EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003BP0151

Resolutie van het Europees Parlement ter begeleiding van het besluit inzake kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2001 — Afdeling II — Raad

PB L 148 van 16.6.2003, p. 43–44 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52003BP0151

Resolutie van het Europees Parlement ter begeleiding van het besluit inzake kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2001 — Afdeling II — Raad

Publicatieblad Nr. L 148 van 16/06/2003 blz. 0043 - 0044
Publicatieblad Nr. 064 E van 12/03/2004 blz. 0216 - 0218


Resolutie

van het Europees Parlement ter begeleiding van het besluit inzake kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2001 - Afdeling II - Raad

HET EUROPEES PARLEMENT,

gelet op de jaarrekening en de financiële balans van ontvangsten en uitgaven betreffende de begroting voor het begrotingsjaar 2001 (SEC(2002) 405 - C5-0243/2002),

gezien het jaarverslag 2001 van de Rekenkamer over de activiteiten in het kader van de algemene begroting vergezeld van de antwoorden van de instellingen (C5-0538/2002)(1),

gelet op de betrouwbaarheidsverklaring met betrekking tot de juistheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de daaraan ten grondslag liggende transacties, die door de Europese Rekenkamer is verstrekt overeenkomstig artikel 248 van het EG-Verdrag (C5-0538/2002),

gezien de aanbeveling van de Raad van 7 maart 2003 (C5-0087/2003),

gelet op de artikelen 272, lid 10 en 275 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 22, leden 2 en 3 van het Financieel Reglement van 21 december 1977(2) en artikel 50 van het Financieel Reglement van 25 juni 2002(3),

gelet op artikel 93 A en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A5-0101/2003/rev.1),

1. neemt kennis van de antwoorden die de voorzitter van het Comité van permanente vertegenwoordigers op 15 januari 2003 schriftelijk heeft verstrekt op de vragenlijst van de Commissie begrotingscontrole van 4 december 2002; stelt vast dat in dat schrijven wordt verwezen naar het "herenakkoord"(4);

2. is tevreden over de bereidheid van de Raad om snel antwoord te geven op de administratieve aspecten van de vragenlijst die door de voor de kwijting bevoegde commissie is toegestuurd;

3. stelt met tevredenheid vast dat de Raad voornemens is zijn analyse van het financieel beheer(5) voor het begrotingsjaar 2002 te verbeteren en dat zijn analyse voor het begrotingsjaar 2003 gebaseerd zal zijn op de jaarlijkse activiteitenverslagen van de gedelegeerde ordonnateurs, overeenkomstig artikel 60, lid 7 van het Financieel Reglement overeenkomstig artikel 60, lid 7 van het Financieel Reglement,

4. stelt met genoegen vast dat het Justus Lipsius-gebouw(6) nu correct is opgevoerd onder de activa op de balans van de Raad voor het begrotingsjaar 2001, onder de titel "Onroerend goed en gebouwen" met de noodzakelijke aanpassing in verband met de afschrijving;

5. spreekt zijn veroordeling uit over de kennelijke onwil van de Raad(7) om de kwijtingsautoriteit de jaarverslagen van zijn gedelegeerde ordonnateurs over te leggen (of een samenvatting daarvan), en verzoekt de Raad zijn standpunt in heroverweging te nemen;

6. stelt met bezorgdheid vast dat de Raad weliswaar de fysieke inventaris waarnaar wordt verwezen in zijn antwoord op het commentaar van de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2000(8), heeft voltooid, doch dat er nog steeds geen verklaring is gegeven voor de verschillen tussen de fysieke inventaris en de boekhoudkundige inventaris, met tot gevolg dat de waarde van materiële vaste activa wellicht te hoog wordt geraamd(9);

7. betreurt het feit dat de Raad weliswaar de aanbevelingen van de Rekenkamer heeft geaccepteerd(10) en dat hij voornemens is de nodige maatregelen te treffen om de tekortkomingen die in vorige begrotingsjaren zijn vastgesteld te verhelpen, doch dat deze tekortkomingen nog steeds bestaan en dat voortdurend de basisbeginselen van begrotingsbeheer - zoals bijvoorbeeld in geval van begrotingspost 2501 (vergaderingen) het annuïteitsbeginsel - worden geschonden;

8. stelt vast dat 7 van de ambtenaren van de Raad in de rangen A1 en A2 vijf jaar of langer in hun huidige functie werkzaam zijn, en dat 9 van hen zeven jaar of langer in hun huidige functie werkzaam zijn; stelt bovendien vast dat slechts 7 van de 47 ambtenaren in de rangen A1 en A2, vrouwen zijn(11); verzoekt de Raad voor de mobiliteit van hoge ambtenaren dezelfde regels vast te stellen als die welke door de Commissie zijn vastgesteld en het percentage vrouwen in hoge posities op basis van een actieprogramma te verhogen;

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

9. dringt bij de Raad aan op opstelling van duidelijke regels voor wat betreft de bezoldigingen en salariskosten van de speciale vertegenwoordigers en het administratieve personeel, alsmede voor de opstelling van verslagen, audits en evaluaties;

10. betreurt het dat de Raad in zijn antwoorden op de vragenlijst(12) slechts een uiterst summier antwoord heeft gegeven op het verzoek van de Commissie begrotingscontrole om een uitleg over de begrotingsaspecten van het GBVB; stelt vast dat een aanzienlijk deel van de begroting van de Raad momenteel bestemd is voor activiteiten op het gebied van buitenlandse zaken, veiligheids- en defensiebeleid en justitie en binnenlandse zaken, en dat de uitgaven op deze beleidsterreinen momenteel niet onderworpen worden aan dezelfde rigoureuze controle als de administratieve en beleidsuitgaven van de overige instellingen; neemt nota van de door de Raad, de Commissie en het Parlement op 25 november 2002 in het kader van de begrotingsprocedure 2003 goedgekeurde gemeenschappelijke verklaring, die voor een verbetering zorgt van de informatie die het Parlement vooraf, in het kader van het GBVB-besluitvormingsproces en de op een politieke dialoog gebaseerde procedure voor de planning en financiering van gemeenschappelijke acties, ontvangt; is van plan de uitvoering en doeltreffendheid van deze verklaring in het raam van de volgende kwijtingsprocedure te beoordelen;

11. neemt kennis van de verklaring die is opgenomen in de analyse(13) van het financieel beheer van de Raad, volgens welke het begrotingsjaar 2001 gekenmerkt werd door activiteiten in verband met het opzetten van de structuren die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de uit de conclusies van de Europese Raden van Santa Maria da Feira en Nice voortvloeiende nieuwe bevoegdheden met betrekking tot het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid;

12. wijst op de aanbeveling van de Rekenkamer in haar speciaal verslag 13/2001 over het beheer van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid(14), die is gedaan op basis van de conclusies van de audit en volgens welke het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op interinstitutioneel niveau duidelijke operationele beginselen en afspraken moeten vaststellen met betrekking tot de rolverdeling tussen de Commissie en de Raad in de tenuitvoerlegging van het GBVB en de financiering van GBVB-acties transparanter dient te worden beheerd.

(1) PB C 295 van 28.11.2002, blz. 1.

(2) PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1.

(3) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4) Notulen van de vergadering van de Raad van 22 april 1970.

(5) Jaarverslag 2001, paragraaf 7.3.

(6) Jaarverslag 2000 van de Europese Rekenkamer (PB C 359 van 15.12.2001, blz. 1).

(7) Antwoorden op vragenlijst PE 315.844 (vraag 3).

(8) Jaarverslag 2000, paragraaf 7.12.

(9) Jaarverslag 2001, paragraaf 7.8.

(10) Jaarverslag 2001, paragraaf 7.4 en het antwoord van de Raad hierop.

(11) Antwoorden op parlementaire vraag E-1030/02, 30 september 2002.

(12) Antwoorden op vragenlijst PE 315.844 (vraag 7).

(13) SEC(2002) 405, blz. 123.

(14) PB C 338 van 30.11.2001.

Top