Šis dokuments ir izvilkums no tīmekļa vietnes EUR-Lex.
Dokuments 52002XC0718(01)
State aid — Italy — Commission communication to the Member States and other interested parties concerning State aid N 376/01 — Aid scheme for cableways — Authorisation of State aid under Articles 87 and 88 of the EC Treaty (Proposal to which the Commission has no objection) (Text with EEA relevance)
Steunmaatregelen van de Staten — Italië — Mededeling van de Commissie aan de overige lidstaten en andere belanghebbenden betreffende steunmaatregel N 376/01 — Steunregeling ten behoeve van kabelbaaninstallaties — Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag (Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt) (Voor de EER relevante tekst)
Steunmaatregelen van de Staten — Italië — Mededeling van de Commissie aan de overige lidstaten en andere belanghebbenden betreffende steunmaatregel N 376/01 — Steunregeling ten behoeve van kabelbaaninstallaties — Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag (Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt) (Voor de EER relevante tekst)
PB C 172 van 18.7.2002., 2./9. lpp.
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Steunmaatregelen van de Staten — Italië — Mededeling van de Commissie aan de overige lidstaten en andere belanghebbenden betreffende steunmaatregel N 376/01 — Steunregeling ten behoeve van kabelbaaninstallaties — Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag (Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt) (Voor de EER relevante tekst)
Publicatieblad Nr. C 172 van 18/07/2002 blz. 0002 - 0009
Steunmaatregelen van de Staten - Italië Mededeling van de Commissie aan de overige lidstaten en andere belanghebbenden betreffende steunmaatregel N 376/01 - Steunregeling ten behoeve van kabelbaaninstallaties Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag (Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt) (2002/C 172/02) (Voor de EER relevante tekst) Bij schrijven van 27 februari 2002 heeft de Commissie Italië haar besluit meegedeeld om geen bezwaar te maken tegen bovenvermelde steunmaatregel. "I. Procedure 1. Bij schrijven van 3 mei 2001 hebben de Italiaanse autoriteiten, overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag, aanmelding gedaan van de steunregeling als bedoeld in artikel 8 van wet nr. 140/99, als gewijzigd bij artikel 145, lid 45, van wet nr. 388/2000, betreffende het fonds voor de innovatie van kabelbaaninstallaties. Bij schrijven van 15 juni 2001 heeft ook de regio Toscane inlichtingen verstrekt over bewuste regeling. 2. Bij schrijven van 9 juli 2001 heeft de Commissie Italië meegedeeld dat na een eerste onderzoek de aanmelding onvolledig bleek. Met name bleek uit de aanmelding dat de reeks potentiële begunstigden van de steun sterk uiteenliep, met onder meer installaties voor stedelijk vervoer en installaties voor de wintersport in toeristische locaties. Wat de omvang betreft, konden de begunstigden kleine, middelgrote en grote ondernemingen zijn. Daarom verzocht de Commissie de Italiaanse autoriteiten om, met het oog op de beoordeling, de potentiële begunstigden onder te verdelen in diverse categorieën installaties (installaties voor vervoer, installaties voor sportieve doeleinden voor lokaal of niet-lokaal gebruik). 3. Bij schrijven van 6 augustus 2001 hebben de Italiaanse autoriteiten verzocht om verlenging van de antwoordtermijn tot 10 december 2001. Dit verzoek werd door de diensten van de Commissie ingewilligd. Bij schrijven van 5 oktober 2001 hebben de Italiaanse autoriteiten verduidelijkt dat ook de gegevens die door de regio Toscane waren verstrekt, moesten worden beschouwd als integrerend deel uitmakend van de voordien gezonden aanmelding van de steunregeling. 4. Bij schrijven van 25 oktober 2001 werd een deel van de additionele informatie ontvangen, waar op 9 juli 2001 om was gevraagd. Er werd namelijk een lijst meegedeeld met de potentiële begunstigden die waren gekozen naar aanleiding van de eerste oproep tot het indienen van aanvragen voor steun uit het fonds. Deze waren onderverdeeld in de volgende drie categorieën: i) installaties primair bestemd voor het vervoer van personen en goederen, ter vervanging van andere transportmiddelen; ii) installaties voor sportactiviteiten in toeristische locaties, en iii) geïsoleerde installaties bestemd voor lokale sportactiviteiten. Ook werd aangegeven dat de definitie van kleine of middelgrote ondernemingen op de gekozen kandidaten van toepassing zou zijn. 5. Bij faxbericht van 16 november 2001 hebben de Italiaanse autoriteiten verzocht om een bijeenkomst met de diensten van de Commissie om de meegedeelde informatie verder toe te lichten. Deze bijeenkomst vond op 21 november 2001 plaats. Bij schrijven van 14 januari 2002 hebben de Italiaanse autoriteiten ingestemd met de verlenging met één maand van de termijn voor het onderzoek van de zaak door de Commissie. 6. Bij schrijven van 28 januari 2002 (ontvangen op 1 februari 2002) hebben de Italiaanse autoriteiten de toezegging gedaan om bij toekomstige oproepen tot het indienen van steunaanvragen de betrokken regeling af te stemmen op de aanwijzingen inzake verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt zoals die in het onderhavige besluit worden beschreven, en hebben zij andere informatie over de regeling verstrekt. Gelet op de laatst ontvangen inlichtingen heeft de Commissie Italië meegedeeld dat de voorziene onderzoektermijn van twee maanden begon te lopen vanaf de dag volgend op de ontvangst van dat schrijven. Bij schrijven van 19 februari 2002 hebben de Italiaanse autoriteiten zich ertoe verbonden om de regeling vóór eind 2006 opnieuw aan te melden. II. Beschrijving van de maatregel 7. Bij artikel 8 van wet nr. 140/99, als gewijzigd bij artikel 145, lid 45, van wet nr. 388/2000, wordt een fonds opgericht voor de technologische innovatie, modernisering en verbetering van de veiligheid van kabelbaaninstallaties in de Italiaanse regio's met gewone status. 8. Een aanvraag tot steun kan worden ingediend door de exploitanten van kabelbaaninstallaties. De steunregeling is niet beperkt in de tijd inzoverre op geregelde tijdstippen oproepen tot het indienen van steunaanvragen zullen worden bekendgemaakt. Het onderzoek van de aanvragen is aan de regio's toevertrouwd. De totale middelen waarover het fonds beschikt, worden over de betrokken regio's verdeeld op grond van de ontvangen aanvragen. De aanvragen worden goedgekeurd in volgorde van ontvangst tot de uitputting van de beschikbare middelen. Na de eerste oproep tot het indienen van steunaanvragen werden 82 projecten geselecteerd die vervolgens tegen 21 augustus 1999 aan het ministerie van Industrie werden voorgelegd. Aangezien de toekenning van de steun afhankelijk is van de verenigbaarheid met de EU-regels inzake staatssteun, werd tot dusver nog geen steun uitgekeerd. 9. De oorspronkelijk voor het fonds uitgetrokken middelen bedragen jaarlijks 5,16 miljoen EUR gedurende een periode van 20 jaar, lopend vanaf 1999; nog eens 2,58 miljoen EUR per jaar wordt gedurende 15 jaar uitgetrokken vanaf 2001. De ondernemingen die worden erkend, ontvangen een jaarlijkse bijdrage van maximaal 3,5 % van het totale voor steun in aanmerking komende bedrag, gedurende 20 jaar, mits het investeringsvoornemen is voltooid binnen twee jaar na de aanvang van de werkzaamheden. Wordt het referentie-/actualiseringspercentage van 5,02 %(1) toegepast, dan bedraagt het brutosubsidie-equivalent 39,3 % van het investeringsbedrag. 10. In de wet is bepaald dat de steun niet cumuleerbaar is met andere maatregelen ten behoeve van dezelfde investeringen. 11. Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen de uitgaven voor de verwerving van goederen ten behoeve van de technologische innovatie, de modernisering en de verbetering van de veiligheid van kabelbaaninstallaties. Uitgesloten zijn investeringen die niet uitsluitend zijn bestemd voor het vervoer via een kabelbaaninstallatie, zoals bijvoorbeeld de aanschaf van sneeuwkanonnen of sneeuwpisteruimers en -aanstampers. 12. De Italiaanse autoriteiten hebben zich ertoe verbonden om, bij toekomstige oproepen tot het indienen van steunaanvragen, de regeling af te stemmen op de aanwijzingen inzake verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt als uiteengezet in het onderhavige besluit. III. Algemene overwegingen in verband met kabelbaaninstallaties De vraag of sprake is van staatssteun 13. Van staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag is sprake, wanneer steunmaatregelen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen vervalsen of dreigen te vervalsen, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. 14. Soms wordt betoogd dat kabelbaaninstallaties, gezien hun karakter van vervoersinfrastructuur, niet zijn onderworpen aan de regels inzake staatssteun. Dit argument kan evenwel niet zonder enig voorbehoud worden geaccepteerd. De publieke financiering van een infrastructuur die op een niet-discriminatoire manier openstaat voor alle potentiële gebruikers en wordt beheerd door de staat, valt in de regel niet onder de toepassing van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag(2), aangezien in dit geval geen sprake is van enige begunstiging van een onderneming in de zin van artikel 87, lid 1, die concurreert met andere ondernemingen. De financiering van de vervoersinfrastructuur neemt grotendeels de vorm aan van dit soort investeringen, bijvoorbeeld een openbare weg waarvoor geen tol hoeft te worden betaald. 15. In het geval echter van de kabelbaaninstallaties hebben de exploitanten daadwerkelijke controle over de toegang tot de installaties en betalen de gebruikers in de regel voor het gebruik daarvan. Een kabelbaaninstallatie wordt doorgaans door één exploitant beheerd en het vervoer via kabelbaaninstallaties kan, minstens in beginsel, een economisch rendabele activiteit zijn die uit winstoogmerk wordt uitgeoefend door particuliere exploitanten. 16. De vervoersexploitanten en de overige commerciële gebruikers van vervoersinfrastructuur vallen onder de definitie van ondernemingen als bedoeld in artikel 87, lid 1. Uit de rechtspraak van het Hof over het begrip 'onderneming' valt af te leiden dat de cruciale vraag erin bestaat uit te maken of de bedrijvigheden van een onderneming al dan niet economisch zijn, terwijl minder terzake doet onder welke vorm een en ander is georganiseerd. In zijn arrest in de zaak Aéroports de Paris/Commissie van de Europese Gemeenschappen(3) heeft het Gerecht van eerste aanleg geoordeeld dat het beheer en de terbeschikkingstelling van installaties om een dienst te verrichten moeten worden beschouwd als een bedrijvigheid van economische aard in de zin van artikel 87, lid 1. De particuliere of publieke instantie die een vervoersinfrastructuur beheert en niet behoort tot de administratieve structuur van de staat, moet steeds worden beschouwd als 'onderneming'. Vanuit het oogpunt van de - bestaande of potentiële - concurrenten kan ieder financieel voordeel dat aan de aldus omschreven ondernemingen wordt toegekend, in beginsel resulteren in mededingingsdistorsies. 17. Bovendien worden niet alle kabelbaaninstallaties gebruikt voor algemene mobiliteitsbehoeften, maar zijn vele bestemd voor een specifieke economische gebruikersgroep, met name gebruikers van een dienst die op zich niet het vervoer is. Dit is bijvoorbeeld het geval voor kabelbaaninstallaties die primair zijn bestemd voor skiërs. Deze installaties bieden geen algemene vervoersdienst aan, maar diensten van een installatie die functioneel is voor de beoefening van een sport. Mededingingsdistorsie en beïnvloeding van het handelsverkeer tussen lidstaten 18. Een essentiële voorwaarde om een maatregel als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, aan te kunnen merken, is de vaststelling dat daardoor de mededinging wordt veranderd en het intracommunautaire handelsverkeer ongunstig wordt beïnvloed. In het geval van kabelbaaninstallaties moet bij het onderzoek naar mededingingsdistorsies en beïnvloeding van het handelsverkeer tussen lidstaten rekening worden gehouden met de ligging, bestemming en grootte van de installaties. 19. De kabelbaaninstallaties bieden een dienst aan die uitsluitend voor één bepaalde locatie is bestemd. Deze dienst kan elders niet worden verricht. Deze vaststelling schakelt evenwel niet het risico uit dat de handel tussen lidstaten wordt beïnvloed. Er kunnen immers exploitanten zijn die internationaal actief zijn, en publieke financiering kan de begunstigde onderneming voordelen opleveren dan wel andere - eventueel buitenlandse - exploitanten ontmoedigen om ter plaatse een alternatieve dienst aan te bieden(4). De financiering door de staat kan bijdragen tot het aantrekken van andere dan lokale gebruikers - bijvoorbeeld skiërs uit hetzelfde of een ander land - die zodoende worden afgeleid van andere bestemmingen welke zijn uitgerust met kabelbaaninstallaties, onder meer die in andere lidstaten. 20. Bij de beoordeling van deze elementen dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de kabelbaaninstallaties bestemd voor sportactiviteiten en die welke zijn bestemd om te voldoen aan algemene vervoersbehoeften van de bevolking. Installaties voor sportactiviteiten 21. Wat de installaties voor sportactiviteiten betreft, kan het aantal, de prijs en kwaliteit ervan een invloed hebben op de keuze van gebruikers die anders kunnen kiezen voor andere installaties in andere lidstaten. De kabelbaaninstallaties hebben op analoge wijze invloed op alle gebruikers en lenen zich gemakkelijk tot een vergelijking tussen diverse wintersportlocaties. De skipassen zijn een belangrijk deel van de totale kosten van een wintersportvakantie en zijn vaak een onderdeel van de pakketreis die door internationale touroperators wordt verkocht. Zodoende heeft de financiering van kabelbaaninstallaties in wintersportlocaties een impact op de levering van diensten voor de wintersport, die een internationale commerciële activiteit vormt welke wordt gekenmerkt door een intensief intracommunautair handelsverkeer en een scherpe concurrentie. 22. Bovendien zijn er voorbeelden van ondernemingen die installaties exploiteren op locaties in andere lidstaten. De publieke financiering levert dus voordelen op die zouden kunnen worden gebruikt op een markt waar er sprake is van een grensoverschrijdende concurrentie, ook aan de aanbodzijde van deze dienst. 23. In ieder geval kan worden gesteld dat de installaties voor sportactiviteiten in locaties met weinig uitrusting voor het beoefenen van de wintersport en beperkte toeristische capaciteit, doorgaans voor een louter lokale gebruikersgroep zijn bestemd en niet in staat zijn gebruikers aan te trekken die beschikken over alternatieven in de vorm van installaties in andere lidstaten. In dergelijke gevallen zal er geen sprake zijn van enige mededingingsdistorsie, noch zal er, wat de vraagzijde betreft, beïnvloeding van het handelsverkeer plaatsvinden. Toch moet, wat de aanbodzijde betreft, worden nagegaan of de begunstigden uitsluitend op lokaal niveau actief zijn en of de financiering door de staat ten behoeve van die bedrijvigheden, schadelijk is voor of ontradend werkt ten aanzien van het ter plaatse aanbieden van andere installaties door exploitanten uit andere lidstaten. Deze laatste omstandigheid lijkt enigszins hypothetisch in de gevallen waarin er een beperkt aantal lokale gebruikers is: de dienst zou niet economisch rendabel zijn en de financiering door de staat zou het enige middel kunnen zijn om deze dienst aan te kunnen bieden. 24. Bijgevolg verandert de bijdrage van de staat ten faveure van voor sportactiviteiten in toeristische locaties bestemde kabelbaaninstallaties in de regel de mededinging en beïnvloedt zij het intracommunautaire handelsverkeer ongunstig. Toch dient te worden toegegeven dat er gevallen bestaan van installaties met een louter lokale gebruikersgroep, waarvan de publieke financiering de concurrentie niet zou veranderen, noch het intracommunautaire handelsverkeer ongunstig zou beïnvloeden - en dus ook geen staatssteun zou vormen in de zin van artikel 87, lid 1. Kabelbaaninstallaties bestemd voor algemene vervoersbehoeften 25. De kabelbaaninstallaties die primair zijn bestemd om te voldoen aan de algemene vervoersbehoeften van de bevolking, hebben in den regel geen invloed op de keuze van gebruikers die als alternatief bestemmingen in andere lidstaten zouden kunnen hebben. Toch kan staatssteun een voordeel opleveren voor een exploitant die op internationaal niveau actief is, of een ongunstig effect hebben op het - reële of potentiële - plaatselijke aanbod van alternatieve transportmiddelen door een exploitant uit een andere lidstaat. In sommige gevallen kan de begunstigde alleen op lokaal niveau actief zijn en kan een alternatieve vervoersactiviteit economisch of technisch niet haalbaar zijn: in dat geval zou de maatregel de mededinging niet veranderen, noch zou hij het intracommunautaire handelsverkeer ongunstig beïnvloeden. In andere gevallen zijn de vervoersactiviteiten - met kabelbaaninstallaties of andere middelen - technisch of economisch wel haalbaar en geschikt om commerciële exploitanten aan te trekken die een economische activiteit in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag uitoefenen. Gezien de voortschrijdende liberalisatie van de transportsector mag de mogelijkheid niet worden uitgesloten dat dit vervoer wordt aangeboden door exploitanten uit andere lidstaten. In dat laatste geval zouden de maatregelen de mededinging veranderen of dreigen te veranderen en zou het intracommunautaire handelsverkeer er ongunstig door worden beïnvloed, en zou het dus gaan om steun in de zin van artikel 87, lid 1. Conclusies 26. Concluderend, algemeen genomen kan gelden dat een installatie bestemd voor een activiteit waarmee niet-lokale gebruikers kunnen worden aangetrokken, het intracommunautaire handelsverkeer beïnvloedt. Toch kan dit niet het geval zijn bij installaties bestemd voor sport in slecht bediende locaties en met beperkte toeristische capaciteit. Daarentegen zullen installaties die primair zijn bestemd om te voldoen aan de algemene mobiliteitsbehoeften van de bevolking, het intracommunautaire handelsverkeer alleen beïnvloeden wanneer er grensoverschrijdende concurrentie speelt bij het aanbieden van de vervoersdienst. Indelingscriteria 27. Bij het indelen in categorieën van deze installaties zou in de regel rekening moeten worden gehouden met de volgende elementen: - de locatie van de installaties (in een stedelijke omgeving of als verbinding tussen woonkernen); - de periode dat de installatie in bedrijf is (tijdens het seizoen of gedurende heel het jaar; overdag of langer); - de kenmerken van het - hoofdzakelijk lokale - gebruik (aantal dagskipassen ten opzichte van het aantal weekskipassen); - het aantal en de capaciteit van de installaties ten opzichte van het aantal lokale gebruikers; - de aanwezigheid in de zone van andere voor het toerisme bestemde installaties. 28. In een steunregeling die is bestemd voor een specifiek type installaties of waarbij voordelen worden toegekend die variëren naar gelang van de verschillende soorten installaties, zouden objectieve criteria moeten worden vastgelegd op basis waarvan de categorieën begunstigden kunnen worden vastgesteld. Verenigbaarheid van steunmaatregelen ten faveure van kabelbaaninstallaties 29. Telkens kabelbaaninstallaties staatsmiddelen ontvangen(5), waardoor de mededinging wordt veranderd en het intracommunautaire handelsverkeer ongunstig wordt beïnvloed, valt deze financiering onder de toepassing van de EG-Verdragsbepalingen inzake staatssteun. De steun dient te worden aangemeld overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag en de procedureverordening(6). Voorts gelden de algemene regels inzake verenigbaarheid. 30. Dit geldt ook voor de installaties die door publieke lichamen worden gebouwd of geëxploiteerd, in welk geval het algemene beginsel van toepassing blijft op grond waarvan de financiering door de staat moet worden toegekend conform het beginsel van een particuliere investeerder handelend in een markteconomie. Met andere woorden, de staatsmiddelen die ruimer zijn dan of tegen betere voorwaarden ter beschikking worden gesteld dan een particuliere investeerder in een vergelijkbare situatie had gedaan, vormen staatssteun die overeenkomstig artikel 88, lid 3, moet worden aangemeld. Dit geldt voor alle vormen van economisch optreden, met inbegrip van kapitaalinjecties, leningen en garanties. 31. Zodra is komen vast te staan dat er sprake is van staatssteun, dient te worden onderzocht of de betrokken steun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt op grond van een van de afwijkingen uit artikel 87, leden 2 en 3, van het Verdrag. Deze overwegingen staan niet in de weg aan de toepassing van de de-minimisregels zoals die uiteen zijn gezet in de desbetreffende verordening van de Commissie(7). 32. In de transportsector moet een specifieke benadering worden gehanteerd ten aanzien van staatssteun, gezien het vereiste dat de staat optreedt om vervoersdiensten te verzekeren die voldoen aan sociale en milieueisen. In artikel 73 van het Verdrag is voorzien in een afwijking om aan die vereisten te voldoen. 33. Tenslotte kan, overeenkomstig artikel 86, lid 2, van het Verdrag, de toepassing van de concurrentieregels op ondernemingen die belast zijn met het beheer van diensten van algemeen economisch belang, worden uitgesloten wanneer zulks, rechtens of in feite, de hun toevertrouwde bijzondere taak verhindert. Artikel 87 34. Is het helder dat de voorwaarden voor de toepassing van de afwijkingsbepalingen uit artikel 87, lid 2, onder b) ('steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen') en onder c) ('steunmaatregelen aan de economie van bepaalde streken van de Bondsrepubliek Duitsland die nadeel ondervinden van de deling van Duitsland, voorzover deze steunmaatregelen noodzakelijk zijn om de door deze deling berokkende economische nadelen te compenseren'), van geval tot geval moeten worden beoordeeld, dan lijkt de afwijking uit artikel 87, lid 2, onder a) ('steunmaatregelen van sociale aard aan individuele verbruikers'), in het geval van voor exploitanten van kabelbaaninstallaties bestemde steun niet relevant te zijn. 35. Onder normale omstandigheden zou de toepassing van artikel 87, lid 3, onder d), van het Verdrag ('steunmaatregelen om de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen') zijn uitgesloten voor kabelbaaninstallaties, terwijl de pertinentie van artikel 87, lid 3, onder a) ('steunmaatregelen ter bevordering van de economische ontwikkeling van streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst'), en van artikel 87, lid 3, onder b) ('steunmaatregelen om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen of een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat op te heffen') van geval tot geval moet worden bezien. Deze beoordeling mag niet zijn losgekoppeld van de regels die gelden voor alle economische bedrijvigheden. 36. Volgens artikel 87, lid 3, onder c), kan staatssteun als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden aangemerkt, indien deze 'de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën' vergemakkelijkt, 'mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad'. In het verleden werd geacht te zijn voldaan aan deze vereisten voor een afwijking, gezien de geringe mobiliteit van skiërs. Thans geldt evenwel dat de levering van diensten voor de wintersport een zodanig niveau van economische ontwikkeling en grensoverschrijdende concurrentie heeft bereikt dat een algemene afwijking van de regels voor economische bedrijvigheden niet langer valt te rechtvaardigen; zie in dit verband evenwel de opmerkingen in de punten 44 tot en met 49. 37. De steun voor kabelbaaninstallaties zou, naar gelang van het specifieke geval, verenigbaar kunnen worden verklaard op grond van bijvoorbeeld de regels inzake regionale investeringssteun, of de steun voor kleine en middelgrote ondernemingen, of de herstructureringssteun ten behoeve van het herstel van de financieel-economische levensvatbaarheid van een onderneming(8). Algemeen gezien kan men echter niet oordelen dat de steun 'de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt niet zodanig verandert dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad', aangezien hij ten gevolge zou hebben dat het concurrentievermogen van de begunstigden wordt verbeterd in een sector die wordt gekenmerkt door een scherpe internationale concurrentie. Artikel 73 38. Anders dan in artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag houdt het begrip coördinatie in artikel 73 van het EG-Verdrag meer in dan bevordering van de ontwikkeling van een bedrijfstak. Hier gaat het om een bepaalde vorm van planning door de staat. Op een geliberaliseerde markt kan de coördinatie door de markt zelf tot stand komen, indien de vrije wisselwerking van de krachten van de markt tenminste niet door marktproblemen wordt verstoord. Dus heeft het concept van steunmaatregelen die beantwoorden aan de behoeften van de coördinatie van het vervoer, betrekking op de behoefte aan staatsbemoeienis die wordt ingegeven door het ontbreken van concurrerende markten of door onvolkomenheden van de markt. 39. Wil steun voldoen aan de behoeften van de coördinatie van het vervoer als bedoeld in artikel 73 van het EG-Verdrag(9), dan moet volgens vaste praktijk van de Commissie zijn voldaan aan de volgende drie vereisten: - de bijdrage van de staat in de totale financiering van het project is nodig om de uitvoering van het betrokken project of de betrokken activiteit mogelijk te maken in het gemeenschappelijk belang; - de steun wordt op niet-discriminerende voorwaarden verleend, en - de steun leidt niet tot een zodanige verstoring van de mededinging dat dit strijdig is met het gemeenschappelijk belang. Artikel 86, lid 2 40. Is het zo dat, wanneer de financiering van voor algemeen vervoer bestemde kabelbaaninstallaties staatssteun vormt, deze in de regel moet worden getoetst aan artikel 73, dan is niet duidelijk of de afwijking uit artikel 86, lid 2, kan worden toegepast op installaties van een ander type. 41. Algemeen genomen wordt met de kabelbaaninstallaties voor een sportactiviteit geen dienst van algemeen belang geleverd en kan de financiering ervan niet worden gerechtvaardigd op grond van artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag. Zij voldoen niet aan de fundamentele, algemene eisen van de bevolking, maar zijn bestemd om winst te genereren middels de wintersport. Het reële prijspeil van de tarieven die de gebruikers betalen, toont aan dat deze dienst geen essentieel goed is. 42. Natuurlijk is het in beginsel aan de lidstaten een omschrijving te geven van wat zij als diensten van algemeen economisch belang beschouwen. Toch kan het begrip diensten van algemeen economisch belang niet worden uitgebreid tot diensten die een zuiver commercieel karakter hebben en niet voldoen aan de algemene en fundamentele behoeften van de bevolking ten aanzien van diensten die gelden als een essentieel onderdeel van het dagelijkse leven. 43. Deze overwegingen worden niet ontkracht door de vaststelling dat de bouw en exploitatie van kabelbaaninstallaties is onderworpen aan een concessie, hetgeen de onderneming verplicht om de installatie daadwerkelijk te exploiteren en alle gebruikers tegen de geldende prijzen te vervoeren. Het is courante praktijk dat een bepaald aantal beroepen en bedrijvigheden is onderworpen aan een bijzondere toestemming en aan bepaalde vereisten. In dit opzicht verschilt de situatie van de exploitanten van kabelbaaninstallaties niet wezenlijk van die van ondernemingen uit andere sectoren, en betekent zulks niet dat zij moeten worden onderzocht op grond van artikel 86, lid 2. Overgangsperiode 44. De Commissie is van oordeel dat de staatssteun ten faveure van kabelbaaninstallaties een belangrijke rol kan spelen bij het ondersteunen van een evenwichtige economische ontwikkeling van het grondgebied. Met name, wat de berggebieden betreft, heeft staatssteun in het verleden de ontwikkeling mogelijk gemaakt van een van de weinige lokale economische bedrijvigheden welke in die gebieden mogelijk zijn, met positieve effecten voor de werkgelegenheid en - bij nader toezien - voor de lokale verbondenheid van de bevolking en voor de milieu- en landschapsbescherming. 45. Toch is de levering van diensten ten behoeve van de wintersport steeds meer het voorwerp geworden van een toenemende grensoverschrijdende concurrentie. De toegenomen concurrentie verandert de aard van de problemen en doet de mededingingsdistorsies toenemen die worden veroorzaakt door de aanwezigheid van steun in de sector van de kabelbaaninstallaties. Nu deze sector vrijwel is volgroeid, houdt zulks een groter risico in dat de verschillende regio's van de Gemeenschap tegen elkaar op gaan bieden wat betreft steunverlening. Om deze redenen lijkt het noodzakelijk dat voor de toekomst het beleid van de Commissie ten aanzien van deze sector duidelijker wordt omschreven, in striktere zin wordt geïnterpreteerd en eenvormiger wordt toegepast. 46. De Commissie erkent dat de ondernemingen in deze sector in het verleden volop diverse vormen van economische steun hebben ontvangen die hun door nationale, regionale en lokale autoriteiten was toegekend. Een aantal van deze maatregelen werd aangemerkt als steun die verenigbaar is op grond van artikel 87, lid 3, onder c). Een aanpassing van het beleid, waarbij striktere beperkingen worden vastgesteld inzake verenigbaarheid, zou waarschijnlijk resulteren in een aanpassing van de prijzen van de diverse diensten die aan wintersporters worden aangeboden, met eventuele prijsverhogingen voor het gebruik van kabelbaaninstallaties, teneinde de daling van de subsidies te compenseren. Dergelijke aanpassing mag niet te bruusk verlopen en een geleidelijke toepassing van de vigerende regels is noodzakelijk. 47. Bijgevolg stelt de Commissie een overgangsperiode van vijf jaar vast - van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2006 - gedurende welke tijdelijk hogere steunintensiteiten zijn toegestaan voor staatssteun ten behoeve van de sector van de kabelbaaninstallaties. Het onderzoek van de steun die vóór genoemde periode is toegekend, zal van geval tot geval gebeuren, zonder rekening te houden met de a priori vastgestelde plafonds inzake verenigbaarheid. 48. Tijdens deze overgangsperiode zal de Commissie zich bij haar onderzoek van de steunvoornemens ten behoeve van de sector van de kabelbaaninstallaties baseren op de normale bepalingen zoals die onder meer zijn te vinden in de verordening van de Commissie betreffende staatssteun aan kleine en middelgrote ondernemingen, in de communautaire kaderregeling inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden, en tenslotte in de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen(10). Wel zal zij een tijdelijke verhoging toestaan van de op basis van de bestaande regelgeving gerechtvaardigde steunintensiteit, en wel berekend als volgt: - een verhoging met 25 procentpunten voor steun toegekend in 2002; - een verhoging met 20 procentpunten voor steun toegekend in 2003; - een verhoging met 15 procentpunten voor steun toegekend in 2004; - een verhoging met 10 procentpunten voor steun toegekend in 2005; - een verhoging met 5 procentpunten voor steun toegekend in 2006(11). Vanaf 2007 zullen steunmaatregelen die niet in aanmerking komen voor één van de afwijkingen uit het Verdrag en de diverse verordeningen, richtsnoeren en kaderregelingen, onverenigbaar worden verklaard. Dit doet geen afbreuk aan de analyse uit de punten 13 tot en met 28, en met name aan de in punt 23 ontwikkelde overwegingen. 49. Op basis van de inlichtingen waarover de Commissie beschikt, lijken de opgegeven cijfers, gekozen als een tijdelijke verhoging van de steunplafonds, alsmede de overgangsperiode waarvan de looptijd op vijf jaar is vastgesteld, te voldoen aan, enerzijds, de behoefte om aan de diverse gebieden voldoende tijd te gunnen om hun voordeel te doen bij de tijdelijke bepalingen en aan de begunstigden om zich aan te passen aan de nieuwe benadering en, anderzijds, de behandeling van deze sector binnen een redelijke termijn af te stemmen op die van andere economische bedrijvigheden. Aanverwante bedrijvigheden 50. Wanneer de betrokken kabelbaaninstallatie primair is bestemd voor skiërs, kunnen de bedrijvigheden van de exploitanten worden beschreven als het verrichten van de dienst van de basisinfrastructuur voor het skiën. Het is niet ongebruikelijk dat de betrokken onderneming ook andere, daaraan rechtstreeks verwante diensten aanbiedt, die evenzeer onmisbaar zijn voor het skiën, zoals het onderhoud van de skipistes of de levering van kunstsneeuw. Bijgevolg kan de investering die op basis van de supra beschreven voorwaarden voor steun in aanmerking komt, bijvoorbeeld de verwerving omvatten van sneeuwkanonnen of van sneeuwpisteruimers en -aanstampers, alsmede de aanloopkosten voor de aanleg van pistes. Toch kan de investering die niet functioneel is voor de levering van de dienst bestaande uit de basisinfrastructuur - bijvoorbeeld de investeringen voor de verhuring van skimateriaal of voor installaties bestemd voor skischolen - niet voor steun in aanmerking komen op basis van voormelde voorwaarden. IV. Beoordeling van de bij wet nr. 140/99 ingestelde maatregelen 51. De bij wet nr. 140/99 ingestelde steunregeling is niet beperkt in de tijd; op geregelde tijdstippen zullen immers oproepen tot het indienen van aanvragen worden bekendgemaakt voor de toegang tot de financiering door de staat. Naar aanleiding van de eerste oproep tot het indienen van steunaanvragen werd een eerste lijst van 82 potentiële begunstigden opgesteld. De Italiaanse autoriteiten hebben een classificatie meegedeeld van de 82 eerste ondernemingen die werden erkend, opgesplitst in drie categorieën - installaties voor vervoer, installaties bestemd voor sport in toeristische locaties, en installaties bestemd voor louter lokaal sportief gebruik. Deze indeling werd echter achteraf uitgevoerd, louter ter informatie. In wet nr. 140/99 is geen enkel onderscheid gemaakt tussen de verschillende installaties, en in alle gevallen is hetzelfde mechanisme van toepassing. 52. Wat de toekomstige toepassing van de regeling betreft, hebben de Italiaanse autoriteiten zich formeel ertoe verbonden om, bij toekomstige oproepen tot het indienen van aanvragen voor steun overeenkomstig wet nr. 140/99, de regeling af te stemmen op de aanwijzingen inzake verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt als uiteengezet in het onderhavige besluit. Voorts hebben zij zich ertoe verbonden de regeling vóór eind 2006 opnieuw aan te melden. Bijgevolg is de Commissie van oordeel dat de toekomstige toepassing van deze regeling tot eind 2006 met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is, mits zij strookt met de aanwijzingen die in het onderhavige besluit worden gegeven, inzonderheid in deel III, punten 27, 28 en 48. 53. De Commissie dient echter ook na te gaan hoe de regeling voor het eerst werd toegepast in het geval van de 82 begunstigde ondernemingen waarvan eerder sprake. Op dat punt is zij van oordeel dat de door de Italiaanse autoriteiten verstrekte inlichtingen toereikend zijn om de Commissie in staat te stellen haar goedkeuring te hechten aan de indeling van de installaties in de voormelde drie categorieën, zoals die door de Italiaanse autoriteiten is meegedeeld. Bijgevolg varieert, wat betreft zowel de vraag of er sprake is van steun als de vraag naar de verenigbaarheid van de steun met het Verdrag, de beoordeling door de Commissie van de staatssteun ten faveure van de genoemde installaties naar gelang van de aard van de begunstigden, onder voorbehoud van de overwegingen zoals die in deel III van het onderhavige besluit zijn geformuleerd. 54. De maatregelen worden gefinancierd uit de staatsbegroting, of uit staatsmiddelen. Zij vormen een economisch voordeel voor de begunstigde, die zo wordt vrijgesteld van een deel van de uitgaven voor de investeringen die voor zijn bedrijvigheden nodig zijn. 55. Wat betreft de vraag naar de mededingingsdistorsie en de ongunstige beïnvloeding van het intracommunautaire handelsverkeer, geldt dat de staatssteun ten faveure van kabelbaaninstallaties in toeristische locaties, en waarmee gebruikers aan kunnen worden getrokken die in buitenlandse bestemmingen over een alternatief beschikken, de mededinging verandert en het handelsverkeer tussen lidstaten beïnvloedt. 56. Evenzo geldt dat de kabelbaaninstallaties die zijn bestemd om te voldoen aan de algemene mobiliteitsbehoeften van de bevolking, functioneren in een sector die wordt gekenmerkt door grensoverschrijdend handelsverkeer. Bij de begunstigden die de Italiaanse autoriteiten noemden in de categorie vervoersinstallaties, zijn er enkele die zijn gelegen in zones (bijvoorbeeld Napels) waar alternatieve transportmiddelen niet alleen technisch en economisch haalbaar zijn, maar die ook zouden kunnen worden geëxploiteerd door commerciële exploitanten uit andere lidstaten. Bijgevolg geldt dat ook staatssteun voor installaties uit de categorie vervoersinstallaties de mededinging verandert en het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig beïnvloedt. 57. Tenslotte zijn de installaties die werden omschreven als installaties voor zuiver lokaal sportief gebruik, gevestigd in zones met schaarse of onbestaande toeristische capaciteit en een beperkte infrastructuur die kan dienen voor het beoefenen van de wintersport. De gebruikers zouden primair bestaan uit de lokale bevolking en in de regel niet beschikken over alternatieven in de vormen van bestemmingen in andere lidstaten. Gezien het beperkte aantal gebruikers zou de dienst niet kunnen worden aangeboden zonder staatssteun. Bijgevolg kan in dit laatste geval worden erkend dat financiering door de staat de mededinging niet verandert en het intracommunautaire handelsverkeer niet ongunstig beïnvloedt - en dus geen staatssteun vormt in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. 58. Op grond van de voorgaande overwegingen onderzoekt de Commissie de verenigbaarheid van de voorgenomen steun bij de eerste tenuitvoerlegging van wet nr. 140/99 - in casu 17 sportinstallaties bestemd voor de beoefening van de wintersport in toeristische locaties en 23 installaties bestemd om te voldoen aan de algemene mobiliteitsbehoeften van de bevolking. Op grond van de door Italië meegedeelde inlichtingen beschouwt de Commissie de staatssteun ten faveure van 42 installaties die door de Italiaanse autoriteiten werden omschreven als bestemd voor lokaal gebruik, niet als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag. Installaties voor sportactiviteiten in toeristische locaties 59. De maatregelen uit wet nr. 140/99 behoren niet tot de gevallen waarvan sprake in artikel 87, lid 2, noch voldoen zij aan de voorwaarden waarvan sprake in artikel 87, lid 3, onder b), d) of e). Evenmin zijn de maatregelen uitdrukkelijk bestemd voor het bevorderen van 'de economische ontwikkeling van streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst' als bedoeld in artikel 87, lid 3, onder a), maar zijn zij zonder onderscheid van toepassing op alle Italiaanse regio's met een gewone status, waarvan er enkele economisch vrij welvarend zijn. 60. Voorts wijst de Commissie erop dat de steun een groot deel van het Italiaanse grondgebied betreft, met inbegrip van gebieden die geen economisch homogene kenmerken vertegenwoordigen, zodat het niet mogelijk is om, wat de ontwikkeling van bepaalde regio's betreft, een algemene beoordeling te maken van de verenigbaarheid ervan op grond van artikel 87, lid 3, onder c). 61. Wat betreft de verenigbaarheid op grond van artikel 87, lid 3, onder c), in samenhang met de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid, zijn de voorwaarden niet aanwezig voor de toepassing van de communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden(12). De steunmaatregelen werden niet afzonderlijk bij de Commissie aangemeld, noch werd er enig herstructureringsplan ingediend. De installaties waarvoor steun wordt verleend, verkeren niet noodzakelijkerwijs in moeilijkheden, noch is de steun bestemd voor het herstel van de levensvatbaarheid van de ondernemingen op de lange termijn. Volgens voormelde kaderregeling moeten er maatregelen worden genomen om eventuele ongunstige effecten van de steun voor de concurrenten zoveel mogelijk te compenseren. In wet nr. 140/99 is niet voorzien in de goedkeuring van dergelijke maatregelen. 62. De Italiaanse autoriteiten onderstrepen evenwel dat alle begunstigden uit deze categorieën kleine ondernemingen zijn die aanspraak maken op steun ter hoogte van de intensiteit zoals die is vastgesteld in de verordening van de Commissie betreffende steun voor kleine en middelgrote ondernemingen(13). Dit komt, overeenkomstig artikel 2, onder c) en d), van de verordening, neer op een brutosteunintensiteit van 15 % voor investeringen in materiële en immateriële activa. 63. Voegt men bij het aldus bepaalde percentage van 15 % de tijdelijke verhoging van de steunintensiteit, als uiteengezet in punt 48 - ten belope van 25 procentpunt in 2002 - dan zou de toegestane brutosteunintensiteit uitkomen op 40 %, hetgeen overeenkomt met de theoretische maximale steunintensiteit die door wet nr. 140/99 wordt toegestaan. 64. Daarbij zij aangetekend dat in wet nr. 140/99 de uitgaven voor de aanschaf van sneeuwkanonnen of sneeuwpisteruimers en -aanstampers, noch de aanloopkosten voor de voorbereiding van de pistes worden beschouwd als investeringen die voor de betrokken steun in aanmerking komen. In de beoordeling van de Commissie zouden ook deze investeringen welke de exploitanten geregeld moeten uitvoeren, voor steun in aanmerking komen (zie punt 50). Bijgevolg zou in vele gevallen de totale investering in de installatie die is bestemd voor het beoefenen van het skiën, in feite in beperktere mate worden gesubsidieerd. 65. Derhalve concludeert de Commissie dat de voor 2002 in het kader van wet nr. 140/99 voorziene steun ten faveure van exploitanten van voor sportactiviteiten in toeristische locaties bestemde kabelbaaninstallaties verenigbaar is met de Verdragsregels inzake staatssteun(14). 66. Wat de toepassing van deze regeling in de toekomst betreft, houdt de Commissie rekening met de formele toezegging van Italië de steunintensiteiten te reduceren zodat zij in overeenstemming zijn met de verenigbaarheidsvereisten als beschreven in deel III van het onderhavige besluit. De Commissie neemt nota van de toezegging van Italië om de regeling opnieuw aan te melden vóór eind 2006. Kabelbaaninstallaties voor algemeen vervoer 67. De Commissie erkent dat de financiering van een vervoersinstallatie die - om economische of technische redenen - geen geldig alternatief biedt, de mededinging niet verandert en dus geen staatssteun vormt in de zin van artikel 87, lid 1. Toch werd de Commissie geen geval uit deze categorie gesignaleerd. 68. In het geval van kabelbaaninstallaties die primair zijn bestemd om te voldoen aan algemene vervoersbehoeften van de bevolking, is de Commissie evenwel van oordeel dat een maatregel van de staat als noodzakelijk kan worden beschouwd, aangezien het weinig waarschijnlijk is dat de marktkrachten, op louter commerciële basis, de nodige investeringen zullen uitvoeren. Bijgevolg dient de steun aan de sector te worden getoetst aan artikel 73 van het Verdrag. 69. De steunintensiteit - een subsidie-equivalent vóór belasting van circa 40 % van het investeringsbedrag - stemt overeen met een bedrag dat zowel noodzakelijk als evenredig is om de verwezenlijking van het project mogelijk te maken. Daarbij dient te worden aangetekend dat in de transportsector de vergelijkbare steunintensiteiten in de regel als acceptabel werden beschouwd(15). 70. Voorts is de Commissie van oordeel dat het in het gemeenschappelijk belang is activiteiten te ontwikkelen om het verkeer af te leiden van het wegtransport naar andere vervoersmiddelen. In het geval van installaties in berggebieden is het ook in het gemeenschappelijk belang dat zodoende de lokale verbondenheid van de bevolking en de milieu- en landschapsbescherming worden gefacilieerd. Tenslotte is de Commissie van oordeel dat de steun ten behoeve van dit soort installaties niet resulteerde in een zodanige verstoring van de mededinging dat zulks strijdig is met het gemeenschappelijk belang. Bijgevolg concludeert de Commissie dat is voldaan aan de voorwaarden voor de toekenning van een afwijking ex artikel 73 en dat de steun die in het kader van wet nr. 140/99 wordt toegekend aan exploitanten van kabelbaaninstallaties die zijn bestemd voor de algemene mobiliteitsbehoeften van de lokale bevolking, verenigbaar is met de Verdragsbepalingen inzake staatssteun(16). 71. Bovendien neemt de Commissie nota van de toezegging van Italië om de regeling opnieuw aan te melden vóór eind 2006. V. Besluit 72. De Commissie heeft derhalve besloten de steunmaatregel als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt aan te merken." (1) De steun die in diverse tranches wordt toegekend, moet worden geactualiseerd tegen de waarde op het moment van de toekenning ervan. De rente die voor de actualisering moet worden gebruikt, is het referentiepercentage dat van toepassing is op het moment van de toekenning. Zodoende geldt het hier genoemde actualiseringspercentage - het percentage van toepassing per 1 januari 2002 - enkel voor de in 2002 toegekende steun. Zie in dit verband ook de mededeling van de Commissie betreffende een technische aanpassing van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PB C 241 van 26.8.1999, blz. 9). (2) Zie het besluit van de Commissie van 14 september 2000 betreffende steunmaatregel N 208/2000, Nederland - Subsidieregeling voor openbare inland terminals (SOIT). Zie voorts het witboek van de Commissie 'Een eerlijke vergoeding voor het infrastructuurgebruik: een gefaseerde aanpak van een gemeenschappelijk kader voor het in rekening brengen van het gebruik van vervoersinfrastructuur in de EU', COM(1998) 466 def. van 22 juli 1998, deel 5, punt 43, en de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: 'De verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in zeehavens: van cruciaal belang voor het vervoer in Europa', COM(2001) 35 def. van 13 februari 2001, blz. 11. (3) Arrest van 12 december 2000 in zaak T-128/98. (4) Een alternatieve dienst kan ook worden aangeboden met andere middelen dan kabelbaaninstallaties. (5) Het spreekt voor zich dat, wanneer de installaties een algemene maatregel genieten, zulks niet kan worden omschreven als staatssteun, aangezien er geen sprake is van selectiviteit. (6) Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1). (7) Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun (PB L 10 van 13.1.2001, blz. 30). (8) Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 10 van 13.1.2001, blz. 33). Communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PB C 288 van 9.10.1999). Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (PB C 74 van 10.3.1998, blz. 9). (9) Zie COM(2000) 5 def. van 26 juli 2000 - Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende steunverlening voor de coördinatie van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren (door de Commissie ingediend). (10) Zie voetnoot 8. (11) De steun die in diverse tranches aan de begunstigde wordt uitgekeerd, zal in zijn geheel worden beoordeeld, rekening houdend met de intensiteit die kan worden geaccepteerd op het tijdstip dat de steun wordt toegekend. Ingeval in de steunregelingen is voorzien in steun die op diverse tijdstippen wordt uitgekeerd, wordt rekening gehouden met de steunintensiteit op het tijdstip dat de steun wordt toegekend. Een en ander betekent dat wanneer dezelfde steunregeling steun toekent in 2003 en in 2004, de toegestane steunintensiteit, mutatis mutandis, 5 procentpunten lager zal liggen voor de steun die in 2004 wordt uitgekeerd. (12) PB C 288 van 9.10.1999. (13) Zie voetnoot 8. (14) Het onderhavige besluit laat de toepassing onverlet van andere relevante communautaire regelgeving. Met name wijst de Commissie de Italiaanse autoriteiten op de verplichtingen die op hen rusten uit hoofde van Richtlijn 2000/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende kabelbaaninstallaties voor personenvervoer (PB L 106 van 3.5.2000, blz. 21). (15) Besluit van de Commissie van 31 januari 2001 betreffende steunmaatregel N 597/2000, Nederland - Subsidieregeling bedrijfsgebonden vaarwegaansluitingen; besluit van de Commissie van 14 september 2001 betreffende steunmaatregel N 208/2000, Nederland - Subsidieregeling voor openbare inland terminals (SOIT); besluit van de Commissie van 15 november 2000 betreffende steunmaatregel N 755/1999, Italië, Bolzano - Steun voor gecombineerd vervoer. (16) Zie voetnoot 14.