bijzonder:

(a) bevordering en versterking van de rechtsstaat, met name via acties ter ondersteuning van de onafhankelijkheid en de versterking van de rechterlijke macht en van de ontwikkeling van een gevangeniswezen dat de menselijke waardigheid eerbiedigt; ondersteuning van constitutionele en wetgevende hervormingen; ondersteuning van initiatieven ten behoeve van de afschaffing van de doodstraf,

(b) bevordering van de scheiding van de machten, met name van de rechterlijke en wetgevende macht ten opzichte van de uitvoerende macht, en ondersteuning van institutionele hervormingen,

(c) bevordering van het pluralisme, zowel op politiek niveau als op het niveau van de civiele maatschappij. Hiertoe moeten de instellingen die het pluralitische karakter van de maatschappij moeten waarborgen, inclusief niet-gouvernementele organisaties (NGO's), worden versterkt en moeten de onafhankelijkheid en de verantwoordelijkheid van de media, alsmede de ondersteuning van de persvrijheid en de eerbiediging van het recht op vrijheid van vereniging en vergadering, worden bevorderd,

(d) bevordering van behoorlijk bestuur, met name door steun voor de doorzichtigheid van het overheidsapparaat en steun aan preventie en bestrijding van corruptie,

(e) bevordering van de deelneming van de bevolking aan het besluitvormingsproces, zowel op nationaal als op regionaal en op plaatselijk niveau, met name door bevordering van gelijke deelname van mannen en vrouwen aan de civiele maatschappij, het economische leven en de politiek,

(f) ondersteuning van verkiezingsprocessen, met name door steun aan onafhankelijke kiescommissies, toekenning van materiële, technische en juridische bijstand met het oog op de voorbereiding van de verkiezingen, met inbegrip van de opstelling van de kiezerslijsten, maatregelen ter bevordering van de deelneming van specifieke groepen, met name vrouwen, aan de verkiezingen, en de opleiding van waarnemers,

(g) ondersteuning van nationale inspanningen om de civiele en militaire verantwoordelijkheden af te bakenen, alsmede bewustmaking en opleiding op het gebied van de eerbiediging van de mensenrechten ten behoeve van het burgerpersoneel en het personeel van de strijdkrachten;

- ondersteuning van acties ter bevordering van de eerbiediging van de mensenrechten en de democratisering om in nauwe samenwerking met de terzake bevoegde organen conflicten te voorkomen en de gevolgen daarvan te verhelpen, in het bijzonder:

(a) ondersteuning van capaciteitsopbouw, inclusief de instelling op plaatselijk niveau van systemen voor vroegtijdige waarschuwing,

(b) ondersteuning van maatregelen die gericht zijn op een evenwichtige verdeling van de kansen en op overbrugging van bestaande scheidslijnen tussen verschillende groepen met een eigen identiteit,

(c) ondersteuning van maatregelen ter bevordering van een vreedzame verzoening tussen groepsbelangen, inclusief ondersteuning van vertrouwenscheppende maatregelen op het gebied van mensenrechten en democratisering om conflicten te voorkomen en de vrede onder de bevolking te herstellen,

(d) bevordering van het internationale humanitaire recht en van de eerbiediging ervan door alle partijen bij een conflict,

(e) steun aan internationale, regionale of plaatselijke organisaties, inclusief de NGO's, die een rol spelen bij het voorkomen en beslechten van conflicten, alsmede bij het verhelpen van de gevolgen daarvan, met inbegrip van steun voor de instelling van internationale ad hoc-straftribunalen en de oprichting van een permanente internationale strafrechtbank, alsook bij de ondersteuning van en de bijstand aan slachtoffers van schendingen van de mensenrechten.

9.2 Motivering van de maatregel

Het Verdrag betreffende de Europese Unie heeft het communautaire optreden op het gebied van de mensenrechten en de democratische beginselen versterkt. Er is gespecificeerd dat het Gemeenschapsbeleid in de context van de ontwikkelingssamenwerking "een bijdrage dient te leveren tot de algemene doelstellingen van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede tot de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden". Het op de mens gerichte beleid van de Gemeenschap inzake ontwikkelingshulp is nauw verbonden met het genot van de fundamentele rechten en vrijheden, de erkenning en toepassing van de democratische beginselen, de consolidatie van de rechtsstaat en behoorlijk bestuur. Deze aanpak is gebaseerd op een open en constructieve dialoog met de regeringen van de betrokken landen en de implementatie van positieve maatregelen om de bewustwording te vergroten en de mensenrechten en de democratie te bevorderen. Doel is het versterken van het verband tussen ontwikkelingshulp, mensenrechten en democratische beginselen, rechtsstaat en goed bestuur.

Hoofdstuk 19.04 is een van de weinige voorbeelden van directe samenwerking tussen de Commissie en maatschappelijke organisaties binnen en buiten de Gemeenschap. De uitgebreide effectbeoordeling, die was opgesteld voor de voorstellen tot verlenging van de geldigheidsduur van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad, bevestigde de algemene positieve impact van de EIDHR-steun op de ontwikkeling van de capaciteit van mensenrechten-NGO's en maatschappelijke organisaties, de impact van microprojecten, die veel groter is dan de financiële omvang van deze faciliteit doet vermoeden, en de impact van succesvolle verkiezingswaarnemings- en bijstandsactiviteiten die het vertrouwen in en de transparantie van het democratische verkiezingsproces in de beoogde landen vergroten.

9.3 Follow-up en evaluatie van de maatregel

Elk voorstel voor een project wordt geëvalueerd op basis van de technische, logistieke, administratieve en financiële capaciteit van de organisatie die het voorstel heeft ingediend. Op basis van de output- en impactindicatoren worden geëvalueerd: (i) overeenstemming met de algemene doelstellingen van de Europese Unie, het betrokken begrotingshoofdstuk en de betrokken begrotingsplaats, (ii) verwezenlijking van de doelstellingen van het project, (iii) de kosteneffectiviteit, (iv) de kwaliteit van de organisatie, (v) de aansluiting op de lokale context, (vi) de gevolgen en het multiplier-effect van het project, en (vii) de zichtbaarheid van de bijdrage van de EU. Deze evaluaties worden verricht door de Dienst voor samenwerking EuropeAid en de delegaties in de aandachtslanden. In de door de Dienst voor samenwerking EuropAid opgestelde jaarverslagen wordt de balans opgemaakt van de financiële middelen die worden vrijgemaakt in het kader van begrotingsplaats 19.04.

10. Huishoudelijke uitgaven (Afdeling 3, Deel A, van de begroting) [21]

[21] De verstrekte cijfers zijn van toepassing op de maatregelen in het kader van de begrotingsplaatsen 19.04.03 en 19.04.04 op grond van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad.

De vereiste administratieve middelen worden verkregen op basis van het jaarlijkse besluit van de Commissie inzake de toewijzing van middelen, waarbij rekening wordt gehouden met de personeelssterkte en extra bedragen die door de begrotingsautoriteit worden toegewezen.

10.1 Gevolgen voor het aantal posten

De behoeften aan personele en huishoudelijke middelen zullen worden gedekt uit de toewijzing voor het DG dat met het beheer is belast, in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

10.2 Algemene financiële gevolgen in verband met de personele middelen [22]

[22] Inclusief extra middelen (deconcentratie delegaties); bedragen op jaarbasis

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bedragen stemmen overeen met de uitgaven gedurende twaalf maanden.

10.3 Andere huishoudelijke uitgaven i.v.m. deze maatregel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bedragen stemmen overeen met de uitgaven gedurende twaalf maanden.

Top