EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003DC0582

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Jaarverslag SAPARD - 2002

/* COM/2003/0582 def. */

52003DC0582

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Jaarverslag SAPARD - 2002 /* COM/2003/0582 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S - JAARVERSLAG SAPARD - 2002

INHOUDSOPGAVE

1. Samenvatting

2. Sapard - Stand van zaken

2.1 Erkenning van de Sapard-organen en besluiten houdende overdracht van het beheer van de steun

3. Sapard - in werking

3.1 Veranderingen in wettelijke kaders

3.2. Tenuitvoerlegging in 2002 - Financiële en begrotingsvraagstukken

3.3 Uitgevoerde werkzaamheden die verband houden met de Rekenkamer

4. Tussentijdse evaluatie

5. Sapard - 'het leerproces' - Belangrijke elementen met betrekking tot 2002

5.1 Toezicht op vastleggingen

5.2 Overstromingen

5.3 Seminars die uit hoofde van artikel 7, lid 4 ("Steun door de Commissie") zijn gefinancierd

6. Betrokkenheid van niet-gouvernementele organisaties bij Sapard

7. Informatie over het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) - Activiteiten betreffende Sapard

8. Overheidsopdrachten

9. Bijdragen van kandidaat-lidstaten

BIJLAGEN

Bijlage A - Chronologisch verzicht van gebeurtenissen betreffende de meerjaren overeenkomst voor de financiering en de jaarlijkse financieringsovereenkomsten

Bijlage B - Aanpassing van programma's tot het einde van 2002

Bijlage C - Overdracht van het beheer - chronologisch overzicht en bereik

Bijlage D - Gegevens over vastleggingen aan eindbegunstigden

Bijlage E - Bij de Commissie aangevraagde betalingen ter vergoeding van uitgaven

1. SAMENVATTING

Dit is het derde verslag van de Commissie over het Speciaal toetredingsprogramma voor landbouw en plattelandsontwikkeling (Special Accession Programme for Agriculture and Rural Development, SAPARD).

In het eerste verslag, COM(2001) 341, dat in juli 2001 werd gepubliceerd, werd een overzicht gegeven van het Sapard-instrument, met inbegrip van de aanleiding voor de invoering ervan, het eraan ten grondslag liggende juridische instrumentarium, de financieringsovereenkomsten, en de werkzaamheden die dienden te worden verricht alvorens het operationeel kon worden. Dat verslag bevatte achtergrondinformatie over het instrument. Het kon relatief weinig informatie verstrekken over operationele aspecten, omdat toen slechts twee landen de mogelijkheid hadden het toe te passen. Het tweede verslag, COM(2002) 434, dat in juli 2002 werd gepubliceerd, had betrekking op 2001, een periode waarin vijf landen die in aanmerking komen voor steun uit hoofde van Sapard de mogelijkheid hadden het instrument toe te passen. Hoewel deze landen de helft van de voor steun in aanmerking komende landen vormden, waren ze verantwoordelijk voor minder dan een kwart van de totale kredieten voor alle landen.

In het licht van de zojuist beschreven situatie maakte de Commissie in het verslag voor 2001 duidelijk dat elke beoordeling van het instrument aan de hand van uitbetaling van communautaire begrotingsmiddelen het risico liep een vertekend beeld te geven. Er werd echter vaak kritiek geleverd op het Sapard-instrument die gebaseerd was op deze uitbetaling.

Sinds het verslag voor 2001 is gepubliceerd zijn de uitgaven uit hoofde van het instrument duidelijk gestegen. Vooral waar het gaat om betalingen aan financiële begunstigden (zoals te zien is in de driemaandelijkse declaraties die de Commissie heeft ontvangen) zijn deze aanzienlijk gestegen in 2002. Voor de declaratie met betrekking tot het laatste kwartaal van 2002 bedroegen de uitgaven meer dan 20 miljoen euro. Dit was het dubbele van het bedrag uit het daaraan voorafgaande kwartaal, dat zelf zo'n drie keer meer bedroeg dan het bedrag uit het kwartaal daarvoor. Deze vooruitgang werd geboekt zonder betalingen met uitzondering van voorschotten aan Polen en Roemenië, veruit de twee grootste begunstigde landen. Wanneer deze twee landen aanvragen voor vergoedingen gaan indienen die corresponderen met hun gewicht in de begrotingstoewijzing uit hoofde van het instrument, zal het effect op de betalingen als geheel aanzienlijk zijn.

De Commissie is er echter nog steeds van overtuigd dat een goede beoordeling van het instrument ook rekening dient te houden met andere factoren dan alleen het tempo van de begrotingsuitvoering. Hier zijn verschillende redenen voor.

Een belangrijk aspect in dit verband is het feit dat er voor begunstigde landen in het kader van Sapard, zoals bij structurele uitgaven in lidstaten, een vertraging optreedt tussen vastleggingen aan financiële begunstigden en de vermindering van de begroting van de corresponderende communautaire medefinancierende steun.

Deze vertraging is over het algemeen niet zichtbaar bij lidstaten, omdat de subsidiabele uitgaven op elk gegeven moment afkomstig zijn uit een voldoende hoeveelheid vastleggingen uit voorgaande jaren. Zo hebben bijvoorbeeld veel subsidiabele uitgaven aan het begin van de periode 2000-2006 betrekking op vastleggingen aan financiële begunstigden die zijn gedaan in de periode 1994-1999. Een soortgelijke situatie ontstond bij de drie nieuwe lidstaten toen zij bijna onmiddellijk na hun toetreding gebruik begonnen te maken van communautaire middelen. In al deze situaties beschikten de betrokken landen over de benodigde structuren om steun verleend te krijgen, en hadden zij een voorraad bestaande vastleggingen aan financiële begunstigden die van een dusdanige aard waren dat zij onmiddellijk na toetreding in aanmerking kwamen voor communautaire medefinanciering.

Het gebrek aan zichtbaarheid van de zojuist beschreven vertraging staat in scherp contrast met de vertraging die werd geconstateerd bij Sapard. In het kader van dit instrument en voor alle begunstigde landen was er geen voorraad van in het verleden gedane vastleggingen aan financiële begunstigden die in aanmerking zouden kunnen komen voor communautaire medefinanciering uit hoofde van Sapard. Om ervoor te zorgen dat uitgaven uit hoofde van dat instrument vanuit de Gemeenschap bij de financiële begunstigden terechtkwamen was het daarom essentieel structuren op te bouwen via welke steun kon worden verleend en beheerd (waarvan het belangrijkste onderdeel het besluit houdende overdracht van het beheer is), waarna er toezeggingen aan deze begunstigden kunnen worden gedaan. Alleen deze vastleggingen maken het mogelijk om subsidiabele uitgaven te doen en deze vervolgens vergoed te krijgen, en ze zo ten laste van de communautaire begroting te laten komen.

Het proces van de opbouw van de structuren voor het toepassen van hulpprogramma's speelt een veel belangrijkere rol dan het effect ervan op de begrotingsuitvoering in het kader van Sapard. Het bestaan van deze structuren heeft een positieve uitwerking op de capaciteit van elk begunstigd land om gebruik te maken van financiering voor plattelandsontwikkeling na toetreding. De betekenis van die rol kan niet worden afgemeten aan de begrotingsuitvoering in het kader van Sapard. Hier gaat het om de manier waarop Sapard wordt beheerd in alle begunstigde landen, namelijk op een volledig "gedecentraliseerde" basis. Op dit punt is het instrument uniek in de zin dat de overige pretoetredingsinstrumenten, Phare en Ispa, zelfs in de paar maanden vóór de uitbreiding nog steeds vereisen dat ten minste enkele belangrijke aspecten door de Commissie worden beheerd. Bij Sapard is de Commissie bij geen enkele van deze aspecten betrokken. Zoals het geval is met structuurfondsen in lidstaten, zijn het in elk van de tien door Sapard begunstigde landen de nationale overheden die de gehele verantwoordelijkheid op zich nemen voor het beheer van dit instrument, en worden zij alleen achteraf gecontroleerd door de Commissie.

Al vroeg in 2000 constateerde de Commissie dat Sapard alleen beheerd kon worden op een volledig gedecentraliseerde basis. Een element bij het bereiken van deze conclusie was het grote aantal projecten dat zou moeten worden behandeld. Aan het eind van 2002 bedroeg het aantal projecten waarvoor contracten waren opgesteld met begunstigden al 2 160, en eind juni 2003 bedroeg het totaal meer dan 7 000. Afgezien van de taal (alle projecten worden beheerd in de taal van het betrokken begunstigde land) waren zulke aantallen veel te hoog voor de capaciteit van de Commissie zonder een abnormale uitbreiding van het personeel. Een verder element achter dit besluit was de inschatting dat de vaardigheden en ervaring die de kandidaat-lidstaten door deze vorm van beheer zouden opdoen, een uitstekende voorbereiding voor hen zou zijn als nieuwe lidstaten door een aanzienlijke bijdrage te leveren aan administratieve capaciteitsopbouw.

Enkele commentatoren vonden de uitdaging van deze vorm van beheer te groot. De Commissie heeft deze mening op geen enkel moment gedeeld. Hoewel het een grote uitdaging was voor alle betrokkenen, is zij succesvol aangegaan door alle begunstigde landen.

Gedecentraliseerd beheer met zorgvuldige voorbereiding (en latere controle) was ook een actie die overeenkwam met de mening van het Europees Parlement in het verslag bij de kwijting van 2001. Daarbij verzocht het de Commissie ervoor te zorgen dat alle kandidaat-lidstaten goede systemen zouden invoeren voor administratie, audit en beheer. Het proces dat leidt naar besluiten houdende overdracht van het beheer om Sapard toe te passen door middel van gedecentraliseerd beheer is een grote stap in de richting die wordt vereist door het Europees Parlement, tenminste wat betreft het waarborgen van communautaire begrotingsmiddelen.

De Commissie juicht ook de bijdrage toe die het Sapard-instrument heeft geleverd aan het uitbreidingsproces. De onderhandelingen over de uitbreiding werden afgesloten met de erkenning dat "De EU van mening is dat er maximaal gebruik dient te worden gemaakt van de ervaring die is opgedaan bij de tenuitvoerlegging van Sapard, met name door gebruikmaking van het Sapard-orgaan om toekomstige maatregelen ten behoeve van plattelandsontwikkeling ten uitvoer te leggen en te beheren, of die nu worden gefinancierd door het EOGFL-Oriëntatiefonds of -Garantiefonds". Er kwam ook uit de onderhandelingen naar voren dat gedifferentieerde kredieten (zoals voor Sapard) gebruikt dienen te worden om het tijdelijke instrument ten behoeve van de plattelandsontwikkeling ten uitvoer te leggen. Deze opmerkingen zijn met name ook van belang binnen de context van werk dat resulteerde in de kwijting voor 2000. Hier waren de procedures ten aanzien van financiering, beheer en controle afgeschilderd als ingewikkeld en mogelijk onnodig bij toetreding. Het is nu duidelijk dat veel begunstigde landen de structuren die zijn opgebouwd voor Sapard na toetreding ongewijzigd willen blijven gebruiken (of deze in ieder geval grotendeels willen aanhouden).

Dit verslag beschrijft het werk en de resultaten voor 2002. Het bevat echter ook bepaalde ontwikkelingen die zich begin 2003 voordeden, omdat de lezer bij een afsluiting aan het eind van 2002 een onvolledig beeld te zien zou krijgen. Zoals in het verslag voor 2001 bevat ook dit verslag een deel dat gebaseerd is op bijdragen van de begunstigde landen. Om de tekst echter niet te lang te maken met deze vele bijdragen, of het risico te lopen dat ze de publicatie van de huidige tekst zouden vertragen, zullen de ontvangen verslagen van elk begunstigd land worden gepubliceerd op de website: http://europa.eu.int/comm/agriculture/ external/enlarge/index_en.htm, en niet in het huidige document.

2. Sapard - Stand van zaken

2.1 Erkenning van de Sapard-organen en besluiten houdende overdracht van het beheer van de steun

Voorbereidend werk vóór de overdracht en audit

De overdracht van het beheer van de steun in 2001 aan Bulgarije, Estland, Slovenië, Litouwen en Letland liet de noodzaak zien om de aanpak te verbeteren om zo voor de resterende landen (de Tsjechische Republiek, Hongarije, Polen, Roemenië en Slowakije) de taak te vergemakkelijken om de besluiten tot overdracht vóór het einde van 2002 te ontvangen.

De procedures en werkvereisten die in 2001 waren gebruikt, werden verbeterd om de beoordeling van de kwaliteit van de procedures voor tenuitvoerlegging te vergemakkelijken en om mogelijke zwakke plekken in de opbouw van het systeem te ontdekken.

Te dien einde heeft de Commissie, om de indiening van formeel te erkennen maatregelen niet te hoeven afwachten, een voorafgaande, informele presentatie van het systeem geïntroduceerd (beheertraject), en heeft zij op basis van die presentatie de stappen uitgezet die genomen moeten worden om toezicht te houden op de introductie van elke benodigde corrigerende actie.

Toen de beoordeling van de mate van voorbereiding voor elk land was voltooid, werd er speciale aandacht besteed aan alle mogelijke grote problemen. Dit was met name het geval bij twee landen (Roemenië en Hongarije) die problemen hadden gehad zoals het gevaar dat deze landen liepen dat de nationale erkenning in 2002 niet was afgerond.

Er zijn vijf onderzoeken uitgevoerd in deze twee landen om de kwaliteit van en mate van voorbereiding op erkenning te beoordelen.

Overdracht van het beheer van de steun

Zodra de voorbereiding was voltooid en de kwaliteit ervan voldoende was bevonden om te voldoen aan de vereisten voor meerjarenovereenkomsten voor de financiering, verleende de nationale ordonnateur de nationale erkenning. De overdrachtsaudit volgde kort daarop en leidde tot het besluit van de Commissie houdende overdracht. Dit besluit werd in april goedgekeurd voor de Tsjechische Republiek en Slowakije, in juli gevolgd door Polen en Roemenië, en tenslotte in november door Hongarije.

Eind november 2002 werd zo de overdrachtsprocedure die in 2001 was ingeleid in alle tien kandidaat-lidstaten voltooid voor het Sapard-orgaan en het Nationaal Fonds, tenminste voor bepaalde maatregelen.

Voor de landen die reeds in 2001 en begin 2002 besluiten houdende overdracht hadden ontvangen, werd de planning opgestart voor de tenuitvoerlegging van de resterende, nog niet erkende maatregelen uit het Plattelandsontwikkelingsprogramma.

Audit na overdracht (follow-up)

De accountants hebben in vier landen (Bulgarije, Litouwen, Polen en Roemenië) audits uitgevoerd na de overdracht om vast te stellen of de zaken die na voorgaande audits waren voorgesteld voor verbetering van het systeem, naar behoren waren geregeld.

In de loop van deze audits werd opgemerkt dat de verandering in personeel in het Sapard-orgaan (Roemenië) en in de regionale kantoren (Polen) een extra risico-element introduceerden in het systeem, dat verder toezicht vereiste.

Besluiten betreffende procedures ten aanzien van de goedkeuring van rekeningen

Bulgarije en Estland waren de twee kandidaat-lidstaten die een uitgavendeclaratie voor 2001 indienden. Overeenkomstig artikel 11 van Deel A van de meerjarenovereenkomst voor de financiering heeft de Commissie in 2002 ter plaatse twee onderzoeken uitgevoerd die leidden tot het besluit betreffende de goedkeuring van rekeningen voor 2001 [1].

[1] C/2002/3612/ van 2.10.2002, net buiten de tijdslimiet in de meerjarenovereenkomst voor de financiering.

Comformiteitsbeschikking

Artikel 12 van Deel A van de meerjarenovereenkomst voor de financiering vermeldt dat de Commissie een beschikking zal geven om uitgaven uit te sluiten van communautaire medefinanciering als blijkt dat deze niet in overeenstemming met de meerjarenovereenkomst voor de financiering zijn behandeld. Eind 2001 hadden slechts twee landen (Bulgarije en Estland) uitgaven gedeclareerd, en eind 2002 was het aantal landen dat uitgaven had gedeclareerd gestegen tot vijf (Bulgarije, Estland, Litouwen, Letland en Slovenië).

Overdracht van de resterende maatregelen (tweede golf)

De overdracht van het beheer van de steun werd per maatregel verleend. Het systeem voor het Sapard-orgaan en het Nationaal Fonds werd ten uitvoer gelegd (eerste golf) om de meeste, maar niet alle, ingrijpende maatregelen in elk programma in te stellen als algemeen geldend. Dit werd gedaan om te voorkomen dat de minder snel voorbereide maatregelen het hele proces zouden vertragen. Deze aanpak maakte het ook mogelijk om bij later werk voor overige maatregelen gebruik te maken van de ervaring die door alle partijen was opgedaan tijdens de eerste ronde van besluiten houdende overdracht.

In het derde kwartaal van 2002 voltooide de Tsjechische Republiek de nationale erkenning voor maatregel 2.3, "milieuvriendelijke landbouwmethoden", en diende een verzoek in voor overdracht. De audit werd vóór het eind van dat jaar afgerond [2].

[2] Het besluit van de Commissie werd op 19 februari 2003 goedgekeurd.

De Commissie verzocht alle nationale ordonnateurs om vóór het eind van 2002 een tijdschema op te stellen voor hun plannen met betrekking tot de nationale erkenning en daarop volgende verzoeken tot overdracht van de resterende maatregelen. Daarnaast, en rekening houdend met de verwachte toetreding in mei 2004 van acht van de tien landen, werd aan de nationale ordonnateurs van deze landen voorgesteld om alle resterende maatregelen zo mogelijk in één keer ten uitvoer te leggen [3].

[3] Begin 2003 hadden de nationale ordonnateurs van zeven kandidaat-lidstaten (Bulgarije, de Tsjechische Republiek, Estland, Letland, Litouwen, Roemenië en Slowakije) hun plannen aangegeven. In het geval van Bulgarije (zeven maatregelen) en de Tsjechische Republiek (de resterende maatregel) hebben de nationale ordonnateurs de nationale erkenning verleend.

3. Sapard - in werking

3.1 Veranderingen in wettelijke kaders

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1268/1999 van de Raad en van uitvoeringsverordeningen (EG) nr. 2759/1999 en (EG) nr. 2222/2000 van de Commissie.

De rechtsgrondslag voor het Sapard-instrument is Verordening (EG) nr. 1268/1999 van de Raad (de "Sapard-basisverordening"), waarvoor twee uitvoeringsverordeningen (EG) nr. 2759/1999 en (EG) nr. 2222/2000 van de Commissie bestaan. Omdat in de kandidaat-lidstaten geen communautaire wetgeving rechtstreeks van toepassing is, wordt de inhoud van deze instrumenten uiteengezet in een speciaal instrument, de meerjarenovereenkomsten voor de financiering, die met ieder land worden gesloten [4].

[4] Voor meer informatie zie deel 3.8 van het Sapard-jaarverslag voor 2000.

Wijziging van Verordening (EG) nr. 1268/1999 (Verordening (EG) nr. 696/2003 van de Raad)

Halverwege augustus 2002 veroorzaakten hevige overstromingen aanzienlijke schade in onder andere de Tsjechische Republiek en Slowakije [5].

[5] Zie voor nadere bijzonderheden de paragraaf "Overstromingen".

Zeer spoedig daarna, op 28 augustus, besloot de Commissie dat er behoefte was aan een reactie van de Gemeenschap in de nasleep van buitengewone natuurrampen, inclusief door middel van het Sapard-instrument [6]. Met het oog op de urgentie werd er al een voorstel gepresenteerd op 18 september.

[6] Het andere belangrijke initiatief was om een voorstel in te dienen om het Solidariteitsfonds van de Europese Unie op te richten (goedgekeurd bij Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 (PB L 311 van 14.11.2002, blz.3)).

Het voorstel hield rekening met het feit dat zulke gebeurtenissen een aanzienlijke economische last kunnen vormen voor gedupeerden uit zowel de openbare als de particuliere sector. De Commissie was van mening dat in het geval van zulke rampen de Gemeenschap solidariteit zou moeten tonen met de betrokken bevolking. Een van de reacties was het voorstel om een Europees solidariteitsfonds op te richten uit hoofde waarvan steun zou worden verleend in de vorm van subsidies. Een ander voorstel was om de Sapard-basisverordening te wijzigen. De voorgestelde wijzigingen van die verordening waren om zowel de plafonds van de intensiteit van de steun (van 50% naar 75%) als het plafond van de communautaire bijdrage voor relevante projecten te verhogen (van 75% naar 85%) van de totale openbare uitgaven.

Het voorstel was gebaseerd op artikel 308 van het Verdrag en diende daarom ter advies te worden voorgelegd aan het Europees Parlement. Daarnaast werd het voorstel ook ter advies voorgelegd aan het Economisch en Sociaal Comité. Terwijl het voorstel echter nog steeds in behandeling was bij de Raad trad het Verdrag van Nice in werking, dat een aparte rechtsgrondslag vormt, artikel 181a van het EG-Verdrag (als gewijzigd bij het Verdrag van Nice). De rechtsgrondslag voor het voorstel diende daarom dienovereenkomstig gewijzigd te worden. Het voorstel voor het fonds, hoewel later ingediend dan dat voor Sapard, leidde al tot een wetsbesluit van de Raad op 11 november 2002 [7].

[7] Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad (PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3).

De vooruitgang van het voorstel betreffende Sapard was echter langzaam en de wijziging kon niet in 2002 worden goedgekeurd (het advies van het Parlement werd op 11 maart 2003 uitgebracht). De wijziging van de Sapard-basisverordening werd goedgekeurd op 14 april 2003 [8]. De inhoud ervan is gelijk aan het voorstel dat zeven maanden eerder werd gedaan.

[8] Verordening (EG) nr. 696/2003 van de Raad (PB L 99 van 17.4.2003, blz. 24).

Wijziging van Verordening (EG) nr. 2759/1999 (Verordening (EG) nr. 2251/2002 van de Commissie van 17 december 2002)

Er waren twee verschillende onderdelen die gewijzigd dienden te worden in deze verordening. Het ene onderdeel betrof de reikwijdte van de maatregel met betrekking tot opleiding, en het andere de maatregel met betrekking tot bosbouw. De noodzaak voor de eerste wijziging kwam naar voren door praktische ervaring met de toepassing van het instrument. De noodzaak voor de tweede wijziging vloeide voort uit het werk in verband met het initiatief voor buitengewone rampen (zie in deze paragraaf "Wijziging van Verordening (EG) nr. 1268/1999").

Wat betreft de maatregel met betrekking tot opleiding beperkte steun zich in de oorspronkelijke versie van Verordening (EG) nr. 2759/1999 voornamelijk tot boeren en andere personen die zijn betrokken bij landbouwactiviteiten. De reden voor deze beperking was dat dit in principe de wetgeving op het gebied van plattelandsontwikkeling binnen de Gemeenschap weergaf. De wijziging die werd geïntroduceerd bij Verordening (EG) nr. 2251/2002 vergrootte het aantal personen dat opleidingen kon volgen aanzienlijk, zodat steun kon worden verleend aan iedere persoon voor bijna alle acties in het kader van Sapard. Dit werd gerechtvaardigd op grond van het feit dat opleidingen voor dit grotere aantal personen binnen de Gemeenschap kunnen worden ondersteund via een ander instrument, het Sociaal Fonds. In het geval van de door Sapard begunstigde landen is er echter geen communautair instrument dat een soortgelijke rol kan spelen als dit fonds. De bij Verordening (EG) nr. 2251/2002 voorgestelde wijziging bracht de opleidingsmogelijkheden in het kader van Sapard inhoudelijk op één lijn met wat er in de praktijk beschikbaar is voor plattelandsontwikkeling binnen de Gemeenschap, met inbegrip van dit aspect in het kader van het Sociaal Fonds.

Wat betreft de maatregel met betrekking tot bosbouw was er in de oorspronkelijke versie van Verordening (EG) nr. 2759/1999 noch ruimte voor steun om het productiepotentieel van bossen te herstellen na beschadiging door natuurrampen, noch voor steun ten behoeve van investeringen in bossen om branden te bestrijden. Met het oog op de ervaringen met de overstromingen die in augustus 2002 grote schade aanrichtten in verschillende kandidaat-lidstaten, inclusief in bossen, voorziet Verordening (EG) nr. 2251/2002 in steun om bossen te herstellen in de nasleep van buitengewone natuurrampen. De verordening schrapte ook de beperking die eerder niet had voorzien in steun voor investeringen ter voorkoming van bosbranden.

Wijziging van Verordening (EG) nr. 2222/2000 (Verordening (EG) nr. 188/2003 van de Commissie van 31 januari 2003)

De kern van de wijzigingen die bij Verordening (EG) nr. 188/2003, het grootste gedeelte van het gerelateerde werk dat in 2002 werd verricht, werd geïntroduceerd was om een oplossing te vinden voor twee situaties. De ene situatie betrof de behoefte om door middel van het Sapard-instrument snel en adequaat te kunnen reageren op buitengewone natuurrampen zoals de hevige overstromingen in augustus 2002. De andere was om tijdig te reageren op het vooruitzicht dat er al tegen het einde van 2003 een grote annulering van Sapard-vastleggingskredieten zou zijn.

Wat betreft het onderdeel buitengewone natuurrampen introduceerde de gewijzigde tekst een derogatie die het mogelijk maakt om betalingen te doen aan gedupeerde begunstigden in de vorm van voorschotten, als uitzondering op de algemene regel dat er slechts betaling geschiedt nadat de uitgaven zijn gedaan. De toepassing van deze bepaling was echter afhankelijk van de goedkeuring van de wijziging van de Sapard-basisverordening waarnaar hierboven wordt verwezen.

Wat betreft het tweede onderdeel werd het risico van een grootschalige annulering van kredieten relatief vroeg in 2002 duidelijk toen bekend werd dat verschillende landen, die samen een aanzienlijk deel van het totaal aan Sapard-kredieten voor hun rekening namen, zich niet zouden kunnen verzekeren van besluiten houdende overdracht van het beheer tot op zijn vroegst halverwege het jaar. Hoewel zeven van de tien begunstigde landen op dat moment waren begonnen deze kredieten te gebruiken, konden drie landen, waaronder de twee grootste, waaraan twee derde van de totale Sapard-kredieten ten goede kwam, dit niet doen omdat zij zich niet hadden verzekerd van besluiten van de Commissie houdende overdracht van het beheer van de steun. Tot het moment waarop de betrokken landen hebben laten zien dat zij aan de voorwaarden kunnen voldoen die een besluit van die aard rechtvaardigen mag het instrument niet worden toegepast, mogen er geen subsidiabele uitgaven worden gegenereerd voor projecten, en kan dientengevolge geen van de kredieten voor de betrokken landen het onderwerp zijn van een betalingsopdracht. Dit strookt volledig met de beginselen van gezond financieel beheer. Een belangrijk gevolg voor de begrotingsuitvoering is echter dat op het moment dat het betrokken besluit wordt genomen, subsidiabele uitgaven, waarvan die uitvoering afhankelijk is, niet met terugwerkende kracht kunnen worden gedaan, in tegenstelling tot de situatie voor overeenkomstige uitgaven in lidstaten.

Om de nieuwe termijnen voor de annulering van kredieten te rechtvaardigen die in Verordening (EG) nr. 188/2003 zijn opgenomen, moest er volgens de Commissie terdege rekening worden gehouden met de hierboven beschreven situatie. Men was van mening dat, met het oog op het tijdstip van de besluiten houdende overdracht van het beheer, Sapard-programma's alleen van start konden gaan voor kandidaat-lidstaten die in 2002 het grootste gedeelte van de financiële steun hadden genoten. Kredieten werden echter voor het eerst in 2000 in de begroting opgenomen. Uit ervaringen met landen die eerder met Sapard waren begonnen bleek dat er voor landen met besluiten tot overdracht in 2002 geen realistische kans bestond om een wezenlijk deel van hun kredieten te kunnen gebruiken volgens de termijn die bestond voor de introductie van Verordening (EG) nr. 188/2003, namelijk eind 2003. Om geen onderscheid te maken voor de landen die het was gelukt om meer vooruitgang te boeken bij het verkrijgen van besluiten tot overdracht werden alle landen gelijkelijk behandeld uit hoofde van Verordening (EG) nr. 188/2003, die de tijdslimiet voor het gebruik van kredieten voor de jaarlijkse toewijzingen van 2000 tot 2002 met twee jaar verlengde. Voor volgende jaren verschuift de limiet in toenemende mate in de richting van de regels die gelden voor de Structuurfondsen. De verordening bepaalt dat de Commissie het gedeelte van een aangegane betalingsverplichting dat niet door de betaling van het voorschot is nagekomen of waarvoor geen ontvankelijke betalingsaanvraag is ingediend op de volgende data zal annuleren:

a) voor de kredieten in het kader van de jaarlijkse toewijzing voor 2000: 31 december 2004,

b) voor de kredieten in het kader van de jaarlijkse toewijzing voor 2001: 31 december 2005,

c) voor de kredieten in het kader van de jaarlijkse toewijzing voor 2002 en 2003: 31 december 2006,

d) voor de kredieten in het kader van de jaarlijkse toewijzing voor jaren na 2003: 31 december van het tweede jaar volgende op het jaar van de betrokken betalingsverplichting.

Op 17 december 2002 werd over het voorstel gestemd in het bevoegde comité (het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw), en dit maakte de weg vrij voor goedkeuring door de Commissie. Met het oog op het belang en de gevoeligheid van de kwestie (het mogelijkerwijs vermijden van de annulering van enkele honderden miljoenen euro's aan het eind van 2003) werd het voorstel echter, na een verzoek van verschillende lidstaten, voorafgaand aan de goedkeuring ook uitgelegd aan het STAR-comité (op 29 januari 2003). Om dezelfde reden nam de Commissie het initiatief om het voorafgaand aan de goedkeuring te bespreken met de voorzitter van het comité voor begrotingscontrole.

In Verordening (EG) nr. 188/2003 werden ook verschillende onderwerpen van meer technische en procedurele aard opgenomen, waaronder een bepaling die voorziet in een grotere flexibiliteit wat betreft de tijdschema's voor aangiften van de uitgaven.

In Verordening (EG) nr. 188/2003 werd ook een bepaling opgenomen die het onder bepaalde omstandigheden mogelijk maakt om de verantwoordelijkheid voor projectselectie over te dragen aan een daartoe aangewezen orgaan in plaats van deze exclusief onder de taak van het Sapard-orgaan te laten vallen. Deze vernieuwing maakt het mogelijk dat bijvoorbeeld besluiten over projectselectie genomen kunnen worden door een daartoe benoemde niet-gouvernementele organisatie. Deze verandering is een stap in de richting die door het Parlement wordt aangemoedigd betreffende een grotere rol voor vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties. Eind 2002 was echter moeilijk achterhalen in hoeverre door kandidaat-lidstaten van deze mogelijkheid gebruik was gemaakt om niet-gouvernementele organisaties een besluitvormende rol toe te kennen.

Jaarlijkse financieringsovereenkomst 2002

Deze overeenkomst had zes onderdelen, te weten:

i) aangaan van betalingsverplichtingen en beschikbaar stellen van de communautaire bijdrage ter medefinanciering van acties uit hoofde van de begroting voor 2002

De communautaire financiële bijdrage aan Sapard-programma's in 2002 omvat vastleggingskredieten uit hoofde van begrotingslijn B7-010 van 545 miljoen euro en een overdracht van 9,5 miljoen euro die op 30 september 2002 door de begrotingsautoriteit werd goedgekeurd uit hoofde van begrotingslijn B7-010A (administratief beheer) van niet door de Commissie gebruikte bedragen. De definitieve, voor de kandidaat-lidstaten beschikbare kredieten, met inbegrip van de hierboven beschreven overdracht, bedroegen 554 500 000 euro. Deze kredieten werden aan de kandidaat-lidstaten toegewezen overeenkomstig Beschikking 1999/595/EG van de Commissie van 20 juli 1999 betreffende de indicatieve verdeling van de jaarlijkse financiële steun die de Gemeenschap verleent voor pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling. Het daaruit voortvloeiende bedrag is per land als volgt:

JAARLIJKSE FINANCIERINGSOVEREENKOMST 2002 - VERDELING PER LAND

Kandidaat-lidstaat // Bedrag in euro

Bulgarije

Tsjechische Republiek

Estland

Hongarije

Letland

Litouwen

Polen

Roemenië

Slowakije

Slovenië // 55 582 227

23 526 795

12 942 243

40 578 737

23 297 531

31 808 039

179 874 468

160 630 119

19 502 405

6 757 436

TOTAAL // 554 500 000

ii) een bepaling zodat eindbegunstigden na toetreding zonder onderbreking contracten mogen afsluiten voor steun uit hoofde van Sapard en uit hoofde van het ondersteuningssysteem voor plattelandsontwikkeling

De vastleggingsperiode voor het begunstigde land in de jaarlijkse financieringsovereenkomst voor 2002 loopt tot eind 2004 (en wordt verlengd tot eind 2005 door de jaarlijkse financieringsovereenkomst voor 2003), dit wil zeggen geruime tijd na de datum van toetreding. Het was nodig om in de jaarlijkse financieringsovereenkomst voor 2002 de tijdslimiet vast te leggen waarin het Sapard-orgaan contracten kon opstellen met begunstigden, omdat het om een pretoetredingsinstrument gaat, en om een situatie te voorkomen waarin een belanghebbende partij voor hetzelfde project zou kunnen kiezen uit steun van twee instrumenten. Het was ook belangrijk ervoor te zorgen dat de mogelijkheid om ondersteuning te verkrijgen niet onderbroken zou worden als gevolg van toetreding. Deze doelstelling werd verzekerd door vast te leggen dat het Sapard-orgaan geen contracten zal sluiten met begunstigden waarbij communautaire middelen betrokken zijn later dan de datum waarop de betrokken kandidaat-lidstaat contracten sluit die een vorm van steun betreffen voor plattelandsontwikkeling als lid van de Europese Unie.

iii) stroomlijning van de taken van projectselectie, de rol van niet-gouvernementele organisaties

De wijziging creëerde een grotere flexibiliteit in projectselectie voor bepaalde maatregelen, namelijk die waarbij in het programma slechts één aangewezen begunstigde is (of in het geval van de maatregel voor milieuvriendelijke landbouwmethoden, meer dan één zo'n orgaan). Deze veranderingen werden ingevoerd om de rol van niet-gouvernementele organisaties bij het Sapard-proces te verbreden [9]. Hoewel de meeste landen het vergroten van de rol van niet-gouvernementele organisaties ondersteunden tijdens de bijeenkomst van ministers van kandidaat-lidstaten die in februari 2001 onder auspiciën van het Europees Parlement werd gehouden, verzochten slechts vier van de tien voor steun in aanmerking komende landen (Slovenië, Bulgarije, Estland en Hongarije) om opneming van deze mogelijkheid in hun overeenkomst voor 2002. Zoals hierboven is vermeld, was eind 2002 echter moeilijk te achterhalen in hoeverre de kandidaat-lidstaten gebruik hadden gemaakt van deze faciliteit.

[9] Zie ook de paragraaf "Wijziging van Verordening (EG) nr. 2222/2000".

iv) introductie van subsidiabiliteit uit hoofde van Sapard voor goederen afkomstig uit Cyprus, Malta en Turkije

Het besluit van de Raad dat laat in 2001 werd genomen breidde de subsidiabiliteit uit hoofde van Sapard uit tot goederen, diensten en voorraden afkomstig uit Cyprus, Malta en Turkije [10]. Daarom werd deze ontwikkeling opgenomen in de meerjarenovereenkomst voor de financiering via de jaarlijkse financieringsovereenkomst voor 2002.

[10] Verordening (EG) nr. 2500/2001 van de Raad (PB L 342 van 27.12.2001, blz. 1).

v) om tijdig regelingen te treffen in afwachting van de wijziging van de Sapard-basisverordening

Om voorbereid te zijn op het moment waarop de Raad de Sapard-basisverordening wijzigt om specifieke bepalingen op te nemen die betrekking hebben op buitengewone natuurrampen (zie paragraaf "Veranderingen in wettelijke kaders, wijziging van Verordening (EG) nr. 1268/1999") werden hiermee samenhangende veranderingen ingevoerd in de meerjarige overeenkomsten voor de financiering via de jaarlijkse financieringsovereenkomst voor 2002 [11]. Deze veranderingen hielden rekening met een verhoogde intensiteit van steun en verhoogde niveaus van medefinanciering zonder vooruit te lopen op de mogelijke houding van de Raad ten aanzien van het voorstel. Deze aanpak werd gehanteerd zodat, in geval van een snelle afronding van dat wetgevingsproces, er geen verdere vertraging zou optreden als gevolg van de mogelijkheid dat de meerjarige overeenkomst voor de financiering nog niet zou zijn uitgerust voor de relevante bepalingen.

[11] In het geval van de Tsjechische Republiek werd deze wijziging aangebracht in de jaarlijkse financieringsovereenkomst 2001.

vi) technische veranderingen

Er is een aantal voornamelijk technische veranderingen ingevoerd via de jaarlijkse financieringsovereenkomst voor 2002.

Andere, specifieke door de Commissie genomen initiatieven om te helpen bij de toepassing van Sapard

De Commissie was betrokken bij talloze activiteiten, met name om toezichtcomités te helpen bij de voorbereiding, om advies te geven en voor de follow-up van alle initiatieven die binnen die context waren genomen en die actie vereisten. Die follow-up betrof met name talloze veranderingen aan het programma. Bijlage B geeft een overzicht van het aantal besluiten dat de Commissie sinds het begin heeft genomen inzake het aanpassen van de Sapard-programma's.

De Commissie heeft de begunstigde kandidaat-lidstaten in juni 2002 per brief verzocht suggesties te doen die zouden kunnen helpen om de tenuitvoerlegging van het Sapard-programma te vergemakkelijken. Tot op heden zijn de reacties van drie kandidaat-lidstaten relatief bescheiden geweest. Alle wijzigingen in het programma die door het toezichtcomité waren goedgekeurd hebben echter een positieve follow-up gekregen van de Commissie, behalve in het geval van de schrapping van de maatregel voor milieuvriendelijke landbouwmethoden (waarover unaniem werd gestemd) door het toezichtcomité voor Polen.

De Commissie heeft gereageerd op talloze verzoeken uit de begunstigde landen en daarbuiten van partijen die geïnteresseerd zijn in bepaalde aspecten van Sapard. Zulke activiteiten, ongeacht het belang ervan, tenminste voor diegenen van wie de verzoeken afkomstig zijn, zijn bijna routinematig geworden en worden als zodanig slechts zijdelings genoemd in dit verslag. Er waren echter verscheidene initiatieven die genoemd dienen te worden, te weten:

Kwetsbare sectoren

Tijdens de onderhandelingen over en de goedkeuring van de programma's heeft de Commissie de behoefte erkend voor hulp bij pretoetreding uit hoofde van Sapard, ook in kwetsbare sectoren waarvoor binnen de Europese Unie beperkingen gelden of zelfs uitsluiting ter ondersteuning van investeringen. Het gaat om de sectoren voor vlees, melk, eieren, suiker, wijn, zetmeel, molens en mouterijen. Het verlenen van steun uit hoofde van Sapard werd in deze sectoren toegestaan om de achterliggende doelstelling van dit instrument niet tegen te werken, namelijk de voorbereiding van structuren voor toetreding in begunstigde kandidaat-lidstaten.

Binnen het kader van de verschillende programma's werd echter overeengekomen dat er een specifieker en gedetailleerder toezichtsysteem moest worden ontwikkeld om de ontwikkelingen in kwetsbare sectoren te volgen. Een dergelijk toezicht zou gevallen mogelijk maken waarbij Sapard zou kunnen leiden tot een aanzienlijke verhoging van de productiecapaciteit in kwetsbare sectoren door tijdig en op een geschikte manier actie te ondernemen.

In juni 2002 heeft de Commissie advies gegeven over dit onderwerp aan alle begunstigde kandidaat-lidstaten door met name de betrokken specifieke sectoren en de te gebruiken indicatoren te benoemen. In overeenstemming met de normale gang van zaken aangaande Sapard werd dit advies pas gegeven nadat een ontwerp ervoor met alle betrokken landen was besproken.

Infrastructuur die aanzienlijke netto inkomsten oplevert

Om de plafonds voor de intensiteit van steun te respecteren die in de Sapard-basisverordening worden omschreven, heeft de Commissie al in 2001 advies gegeven aan alle begunstigde kandidaat-lidstaten over de manier waarop men moet bepalen of een project kan worden beschouwd als een project dat aanzienlijke netto inkomsten oplevert. Dat advies was belangrijk, want als zulke inkomsten voortkomen uit een project dat te maken heeft met infrastructuur, dient de intensiteit van steun zich te beperken tot een intensiteitslimiet van 50% (in plaats van 100%).

Het gegeven advies werd gebaseerd op het begrip "aanzienlijke netto inkomsten" van artikel 29, lid 4, onder a), van Verordening (EG) nr. 1260/1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen In dat advies werd een aanpak in het kader van Sapard beschreven die overeenkwam met die in het kader van de Structuurfondsen. De Commissie vermeldde echter wel expliciet dat zij bereid was meerdere interpretaties van de betreffende inkomsten te aanvaarden en erkende dat er wellicht differentiatie nodig was als bijvoorbeeld de achterliggende omstandigheden in verschillende landen of projectsoorten een andere aanpak noodzakelijk zouden maken.

In overeenstemming met het bovenstaande bracht de Commissie in december 2002 een herzien advies uit. Dit gebeurde na overleg met een belanghebbende kandidaat-lidstaat, die onder bepaalde omstandigheden problemen voorzag met het document uit 2001. Inhoudelijk erkende het herzien advies, dat aan alle kandidaat-lidstaten werd gegeven, dat bepaalde relatief kleine particuliere infrastructurele projecten niet zouden worden beschouwd als projecten die aanzienlijke netto inkomsten opleveren, en dat deze in aanmerking zouden komen voor maximaal 75% van de totale subsidiabele kosten.

Toezicht op vastleggingen

Vroeg in de herfst van 2002, kort nadat vrijwel alle kandidaat-lidstaten zich hadden verzekerd van een besluit houdende overdracht van het beheer, en Sapard zodoende op een breed terrein kon functioneren, werd de prioriteit verschoven van voorbereidend werk naar de werking van het instrument.

In de loop van 2002 weerspiegelde de aard van het werk van ieder toezichtcomité deze ontwikkeling in toenemende mate. De meeste comités gingen zich meer richten op de noodzaak om de voortgang van hun programma te onderzoeken zoals vastgelegd in de meerjarige overeenkomst voor de financiering. Dit soort werk werd grotendeels gebaseerd op informatie die door het relevante Sapard-orgaan was verzameld, maar ook op gegevens afkomstig van derden, met inbegrip van belanghebbende niet-gouvernementele organisaties.

Toen er meer gegevens beschikbaar kwamen, konden deze comités ontwikkelingen zien in de driemaandelijkse, op uitgavendeclaraties gebaseerde verslagen van de Commissie. Zulke verslagen kunnen onvermijdelijk geen up-to-date beeld schetsen van wat er op een gegeven moment werkelijk aan het gebeuren is wat betreft toepassing van het instrument. Uitgavendeclaraties zijn het resultaat van een gebeurtenis die tegen de stroom ingaat, namelijk een waarbij mogelijke begunstigden ook daadwerkelijk begunstigden worden door voor hun projecten beloond te worden met contracten van het Sapard-orgaan. Hoewel niet al die contracten zullen leiden tot een evenredig bedrag dat in een aansluitende uitgavendeclaratie wordt opgenomen, vormen de omvang en waarde ervan wel zinvolle maatstaven. Dit was tenminste het idee van de Commissie toen zij de suggestie opperde in een schrijven van oktober 2002 aan alle begunstigde kandidaat-lidstaten. De kern van de suggestie was om een uitwisseling van informatie op gang te brengen die grotendeels gebaseerd zou zijn op vastleggingen van Sapard-organen ten behoeve van eindbegunstigden. Belanghebbende kandidaat-lidstaten werden verzocht gegevens beschikbaar te stellen in een standaardformaat, die de Commissie dan zo nauwkeurig mogelijk op vergelijkbare basis in grafische of tabelvorm zou omzetten. Ter voorkoming van het risico dat men ervan beschuldigd zou worden dat het idee nog meer bureaucratie zou veroorzaken, werd benadrukt dat het systeem geheel vrijwillig zou zijn, en dat het ontworpen was om zowel gemakkelijk in het gebruik te zijn als eenvoudig uitvoerbaar wat betreft de aanvoer van gegevens.

Alle kandidaat-lidstaten stemden in met het voorgestelde idee. Het eerste verslag besloeg de periode vanaf het begin van Sapard tot eind 2002 (en werd op 31 januari 2003 aan alle begunstigde kandidaat-lidstaten toegezonden). Een kopie van dat verslag is bijgevoegd (Bijlage D) samen met recentere gegevens.

Tijdige uitvoering van Sapard-begrotingskredieten

Vanaf het begin van de toepassing van Sapard heeft de Commissie advies gegeven over het financieel beheer van het instrument, met name vanuit het perspectief van acties die zouden kunnen helpen om een volledige benutting van kredieten te bewerkstelligen in overeenstemming met de doelstellingen van het programma. De eerste actie van die aard waarbij alle begunstigde kandidaat-lidstaten waren betrokken, vond plaats tijdens het seminar in Tartu (Estland) in juli 2001. Dit deel van de actie werd in hoofdzaak herhaald tijdens het seminar in Brussel in juni 2002. Hier werd opnieuw vermeld dat een van de succesindicatoren van Sapard de mate is waarin de begunstigde kandidaat-lidstaat communautaire ondersteuning opneemt. De mogelijke oorzaken van een lage graad van tenuitvoerlegging werden nog eens aangegeven, en de Commissie bracht verschillende mogelijkheden naar voren om dit probleem aan te pakken. Deze mogelijkheden waren onder andere het niet beperken van vastleggingen tot eindbegunstigden van bedragen in een bepaalde jaarlijkse financieringsovereenkomst en het vaststellen van en reageren op problemen door middel van goed toezicht en beheer.

Met name dat advies werd benadrukt in een schrijven van de Commissie van oktober 2002 aan alle begunstigde kandidaat-lidstaten. Dit recentere advies benadrukte ook dat er haast moet worden gemaakt met vastleggingen aan eindbegunstigden, en vermeldde expliciet het risico van annulering van ongebruikte vastleggingskredieten. Over dit aspect werd opgemerkt dat, zelfs als de tijdlimieten voor annuleringen zouden worden verlengd [zoals in feite is gebeurd - zie in deze paragraaf "Wijziging van Verordening (EG) nr. 2222/2000 (Verordening (EG) nr. 188/2003 van de Commissie van 31 januari 2003)]", het Sapard-instrument nog steeds zorgvuldig zou moeten worden beheerd om het risico van het verloren gaan van deze kredieten tot een minimum te beperken.

Een aspect dat betrekking heeft op de tijdige uitvoering van Sapard-begrotingskredieten, maar dat hier niet toe is beperkt, is de bereidheid van de Commissie om regelgeving te schrappen die als "ingewikkeld" wordt beschouwd. Het belang van dit onderwerp werd onderstreept in de kwijtingsresolutie van het Parlement voor de begroting van 2000, waarin werd verwezen naar de complexiteit van Sapard-regelgeving. Om dit punt in praktische zin op te pakken verzocht de Commissie de begunstigde landen bij schrijven van juni 2002 suggesties te doen teneinde de regelgeving minder complex te maken. Tot op heden zijn de reacties van de begunstigde landen opmerkelijk bescheiden geweest.

3.2. Tenuitvoerlegging in 2002 - Financiële en begrotingsvraagstukken

i) Beschikbare kredieten en financiële tenuitvoerlegging in 2002

Vastleggingen (miljoen euro)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Betalingen (miljoen euro)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vastleggingen

De Sapard-kredieten zijn opgenomen onder begrotingspost 7. Ze worden geclassificeerd als niet-verplichte uitgaven en hebben betrekking op gesplitste kredieten. Hoofdstuk B7-01 (van het Sapard-pretoetredingsinstrument) omvat de artikelen B7-010A (Landbouwuitgaven ten behoeve van administratief beheer) en B7-010 (Landbouw). Eerstgenoemd artikel betreft de financiering van bepaalde maatregelen voor technische bijstand die op initiatief van de Commissie zijn genomen. Het tweede betreft de financiering van de communautaire bijdrage aan Sapard-programma's die ten uitvoer worden gelegd door kandidaat-lidstaten.

De toewijzingen op de begroting van 2002 in het kader van Sapard werden vastgesteld op 555 miljoen euro, waarvan 545 miljoen euro bestemd was voor programmalijn B7-010 en 10 miljoen euro voor de lijn ten behoeve van administratief beheer B7-010A.

Op 30 september 2002 hechtte de begrotingsautoriteit haar goedkeuring aan een overdracht van 9,5 miljoen euro aan niet door de Commissie gebruikte bedragen van de administratieve lijn B7-010A naar programmalijn B7-010 om ze beschikbaar te stellen voor de programma's. Dientengevolge bedroegen de definitieve voor kandidaat-lidstaten beschikbare kredieten 554,5 miljoen euro (opgenomen in de jaarlijkse financieringsovereenkomsten voor 2002). Een bedrag van 438 879 euro aan beschikbare kredieten werd niet gebruikt in 2002 en kwam te vervallen.

Betalingen

De toewijzingen voor betalingen werden vastgesteld op 360 miljoen euro voor begrotingslijn B7-010 en op 10 miljoen euro voor de lijn B7-010A.

Er zijn geen kredieten overgeheveld uit 2001. Een bedrag van 246,13 miljoen euro aan betalingskredieten werd niet gebruikt in 2002 en kwam te vervallen.

ii) Gebruik van middelen

Tenuitvoerlegging van de begrotingslijn ten behoeve van administratief beheer B7-010A

Een bedrag van 61 121 euro aan vastleggingskredieten voor administratief beheer werd uit hoofde van artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1268/1999 van de Commissie gebruikt om de kosten te dekken voor een seminar over "aspecten van het beheer van de programma's" in Brussel.

De Commissie stelde voor een gedeelte van de resterende kredieten uit hoofde van bijstandslijn B7-010A (9,5 miljoen euro) over te dragen naar programmalijn B7-010. Deze overdracht werd door de begrotingsautoriteit goedgekeurd, waardoor het desbetreffende bedrag in de jaarlijkse financieringsovereenkomsten voor 2002 kon worden opgenomen; zodoende werd de voor de landbouw- en plattelandsontwikkelingsprogramma's beschikbare Gemeenschapsfinanciering versterkt (onder toepassing van dezelfde verdeelsleutel als bij het globale bedrag). Zoals reeds is vermeld, werd een bedrag van 438 879 euro aan beschikbare kredieten niet gebruikt en kwam te vervallen.

Een totaalbedrag van 111 937 euro aan betalingskredieten werd gebruikt om vastleggingen te vergoeden die waren gemaakt voor een seminar op 12 en 13 november 2001 in Brussel over de tenuitvoerlegging van proefprojecten met betrekking tot het EU-beleid op het gebied van milieuvriendelijke landbouw, en voor een seminar op 17 en 18 juni 2002 (ook in Brussel) met betrekking tot "aspecten van het beheer van de programma's" [12]. Een bedrag van 9 888 063 euro aan beschikbare kredieten werd niet gebruikt en kwam te vervallen.

[12] De definitieve, werkelijk betaalde bedragen voor deze seminars waren 50.816 euro voor het seminar over proefprojecten en 61.121 euro voor het seminar over het beheer van de programma's.

iii) Tenuitvoerlegging van programmabegrotingslijn B7-010

a) Vastleggingskredieten

Bij de vastlegging van alle kredieten die voor de tenuitvoerlegging van de Sapard-programma's in 2002 beschikbaar zijn (554,5 miljoen euro), werd de in 2000 en 2001 gehanteerde aanpak gevolgd. Met het besluit van de Commissie van 22 oktober 2002 om de modeltekst van de jaarlijkse financieringsovereenkomsten goed te keuren en een lid van de Commissie te machtigen om deze met iedere kandidaat-lidstaat te sluiten overeenkomst te ondertekenen, werd een samenvattende betalingsverplichting gedaan.

Op grond van het in artikel 36, lid 2, van het Financieel Reglement bepaalde met betrekking tot samenvattende betalingsverplichtingen kan de Commissie voor een bepaald jaar een betalingsverplichting aangaan voor het gehele beschikbare bedrag en nog tot het einde van het volgende jaar de individuele betalingsverplichting voor ieder land aangaan. Begin 2002 werden met alle kandidaat-lidstaten individuele betalingsverplichtingen aangegaan voor een totaalbedrag van 539,6 miljoen euro (hetzelfde als in de jaarlijkse financieringsovereenkomst voor 2001). De samenvattende betalingsverplichting uit de jaarlijkse financieringsovereen komst voor 2002 werd aangegaan op 18 oktober 2002, gevolgd door de ondertekening van de jaarlijkse financieringsovereenkomst voor 2002 door Bulgarije, Letland, Litouwen, Slovenië, Polen, Roemenië, de Tsjechische Republiek en Hongarije [13] in de eerste helft van 2003.

[13] Voor Estland en Slowakije zal de jaarlijkse financieringsovereenkomst volgens planning later in 2003 worden ondertekend, voor een totaalbedrag van 32,4 miljoen euro.

b) Betalingskredieten

In artikel 7, Deel A, van de meerjarenovereenkomst voor de financiering, dat betrekking heeft op betalingen van de Commissie op de Sapard-eurorekening, wordt in de leden 5 en 6 onderscheid gemaakt tussen voorschotten en tussentijdse betalingen. Eerstgenoemde betalingen worden verricht na goedkeuring van het programma op voorwaarde dat er een besluit van de Commissie houdende overdracht van het financiële beheer aan het Sapard-orgaan is genomen en nadat de meerjarenovereenkomst voor de financiering en de eerste jaarlijkse financieringsovereenkomst is gesloten. De tussentijdse betalingen vergoeden de uit hoofde van het programma gedane werkelijke uitgaven welke gefiatteerd zijn door de nationale ordonnateur. Aangezien deze uitgaven slechts mogelijk zijn na overdracht van het financiële beheer aan de verantwoordelijke organen, mogen deze betalingen slechts worden verricht nadat het besluit tot overdracht is genomen.

c) Voorschotten

Artikel 7, lid 5, Deel A, van de meerjarenovereenkomst voor de financiering voorziet in de eerste betaling en bepaalt dat het bedrag ervan niet meer mag zijn dan 49% van de eerste jaarlijkse toewijzing in het kader van Sapard aan het betrokken land, en dat de betaling in meerdere termijnen mag geschieden. Op grond van de meerjarenovereenkomst voor de financiering mag de nationale ordonnateur dit bedrag, gedurende de hele looptijd van het programma, slechts aanwenden voor betaling van de Gemeenschapsbijdrage aan uitgaven uit hoofde van genoemde overeenkomst.

Ter bepaling van het daadwerkelijke bedrag van de eerste betaling houdt de Commissie rekening met zowel de daadwerkelijke behoefte aan contant geld teneinde de subsidiabele kosten die door het Sapard-orgaan zijn gemaakt, te vergoeden, met inbegrip van de gevolgen die voortvloeien uit de overdracht van het beheer ten aanzien van slechts een beperkt aantal maatregelen uit het programma van het betrokken land, als met het feit dat uitgaven niet subsidiabel zijn als zij voorafgaand aan het besluit houdende overdracht van het beheer zijn gedaan. Uit het oogpunt van gezond financieel beheer werd vervolgens besloten om het eerste voorschot te beperken tot de helft van het bedrag dat maximaal mogelijk is. Teneinde rekening te houden met het feit dat het besluit houdende overdracht van het beheer slechts aan een aantal van de maatregelen uit elk programma ten goede was gekomen, werd besloten om, voor 2002 zoals voor 2001, slechts voor deze maatregelen het "maximaal mogelijke bedrag" te berekenen, waarbij evenwel rekening werd gehouden met een marge voor elke individuele maatregel (10% van de totale toewijzing voor 2000-2006) zoals voorzien in de financiële tabel van de programma's.

In navolging van het besluit van de Commissie houdende overdracht van het beheer werden in 2002 de volgende eerste betalingen gedaan:

Kandidaat-lidstaat // Voorschot (euro)

Tsjechische Republiek // 5 497 951

Hongarije // 9 482 800

Polen // 42 034 668

Roemenië // 37 537 477

Slowakije // 4 557 496

Totaal // 99 110 392

Ten gunste van Estland (3 024 458 euro), Slovenië (1 579 137 euro) en de Tsjechische Republiek (5 497 951 euro) zijn in 2002 ook tweede termijnen van het voorschot betaald, wat in elk van de gevallen het totaal op het maximum bracht van 49% van de eerste jaarlijkse Sapard-betalingsverplichting. De voorschotten die in 2002 zijn betaald vormen zo een totaal van 109 211 938 euro. De behoefte aan aanvullende voorschotten werd gerechtvaardigd door het aantal betalingsaanvragen dat van eindbegunstigden was ontvangen, maar waaraan nog niet was voldaan, en in het geval van de Tsjechische Republiek door de verwachte behoeften als gevolg van de overstromingen van augustus 2002 zoals voorzien in de meerjarige overeenkomst voor de financiering, als gewijzigd bij de jaarlijkse financieringsovereenkomst voor 2001 voor dat land. Opgemerkt zij dat, indien het beleid om voorschotten te beperken tot de helft van de wettelijke limiet - met uitzondering van gevallen van duidelijke noodzaak - niet was ingevoerd, de begrotingsuitvoering in 2002 meer dan 100 miljoen euro hoger had kunnen uitvallen dan deze in feite was.

d) Tussentijdse betalingen

Er werden betalingen verricht ter vergoeding van de daadwerkelijke uitgaven op basis van door Bulgarije, Estland, Litouwen, Letland en Slovenië ingediende uitgavendeclaraties en betalingsaanvragen.

Kandidaat-lidstaat // Tussentijdse betalingen (euro)

Bulgarije // 4 925 884

Estland // 3 529 508

Litouwen // 3 200 180

Letland // 2 797 570

Slovenië // 94 196

Totaal // 14 547 338

e) Niet gebruikte kredieten in 2002

Een bedrag van 236 240 723 euro aan beschikbare betalingskredieten werd niet gebruikt en kwam te vervallen.

Een belangrijke reden hiervoor was dat Polen en Roemenië, waarvoor de besluiten tot overdracht in juli en augustus 2002 werden goedgekeurd, geen aanvragen hebben gedaan voor vergoeding van gedane uitgaven die uit hoofde van de begroting voor 2002 betaald konden worden. Het aandeel van deze twee kandidaat-lidstaten in het totaal aan kredieten is zo groot (61,4%) dat de algehele begrotingsuitvoering in grote mate afhankelijk is van de prestaties van deze twee landen.

Een aanvullende reden was de omvang van de voorschotten die voor zes kandidaat-lidstaten waren beperkt tot de helft van het 49%-plafond. De Commissie heeft overwogen om betalingen slechts afhankelijk te stellen van dat plafond, met als gevolg dat de tenuitvoerlegging van de begroting fors had kunnen stijgen, zoals vermeld bij punt i). Er werd besloten dit niet te doen teneinde gezond financieel beheer voorrang te geven boven een completere tenuitvoerlegging van de begroting. Opgemerkt zei dat eind juni 2003 de door de Commissie gedane betalingen (met inbegrip van ontvangen verzoeken waarvoor de betalingsprocedure in werking is gezet) aan de kandidaat-lidstaten 209,4 miljoen euro bedroegen, een toename van 55,2 miljoen euro ten opzichte van het niveau aan het eind van 2002. Het totaal van 209,4 miljoen euro bestaat uit 147,1 miljoen euro aan voorschotten en 62,3 miljoen euro aan vergoedingen. Het bedrag van 55,2 miljoen euro bestaat uit 7,4 miljoen euro aan voorschotten en 47,8 miljoen euro aan vergoedingen.

3.3 Uitgevoerde werkzaamheden die verband houden met de Rekenkamer

De Rekenkamer besteedde ook in 2002 veel aandacht aan Sapard. De Commissie wacht echter nog steeds op de opmerkingen van de Rekenkamer met betrekking tot de rechtsgrondslag van het instrument (punt 6.7 van het verslag van de Rekenkamer van 15 december 2001).

4. Tussentijdse evaluatie

Om de effectiviteit van maatregelen in de Sapard-programma's te beoordelen stelt artikel 5, lid 1, van de Sapard-basisverordening dat deze programma's onder andere tussentijds geëvalueerd dienen te worden.

De verordening voor de tenuitvoerlegging van Sapard (Verordening (EG) nr. 2759/1999 van de Commissie) bepaalt dat bij de uitvoering van beoordelingen en evaluatie rekening moet worden gehouden met de evaluatieprocedures die zijn vastgesteld in titel IV, hoofdstuk III, van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (verordening inzake de Structuurfondsen) en in afdeling 5 van Verordening (EG) nr. 1750/1999 (verordening voor de tenuitvoerlegging van plattelandsontwikkeling, ingetrokken en vervangen door Verordening (EG) nr. 445/2002).

De hierboven vermelde vereisten worden weergegeven in artikelen 9, 10 en 11 van Deel B van de meerjarige overeenkomst voor de financiering met elke kandidaat-lidstaat.

Volgend op de seminars over evaluatie die van 14 tot 18 mei 2001 werden gehouden (en waarover reeds is gerapporteerd in het jaarverslag van Sapard van 2001) werden specifieke details voor de tussentijdse evaluatie besproken tijdens een ander seminar over "aspecten van het beheer en de tenuitvoerlegging van de Sapard-programma's" (dat op 17 en 18 juni in Brussel werd gehouden). Tijdens dit seminar werd in het bijzonder aandacht geschonken aan de organisatorische en methodologische aspecten van de tussentijdse evaluatie. Er werden ontwerp-"richtsnoeren voor de tussentijdse evaluatie van door Sapard ondersteunde programma's voor plattelandsontwikkeling" gepresenteerd en besproken met de kandidaat-lidstaten. Na herziening van het document zond de Commissie deze richtsnoeren in augustus 2002 aan de kandidaat-lidstaten toe teneinde de eerste stappen te zetten voor het proces van tussentijdse evaluatie en advies te geven bij de procedures. Deze richtsnoeren werden ook (ter informatie) aan alle lidstaten gepresenteerd in het STAR-comité en zijn terug te vinden op de website/uitbreiding van de DG AGRI: http://europa.eu.int/comm/agriculture/ external/enlarge/index_en.htm.

In het algemeen dient deze evaluatie de gebruikelijke vijf stappen-structuur van het evaluatieproces te volgen, d.w.z. structurering, verzameling van gegevens, analyse, beoordeling en verslaglegging. Het belangrijkste doel is om zowel de eerste resultaten van het programma te onderzoeken als de samenhang ervan met de beoordeling vooraf, de relevantie van de doelen en de mate waarin deze zijn behaald. Deze evaluatie zal ook beoordelen in hoeverre gebruik is gemaakt van financiële middelen, evenals de kwaliteit van verslaglegging en tenuitvoerlegging.

In specifieke bewoordingen zijn de doelstellingen van de tussentijdse evaluatie:

- de voortdurende geschiktheid evalueren van de Sapard-strategie wat betreft relevantie en (interne en externe) samenhang;

- de geschiktheid en effectiviteit beoordelen van zowel de afspraken ten aanzien van de tenuitvoerlegging (verdeling van verantwoordelijkheden, beheer en toezicht) als het toezichtsysteem (als bron van informatie voor evaluatie en als beheerinstrument);

- de eerste resultaten van het Sapard-programma evalueren wat betreft effectiviteit en efficiëntie;

- de standaard en programmaspecifieke evaluatievragen, criteria en indicatoren toepassen;

- het institutionele effect beoordelen van Sapard als middel om de betreffende kandidaat-lidstaat voor te bereiden op de tenuitvoerlegging van het acquis communautaire;

- aanbevelingen opstellen met betrekking tot mogelijke aanpassingen van het programma.

In 2002 waren de kandidaat-lidstaten nog bezig met deze evaluatie. Tegen december 2002 hadden alle kandidaat-lidstaten, met uitzondering van Hongarije, hun vooraankondigingen (berichten van aanbesteding) gepubliceerd [14].

[14] Tegen maart 2003 hadden alle landen, behalve Estland, Slovenië en Hongarije, die een vereenvoudigde procedure volgen, hun aanbestedingsberichten gepubliceerd in het Publicatieblad. Bijna alle landen zijn eind juni 2003 begonnen met de tussentijdse evaluatie van hun Sapard-programma's.

Door de Commissie georganiseerde workshops over de tussentijdse evaluatie bieden sinds juni 2003 alle betrokken organen de gelegenheid het evaluatieplan te bespreken en van gedachten te wisselen over de verwachtingen dienaangaande, en zullen er mede voor zorgen dat het advies van de Commissie over de evaluatie in dit plan wordt opgenomen [15].

[15] Het eerste seminar van dit type betrof de Tsjechische Republiek, en werd gehouden op 28 mei 2003.

5. Sapard - 'het leerproces' - Belangrijke elementen met betrekking tot 2002

5.1 Toezicht op vastleggingen

In de herfst van 2002, kort nadat de besluiten tot overdracht van het beheer ten gunste van vrijwel alle begunstigde landen waren genomen, was het Sapard-instrument gereed om op brede schaal te worden toegepast. Deze ontwikkeling betekende dat de prioriteit voor veel belanghebbenden verschoof van voorbereiding naar inwerkingtreding.

Deze ontwikkeling betrof de aard van het werk van verschillende betrokkenen, voornamelijk Sapard-organen en toezichtcomités, dat zich in toenemende mate richt op operationele aspecten. De Commissie is van mening dat dergelijk werk ondersteuning verdient indien de betrokken partijen in staat zijn de voortgang van hun programma te beoordelen in vergelijking met dat in andere begunstigde landen, met name gezien het feit dat een dergelijke beoordeling voor alle betrokkenen geheel nieuw was.

De enige bron van gemakkelijk vergelijkbare gegevens waarover de Commissie aanvankelijk beschikte, betrof informatie die was gebaseerd op de driemaandelijkse uitgavendeclaraties overeenkomstig artikel 9, Deel A, van de meerjarige overeenkomst voor de financiering. De informatie uit die declaraties is een centraal onderdeel van het instrument. Bovendien wordt zij soms gezien als wellicht de belangrijkste indicator voor voortgang van het instrument, zoals bijvoorbeeld bij werk in de aanloop naar de kwijtingsresolutie van het Europees Parlement met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de begroting voor 2001. De Commissie was echter van mening dat, met name tijdens de relatief vroege fase van tenuitvoerlegging van Sapard, een meer relevante indicator voor voortgang dan een die gebaseerd is op uitgavendeclaraties op een zinvolle manier gebruikt zou kunnen worden, tenminste door diegenen die nauw betrokken zijn bij de toepassing van het instrument.

Als gevolg hiervan stelde de Commissie aan elk begunstigd land voor om een informatie-uitwisseling op te zetten die grotendeels is gebaseerd op vastleggingen die zijn gedaan aan eindbegunstigden. De reden hiervoor is dat dergelijke vastleggingen een essentiële voorloper zijn van iedere component die deel uitmaakt van de uitgavendeclaratie, en dat er tussen de vastleggingen en de uitgavendeclaratie een periode valt die vele maanden zou kunnen duren. Dit fenomeen is eveneens kenmerkend voor communautaire uitgaven met betrekking tot investeringen uit hoofde van de Structuurfondsen. Het effect ervan wat betreft begrotingsstromen is echter niet zo gemakkelijk te zien bij deze fondsen omdat het tijdstip waarop vastleggingen met eindbegunstigden mogen worden aangegaan niet onderhavig is aan communautaire regelgeving, en bovendien omdat gedane uitgaven met terugwerkende kracht kunnen worden meegeteld vanaf het tijdstip waarop de programmeringsperiode van start gaat. Sapard kent geen van deze mogelijkheden. Daarom was de Commissie de mening toegedaan dat, tenminste voor informatie ten behoeve van beheer, het zinvol zou zijn om een geschikter instrument te gebruiken dan uitgaven.

De beoogde informatie-uitwisseling moest een goed evenwicht vinden tussen eenvoud en praktisch nut. De Commissie was van mening dat deze doelstelling bereikt kon worden indien de uitwisseling gebaseerd was op het cumulatieve niveau van vastleggingen die door ieder Sapard-orgaan waren aangegaan met eindbegunstigden, ongeacht de vraag of deze een betaling tot gevolg hadden gehad, en eens per kwartaal werd doorgegeven met vermelding van maandelijkse totalen. Alle landen stemden ermee in om gegevens op te sturen ten behoeve van dit vrijwillige systeem. De ontvangen gegevens worden door de diensten van de Commissie in tabellen en grafieken omgezet. Om de bedragen gemakkelijker met elkaar te kunnen vergelijken worden deze getoond in vergelijking met een basis die voor ieder land de communautaire bijdrage is in de jaarlijkse financieringsovereenkomst voor 2000. Om de verschillende tijdstippen weer te geven waarop de besluiten tot overdracht van het beheer zijn genomen, worden de gegevens gepresenteerd met inbegrip van het aantal maanden sinds het eerste besluit tot overdracht voor het betrokken land werd genomen. De gegevensuitwisseling laat ook het aandeel aan vastleggingen zien wat betreft de communautaire bijdrage per maatregel voor ieder land en het totale aantal goedgekeurde projecten per maatregel.

Uit de ervaringen met het systeem tot nu toe blijkt dat het zinvol is voor 'benchmarking', met name voor de Sapard-organen en toezichtcomités. Het is ook gebruikt om de aandacht te vestigen op de risico's van annulering van ongebruikte vastleggingskredieten, met name voor landen waar de groei in het aangaan van contracten met eindbegunstigden in de loop van de tijd niet gelijke tred heeft gehouden met de bedragen die worden genoemd in opeenvolgende jaarlijkse financieringsovereenkomsten [16].

[16] Dit was het onderwerp van een aantal schrijvens van de Commissie van begin april 2003 aan ieder begunstigd land, waarin mogelijke acties werden uiteengezet die ondernomen konden worden om een effectievere tenuitvoerlegging van de verschillende programma's te bewerkstelligen.

5.2 Overstromingen

In augustus 2002 zijn er in Midden-Europa hevige overstromingen geweest. Na een ontmoeting tussen de leiders van de getroffen landen en voorzitter Prodi werd er communautaire noodhulp beloofd. Op 28 augustus kondigde de Commissie een voorstel aan voor de oprichting van een speciaal fonds waarvan gebruik zou kunnen worden gemaakt in geval van natuurrampen, technologische of milieurampen. De Commissie bevestigde ook dat acties gericht op het herstellen van de capaciteit van plattelandsgebieden na door overstromingen veroorzaakte schade, onder de reikwijdte van Sapard vallen [17].

[17] Zie de paragraaf "Veranderingen in wettelijke kaders".

Twee landen, de Tsjechische Republiek en Slowakije, hebben verzocht om aanpassingen aan hun Sapard-programma met het oog op het effect van de door overstromingen veroorzaakte schade. De Tsjechische Republiek meldde dat ongeveer 40% van haar grondgebied schade had opgelopen door de overstromingen, en dat ongeveer 6% daadwerkelijk onder water had gestaan, hetgeen schade had veroorzaakt in 753 gemeenten. De kosten van de schade door overstromingen werden geschat op ongeveer 3,1% van het BBP van het land in 2002. De totale schade in de landbouwsector werd op ongeveer 121 miljoen euro geschat. In Slowakije werd het totale door overstromingen getroffen gebied geschat op ongeveer 8 700 hectaren. Er werden follow-upbijeenkomsten georganiseerd door vertegenwoordigers van de Commissie, die uitmondden in een aantal programmawijzigingen die vervolgens werden besproken en goedgekeurd door het respectieve programmatoezichtcomité van elk land in oktober 2002.

Met het oog op de overstromingen werden er wijzigingen doorgevoerd in de meerjarige overeenkomsten voor de financiering. Om in het geval van de Tsjechische Republiek geen tijd te verliezen werden er wijzigingen aangebracht in de meerjarige overeenkomst voor de financiering via de jaarlijkse financieringsovereenkomst voor 2001 (in plaats van die voor 2002). Artikel 16 werd opgenomen in de meerjarige overeenkomst voor de financiering die buitengewone natuurrampen betreft. Dit artikel vermeldt dat in het geval dat de Commissie bepaalt dat een buitengewone natuurramp de Tsjechische Republiek heeft getroffen, gebruik zou kunnen worden gemaakt van herziene interventieniveaus (zodat het plafond voor publieke steun wordt verhoogd van 50% naar 75% van de publieke steun, en tevens het niveau van medefinanciering door de Gemeenschap wordt opgeschroefd van 75% naar 85%). Deze herziene percentages maakten deel uit van een door de Commissie voorgestelde wijziging ten aanzien van Verordening (EG) nr. 1268/1999 van de Raad in reactie op de overstromingscrisis. Daarnaast zouden er derogaties kunnen worden toegestaan die de mogelijkheid creëren tot aanvullende voorschotten, voorschotten aan begunstigden, toepassing van het programma met terugwerkende kracht, en ontheffing van een aantal bepalingen van de meerjarige overeenkomst voor de financiering zoals verplichtingen met betrekking tot overheidsopdrachten.

Het Sapard-programma voor de Tsjechische Republiek werd vervolgens gewijzigd om ruimte te bieden aan de herziene interventieniveaus, criteria met betrekking tot subsidiabiliteit die rekening houden met buitengewone natuurrampen, en herziene selectiecriteria die prioriteit geven aan aanvragen die rechtstreeks volgen op zo'n ramp. Voor Slowakije hechtte het toezichtcomité zijn goedkeuring aan een wijziging in de bestaande maatregel voor infrastructuur op het platteland. Deze maatregel werd in het programma beperkt tot de modernisering van gebouwen met historische, culturele of nationale waarde. De wijziging breidde de maatregel uit zodat ook de infrastructuur op het platteland kon worden verbeterd, zoals plaatselijke wegen, bruggen, voetbruggen, de watervoorziening en gas- en rioleringpijpleidingen.

Alle hiervoor genoemde veranderingen werden zeer spoedig ingevoerd nadat de Commissie het betreffende voorstel om de Sapard-basisverordening te wijzigen, ter tafel had gebracht. Gezien het feit dat de wijziging van die verordening wegens redenen die in de paragraaf "Veranderingen in wettelijke kaders" worden uitgelegd echter pas midden april 2003 kon worden doorgevoerd, moesten de mogelijke begunstigden ten minste tot dat moment wachten om te weten te komen of zij zouden kunnen profiteren van de verbeterde faciliteiten die in september daaraan voorafgaand waren voorgesteld.

5.3 Seminars die uit hoofde van artikel 7, lid 4 ("Steun door de Commissie") zijn gefinancierd

In de loop van 2002 organiseerde de Commissie twee seminars betreffende het gebruik van bijstand uit hoofde van artikel 7, lid 4:

Een seminar over "aspecten van het beheer van de programma's" in Brussel;

Een seminar over "certificering van de rekeningen van de Sapard-organen" in Wenen.

5.3.1 Seminar over "aspecten van het beheer van de programma's" in Brussel

Het seminar over aspecten van het beheer, de tenuitvoerlegging en de levering van de programma's werd op 17 en 18 juni in Brussel gehouden. Dit seminar, dat werd bijgewoond door vijf deelnemers van elke van de tien kandidaat-lidstaten, bood de gelegenheid om een breed scala aan onderwerpen te bestuderen met betrekking tot de Sapard-programma's. De feedback die volgde op het seminar gaf aan dat er een hoge mate van tevredenheid bestond over de inhoud ervan. Meer dan driekwart van de deelnemers die een follow-upenquête hadden ingevuld zei dat het seminar waardevol was omdat het de gelegenheid bood ervaringen uit te wisselen.

Een aantal bijdragen werd geleverd door vertegenwoordigers van de respectieve beheersautoriteiten en Sapard-organen. De belangrijkste operationele conclusies waren:

- dat het met betrekking tot toezicht noodzakelijk was om volgens een nauw tijdschema te werken om bijeenkomsten van het toezichtcomité voor te bereiden met de juiste documentatie, en om rekening te houden met gegevens over kwetsbare sectoren;

- dat het noodzakelijk was voor alle landen om de benodigde voorbereidingen te treffen met betrekking tot de verplichtingen voor een tussentijdse evaluatie van elk programma;

- dat het noodzakelijk was om manieren te vinden om het tempo van de financiële tenuitvoerlegging te verhogen.

5.3.2 Seminar over "certificering van de rekeningen van de Sapard-organen" in Wenen

Het seminar werd op 7 en 8 november in Wenen gehouden en werd bijgewoond door vertegenwoordigers van certificeringsorganen uit alle kandidaat-lidstaten die steun ontvangen van Sapard. De Oostenrijkse overheid was gastheer van het seminar en had enkele deskundige sprekers uitgenodigd.

De certificering, die wordt vereist door artikel 6 van Deel A van de meerjarige overeenkomst voor de financiering, vond voor het eerst plaats in 2002. Daarbij was echter slechts een klein aantal organen betrokken, en de uitgaven waren laag. Bij volgende acties zal een veel groter aantal organen betrokken zijn, en zal het uitgavenniveau aanzienlijk hoger zijn. Het doel van het seminar was om zoveel mogelijk te helpen bij de harmonisering en ontwikkeling van het werk van de certificeringsorganen.

Naar aanleiding van de opgedane ervaring bij de eerste financiële goedkeuring van rekeningen stelde de Commissie verscheidene wijzigingen voor ten aanzien van het "model voor het certificeringsverslag" en gaf zij verdere begeleiding met betrekking tot het auditwerk dat gedaan moet worden om te voldoen aan algemeen aanvaarde auditnormen in het kader van de certificering van rekeningen.

6. Betrokkenheid van niet-gouvernementele organisaties bij Sapard

Het jaarverslag van Sapard voor 2001 bevatte een hele paragraaf, nummer 9, over de betrokkenheid van niet-gouvernementele organisaties en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties. In deze paragraaf erkende de Commissie de grote interesse hierin die vooral in het Europees Parlement naar voren kwam in de context van het "Inpard"-initiatief [18]. Het Parlement maakte ook melding van enkele praktische problemen die zouden kunnen ontstaan door het initiatief. De Commissie legde echter uit dat haar terughoudendheid niet moest worden geïnterpreteerd als was zij gekant tegen de ontwikkeling van de rol van maatschappelijke organisaties in het kader van Sapard.

[18] Inpard - Innovative Participatory Rural Development; initiatief van de Commissie Landbouw en Plattelandsontwikkeling van het Europees Parlement om een nieuw pretoetredingsinstrument te stimuleren.

In februari 2002 werd het voordeel van een grotere betrokkenheid van maatschappelijke organisaties, de "bottom-up"-aanpak, benadrukt ten overstaan van de Commissie Landbouw en Plattelandsontwikkeling van het Europees Parlement door de ministers van Landbouw van de kandidaat-lidstaten, onder wie velen hun steun betuigden aan de Inpard-benadering. Teneinde vast te stellen welke praktische actie deze landen nodig vonden na hun verklaringen op ministerieel niveau, verzocht de Commissie hen bij schrijven van 13 juni 2002 (in het kader van het ontwerp voor de jaarlijkse financieringsovereenkomst 2002) hun wensen kenbaar te maken. Geen enkele kandidaat-lidstaat verzocht om een wijziging van de Sapard-basisverordening (die niet voorziet in initiatieven van de aard van Inpard). Er kon tegemoet worden gekomen aan de wensen van zes van de tien begunstigde landen zonder enige wijziging van bestaande wettelijke instrumenten, de meerjarige overeenkomsten voor de financiering of de nationale programma's. Wat betreft de overige vier landen konden de wijzigingen waarom zij hadden verzocht allemaal worden doorgevoerd door die overeenkomsten aan te passen. De wijzigingen betroffen de mogelijkheid van projectselectie voor bepaalde maatregelen onder verantwoordelijkheid van in het programma te benoemen niet-gouvernementele organisatie(s) in plaats van het Sapard-orgaan, terwijl het Sapard-orgaan in alle gevallen de overige verantwoordelijkheden behoudt, met inbegrip van de beoordeling van subsidiabiliteit. Hoewel de gevraagde wijzigingen werden doorgevoerd in de desbetreffende meerjarige overeenkomsten voor de financiering, had eind juni 2003 nog geen enkel land een verzoek ingediend voor programmawijzigingen om niet-gouvernementele organisaties deze bevoegdheid van projectselectie te laten uitoefenen.

De zojuist beschreven ontwikkeling zet de verklaringen van veel ministers uit februari 2002 in een minder enthousiast perspectief dan anders wellicht was verondersteld. Het betekent echter niet dat de Commissie niet-gouvernementele organisaties in het kader van Sapard minder belangrijk achtte in 2002.

In 2002 namen werknemers van de Commissie deel aan een aantal seminars en bijeenkomsten waarbij ook vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties betrokken waren.

Als onderdeel van de doelstelling om maatschappelijke organisaties te versterken en om multinationale uitwisseling te bevorderen op het gebied van plattelandsontwikkeling, organiseerde het Prepare-programma (Pretoetredingspartnerschappen voor het Europese platteland) een ambulante workshop in Finland in september 2002 om de kandidaat-lidstaten die steun ontvangen van Sapard een uitwisseling aan ervaringen te bieden over de lessen die te leren zijn uit de ervaringen van Finland met de ontwikkeling van plaatselijke initiatieven. Iedere kandidaat-lidstaat werd vertegenwoordigd door een afgevaardigde van de nationale regering evenals relevante niet-gouvernementele organisaties. Er werden gedetailleerde presentaties gegeven over de structuur van het Finse plattelandsbeleid door vertegenwoordigers van het Finse ministerie van Landbouw, inclusief functionarissen met ervaring met het werken met lokale actiegroepen. Er werden ook presentaties gegeven over de dorpsbeweging in Finland. Tijdens de besprekingen werd een reeks problemen benoemd met betrekking tot Sapard zoals het probleem om zich van voldoende financiering te verzekeren om projecten op te zetten en de verplichtingen die worden opgelegd aan aanvragers. Ondanks deze problemen sprak een aantal landen op eigen initiatief over het succes van Sapard. Vertegenwoordigers van niet-gouvernementele organisaties in de kandidaat-lidstaten lieten weten dat zij graag een grotere plaatselijke betrokkenheid bij Sapard zouden zien. De Commissie zette de mogelijkheden ter verbetering van partnerschap in toezichtcomités uiteen met inbegrip van voorstellen in het ontwerp voor de jaarlijkse financieringsovereenkomst voor 2002 voor een grotere plaatselijke betrokkenheid bij de besluitvorming.

In oktober 2002 sprak een vertegenwoordiger van de Commissie in Slowakije de Tweede Algemene Vergadering toe op uitnodiging van het Slowaakse Plattelandsparlement. De wens werd benadrukt voor meer erkenning ten aanzien van de microregio's en partnerschappen in microregio's als voor overheids- of staatssteun in aanmerking komende begunstigden. Door een aantal deelnemers werd aanzienlijke interesse getoond in de mogelijkheden voor plaatselijke initiatieven. Na de beëindiging van het seminar zorgde het Plattelandsparlement ervoor dat de vertegenwoordiger van de Commissie bijeenkomsten kon bijwonen met burgemeesters van dorpen in het gebied Velka Fatra, gevolgd door een rondleiding door de microregio Rimava, met inbegrip van een bijeenkomst in een dorp dat sinds kort deel uitmaakte van een microregionale ontwikkelingsstrategie die is gebaseerd op participatieve methoden, waarbij de plaatselijke gemeenschap betrokken wordt bij het opstellen van een gedetailleerde sociaal-economische analyse en de formulering van een ontwikkelingsstrategie [19].

[19] Hierop volgde het seminar over "ontwikkeling en bevordering van plaatselijke initiatieven in de kandidaat-lidstaten" in Pardubice (Tsjechische Republiek) in mei 2003.

7. Informatie over het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) - Activiteiten betreffende Sapard

Overeenkomstig artikel 15 van de Sapard-basisverordening en punt 7, Deel F van de meerjarige overeenkomst voor de financiering zijn de begunstigde landen verplicht om driemaandelijks verslag te doen over onregelmatigheden met betrekking tot medefinanciering door de Gemeenschap.

In 2002 hebben alle kandidaat-lidstaten betalingen ontvangen van de Commissie en waren zij dus verplicht om de diensten van de Commissie in kennis te stellen van eventuele onregelmatigheden. Letland en Roemenië verklaarden dat zich in 2002 geen onregelmatigheden hadden voorgedaan. Bulgarije meldde één onregelmatigheid, en Slovenië negen.

De diensten van de Commissie zijn voornemens de kwaliteit van deze berichtgeving te verbeteren door het antifraude-informatiesysteem te gebruiken, hetgeen de kandidaat-lidstaten in staat stelt om de informatie over onregelmatigheden elektronisch en op een gestandaardiseerde manier te melden [20].

[20] Tegen september 2003 moeten alle coördinatiediensten ter bestrijding van fraude (AFCOS, Anti-Fraud Co-ordination Service) in de tien kandidaat-lidstaten de AFIS-faciliteiten kunnen gebruiken.

8. Overheidsopdrachten

2002 was het eerste jaar waarin de regelgeving voor overheidsopdrachten door Sapard moest worden toegepast, inclusief de publicatie van aankondigingen van aanbestedingen. Deze regelgeving wordt van kracht na de overdracht van het beheer van de steun voor de betreffende Sapard-maatregelen, te weten de maatregelen die niet-particuliere begunstigden betreffen. De belangrijkste maatregelen, met inbegrip van overheidsopdrachten, betreffen infrastructuren op het platteland en, voor sommige landen, de tussentijdse evaluatie van de programma's.

Het behoort tot de criteria voor erkenning van een Sapard-orgaan dat de regels voor het aanbesteden van diensten, werken en leveringen door overheidsorganen nageleefd dienen te worden voor de betreffende maatregelen. Overeenkomstig artikel 14, lid 2, onder 6), van de meerjarige overeenkomst voor de financiering dienen deze regels in overeenstemming te zijn met de regelgeving in het handboek van de Commissie genaamd "Service, Supply, and Work Contracts concluded within the Framework of Community Co-operation for the Third Countries".

De publicatie van aankondigingen van aanbestedingen is een wettelijke verplichting voor Sapard. Voor alle contracten voor diensten ter waarde van het equivalent van 200 000 euro of meer en contracten voor werken ter waarde van 5 000 000 euro of meer is een specifieke aankondiging voor aanbestedingen ("internationale aanbestedingsprocedure") verplicht die door de Commissie wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, op internet en in alle overige daarvoor geschikte media.

Voor contracten voor leveringen ter waarde van 30 000 euro of meer en minder dan 150 000 euro, en voor contracten voor werken ter waarde van 300 000 euro of meer en minder dan 5 000 000 euro geschiedt de gunning van contracten door middel van een openbare offerteaanvraag die plaatselijk wordt gepubliceerd ("lokale aanbestedingsprocedure"). Daarnaast publiceert de Commissie een verwijzing naar deze "lokale" aanbestedingsprocedures op de EuropeAid-website.

Op de website is te zien dat er met name sinds het begin van 2003 een aanzienlijk aantal aankondigingen is gepubliceerd.

9. Bijdragen van kandidaat-lidstaten

Bij schrijven van 13 maart 2003 heeft de Commissie alle kandidaat-lidstaten verzocht een bijdrage voor opneming in dit verslag te leveren. De volgende bijdragen werden door de kandidaat-lidstaten ingezonden.

2003 is het eerste jaar waarin vijf van de tien landen, te weten Bulgarije, Estland, Litouwen, Letland en Slovenië, verplicht zijn een jaarverslag in te dienen over de tenuitvoerlegging van hun Sapard-programma. Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Deel B van de meerjarige overeenkomst voor de financiering dienen deze verslagen bij de Commissie te worden ingediend binnen zes maanden na het einde van ieder volledig kalenderjaar van tenuitvoerlegging, wat in het geval van de vijf genoemde landen neerkomt op eind juni 2003. Deze verslagen zullen beschikbaar worden gesteld op de website van de Commissie: http://europa.eu.int/comm/agriculture/ external/enlarge/index_en.htm

9.1 ESTLAND

Het document bevat een overzicht van de voortgang van het programma in 2002, een korte algemene beoordeling van het programma, en de besluiten naar aanleiding van de laatste bijeenkomst van het toezichtcomité.

Beschrijving van het programma in 2002

Met ingang van 11 februari 2002 werden de aanvragen voor investeringssteun in het kader van alle maatregelen ontvangen. Voor maatregel 2 werden de aanvragen voor investeringssteun met ingang van 26 maart ontvangen; voor de overige maatregelen eindigde de ontvangst van aanvragen op 27 september 2002.

In totaal werden in 2002 426 aanvragen ontvangen in het kader van het Sapard-programma, hetgeen bijna de helft meer is dan tijdens het voorgaande jaar.

Er werden 288 aanvragen ontvangen in het kader van investeringen in landbouwbedrijven, waarvan er 265 werden goedgekeurd. Er werden 37 aanvragen ontvangen in het kader van verbetering van de verwerking en de afzet van landbouw- en visserijproducten, waarvan er 27 zijn goedgekeurd en 17 zijn uitbetaald. Er werden 80 aanvragen ontvangen in het kader van diversificatie van activiteiten op het platteland en de bevordering van kleine ondernemingen, waarvan 68 aanvragen zijn goedgekeurd en 14 zijn uitbetaald. In het kader van de ontwikkeling en verbetering van de infrastructuur op het platteland zijn 21 aanvragen ontvangen, waarvan er 19 zijn goedgekeurd en 6 zijn uitbetaald.

Diagram 1 - Ontvangen, goedgekeurde en uitbetaalde aanvragen

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

De steun voor goedgekeurde aanvragen ligt rond de 194 miljoen EEK [21] en de totale uitbetaalde steun bedraagt ongeveer 163 miljoen EEK. In 2001 bedroegen deze bedragen respectievelijk 124 miljoen EEK en 6 miljoen EEK.

[21] 1 euro = 15,6466 EEK (constante koers sinds 1.1.1999).

Voortgang van het programma

De totale begroting van het Sapard-programma in de jaren 2000-2002 bedroeg rond de 748 miljoen EEK. De vastlegging in de jaren 2001-2002 (in Estland ging het Sapard-programma in 2001 van start) bedroeg 318 miljoen EEK, en de geannuleerde vastlegging bedroeg 5 miljoen EEK. Het begrotingsoverschot bedraagt in 2002 435 miljoen EEK. Estland heeft dus in anderhalf jaar naar schatting 43% van de driejaarlijkse begroting gebruikt. Bij de beoordeling van de voortgang van het programma dient te worden vermeld dat de tussentijdse evaluatie van het hele programma in de loop van 2003 zal worden uitgevoerd, zodat het te vroeg is om op dit punt verregaande conclusies te trekken. Maar samengevat kan worden gesteld dat de voortgang van het programma bevredigend is geweest, en dat het tweede jaar met ontvangen aanvragen succesvoller is verlopen dan 2001. De voortgang is verschillend geweest voor de diverse maatregelen. Maatregel 2 werd het meest gebruikt; 95% van de ontvangen aanvragen werd goedgekeurd en de uitbetaalde steun bedroeg ongeveer 100%. De financiering voor maatregel 1 is ook heel goed vastgelegd, hoewel maatregel 3 meer gebruikt zou moeten worden. Maatregel 4 wordt minder gebruikt - uit hoofde van deze maatregel wordt ongeveer 4% van de steun uitbetaald. Om deze situatie te verbeteren heeft het ministerie van Landbouw besprekingen gehouden met de sociale partners en zijn er reeds enige veranderingen aangebracht in de maatregeldocumenten en de relevante wetgeving. Er zijn verscheidene aspecten aangepast die werden beschouwd als belemmeringen bij het aanvragen van steun (zoals de maximale investeringssteun per begunstigde voor maatregel 3, etc.). Derhalve wordt verwacht dat de situatie in 2003 zal verbeteren.

Toezichtcomité

De derde bijeenkomst van het toezichtcomité werd gehouden op 26 juli 2002. De leden van het comité stemden in met wijzigingen van het Sapard-programma en keurden uiteindelijk alle wijzigingen goed in de documenten voor de eerste, tweede, derde en vierde maatregel van het plan voor plattelandsontwikkeling (goedgekeurd door de beheersautoriteit).

Het toezichtcomité besloot ook tot goedkeuring van de volgende nieuwe maatregelen: maatregel 6, betreffende investeringssteun voor de herstel en ontwikkeling van dorpen, en maatregel 8, betreffende investeringssteun voor bebossing. Maatregel 5, betreffende technische bijstand, werd tijdens de tweede bijeenkomst van het toezichtcomité goedgekeurd.

Het STAR-comité keurde alle wijzigingen van de vier maatregelen en de nieuwe maatregeldocumenten in oktober 2002 goed. Om die reden wordt de nationale wetgeving voor deze maatregelen voorbereid en vindt de ontvangst van aanvragen met ingang van het eerste kwartaal van 2003 plaats.

Tijdens de bijeenkomst van het toezichtcomité werd ook een overzicht gegeven van de voorbereidingen voor maatregel 7, te weten milieuvriendelijke landbouw. De leden van het toezichtcomité namen het besluit om door te gaan met de voorbereiding van de zevende maatregel. Er werd ook een overzicht gegeven van de voorbereidingen voor de tussentijdse evaluatie van het Sapard-programma. December 2003 dient het toezichtcomité het eindverslag goed te keuren en bij de Europese Commissie in te dienen.

9.2 BULGARIJE

Voortgang van de tenuitvoerlegging van Sapard

Op 15 mei 2001 werd het staatsfonds "Landbouw" erkend als het Bulgaarse Sapard-orgaan na een besluit van de Europese Commissie tot overdracht van het beheer van de steun uit hoofde van de drie belangrijkste maatregelen, gericht op particuliere begunstigden, van het Bulgaarse nationale plan voor landbouw en plattelandsontwikkeling uit hoofde van Sapard: maatregel 1.1 "Investeringen in landbouwbedrijven"; maatregel 1.2 "Verbetering van de verwerking en de afzet van landbouw- en visserijproducten"; maatregel 2.1 "Ontwikkeling en diversificatie van de economische bedrijvigheid, gericht op het combineren van verscheidene activiteiten en het aanboren van alternatieve inkomstenbronnen". Vanaf het begin van het programma tot 31 december 2002 zijn er vijftien bijeenkomsten van het comité voor projectselectie gehouden. Er is een totaal van 298 projecten ter waarde van 107 888 836,05 euro goedgekeurd voor steun uit hoofde van de maatregelen. Het aantal voltooide en vergoede projecten was 106, hetgeen een subsidiebedrag vertegenwoordigde van 14 499 142,50 euro (tabel 1).

Tabel 1 - Goedgekeurde en voltooide projecten per maatregel tot 31 december 2002 (euro)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De aanzienlijke voortgang die geboekt is bij de tenuitvoerlegging van het programma en de geleerde lessen, waarmee rekening is gehouden, mondden uit in het uitbreiden en op peil houden van voldoende capaciteit voor het beheer van de EU-middelen. Het Sapard-orgaan heeft de opgedane ervaring gebruikt om de opname van Sapard-middelen te intensiveren teneinde volledig gebruik te maken van de verleende financiële steun.

Een belangrijke stap bij het bevorderen van de opname van Sapard-middelen werd gezet door middel van de amendementen in verordeningen 14, 15 en 16 betreffende de termijnen en voorwaarden voor het verlenen van Sapard-steun. De officiële goedkeuring van deze amendementen betekende zowel de praktische tenuitvoerlegging van de besluiten die waren genomen tijdens de bijeenkomst van het toezichtcomité in juni 2002 als de tenuitvoerlegging van bepaalde wijzigingen in de procedures van het Sapard-orgaan, die waren aangezwengeld door het staatsfonds "Landbouw" en die zijn goedgekeurd door de Europese Commissie. De belangrijkste wijziging betrof projecten met technische tekortkomingen in de aanvraagdocumenten. Na aanpassing van de tot dan toe gehanteerde aanpak kregen aanvragers 10 dagen de tijd om deze tekortkomingen aan te vullen, waarna de procedure voor de verwerking van de aanvraag zou worden hervat. Op deze manier zouden aanvragers hun aanvraag niet opnieuw hoeven in te dienen, en werden de termijnen voor de goedkeuring van projecten verkort. Na beraadslagingen met de Europese Commissie werd het aantal jaarlijkse bijeenkomsten van het selectiecomité uitgebreid van 6 naar 12 [22].

[22] Er is tijdens het kalenderjaar 2002 geen gebruikgemaakt van de wijziging, via de jaarlijkse financieringsovereenkomst 2002, van artikel 5, lid 1, onder b), Bijlage Deel A van de meerjarige overeenkomst voor de financiering.

Het Sapard-orgaan spande zich voortdurend in om de opname van middelen te bevorderen. De belangrijkste inspanningen van het orgaan hadden betrekking op: opleiding voor alle eenheden van het orgaan om te voldoen aan de hoge professionele eisen voor werknemers van het orgaan; seminars voor potentiële aanvragers met deelname van werknemers van regionale directoraten van het SFA en het ministerie van Landbouw en Bosbouw; het zo spoedig mogelijk verwerken van elke aanvraag zodat de periode tussen registratie en uiteindelijke goedkeuring zoveel mogelijk wordt ingekort; voortdurend toezicht op goedgekeurde projecten om de voortgang ervan te controleren en om begunstigden tegemoet te komen, met name met het oog op het vergoeden van subsidie.

Daarnaast hadden de ondertekende memoranda met 20 commerciële banken over samenwerking bij de tenuitvoerlegging van Sapard een positievere houding tot gevolg ten aanzien van kredietprojecten uit hoofde van het programma. In 2002 kende het aantal goedgekeurde projecten per selectiecomité een gestage groei door het jaar heen. Dit bewijst dat de administratieve capaciteit van het orgaan is versterkt en dat de procedure voldoet.

Het werk ter voorbereiding van de erkenning van nog eens zes maatregelen en een submaatregel, gericht op begunstigden binnen de overheid, werd afgerond en de nationale erkenning werd ondertekend. Er werden werkgroepen opgericht binnen het ministerie van Landbouw en Bosbouw om de verordeningen voor de tenuitvoerlegging van deze maatregelen voor te bereiden.

Voortgang bij de inspanningen op het gebied van toezicht, evaluatie en publiciteit uit hoofde van het Sapard-programma

i) Bijeenkomsten van het Sapard-toezichtcomité

In 2002 hield het Sapard-toezichtcomité twee extra reguliere bijeenkomsten. De derde bijeenkomst van het toezichtcomité werd gehouden op 28 juni 2002. Het comité beoordeelde de voortgang van de tenuitvoerlegging van het programma op basis van toezichtgegevens voor de drie erkende maatregelen. De toezichtindicatoren voor de volgende zeven maatregelen, die worden voorbereid voor erkenning, werden ook beoordeeld. De leden van het comité werden tevens ingelicht over de missie van vertegenwoordigers van de Europese Commissie naar het Sapard-orgaan eerder in het jaar. De missie concludeerde dat er geen wezenlijke tekortkomingen waren bij de tenuitvoerlegging van het programma. De vierde bijeenkomst van het toezichtcomité werd gehouden op 10 december 2002. Het comité hechtte zijn goedkeuring aan de definitieve versies van maatregel 1.6 "Beheer van de watervoorziening" en maatregel 1.3 "Ontwikkeling van milieuvriendelijke landbouwpraktijken en -activiteiten" en beoordeelde de voortgang van de tenuitvoerlegging van erkende maatregelen. Het comité werd ingelicht over problemen met betrekking tot de vergoeding van voltooide projecten en de voortgang ten aanzien van de opname van beschikbare middelen uit hoofde van de Sapard-begrotingen voor de jaren 2000 en 2001. Het comité werd tevens geïnformeerd over de voorbereidingen op de tussentijdse evaluatie van Sapard, met name met het oog op de deelname van de sociale en economische partners aan de tenuitvoerlegging. Het comité besprak de voorstellen die door de vaste werkgroepen waren gedaan ten behoeve van wijzigingen in de erkende maatregelen. De voorgestelde wijzigingen werden goedgekeurd en samen met de definitieve versies van maatregelen 1.3 en 1.6 opgenomen in een pakket van wijzigingen van het Bulgaarse plan voor landbouw en ontwikkeling uit hoofde van Sapard. De goedkeuring van dit pakket door de Europese Commissie wordt voorzien voor de eerste helft van 2003.

Overeenkomstig het reglement van orde van het comité gingen de bijeenkomsten van de twee vaste werkgroepen over de erkende maatregelen vooraf aan de bijeenkomsten van het comité. De werkgroepen gaven de aanzet tot een aantal voorstellen voor wijzigingen in de maatregelen, zoals hierboven beschreven, gericht op het vergemakkelijken van de tenuitvoerlegging van het programma.

ii) Voorbereidingen voor de tussentijdse evaluatie van Sapard in Bulgarije

Gezien de complexiteit van de tussentijdse evaluatie en de tijd die nodig was voor de voorbereiding van de procedures om een evaluerende instantie te selecteren en om de evaluatie zelf uit te voeren, benoemde het toezichtcomité tijdens de tweede bijeenkomst een stuurcomité om toezicht te houden op de voorbereidingen voor de evaluatie. Overeenkomstig de EG-regelgeving voor aanbestedingen met betrekking tot pretoetredingsprogramma's ging het stuurcomité van start met een niet-openbare internationale aanbestedingsprocedure. Op 30 juli 2002 werd een aankondiging van aanbesteding gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, en op 17 september 2002 werd een uitnodiging tot inschrijving gepubliceerd. Van de 31 aanvragers die blijken van belangstelling hadden ingezonden, werden er medio november 2002 acht geselecteerd. In de tussentijd werden de belangrijkste aspecten van het aanbestedingsdossier voor de evaluatie door het stuurcomité beoordeeld en werd dit dossier afgerond overeenkomstig de instructies van de Europese Commissie inzake contracten voor diensten die worden gesloten in het kader van de communautaire samenwerking met derde landen.

iii) Publiciteitscampagne van Sapard

De publiciteitscampagne uit hoofde van Sapard zette het gebruik voort van alle mogelijke methoden en mediakanalen. De inspanningen werden echter in het bijzonder gericht op informatieseminars met rechtstreekse deelname van potentiële aanvragers uit hoofde van het programma. Functionarissen van het ministerie van Landbouw en Bosbouw, het Sapard-orgaan en van de regionale eenheden woonden deze seminars in het hele land voortdurend bij als sprekers. Om het succes van de publiciteitscampagne verder te vergroten met betrekking tot zowel het algemene publieke bewustzijn als de op handen zijnde erkenning van de zeven maatregelen, die het bereik van de publicitaire inspanningen zal uitbreiden door ruimte te geven aan nieuwe soorten aanvragers en sectoren, heeft het toezichtcomité eind december 2002 een Sapard-informatiestrategie goedgekeurd die het gebruik van een breed scala aan informatiekanalen mogelijk maakt - seminars, discussieforums, publicatiemateriaal, internetaansluitingen, reclamefilms, etc.

9.3 LITOUWEN

In totaal werden er in Litouwen tijdens de tenuitvoerlegging van het programma in 2002 594 aanvragen geregistreerd ter waarde van 187 575 000 euro aan Sapard-steun. De aanvragers waren het meest actief betrokken bij maatregel 1 "Investeringen in landbouw bedrijven" en maatregel 4 "Verbetering van de infrastructuur op het platteland". Het aantal ingediende aanvragen voor maatregel 1 was 204 (meer dan een derde van het totale aantal). Het meest intensieve beroep op steun werd gedaan voor maatregel 2 "Verbetering van de ver werking en de afzet van landbouw- en visserijproducten", waarvoor aanvragen werden gedaan ter waarde van 104 miljoen euro (bijna twee derde van het totale aangevraagde bedrag).

Het totale verzoek om Sapard-steun (duizend euro) en aantal aanvragen in 2002

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De gemiddelde waarde van de ingediende aanvragen bedroeg meer dan 600 000 euro en liep uiteen van 1 000 euro (maatregel 7 "Beroepsopleidingen") tot 11 miljoen euro (maatregel 2). De verschillen tussen de maatregelen zijn gebaseerd op de aard van de afzonderlijke projecten (d.w.z. projecten uit hoofde van maatregel 2 zijn complexer en vereisen grotere investeringen dan één enkel project uit hoofde van maatregel 1) en op de maximumwaarde van de steun (de steun uit hoofde van maatregel 2 bedraagt maximaal 5 miljoen euro, terwijl dit voor maatregel 4 250 000 euro is).

Gezien het feit dat een groot aantal aanvragen aan het eind van 2002 werd ingediend en als gevolg van de ingewikkelde evaluatieprocedures werden 381 aanvragen volledig geëvalueerd. In totaal werden 227 aanvragen goedgekeurd en was het totale vastgelegde bedrag aan Sapard-steun 70 665 miljoen euro.

In 2002 werden 130 aanvragen afgewezen. De belangrijkste redenen om ingediende aanvragen af te wijzen als zijnde niet subsidiabel zijn:

1. ze voldoen niet volledig aan de criteria voor economisch levensvatbare bedrijven (maatregelen 1 en 2);

2. ze voldoen niet aan de vereisten voor eindbegunstigden (maatregel 3 "Ontwikkeling en diversificatie van de economische bedrijvigheid, gericht op het combineren van verscheidene activiteiten en het aanboren van alternatieve inkomstenbronnen");

3. de beperkte periode waarin een aanvraag ingediend kan worden (een keer in 3 jaar), potentiële begunstigden die niet erg actief zijn, zoals boeren, plattelandsbewoners en -gemeenschappen (maatregel 4).

Teneinde de goedkeuring van meer aanvragen te vergemakkelijken werd de aanzet gegeven tot een aantal stappen. Ten eerste heeft het toezichtcomité een aantal criteria voor subsidiabiliteit aangepast. Daarnaast heeft het ministerie van Landbouw in opdracht de definitie van economische levensvatbaarheid gewijzigd, en heeft het Sapard-orgaan een aantal publiciteitsacties opgezet om de gewijzigde vereisten en criteria uit te leggen aan alle mogelijke aanvragers.

De vastgelegde Sapard-steun (duizend euro) en een aantal goedgekeurde projecten uit 2002

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Het grootste aandeel aan vastgelegde steun viel onder maatregel 2 - 42,6 miljoen euro (136% van het beschikbare bedrag). Dit werd veroorzaakt door het feit dat de potentiële begunstigden in de betreffende maatregel het actiefst zijn. Zij hebben zich erop toegelegd om vóór de datum van toetreding de communautaire normen ten aanzien van milieu, diergeneeskunde, dierwelzijn en voedselveiligheid ten uitvoer te leggen.

De minste vraag voor steun werd geregistreerd voor maatregel 4 - 5,6 miljoen euro (41%), en de reden daarvoor is de bedrieglijke verwachting dat de middelen uit hoofde van deze maatregel het eerst gebruikt zullen worden (daarom zijn de toewijzingen voor deze maatregel in de begroting van 2000 driemaal hoger).

Gebruik van Sapard-toewijzingen voor 2000-2001 (duizend euro)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

In 2002 begon het Sapard-orgaan met het uitbetalen van de Sapard-ondersteuningsmiddelen aan de eindbegunstigden. Er werden 107 betalingen gedaan aan begunstigden, en het totale betaalde bedrag was 9 828 miljoen euro (waarvan 7 371 miljoen euro steun van de Gemeenschap was, en 2 457 miljoen euro nationale medefinanciering).

De betaalde Sapard-steun (steun van de Gemeenschap) in 2002 (duizend euro)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De begunstigden begonnen met de tenuitvoerlegging van projecten in 2002. Er zijn uiteraard slechts aanvragen ingediend voor betalingen in tranches. 16 projecten werden volledig afgerond, en hebben de eindbetalingen ontvangen.

De voltooide projecten (SAPARD-steun betaald) in 2002 (duizend euro)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Er werden 16 projecten volledig ten uitvoer gelegd, waardoor het te vroeg is om de effectiviteit van het programma te evalueren. Slechts enkele voortgangsindicatoren, zoals het "aantal ondersteunde projecten" en de "totale openbare kosten voor projectondersteuning", konden worden gemeten en in aanmerking worden genomen. Gelet op de respectieve voortgangsindicatoren uit het programma voor landbouw en plattelandsontwikkeling was er sprake van een intensieve tenuitvoerlegging van de maatregelen 2 en 7.

9.4 LETLAND

2002 was voor Letland het eerste volledige jaar waarin Sapard operationeel was. Met name voor de bestuurlijke structuren van Letland is het belangrijk geweest om ervaring op te doen met het daadwerkelijk beheer van EU-middelen. Hoewel tegen het eind van 2002 slechts 66% van de beschikbare middelen was vastgelegd, was het aantal goedgekeurde projecten groot, in het bijzonder door een hoge mate van bedrijvigheid in maatregel 1.1 "Modernisering van landbouwmachines, uitrusting en gebouwen" en 3.1 "Ontwikkeling en diversificatie van de economische bedrijvigheid voor het aanboren van alternatieve inkomstenbronnen". Hierdoor is de Sapard-financiering verdeeld over een brede reeks aanvragers. Er zijn veel inspanningen geleverd om het publiek te informeren over de beschikbare financiering, beraadslagingen en besprekingen met sociaal-economische partners.

Algemene voorwaarden voor aanvragen en tijdlimieten voor projecten worden door de Dienst voor plattelandssteun (Rural Support Service, RSS) gepubliceerd in de officiële krant "Latvijas V

stnesis" en in de krant "Lauku Av;ze". Door middel van de regionale media is algemene informatie verspreid en is het bewustzijn verhoogd.

Binnen het kader van het Deens-Letse project voor potentiële begunstigden "Hulp bij de tenuitvoerlegging van het Sapard-programma" is speciale informatie opgesteld onder de naam "Informatie over pretoetredingsmaatregelen voor landbouw- en plattelandsontwikkeling", en er zijn informatieve seminars georganiseerd. Alle relevante informatie over vereisten en met name voorwaarden van het programma en geplande en huidige wijzigingen, wordt regelmatig gepubliceerd op de website van het ministerie, www.zm.gov.lv, op de website van de Dienst voor plattelandssteun, www.lad.gov.lv, en op de website van het Letse centrum voor advisering op het gebied van landbouw (Latvian Agricultural Advisory Center, LAAC), www.llkc.lv.

Het Letse centrum voor advisering op het gebied van landbouw en de Letse gezamenlijke raad voor landbouwadvies zijn betrokken bij zowel een informatie- en opleidingscampagne als bij het helpen uitwerken van de Sapard-projecten.

Er is een forum voor discussies en vragen over Sapard op http://qp.llkc.lv.quickplace/sapard/ . Deze interactieve website, die voorziet in informatie over "Vragen en antwoorden" met betrekking tot Sapard, is voorbereid in samenwerking met het ministerie van Landbouw, de Dienst voor plattelandssteun en het Letse centrum voor advisering op het gebied van landbouw.

Het was een uitdaging voor de bestuurlijke instanties om de voorwaarden uit het Sapard-programma, de meerjarige overeenkomst voor de financiering en de respectieve EU-verordeningen toe te passen, en om deze daadwerkelijk in werking te laten treden. Als de beherende instelling heeft het ministerie van Landbouw de leiding over een van de belangrijkste taken om te zorgen voor een succesvolle tenuitvoerlegging van Sapard. Tijdens de tenuitvoerlegging van het programma zijn er problemen naar voren gekomen die te maken hebben met de tenuitvoerlegging van Sapard, en welke zijn opgelost door middel van wijzigingen in het Sapard-programma, alsmede de betreffende procedures en nationale wetgeving. Dit is een voortdurend proces en zal zich blijven ontwikkelen tot het einde van het Sapard-programma.

Er zijn voortdurend inspanningen geleverd om goedkeuring te verkrijgen voor Sapard-maatregelen die nog niet waren goedgekeurd. In 2003 hechtte het toezichtcomité zijn goedkeuring aan maatregel 2 "Technische bijstand" en maatregel 1.2 "Herverkaveling van grond". Daarnaast was het ministerie van Landbouw verplicht om voor deze maatregelen goedkeuring te verkrijgen van de Commissie. Het toezichtcomité keurde het concept goed van de maatregelen 5.1 "Behoud van biologische diversiteit en plattelandslandschap" en 5.2 "Bestrijding van vervuiling uit de landbouw", en verplichtte het ministerie van Landbouw om gedetailleerde vereisten voor te bereiden voor de tenuitvoerlegging van deze maatregelen. Nu zijn de programma's voor milieuvriendelijke landbouw goedgekeurd door de Europese Commissie en worden de administratieve procedures uitgewerkt. De goedkeuring van programma's voor milieuvriendelijke landbouw is met name van belang wat betreft de toetreding tot de EU, waarin milieuvriendelijke landbouw een essentieel onderdeel uitmaakt van de programmering voor plattelandsontwikkeling.

Er werden helaas geen projecten ingediend uit hoofde van de ondersteunende maatregel "Beroepsopleiding". Deze maatregel is belangrijk voor het algehele welslagen van het Sapard-programma. In samenwerking met de partners is het ministerie van Landbouw bezig met het vinden van een oplossing, en hopelijk zullen de eerste projecten uit hoofde van deze maatregel in 2003 worden uitgevoerd.

Het Sapard-programma neemt echter in kracht toe, en naar het zich laat aanzien wordt het jaar 2003 het actiefste jaar van Sapard-tenuitvoerlegging in Letland. De interesse in het programma neemt toe, en het opmerkelijke aantal van 313 aanvragen voor de eerste ronde van aanvragen in januari 2003 geeft aan dat Letland in staat zal zijn om de beschikbare middelen in gebruik te nemen.

9.5 TSJECHISCHE REPUBLIEK

In de Tsjechische Republiek ging het Sapard-programma van start op 15 april 2002. Zowel de regionale kantoren als mogelijke begunstigden waren hierop voorbereid omdat het voorbereidende werk en de beraadslagingen betreffende het beheer van het Sapard-programma in 2001 en begin 2002 op grote schaal waren georganiseerd, en omdat er seminars waren gehouden met informatie over de Sapard-programmamaatregelen en de regelgeving met betrekking tot administratie. In 2002 bevatte de overdracht van het beheer aan het Sapard-orgaan zeven van de negen maatregelen uit het Sapard-plan.

In 2002 werden er in de Tsjechische Republiek drie oproepen tot het indienen van aanvragen gedaan. Het hoge aantal aanvragen doet vermoeden dat er in de Tsjechische Republiek veel interesse is voor het Sapard-programma.

De eerste oproep tot het indienen van aanvragen begon op 15 april en eindigde op 15 mei 2002. Er werden in totaal 881 aanvragen voor financiële steun ingediend. Het Nationale Sapard-selectiecomité beval 465 projecten aan voor financiering uit hoofde van het programma, met een totaalbedrag aan financiële steun van meer dan 49 miljoen euro. Sindsdien zijn de contracten voor twee aanvragen ingetrokken, en zijn er 463 contracten ondertekend door de directeur-generaal van het Sapard-orgaan en de begunstigden.

De tweede oproep tot het indienen van aanvragen begon op 25 september en eindigde op 6 november 2002. Er werden in totaal 908 aanvragen voor financiële steun ingediend. Vervolgens beval het Nationale Sapard-selectiecomité 435 projecten aan voor financiering uit hoofde van het programma, met een totaalbedrag aan financiële steun van 45 miljoen euro.

In augustus 2002 werd de Tsjechische Republiek het slachtoffer van een buitengewone natuurramp, en was het een van de landen in Europa die het meest door de overstromingen werden getroffen. Dankzij de inspanningen van DG AGRI en de Commissie werd er onderhandeld over aanpassingen aan Verordening (EG) nr. 1268/1999 van de Raad en de wijzigingen van de meerjarige overeenkomst voor de financiering, en werden deze op 18 november 2002 door het STAR-comité goedgekeurd. De oproep tot het indienen van aanvragen in het kader van vereenvoudigde voorwaarden, die "betrekking had op de overstromingen", vond voor aanvragers in de NUTS II-regio's die rechtstreeks door de overstromingen waren getroffen - Praag, het midden van de Bohemen, het noordwesten, zuidwesten en zuidoosten - plaats tussen 2 en 13 december 2002. In totaal werden 190 aanvragen voor financiële steun ontvangen.

De Tsjechische Republiek deed in het bijzonder haar best voor de verhoging van het aantal maatregelen dat valt onder een besluit tot overdracht van het beheer. Op 24 juli 2002 werd de maatregel "Landbouwproductiemethoden ter bescherming van het milieu en ten behoeve van de instandhouding van het platteland" unaniem goedgekeurd door het STAR-comité. Tussen 2 en 5 december 2002 vond er een auditmissie plaats door vertegenwoordigers van de Europese Commissie voor maatregel 2.3. Op 18 november 2002 werd ook de maatregel "Beroepsopleiding" unaniem goedgekeurd door het STAR-comité.

Voor de selectie van de meest geschikte evaluerende instantie werd het stuurcomité voor de evaluatie van het Sapard-programma opgericht. Het stuurcomité bestaat uit leden van de Interdepartementale besluitvormingsgroep van de beheersautoriteit en twee aanvullende deskundigen, vertegenwoordigers van het Landbouweconomisch onderzoeksinstituut en het Tsjechische Bureau voor de Statistiek. De aanbestedingsprocedure ging van start in september 2002.

In 2002 werden er twee bijeenkomsten gehouden van het Nationale Sapard-toezichtcomité. De leden van het comité werden niet alleen ingelicht over de voortgang van het Sapard-programma in de Tsjechische Republiek als geheel, maar ook op regionaal niveau. Het comité besprak alle relevante documenten en keurde deze goed zoals vereist door de meerjarige overeenkomst voor de financiering.

Er werden het hele jaar door grootschalige publiciteitscampagnes gehouden. In samenwerking met de beheersautoriteit heeft de Tsjechische televisie in 2002 drie programma's over Sapard voorbereid en uitgezonden: "Tsjechen voor Europa", "Europa voor de Tsjechen" en "Eerste projecten met medefinanciering uit het Sapard-programma". Er werden brochures en andere uitgaven gepubliceerd met titels als: "Het Sapard-programma in de Tsjechische Republiek", "Instructies voor de aanvragers van financiële steun uit het Sapard-programma", "Aanvraag van financiële steun uit het Sapard-programma", "De regels met betrekking tot de voorwaarden voor het verlenen van financiële steun voor projecten uit hoofde van het Sapard-programma" in het Tsjechisch. Ook werd het tweetalige "Jaarverslag over het Sapard-programma in de Tsjechische Republiek in 2001" voorbereid en gepubliceerd. Er werden promotiefolders gedrukt in het Tsjechisch en Engels over het Sapard-programma met informatie over alle maatregelen, en in het belangrijkste weekblad voor de landbouw werd een reeks artikelen gepubliceerd over ervaringen met het Sapard-programma in de Tsjechische Republiek. Tijdens de drie belangrijkste Tsjechische landbouwbeurzen werd reclame gemaakt voor het Sapard-programma.

Alle basisinformatie over het Sapard-programma kan zowel in het Tsjechisch als in het Engels geraadpleegd worden op de websites van het Sapard-orgaan - www.sapard.cz.

9.6 SLOWAKIJE

9.6.1 Tenuitvoerlegging van het programma per 31 december 2002

Basisinformatie

De belangrijkste voorwaarde voor de tenuitvoerlegging van het Sapard-programma was de erkenning van het Sapard-orgaan. De nationale erkenning voor maatregelen 1, 2, 4 a), 5 en 7 werd op 10 december 2001 verleend door de bevoegde autoriteit (het ministerie van Financiën van de Slowaakse Republiek, afdeling Nationaal Fonds). Van 28 januari tot 1 februari 2002 voerden de accountants van de EG de erkenningsaudit uit in het Sapard-orgaan, het Nationaal Fonds en het Opperste auditbureau. Vervolgens werd op 15 april 2002 het Besluit 299/2002/EG van de Commissie genomen houdende overdracht van het beheer van de steun aan de Slowaakse instellingen voor tenuitvoerlegging. Dit besluit had betrekking op vijf maatregelen uit het programma, te weten maatregel 1 "Investeringen in landbouwbedrijven", maatregel 2 "Verbetering van de verwerking en de afzet van landbouw- en visserijproducten", maatregel 4 a) "Activiteiten ter bevordering van de diversificatie in plattelandsgebieden - investeringen die niet betrekking hebben op infrastructuur", maatregel 5 "Bosbouw" en maatregel 7 "Consolidering van gronden".

9.6.2 Indiening en verwerking van projecten

Na het besluit tot overdracht van het beheer deed het Sapard-orgaan in 2002 vier oproepen tot het indienen van aanvragen voor financiële steun, en wel op 30 juni, 31 augustus, 30 september en 30 november 2002. Er werd een totaalaantal van 111 aanvragen ontvangen, waarvan 45 projecten werden goedgekeurd die betrekking hebben op openbare uitgaven uit het Sapard-programma ter waarde van 6 052 duizend euro, hetgeen 13% vertegenwoordigt van de beschikbare openbare middelen uit het programma voor de erkende maatregelen (jaarlijkse financieringsovereenkomsten 2000 en 2001). De cijfers van de aanvragen die werden ontvangen en vervolgens goedgekeurd waren per maatregel als volgt:

Maatregel 1: -29 projecten ingediend; 16 projecten goedgekeurd

Maatregel 2: -55 projecten ingediend; 20 goedgekeurd

Maatregel 4 a): -19 projecten ingediend; 4 projecten goedgekeurd

Maatregel 5: -8 projecten ingediend; 5 projecten goedgekeurd.

De gemiddelde waarde van de goedgekeurde projecten was 268 duizend euro.

9.6.3 Maatregelen om de opname van programmamiddelen te bevorderen

Het relatief bescheiden aantal ingediende en goedgekeurde projecten in 2002 is het resultaat van een combinatie van factoren die een rol speelden in 2001 en 2002 en betrekking hadden op een reeks economische, wettelijke, organisatorische en overige invloeden, waaronder:

- Een gebrek aan particuliere financiële bronnen voor de financiering van projecten, inclusief de moeilijkheden waarmee landbouw- en voedselverwerkende bedrijven te kampen hebben bij de toegang tot kredietfinanciering en investeringskapitaal.

- Veel potentiële aanvragers werden in de eerste helft van 2002 ontmoedigd door de beperkte geografische toewijzingen aan het begin van de tenuitvoerlegging van het programma (niet effectief sinds juli 2002).

- Geografische toewijzingen: veel potentiële aanvragers werden in de eerste helft van 2002 ontmoedigd door de beperkte geografische toewijzingen aan het begin van de tenuitvoerlegging van het programma (deze beperking werd vervolgens gedeeltelijk weggenomen door een programmawijziging in juli 2002).

- Overdracht van het beheer: in totaal zijn slechts vier van de negen maatregelen van het Sapard-programma ten uitvoer gelegd, aangezien deze maatregelen vielen onder het besluit tot overdracht van het beheer dat door de Commissie op 15 april 2002 werd genomen. (Hopelijk zal de volledige tenuitvoerlegging van alle programmamaatregelen van start kunnen gaan met ingang van 1 juli 2003, met inbegrip van mogelijke programmawijzingen).

- Maatregel 7 "Consolidering van gronden": wat betreft de erkende niet-winstgevende maatregel nr. 7 had het niet aanvaarden van de toewijzing van de financiële middelen voor de financiering van de belangrijkste projecten door het Slowaakse ministerie van Financiën in 2002 en 2003 invloed op het aantal ingediende projecten en dientengevolge op de hoeveelheid opgenomen middelen.

- Nationale subsidies: in 2002 was het mogelijk voor ondernemers om subsidies te krijgen binnen het kader van nationale regelingen die aan minder ingewikkelde voorwaarden verbonden waren dan de voorwaarden van het Sapard-programma.

- Een gebrek aan ervaring bij potentiële aanvragers: een combinatie van een gebrek aan ervaring bij potentiële aanvragers en van veeleisender criteria voor het verwerken van een aanvraag voor financiële steun uit hoofde van het Sapard-programma zorgde ook voor een lagere opname van middelen dan was voorzien. (Het Sapard-orgaan heeft de interne werkprocedures en methodologie voortdurend vereenvoudigd - tegen het eind van 2002 waren ze aanzienlijk vereenvoudigd, hetgeen een hoger tempo bij het verwerken van de projecten vergemakkelijkte. De periode voor projectverwerking is in de Slowaakse Republiek ongeveer 30 dagen, d.w.z. de tijd tussen de indiening van het project tot de ondertekening van het contract met een begunstigde). De gemiddelde periode tussen ontvangst van de betalingsaanvraag en uitbetaling van de middelen bedroeg 35 dagen.

- Gebrek aan informatie: ontoereikende informatie voor ondernemers over het Sapard-programma door de Slowaakse Kamer voor landbouw en voedsel. Zowel in 2000 als in 2001 was de meerderheid van professionele vakbonden en verenigingen slechts in beperkte mate betrokken bij het programma. Sinds 2002 is er op dit gebied een zekere verbetering te zien.

- Onvoldoende kwaliteitsniveau van adviserende diensten in de Slowaakse Republiek: deze factor heeft betrekking op de onervarenheid van adviseurs bij de uitwerking van 'Sapard-achtige' projecten. Het Sapard-orgaan organiseert regelmatig opleidingen voor adviseurs.

- Een gebrek aan werknemers van het ministerie van Landbouw bij zowel de beheersautoriteit als het Sapard-orgaan in 2001 en 2002 (in verband met de noodzaak voor belangrijke organisatorische veranderingen binnen relevante sectoren - het Slowaakse ministerie van Landbouw is eind 2002 begonnen met deze organisatorische veranderingen).

Sinds het begin van de tenuitvoerlegging van het Sapard-programma (15 april 2002) zijn er veel maatregelen genomen en gerealiseerd om de opnamecapaciteit van het programma te verhogen. In 2002 stelde de beheersautoriteit (het Slowaakse ministerie van Landbouw) verschillende programmawijzigingen voor. Na een gedetailleerde bespreking binnen het toezichtcomité voor het Sapard-programma werden deze wijzigingen unaniem goedgekeurd door het STAR-comité van de Europese Commissie op 20 februari 2002, 24 juli 2002 en 18 november 2002. De wijzigingen hadden voornamelijk betrekking op de uitbreiding van de tenuitvoerlegging van het programma tot het hele grondgebied van de Slowaakse Republiek, veranderingen in de criteria voor economische levensvatbaarheid (sinds september 2002), een nieuwe selectie van begunstigden binnen de niet-winstgevende maatregel 7 - "Consolidering van gronden", herzieningen van de lijst van subsidiabele kosten en veranderingen in de hoeveelheden toegewezen financiële middelen binnen individuele maatregelen. Na de goedgekeurde wijzigingen voltooide het Sapard-orgaan de handleidingen en methodologierichtsnoeren. Daarnaast ging het Sapard-orgaan over tot een ingrijpende vereenvoudiging van werkprocessen en -procedures ten aanzien van projectselectie, -controle en -vergoeding.

Huidige situatie (31 mei 2003)

Tegen het einde van mei 2003 waren er 197 projecten ontvangen (waaronder 16 afgewezen), waarvan er 115 werden goedgekeurd voor een totaalbedrag van 15 262 euro aan openbare steun, d.w.z. 33% van de jaarlijkse limieten voor 2000 en 2001.

Maatregel 1 - 47 projecten ingediend, 31 projecten goedgekeurd

Maatregel 2 - 105 projecten ingediend, 61 projecten goedgekeurd

Maatregel 4 a) - 32 projecten ingediend, 15 projecten goedgekeurd

Maatregel 5 - 13 projecten ingediend, 8 projecten goedgekeurd.

9.7 SLOVENIË

Aanpassing van nationale wetgeving

De voortgang van de Republiek Slovenië op het gebied van de aanpassing van rechtsgrondslagen voor de tenuitvoerlegging van het Speciaal toetredingsprogramma voor landbouw en plattelandsontwikkeling (Special Accession Programme for Agriculture and Rural Development, Sapard) en de inwerkingtreding van het Sapard-orgaan, heeft betrekking op het volgende:

- Publicatie van het decreet over de structurele beleidsmaatregelen ten aanzien van de landbouw uit het programma voor plattelandsontwikkeling 2000-2006 (Sapard) (Ur. l. RS 107/01, 74/02);

- Publicatie van de verordening over het bedrag aan middelen dat ten behoeve van Sapard-programmamaatregelen wordt verleend (Ur. l. RS 77/02);

- Een openbare aanbestedingsprocedure voor de toewijzing van Sapard-middelen (Ur. l. RS 2/2002);

- Ondertekening van de jaarlijkse financieringsovereenkomst 2001 (19 maart 2002) en de bekrachtiging ervan door de Nationale Vergadering - publicatie van de Wet ter bekrachtiging van de jaarlijkse financieringsovereenkomst 2001 (Ur. l. RS Internationale overeenkomsten nr. 16/02);

- Publicatie van de tweede openbare aanbestedingsprocedure voor Sapard-programmamaatregelen (Ur. l. RS 97/02);

- Ondertekening van de jaarlijkse financieringsovereenkomst 2002 (7 april 2003).

Resultaten van de tenuitvoerlegging van het Sapard-programma

Op basis van de Landbouwwet (Ur. l. RS 54/00) en in samenhang met het programma voor plattelandsontwikkeling 2000-2006 (het Sapard-programma) en de bepalingen van de meerjarige overeenkomst voor de financiering, vaardigde de Sloveense regering op 13 december 2001 het decreet uit over de structurele beleidsmaatregelen ten aanzien van de landbouw in het kader van het programma voor plattelandsontwikkeling 2000-2006 (Sapard), houdende vastlegging van de maatregelen, doelstelling, begunstigden en de algemene voorwaarden voor het verlenen van pretoetredingssteun uit hoofde van Sapard. Het decreet voorziet in de rechtsgrondslag voor de publicatie van de verordening over het bedrag aan middelen dat wordt verleend ten behoeve van de structurele beleidsmaatregelen ten aanzien van de landbouw in het kader van het programma voor plattelandsontwikkeling (Sapard) en de publicatie van openbare aanbestedingsprocedures.

Tot dusver heeft het Sapard-orgaan twee openbare aanbestedingsprocedures gepubliceerd (in januari 2002 en november 2002) voor vier maatregelen die vermeld staan in het plan voor plattelandsontwikkeling (anders dan de maatregel voor technische bijstand): investeringen in landbouwbedrijven (fokken en verwerken van vee); investeringen in de herstructurering en aanpassing van de voedselverwerkende industrie (melk, vlees en vis); ondersteuning voor de economische diversificatie van boerderijen (boerderijtoerisme en handwerk); en infrastructuur op het platteland als de vierde maatregel (infrastructuur voor de watervoorziening, thematische paden en wegeninfrastructuur).

Ten gevolge van (twee) openbare aanbestedingsprocedures bevinden zich onder de ontvangen aanvragen projecten voor meerjarige investeringen. In totaal waren er op 11 april 2003 112 aanvragen ontvangen. De gegevens in de onderstaande tabel geven informatie over de stand van zaken met betrekking tot aanvragen overeenkomstig specifieke maatregelen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

In totaal werden 65 contracten gesloten met het Sapard-orgaan voor de tenuitvoerlegging van investeringen. De totaalwaarde van de aangegane verplichtingen bedraagt 2,5 miljard SIT.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Toezichtcomité en voorstellen voor programmawijzigingen

Tijdens de tweede bijeenkomst (10 december 2002) werden de leden van het Sapard-toezichtcomité ingelicht over de stand van zaken ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de Sapard-maatregelen met betrekking tot de vastgestelde indicatoren voor het toezicht op de tenuitvoerlegging van de maatregelen en het voorstel voor aanpassingen aan het Sapard-programma.

In 2002 en begin 2003 heeft het MAFF, als het beheersorgaan voor het Sapard-programma, aan het ontwerp gewerkt voor het voorstel tot wijziging van de huidige subsidiabiliteitscriteria voor individuele maatregelen in het kader van het Sapard-programma. De wijzigingen zijn met name van toepassing op maatregel 1, waarvoor het aantal ontvangen aanvragen voor middelen in het kader van de aanbesteding veel lager was dan verwacht. Om de interesse in dit soort middelen te verhogen is een ontwerp opgesteld voor een voorstel tot wijziging van de criteria, in overeenstemming met het Sapard-orgaan en de Landbouwvoorlichtingsdienst. Het voorstel voor de wijzigingen werd ingediend bij de Commissie (DG AGRI, F4 - afdeling Sapard-programma) en in detail gepresenteerd aan de leden van het toezichtcomité tijdens de tweede bijeenkomst op 10 december 2002. Tijdens deze bijeenkomst werd overeengekomen dat de documenten aangevuld dienen te worden en dat de voorstellen van sociale partners moesten worden bekeken alvorens de documenten opnieuw zullen worden bestudeerd in een schriftelijke procedure tijdens de bijeenkomst van het toezichtcomité. Het voorstel werd op 8 april 2003 goedgekeurd door de leden van het toezichtcomité en ingediend bij de Commissie voor harmonisatie binnen de diensten van de Commissie en voor verdere behandeling door het STAR-comité.

De belangrijkste amendementen betreffen de criteria met betrekking tot maatregel 1 "Investeringen in landbouwbedrijven".

Het volgende is voorgesteld: afschaffing van de leeftijdgrens voor begunstigden; opneming van steun op het gebied van tuinbouw; terugbrengen tot 3 ha van de minimumomvang voor landbouwbedrijven die in aanmerking komen voor steun; de aankoop van landbouwmachines dient niet te worden gekoppeld aan de investering; uitbreiding van het bereik van de investering en het hoogst mogelijke bedrag aan overheidssteun per programmaperiode; de bouw en met name aanpassing van stallen zou niet alleen van toepassing moeten zijn op scharrelboerderijen, maar ook op boerderijen waar dieren op andere manieren worden gehouden, in overeenstemming met de normen ten aanzien van de bescherming van dieren.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Slovenië - Financieel toezicht (cumulatieve gegevens: 31 december 2002, in SIT)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Slovenië - Financieel toezicht (cumulatieve gegevens: 31 december 2002, in SIT)

9.8 HONGARIJE

Na de nationale erkenning deed het Sapard-orgaan een oproep tot het indienen van Sapard-aanvragen op 26 september 2002. De aanvragers kregen betrekkelijk kort de tijd voor de voorbereiding van hun aanvragen. Ondanks deze korte periode en de complexiteit van de vereisten voor aanvragen, ontvingen de regionale kantoren en de Afdeling voedselverwerking een extreem hoog aantal aanvragen. Bijna iedere aanvrager moest echter ontbrekende gegevens aanvullen, waardoor de daadwerkelijke verwerking van de ingediende aanvragen pas kon beginnen nadat de gebrekkige informatie was aangevuld.

Het doel van deze analyse is aan te geven hoeveel aanvragen ter waarde van welke bedragen zijn ingediend betreffende de drie erkende maatregelen, en wat de belangrijkste kenmerken zijn van de aanvragers, d.w.z. wie hebben er aanvragen ingediend, en uit welke regio's waren deze aanvragen afkomstig.

9.8.1 Belangrijkste kenmerken van ingediende aanvragen

De regionale kantoren hebben 1 160 aanvragen ontvangen. De volgende tabel bevat de uitsplitsing van deze aanvragen over de verschillende maatregelen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Meer dan 50% van de aanvragen werd ingediend voor de maatregel "Ontwikkeling en verbetering van de infrastructuur op het platteland". Terwijl er veel aanvragen zijn ingediend ter verbetering van de voedselindustrie, was er slechts weinig belangstelling voor de maatregel "Aankoop van (landbouw)machines". De reden hiervoor ligt wellicht bij de strenge voorwaarden of de verleende steun ten behoeve van landbouwmachines in 2002.

Wat betreft maatregel 111, "Investeringen in landbouwbedrijven", is de gemiddelde projectwaarde in feite minder dan de maximumwaarde. Wat betreft maatregel 1308, "Ontwikkeling en verbetering van de infrastructuur op het platteland", ligt de waarde van de aangevraagde steun mogelijk ook tussen de 6 miljoen HUF [23] en 60 miljoen HUF, waardoor er geen conclusies kunnen worden verbonden aan de gemiddelde waarden.

[23] 1 euro = 245,6800 HUF.

Uit de vergelijking van de geplande middelen met de ingediende aanvragen voor de bepaalde maatregelen uit het Sapard-plan kan worden geconcludeerd dat:

- het aandeel verbeteringen ten behoeve van de voedselindustrie de geschatte begroting overschrijdt;

- het aantal aanvragen ter verbetering van de infrastructuur extreem hoog is;

- de behoefte van landbouwbedrijven beneden de mogelijkheden ligt.

De reden is dat het hoge ondersteuningsniveau en het aanzienlijke bedrag aan steun aantrekkelijk zijn met betrekking tot de maatregelen 114 en 1308.

De volgende grafiek is een weergave van de verdeling van aanvragen naar hoeveelheid en waarde per maatregel.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

9.8.2 Regionale verdeling van ingediende aanvragen

We mogen veronderstellen dat de grotere neiging tot het indienen van aanvragen te maken heeft met de economische situatie in bepaalde gebieden. Het laagste aantal aanvragen is afkomstig uit de regio in het midden van Hongarije. De reden hiervoor is wellicht dat dit gebied de kleinste van de zeven regio's is.

Des te meer aanvragen betreffende de maatregel "Investeringen in landbouwbedrijven" waren afkomstig uit de Noordelijke Grote Laagvlakte. Slechts 33 aanvragen kwamen uit de regio Noord-Hongarije, waarvoor de reden deels zou kunnen worden verklaard door de ongunstige verhoudingen binnen de landbouwproductie.

De volgende grafiek is een weergave van de verdeling van ingediende aanvragen per regio.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

De investeringen in de voedselindustrie zijn, mogelijkerwijs vanwege de traditie, geconcentreerd in het oostelijk deel van Hongarije.

Onverwachter is de grote belangstelling voor infrastructurele ontwikkelingen. 135 aanvragen waren afkomstig uit de regio Noord-Hongarije, en het grootste aantal werd aangevraagd door de Noordelijke Grote Laagvlakte.

We hebben per regio en per maatregel de gemiddelde ondersteuningsaanvraag onderzocht. Op basis hiervan valt het totaalbedrag voor de ondersteuningsaanvraag per project voor Midden-Hongarije 29% hoger uit dan op het platteland. Voor het Westelijk Donaugebied is deze indicator 11,5% minder dan de gemiddelde ondersteuningsaanvraag per project.

9.8.3 Deelnemers aan de eerste ronde van de aanvraagprocedure

51,4% van de aanvragen is ingediend door bedrijven. Samen met coöperaties namen 649 gemeenschappelijke ondernemingen deel aan de aanvraagprocedure. Individuele ondernemers dienden 290 aanvragen in, 25% van de totale aanvragen. Lokale overheden bereidden 195 aanvragen voor, die met uitzondering van één aanvraag werden ingediend voor de maatregel "Ontwikkeling en verbetering van de infrastructuur op het platteland". Andere organisaties (b.v. niet-gouvernementele organisaties) dienden 26 aanvragen in, iets meer dan 2% van het totale aantal aanvragen.

Voor maatregel 111 werd meer dan 50% van de aanvragen ingediend door bedrijven, voor maatregel 114 meer dan 75%. Ongeveer 5% van de aanvragen werd ingediend door coöperaties, hetgeen een erg laag percentage is dat met name betrekking heeft op de maatregel "Investeringen in landbouwbedrijven".

De individuele ondernemers zijn erg actief geweest: 40% van de ingediende aanvragen voor de maatregel "Investeringen in landbouwbedrijven" werd door hen voorbereid.

Een laag aandeel van de aanvragen voor "Verbetering van de infrastructuur" werd echter ingediend door lokale overheden (194 aanvragen). Voor deze maatregel werden 234 aanvragen ingediend door bedrijven, en 123 door individuele ondernemers.

De waarde van de projecten en de ondersteuningsaanvraag komen overeen met de verwachte economische kracht van bepaalde economische organisaties. De aanvragen met de hoogste waarde werden ingediend door bedrijven met juridische afdelingen.

De absolute waarde van de door individuele ondernemers en bedrijven zonder juridische afdeling ingediende aanvragen bedraagt slechts 40% van de waarde van aanvragen die zijn ingediend door bedrijven met juridische afdelingen. Deze situatie geldt voor zowel maatregel 111 als maatregel 114. De waarde van door coöperaties ingediende projecten voor maatregelen 111 en 114 is bijna gelijk aan de waarde van projecten van bedrijven met juridische afdelingen.

9.8.4 Samenvatting

De eerste ronde van de aanvraagprocedure ging van start op 26 september 2002 en eindigde voor enkele maatregelen op 16 november en voor enkele andere maatregelen op 1 december. In deze periode werden bij de regionale kantoren van het Sapard-orgaan meer aanvragen ingediend dan was verwacht.

Meer dan 50% van de 1 160 aanvragen werd ingediend door bedrijven. In het geval van maatregelen met betrekking tot de verbetering van productieomstandigheden, met name ten aanzien van verbeteringen in landbouwbedrijven, dienden individuele ondernemers ook veel aanvragen in.

Ten aanzien van de ontwikkeling van de infrastructuur op het platteland waren bedrijven actiever dan lokale overheden.

Aanvragen en aanvragers dienen verder geanalyseerd te worden om te bepalen hoe het Sapard-plan ten uitvoer is gelegd.

Wat betreft de vijf nieuwe maatregelen:

- op 31 januari 2003 heeft de nationale ordonnateur de documenten ontvangen betreffende de vijf nieuwe maatregelen;

- op basis hiervan is het Nationale verificatiebureau op 1 april 2003 begonnen met de erkenningsprocedures in het Sapard-orgaan.

9.9 ROEMENIË

De Europese Unie zal jaarlijks ongeveer 153 miljoen euro toewijzen aan Roemenië voor een periode van zeven jaar, als niet-terugvorderbare middelen, om de overname van het communautair acquis ter plaatse te vergemakkelijken en om het concurrentievermogen van de landbouwsector te verbeteren.

9.9.1 Het institutionele systeem van Sapard

- Het Sapard-orgaan vertegenwoordigt de wettelijke instantie van de overheid, is ondergeschikt aan het ministerie van Landbouw, Voedsel en Bossen en is verantwoordelijk voor de technische en financiële tenuitvoerlegging van het programma;

- De bevoegde autoriteit is het Algemeen Directoraat Nationaal Fonds binnen het ministerie van Openbare Financiën en onderzoekt de structuren en procedures van het orgaan met betrekking tot de regelingen ten aanzien van administratie, boekhouding, betalingen en interne audits;

- De beheersautoriteit is georganiseerd binnen het ministerie van Europese Integratie en is verantwoordelijk voor de efficiëntie en correctheid van coördinatie en verslaglegging met betrekking tot het toezicht op en de beoordeling van het programma;

- De certificeringsautoriteit is de Roemeense Rekenkamer en de voornaamste bevoegdheden betreffen de externe audit en certificering van de jaarrekeningen van het Sapard-orgaan;

- Het toezichtcomité bestaat uit vertegenwoordigers van overheidsinstellingen, die verantwoordelijk zijn voor het gebied dat onder het programma valt, sociale partners en waarnemers van de Europese Commissie, en is opgericht om zorg te dragen voor het toezicht op en de efficiëntie en kwaliteit van de tenuitvoerlegging van het programma;

- De afgevaardigde organen zijn door het Sapard-orgaan opgericht om de maatregelen 1.1 "Verbetering van de verwerking en afzet van landbouw- en visserijproducten" en 2.1 "Ontwikkeling en verbetering van de infrastructuur op het platteland" naar behoren ten uitvoer te leggen, en om te zorgen voor controle op de subsidiabiliteit van de financieringsaanvragen en verzoeken tot betaling. De twee afgevaardigde organen zijn het ministerie van Landbouw, Voedsel en Bossen en het ministerie van Openbare Werken, Transport en Huisvesting.

9.9.2 Publiciteit voor het Sapard-programma

De publiciteitscampagne voor het Sapard-programma in Roemenië begon in september 2001 en bestond uit het verstrekken van boekjes, brochures en overig informatief materiaal zoals de "Gids voor aanvragers" aan alle mensen en openbare instellingen die belangstelling hadden voor het programma.

Om reclame te maken voor het programma zijn er "Regionale seminars en informatieconferenties georganiseerd in het kader van programma's en beleid van de Gemeenschap" op het niveau van de acht regionale Sapard-kantoren.

9.9.3 De tenuitvoerlegging van het Sapard-programma

Met ingang van 2001 zijn er, in overeenstemming met de communautaire verordeningen en volgens een strategie die is aangepast aan de status van een land dat zich ontwikkelt in de richting van toetreding tot de EU, wettelijke en institutionele maatregelen bevorderd die zorgen voor het opzetten en consolideren van het bestuurlijk kader met het oog op de tenuitvoerlegging van het Sapard-programma in Roemenië.

In dezelfde periode waarin de voorbereidingen werden getroffen voor externe erkenning van de centrale en regionale structuren van het Sapard-orgaan en technische afgevaardigde diensten, werden in 2002 overeenkomstig Wet nr. 316/2001 de volgende specifieke acties ondernomen voor de bekrachtiging van de meerjarige overeenkomst voor de financiering:

- bekrachtiging van de jaarlijkse financieringsovereenkomst 2001 en voorbereiding van de benodigde documenten voor ondertekening van de jaarlijkse financierings overeenkomst 2002, organisatie en uitvoering van bijeenkomsten van het toezichtcomité voor het Sapard-programma, voorbereiding en uitvoering van specifieke procedures wat betreft updating en aanpassing van het Nationaal programma voor landbouw en plattelandsontwikkeling (National Programme for Agriculture and Rural Development, NPARD) [24] en voorbereiding op de erkenning van overige maatregelen in het kader van het programma;

[24] Op 26 juni 2002 heeft het STAR-comité van de EU in Brussel de Roemeense voorstellen bestudeerd betreffende de wijziging van het Nationaal programma voor landbouw en plattelandsontwikkeling (NPARD). Gebaseerd op het gunstige oordeel van het STAR-comité werd Besluit nr. CE/H/2002/1936 van 11.7.2002 uitgevaardigd houdende wijziging van NPARD, goedgekeurd bij Besluit C(2000) 3742 van de Commissie, def., van 12 december 2000.

- voorbereiding van de tussentijdse evaluatie van het Sapard-programma, die vóór 31 december 2003 afgerond moet zijn;

- toezicht op de tenuitvoerlegging van maatregelen en submaatregelen in het kader van het programma en evaluatie van de bijgehouden voortgang;

- overige institutionele en wettelijke aanpassingen die voortvloeien uit het behalen van specifieke doelstellingen uit het Sapard-programma en de efficiëntie van onafgeronde activiteiten.

9.9.4 De erkenning van het Sapard-orgaan

Op 31 juli 2002 heeft de Europese Commissie Besluit 638/31/EG van juli 2002 uitgevaardigd houdende overdracht van het beheer van Sapard-steun aan de relevante Roemeense autoriteiten, waarin het Sapard-orgaan wordt erkend voor de technische en financiële tenuitvoerlegging van de maatregelen 1.1 "Verbetering van de verwerking en afzet van landbouw- en visserijproducten", 2.1 "Ontwikkeling en verbetering van de infrastructuur op het platteland" en 4.2 "Technische bijstand".

9.9.5 Overzicht van het Sapard-programma in Roemenië

Met ingang van 1 augustus 2002 zijn de officiële indiening en registratie van de financieringsaanvragen (projecten) van potentiële begunstigden van start gegaan met het oog op het behalen van de investeringen betreffende de maatregelen 1.1 "Verbetering van de verwerking en afzet van landbouw- en visserijproducten" en 2.1 "Ontwikkeling en verbetering van de infrastructuur op het platteland". De indiening van financieringsaanvragen bij de regionale kantoren voor de tenuitvoerlegging van het Sapard-programma (BRIPS) vindt plaats in maandelijkse zittingen.

Het Sapard-orgaan heeft voor de zittingen in augustus en september een totaal van 414 contracten ondertekend met begunstigden uit de openbare en particuliere sector (394 contracten voor maatregel 2.1 en 20 voor maatregel 1.1) voor een totaal aan subsidiabele kosten van 325,8 miljoen euro.

Voor de zitting in oktober heeft het Sapard-orgaan acht contracten ondertekend voor maatregel 1.1 voor een totaal aan subsidiabele kosten van 6,9 miljoen euro, en heeft het 43 projecten geselecteerd voor maatregel 2.1 voor een totaal aan subsidiabele kosten van 36,47 miljoen euro.

Tijdens de zittingen in november en december zijn bij de regionale kantoren voor de tenuitvoerlegging van het Sapard-programma 21 projecten ingediend en geregistreerd voor maatregel 1.1, en 394 voor maatregel 1.2, voor een totaal aan subsidiabele kosten van 321,4 miljoen euro.

Op dit moment is het een prioriteit van de Roemeense autoriteiten om andere maatregelen uit het NPARD op te stellen en voor te bereiden met het oog op erkenning van die maatregelen, met name 3.1 "Investeringen in landbouwbedrijven", 3.4 "Ontwikkeling en diversificatie van de economische bedrijvigheid, gericht op het combineren van verscheidene activiteiten en het aanboren van alternatieve inkomstenbronnen" en 4.1 "Verbetering van beroepsopleiding".

9.9.6 Tussentijdse evaluatie van het Sapard-programma

In december 2002 hebben het Sapard-orgaan, als aanbestedende autoriteit, en het ministerie van Europese Integratie, als begunstigde van maatregel 4.2 "Technische bijstand binnen het Sapard-programma", het kadercontract ondertekend voor het project "Tussentijdse evaluatie van het Sapard-programma in Roemenië".

De uitvoeringsperiode van het dienstencontract voor de tussentijdse evaluatie van het Sapard-programma in Roemenië is vastgesteld op 9 maanden vanaf de ingangsdatum, en zal worden voortgezet gedurende de periode mei - december 2003.

9.10 POLEN

9.10.1 Voorbereiding

De tenuitvoerlegging van het Sapard-programma in Polen begon nadat de Europese Commissie het besluit had uitgevaardigd houdende overdracht van het beheer van de steun aan de uitvoerende organen met betrekking tot pretoetredingsmaatregelen ten aanzien van landbouw- en plattelandsontwikkeling in de Republiek Polen tijdens de pretoetredingsperiode van 2 juli 2002 (PB L 173 van 3.7.2002, blz. 41), voor vijf van de zeven maatregelen die samen verantwoordelijk zijn voor 87% van het beschikbare bedrag.

Op 9 juli 2002 (Publicatieblad van de Republiek Polen nr. 102, artikel 928) werd de verordening van de ministerraad afgekondigd over de gedetailleerde reikwijdte en de richtingen en methoden van tenuitvoerlegging van taken van het Orgaan voor herstructurering en modernisering van de landbouw met betrekking tot het beheer van financiële middelen afkomstig uit de Europese Unie. Dit is de nationale basiswet die de uitgangspunten bevat voor het verlenen van financiële steun uit hoofde van het Sapard-programma.

9.10.2 De beginfase van tenuitvoerlegging

Op 9 juli 2002 werd een persmededeling gepubliceerd door de voorzitter van het Orgaan voor herstructurering en modernisering van de landbouw die mogelijke begunstigden informeerde over de termijnen voor de indiening van aanvragen voor financiële steun.

Aangezien niet volledig gebruik was gemaakt van de financiële middelen in maatregel 1 en vanwege het feit dat het aangevraagde bedrag uit hoofde van maatregel 3 de beschikbare bedragen voor die maatregel binnen het raamwerk van de jaarlijkse financieringsovereenkomsten voor 2000 en 2001 overschreed, heeft het team - het Sapard-toezichtcomité - Resolutie nr. 16 van 5 november 2002 goedgekeurd houdende overdracht van middelen tussen maatregelen uit het Sapard-programma, op basis van de 10%-flexibiliteitsregel in het programma, die het mogelijk maakt om het bedrag aan beschikbare middelen voor betalingen uit hoofde van een bepaalde maatregel te verhogen tot 10% van het totale bedrag voor die maatregel in de periode 2000-2006: overeenkomstig deze resolutie werd het bedrag van 47 349 252 euro [35 511 939 euro (EU-middelen) + 11 837 313 euro (nationale medefinanciering)] overgeheveld van maatregel 1 naar maatregel 3, en werd het bedrag dat bestemd was voor maatregel 3 binnen het kader van de jaarlijkse financieringsovereenkomsten voor 2000 en 2001, verhoogd van 187 827 131 euro tot 235 176 383 euro (EU-middelen + nationale medefinanciering).

Na de hierboven beschreven overdracht van financiële middelen van maatregel 1 naar maatregel 3 zal het, op basis van ingediende en geregistreerde aanvragen voor financiële steun zoals voor 31 december 2002 uit hoofde van het Sapard-programma, mogelijk zijn om overeenkomsten te ondertekenen met begunstigden (na beëindiging van de aanbestedingen voor overheidsopdrachten in maatregel 3) voor een bedrag dat hoger is dan het niveau van 60% van de totale beschikbare middelen uit hoofde van de jaarlijkse financieringsovereenkomsten voor 2000 en 2001.

9.10.3 Problemen met betrekking tot reeds erkende maatregelen

Maatregel 1 - Verbetering van de verwerking en de afzet van voedsel- en visserijproducten

- problematische financiële situatie in de voedselverwerkende industrie,

- instabiele marktsituatie om zich te verzekeren van verkooppunten voor voedsel- en visserijproducten,

- hoge kosten voor het verkrijgen van een bankgarantie voor kredieten,

- de verplichting in het programma om slechts een aanvraag in te dienen voor één van de drie beschikbare investeringscategorieën A - Investeringen die alleen gericht zijn op aanpassing aan de EU-vereisten, B - Investeringen die alleen gericht zijn op verhoging van de toegevoegde waarde, kwaliteitsverbetering, etc., en C - Investeringen die alleen gericht zijn op het terugbrengen van negatieve gevolgen voor het milieu, met een ander niveau van medefinanciering zonder de mogelijkheid om de bovengenoemde categorieën te combineren binnen één project,

- de korte projectduur (de termijn voor indiening van betalingsaanvragen uit hoofde van de jaarlijkse financieringsaanvragen voor 2000 en 2002 is volgens de Poolse wet 10 augustus 2003) als gevolg van de termijnen voor vastleggingen (2003) die worden voorgeschreven in de jaarlijkse financieringsovereenkomsten voor 2000 en 2001,

- terugvordering van een gedeelte van de subsidiabele uitgaven na afronding van projecten,

- een groot aantal verplichte ondersteunende documenten die volgens Poolse regelgeving bij de aanvraag moeten worden gevoegd,

- een uitgebreid en gedetailleerd aanvraagformulier dat moet worden ingevuld.

Maatregel 2 - Investeringen in landbouwbedrijven

Vanwege hun leeftijd mogen veel boeren hun boerderij niet overdragen aan hun erfgenamen (ze zijn te jong om in aanmerking te komen voor een landbouwpensioen), maar het feit dat ze ouder zijn dan 50 jaar sluit ze volgens de Poolse regelgeving uit van deelname aan deze maatregel, zoals beschreven in het programma. Sommige jonge boeren zijn op hun beurt om soortgelijke redenen niet in staat om te bewijzen dat ze beschikken over voldoende ervaring met het eigenhandig beheren van een boerderij (soms staan bij een bepaald landbouwbedrijf om redenen die te maken hebben met het recht op pensioen nog steeds de ouders geregistreerd als eigenaars en beheerders, terwijl in feite de kinderen de boerderij beheren).

Op basis van contacten met en inlichtingen van boeren zijn het de volgende belangrijke factoren die boeren ervan weerhouden om een aanvraag in te dienen bij het Sapard-programma:

- de problematische financiële situatie van landbouwbedrijven,

- kosten van kredieten met betrekking tot terugbetaling,

- de regeling dat de gemaakte kosten pas na afloop van het project worden vergoed,

- gebrek aan eigen middelen,

- instabiele marktsituatie, bezorgdheid met betrekking tot een mogelijk gebrek aan verkooppunten voor bepaalde producten,

- de korte projectduur (de termijn voor indiening van betalingsaanvragen uit hoofde van de jaarlijkse financieringsaanvragen voor 2000 en 2002 is volgens de Poolse wet 10 augustus 2003) als gevolg van de termijnen voor vastleggingen (2003) die worden voorgeschreven in de jaarlijkse financieringsovereenkomsten voor 2000 en 2001,

- lage subsidiabele aanvangs- en beoogde productieniveaus,

- lage hoeveelheid financiering,

- formele problemen met betrekking tot het vergaren van ondersteunende documenten (de geldigheidsduur van documenten die bij een ondernemingsplan moeten worden gevoegd is slechts een maand, de kosten rondom het verkrijgen van bijlagen),

- de mogelijkheid tot projectfinanciering uit andere bronnen (nationale voorkeurs kredieten, waarbij het veel gemakkelijker is om te voldoen aan de formaliteiten),

- problemen bij het voldoen aan formele criteria met betrekking tot leeftijd, opleiding, de vereiste om verzekerd te zijn via het Sociale landbouwverzekeringsfonds, of ervaring op het gebied van landbouw.

Voor maatregel 3 - Ontwikkeling van de infrastructuur op het platteland was de reactie van aanvragers zeer goed wat betreft het aantal en de kwaliteit van de ingediende aanvragen. De belangrijkste reden hiervoor is dat gemeenten en lokale overheden reeds beschikken over brede ervaring met het aanvragen van overheidssteun, zowel op nationaal gebied als met betrekking tot pretoetredingsinstrumenten van de EU (Phare, Ispa).

Er kunnen echter tevens de volgende problemen worden vermeld:

- de korte projectduur (de termijn voor indiening van betalingsaanvragen uit hoofde van de jaarlijkse financieringsaanvragen voor 2000 en 2002 is volgens de Poolse wet 10 augustus 2003) als gevolg van de termijnen voor vastleggingen (2003) die worden voorgeschreven in de jaarlijkse financieringsovereenkomsten voor 2000 en 2001;

- de regeling dat de gemaakte kosten pas worden vergoed na afloop van het project.

9.10.4 Nog te erkennen maatregelen

Maatregel 4 - Diversificatie van economische activiteiten in plattelandsgebieden

Deze maatregel is in de eindfase van voorbereiding op de tenuitvoerlegging. Een nieuwe beschrijving van de maatregel in het operationeel Sapard-programma werd op 7 februari 2002 aanvaard door het toezichtcomité en op 20 maart 2002 door het STAR-comité, en op 4 april goedgekeurd bij een door de Europese Commissie genomen besluit. De procedures voor deze maatregel werden in september 2002 voorbereid door het Orgaan voor de herstructurering en modernisering van de landbouw en ingediend bij de nationale ordonnateur. Op basis van het voorbereidend erkenningsverslag, dat door een externe accountant werd opgesteld, heeft de nationale ordonnateur op 11 juni het besluit genomen tot het uitvaardigen van een nationale erkenningswet voor maatregel 4.

Maatregel 5 - maatregel voor milieuvriendelijke landbouwmethoden (proefprojecten)

Het schrappen van het voormalige "bebossingsplan (proefprojecten)" is op 7 februari 2002 goedgekeurd door het team - Sapard-toezichtcomité. Tijdens de volgende bijeenkomst op 21 juni 2003 werd het schrappen van de voormalige "maatregel ten behoeve van milieu vriendelijke landbouwmethoden (proefprojecten)" goedgekeurd bij resolutie nr. 14/2002. Tijdens de bijeenkomst op 18 december 2002 hechtte het comité zijn goedkeuring aan resolutie nr. 18/2002 over de tenuitvoerlegging van de "maatregel ten behoeve van milieu vriendelijke landbouwmethoden (proefprojecten)" uit hoofde van maatregel 5 van het Sapard-programma. Dit was het resultaat van lange onderhandelingen tussen Polen en de Europese Commissie nadat eerder was besloten om maatregel 5 uit het programma te schrappen.

De resolutie vloeide voort uit de noodzaak tot het voorbereiden van en het experimenteren met een institutioneel kader voor de tenuitvoerlegging van het programma ten behoeve van milieuvriendelijke landbouwmethoden na de toetreding van Polen tot de Europese Unie. Dit is in overeenstemming met het Nationale programma voor milieuvriendelijke landbouwmethoden dat moet worden uitgevoerd uit hoofde van het toekomstige Plan voor de ontwikkeling van het platteland 2004-2006.

De beschrijving van dit programma is gepresenteerd en onderwerp geweest van een stemming tijdens de bijeenkomst van het Sapard-toezichtcomité op 4 juni 2003, teneinde te beginnen met de tenuitvoerlegging van maatregel 5 in de herfst van 2003.

9.10.5 Wijzigingen in het programma die door het team - Sapard-toezichtcomité - van 18 december 2002 zijn aanvaard

Om de toegankelijkheid en aantrekkelijkheid van steun uit hoofde van het Sapard-programma te verbeteren, ondernamen het ministerie van Landbouw en Plattelandsontwikkeling en het Orgaan voor de herstructurering en modernisering van de landbouw (het Sapard-orgaan) reeds in 2002 actie om het programma aan te passen en de procedures voor tenuitvoerlegging te vereenvoudigen.

Voor maatregel 2 werden de initiële en beoogde plafonds voor de productie van melk en varkens naar boven bijgesteld (en tevens naar beneden wat betreft de melkproductie) en werden de subsidieniveaus proportioneel verhoogd zodat een groter aantal boerderijen in staat werd gesteld om een aanvraag voor steun in te dienen. De vereiste voor boeren om slechts via het Sociale landbouwverzekeringsfonds verzekerd te zijn werd uit het programma geschrapt.

Voor maatregel 1 werd de mogelijkheid geïntroduceerd tot het combineren van verschillende categorieën investeringen met een uniform niveau van medefinanciering (tot 50% van de subsidiabele uitgaven, waarmee de verdeling in de categorieën A, B, en C, die als een van de belangrijkste problemen was aangemerkt, werd geschrapt).

De wijzigingen van het programma werden door het team - Sapard-toezichtcomité - aanvaard tijdens de bijeenkomst op 18 december 2002.

Nadat de Poolse autoriteiten de betreffende veranderingen in de erkende procedures hebben ingezonden, zullen alle genoemde aanpassingen aan het programma naar verwachting in de eerste helft van 2003 worden goedgekeurd bij besluit van de Commissie.

Dientengevolge wordt er in Polen in 2003 een aanzienlijke toename verwacht in het aantal begunstigden en in het aantal financiële vastleggingen uit hoofde van Sapard.

BIJLAGE A - Chronologisch verzicht van gebeurtenissen betreffende de meerjarenovereenkomst voor de financiering en de jaarlijkse financieringsovereenkomsten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE B -Aanpassing van programma's tot het einde van 2002

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE D/1 - Gegevens over vastleggingen aan eindbegunstigden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top