This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52002PC0580
Proposal for a Council Regulation amending Council Regulation (EC) No 153/2002 of 21 January 2002 on certain procedures for applying the Stabilisation and Association Agreement between the European Communities and their Member States, of the one part, and the former Yugoslav Republic of Macedonia, of the other part, and for applying the Interim Agreement between the European Community and the former Yugoslav Republic of Macedonia
Voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) van de Raad van 21 januari 2002 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, en de interimovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds
Voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) van de Raad van 21 januari 2002 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, en de interimovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds
/* COM/2002/0580 def. - ACC 2002/0252 */
PB C 45E van 25.2.2003, p. 123–126
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) van de Raad van 21 januari 2002 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, en de interimovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds /* COM/2002/0580 def. - ACC 2002/0252 */
Publicatieblad Nr. 045 E van 25/02/2003 blz. 0123 - 0126
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) van de Raad van 21 januari 2002 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, en de interimovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds (door de Commissie ingediend) TOELICHTING Op 9 april 2001 is in Luxemburg een stabilisatie- en associatieovereenkomst ondertekend tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds. Deze overeenkomst zal worden gesloten zodra het proces van ratificatie door de parlementen van de lidstaten is voltooid. Op 9 april 2001 heeft de Raad voorts een interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, gesloten, die voorziet in vervroegde inwerkingtreding van de handelsbepalingen en handelsgerelateerde bepalingen van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. Deze interimovereenkomst is op 1 juni 2001 in werking getreden. Bij Verordening (EG) nr. 153/2002 van de Raad van 21 januari 2002 worden procedures vastgesteld voor de toepassing van enkele bepalingen van deze overeenkomsten. Die verordening bevat echter voor de toepassing van een aantal artikelen van de interimovereenkomst geen specifieke procedures: artikel 18 (vrijwaringsclausule voor landbouw- en visserijproducten, = artikel 30 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst), artikel 23 (dumping, = artikel 36 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst), de artikelen 24 en 25 (algemene vrijwaringsclausule en tekortclausule, = de artikelen 37 en 38 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst), artikel 29 (fraudebestrijding, = artikel 42 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst), artikel 33 (mededinging, = artikel 69 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst). Om deze reden wordt een wijziging van Verordening (EG) nr. 153/2002 van de Raad van 21 januari 2002 voorgesteld. Deze wijziging is noodzakelijk om in snelle en efficiënte procedures te voorzien, met name in situaties dat de Gemeenschap snel moet kunnen reageren op spoedeisende gevallen waarvoor bijvoorbeeld vrijwarings- of fraudebestrijdingsmaatregelen nodig zijn. Deze kwestie is urgent, omdat er een specifiek geval is (invoer van suiker uit Kroatië) dat snelle vaststelling van de noodzakelijke uitvoeringsprocedures nodig maakt. De Commissie verzoekt de Raad daarom bijgaand voorstel voor een besluit goed te keuren. 2002/0252 (ACC) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) van de Raad van 21 januari 2002 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, en de interimovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 133, Gezien het voorstel van de Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1) De Raad werkt thans aan de sluiting van een stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds [1], die op 9 april 2001 te Luxemburg is ondertekend (hierna ,stabilisatie- en associatieovereenkomst" genoemd). [1] PB C 213 E van 31.7.2001, blz. 22. (2) Op 9 april 2001 heeft de Raad voorts een interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds [2], gesloten, die voorziet in vervroegde inwerkingtreding van de handelsbepalingen en handelsgerelateerde bepalingen van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. De interimovereenkomst is op 1 juni 2001 in werking getreden. [2] PB L 124 van 4.5.2001, blz. 2. (3) Bij Verordening (EG) nr. 153/2002 van de Raad van 21 januari 2002 [3] worden procedures vastgesteld voor de toepassing van enkele bepalingen van deze overeenkomsten. Voor de toepassing van enkele andere bepalingen van deze overeenkomsten moeten echter nog procedures worden vastgesteld. [3] PB L 25 van 29.1.2002, blz. 16. (4) Er dienen bepalingen op het gebied van de handelsbescherming te worden vastgesteld met betrekking tot de algemene voorschriften die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap [4]. [4] PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2238/2000 van de Raad van 9 oktober 2000 (PB L 257 van 11.10.2000, blz. 2). (5) Deze verordening dient na de inwerkingtreding van de stabilisatie- en associatieovereenkomst van toepassing te blijven. HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 In Verordening (EG) nr. 153/2002 van de Raad van 21 januari 2002 worden de volgende artikelen 7 bis tot en met 7 octies ingevoegd: "Artikel 7 a Algemene vrijwaringsclausule en tekortclausule 1. Een lidstaat die de Commissie verzoekt maatregelen te nemen als bedoeld in artikelen 24 en 25 van de interimovereenkomst of later de artikelen 37 en 38 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst, verstrekt de Commissie ter ondersteuning van zijn verzoek de gegevens op grond waarvan zij dergelijke maatregelen kan nemen. 2. De Commissie wordt bijgestaan door het raadgevend comité dat is ingesteld bij artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3285/94 van de Raad [5], hierna ,het comité" genoemd. Bij verwijzing naar dit comité is artikel 3 van Besluit 1999/468/EG [6] van toepassing. [5] PB L 349 van 31.12.1994, blz. 53, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2474/2000 van de Raad van 9 november 2000 (PB L 286 van 11.11.2000, blz. 1). [6] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. 3. Wanneer de Commissie, op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, vaststelt dat de in de artikelen 24 en 25 van de interimovereenkomst of later de artikelen 37 en 38 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst bedoelde omstandigheden zich voordoen: - stelt zij de lidstaten daarvan terstond in kennis wanneer zij op eigen initiatief handelt, of binnen vijf werkdagen na de datum van ontvangst van het verzoek, indien zij op verzoek van een lidstaat handelt; - raadpleegt zij het comité over de voorgestelde maatregelen; - stelt zij tegelijkertijd de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië hiervan in kennis en deelt zij het land mede dat overleg wordt geopend in de Samenwerkingsraad of later het Stabilisatie- en Associatiecomité, zoals bedoeld in artikel 24, lid 4, en artikel 25, lid 3, van de interimovereenkomst respectievelijk artikel 37, lid 4, en artikel 38, lid 3, van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. - verstrekt zij tegelijkertijd de Samenwerkingsraad of later het Stabilisatie- en Associatiecomité alle voor dit overleg nodige informatie, zoals bedoeld in artikel 24, lid 3 en artikel 25, lid 3, van de interimovereenkomst, respectievelijk artikel 37, lid 3, en artikel 38, lid 3, van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. 4. Na het overleg kan de Commissie, indien geen andere regeling kan worden getroffen, na raadpleging van het comité besluiten tot passende maatregelen als bedoeld in de artikelen 24 en 25 van de interimovereenkomst of later de artikelen 37 en 38 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. - Dit besluit wordt onmiddellijk medegedeeld aan de Raad en tevens aan de Samenwerkingsraad en later het Stabilisatie- en Associatiecomité. - Het besluit is met onmiddellijke ingang van toepassing. 5. Iedere lidstaat kan het in lid 4 bedoelde besluit van de Commissie binnen tien werkdagen na de mededeling aan de Raad voorleggen. - De Raad kan binnen twee maanden met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een ander besluit nemen. 6. Indien de Commissie besluit de maatregelen waarin is voorzien in de artikelen 24 en 25 van de interimovereenkomst of later de artikelen 37 en 38 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst niet te nemen, deelt zij dit binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek van de lidstaat aan de Raad mede. - Iedere lidstaat kan dit besluit van de Commissie binnen tien werkdagen na de mededeling aan de Raad voorleggen. - Indien de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen het voornemen te kennen geeft een ander besluit te nemen, deelt de Commissie dit terstond aan de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië mede en stelt zij het land in kennis van de opening van het overleg in de Samenwerkingsraad of later het Stabilisatie- en Associatiecomité, als bedoeld in artikel 24, lid 3 en lid 4, en artikel 25, lid 3, van de interimovereenkomst respectievelijk artikel 37, lid 3 en lid 4, en artikel 38, lid 3, van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. 7. De Raad kan binnen twee maanden na de afsluiting van de besprekingen met de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in de Samenwerkingsraad of later het Stabilisatie- en Associatiecomité met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een ander besluit nemen. 8. Het overleg in de Samenwerkingsraad of later het Stabilisatie- en Associatiecomité wordt als beëindigd beschouwd bij het verstrijken van een termijn van dertig dagen vanaf de in de leden 3 en 6 bedoelde kennisgeving. Artikel 7 b Uitzonderlijke en kritieke omstandigheden 1. In uitzonderlijke en kritieke omstandigheden in de zin van artikel 24, lid 4, onder b), en artikel 25, lid 4, van de interimovereenkomst of later artikel 37, lid 4, onder b), en artikel 38, lid 4, van de stabilisatie- en associatieovereenkomst, kan de Commissie onmiddellijk de maatregelen treffen waarin is voorzien in de artikelen 24 en 25 van de interimovereenkomst respectievelijk de artikelen 37 en 38 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. Indien een lidstaat een verzoek voorlegt aan de Commissie, beslist deze hierover binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek. 2. De Commissie stelt de Raad van haar besluit in kennis. 3. Iedere lidstaat kan het besluit van de Commissie binnen tien werkdagen na de kennisgeving aan de Raad voorleggen. De Raad kan binnen twee maanden met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een ander besluit nemen. Artikel 7 c Vrijwaringsmaatregelen in verband met landbouw- en visserijproducten Noodzakelijke maatregelen met betrekking tot landbouwproducten of visserijproducten uit hoofde van de artikelen 17 of 24 van de interimovereenkomst respectievelijk de artikelen 30 of 37 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst, of uit hoofde van de bepalingen in de bijlagen met betrekking tot deze producten of uit hoofde van protocol nr. 3, worden onverminderd de procedures in de artikelen 7 bis en 7 ter vastgesteld volgens de procedures van de verordeningen tot instelling van een gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten of de markten voor visserij- en aquacultuurproducten, of de bijzondere voorschriften die zijn vastgesteld op grond van artikel 308 van het Verdrag en die van toepassing zijn op door verwerking van landbouwproducten of visserijproducten verkregen producten, mits wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld in artikel 17 van de interimovereenkomst respectievelijk artikel 30 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst, en in artikel 24, leden 3, 4 en 5, van de interimovereenkomst respectievelijk artikel 37, leden 3, 4 en 5, van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. Artikel 7 d Dumping Wanneer zich praktijken voordoen die aanleiding kunnen geven tot toepassing door de Gemeenschap van de maatregelen waarin is voorzien in artikel 23, lid 1, van de interimovereenkomst of artikel 36, lid 1, van de stabilisatie- en associatieovereenkomst, wordt over de instelling van antidumpingmaatregelen besloten overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad en de procedure waarin is voorzien in artikel 23, lid 2, van de interimovereenkomst respectievelijk artikel 36, lid 2, van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. Artikel 7 e Mededinging 1. Praktijken die het nemen van maatregelen op grond van artikel 33 van de interimovereenkomst of artikel 69 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst door de Gemeenschap kunnen rechtvaardigen, worden door de Commissie op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat onderzocht, waarna de Commissie besluit of die praktijken in overeenstemming zijn met de overeenkomst. De Raad handelt overeenkomstig de in artikel 133 van het Verdrag omschreven procedures, behalve in geval van steun waarop Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad [7] van toepassing is, wanneer maatregelen overeenkomstig de in die verordening omschreven procedures moeten worden genomen. Maatregelen mogen uitsluitend worden genomen met inachtneming van het bepaalde in artikel 33, lid 5, van de interimovereenkomst of artikel 69, lid 5, van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. [7] PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1. 2. Praktijken die op grond van artikel 33 van de interimovereenkomst of later artikel 69 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst aanleiding kunnen geven tot het nemen van maatregelen door de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië ten aanzien van de Gemeenschap, worden door de Commissie onderzocht, waarna deze besluit of die praktijken in overeenstemming zijn met de beginselen van de interimovereenkomst respectievelijk de stabilisatie- en associatieovereenkomst. Indien nodig neemt zij de nodige besluiten op grond van criteria die uit de toepassing van de artikelen 81, 82 en 87 van het Verdrag voortvloeien. Artikel 7 f Fraude of niet-verlening van administratieve medewerking 1. Voor de toepassing van artikel 29 van de interimovereenkomst of later artikel 42 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst wordt onder systematisch niet verlenen van administratieve medewerking, zoals vereist voor de verificatie van het bewijs van oorsprong, onder meer verstaan: - het uitblijven van administratieve medewerking, zoals het niet verstrekken van de namen en adressen van de douane- of overheidsinstanties die belast zijn met de afgifte en de controle van certificaten van oorsprong, het niet verstrekken van specimina van stempels die in gebruik zijn voor het waarmerken van deze certificaten, of het niet mededelen van wijzigingen in deze gegevens; - systematisch ontoereikend of ondeugdelijk handelen bij de verificatie van de oorsprong van producten en de naleving van andere verplichtingen in het kader van Protocol nr. 4 bij de overeenkomsten, of bij vaststelling of voorkoming van overtredingen van de oorsprongsregels; - systematisch weigeren om op verzoek van de Commissie controles achteraf van het bewijs van de oorsprong te verrichten en de resultaten daarvan tijdig mede te delen, of systematisch met onnodige vertraging op een dergelijk verzoek ingaan; - systematisch weigeren toestemming te geven om onderzoek op het gebied van administratieve medewerking te verrichten in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië met het oog op verificatie van de echtheid van documenten of de juistheid van gegevens die van belang zijn voor de toekenning van de preferentiële behandeling waarin de overeenkomsten voorzien, of om passend onderzoek uit te voeren of te doen uitvoeren tot vaststelling of ter voorkoming van overtreding van de oorsprongsregels, dan wel systematisch met onnodige vertraging dergelijke toestemming geven. 2. Indien de Commissie vaststelt dat de omstandigheden bedoeld in artikel 29 van de interimovereenkomst of later artikel 42 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst, zich voordoen, doet zij het volgende: - zij informeert de Raad; - zij treedt onmiddellijk in overleg met de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië om een passende oplossing te vinden overeenkomstig die bepalingen. Bovendien kan zij: - de lidstaten verzoeken de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om de financiële belangen van de Gemeenschap veilig te stellen; - in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een bericht publiceren waarin wordt medegedeeld dat er gegronde twijfel is over de toepassing van artikel 29 van de interimovereenkomst respectievelijk artikel 42 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. 3. Zolang bij het in lid 2 bedoelde overleg geen bevredigende oplossing is gevonden, kan de Commissie besluiten andere maatregelen die zij passend acht te nemen overeenkomstig artikel 29 van de interimovereenkomst of later artikel 42 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst en overeenkomstig de procedure van lid 4. 4. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité Douanewetboek, dat is ingesteld bij artikel 248 bis van Verordening (EEG) nr. 2913/92 [8]. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 3 van Besluit 1999/468/EG van toepassing. [8] PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2700/2000 van 16 november 2000 (PB L 311 van 12.12.2000, blz. 17). Artikel 7 g Kennisgeving De Commissie doet namens de Gemeenschap de in de interimovereenkomst of later de stabilisatie- en associatieovereenkomst bedoelde kennisgevingen aan de Samenwerkingsraad of later de Stabilisatie- en Associatieraad respectievelijk het Stabilisatie- en Associatiecomité. Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor de Raad De voorzitter