Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002PC0396

    Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende een verbod op organische tinverbindingen op schepen

    /* COM/2002/0396 def. - COD 2002/0149 */

    PB C 262E van 29.10.2002, p. 492–510 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52002PC0396

    Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende een verbod op organische tinverbindingen op schepen /* COM/2002/0396 def. - COD 2002/0149 */

    Publicatieblad Nr. 262 E van 29/10/2002 blz. 0492 - 0510


    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende een verbod op organische tinverbindingen op schepen

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    ALGEMENE INLEIDING

    Overeenkomstig de beleidsdoelstellingen die zijn aangegeven in het Witboek van de Commissie over het vervoerbeleid [1], is dit voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad erop gericht de negatieve milieueffecten van schadelijke aangroeiwerende verven die op schepen worden gebruikt terug te dringen.

    [1] In dit Witboek (COM (2001) 370 van 12.09.2001) is onder andere benadrukt dat een modern vervoersysteem duurzaam moet zijn zowel uit economisch en sociaal als uit milieuoogpunt.

    Schepen glijden sneller door het water en verbruiken minder brandstof wanneer hun romp schoon en glad is, m.a.w. vrij van aangroeisels zoals zeepokken, algen en weekdieren, en worden daarom behandeld met aangroeiwerende middelen. In de jaren zestig ontwikkelde de chemische industrie doeltreffende en kosteneffectieve aangroeiwerende verven waarin metallische verbindingen, met name de organische tinverbinding tributyltin (TBT), werden verwerkt. In de jaren zeventig hadden de meeste zeeschepen TBT-verf op hun romp.

    Aan het eind van de jaren tachtig begon geleidelijk het besef door te dringen dat organische tinverbindingen schadelijk zijn voor het milieu. Uit wetenschappelijke studies is intussen gebleken dat organische tinverbindingen, met name TBT, die worden gebruikt in aangroeiwerende middelen voor schepen een aanzienlijk risico opleveren voor schadelijke effecten op in ecologisch en economisch opzicht belangrijke mariene organismen [2].

    [2] Van organische tinverbindingen is aangetoond dat zij toxisch zijn en de hormoonhuishouding van mariene organismen verstoren.

    Reeds in december 1989 besloot de Gemeenschap op haar grondgebied een verbod te leggen op het in de handel brengen van organische tinverbindingen die worden gebruikt als biociden ter voorkoming van aangroeiing op scheepsrompen met een lengte over alles van minder dan 25 meter [3]. De Internationale Maritieme Organisatie (IMO) onderkende op haar beurt dit risico en deed de betrokken nationale overheden de aanbeveling maatregelen te treffen om een einde te maken aan het gebruik van TBT-houdende aangroeiwerende verven.

    [3] Richtlijn 89/677/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende achtste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten, PB L 398 van 30.12.1989, blz. 24.

    Door de toenemende zorg voor het milieu won het idee van een algeheel verbod op TBT veld in de jaren negentig en begon de chemische industrie met de ontwikkeling van alternatieve aangroeiwerende middelen.

    In november 1999 riep de Algemene vergadering van de IMO op tot het instellen van een wereldwijd verbod op het gebruik van organische tinverbindingen in aangroeiwerende middelen voor schepen tegen 1 januari 2003 en van een algeheel verbod op de aanwezigheid van organische tinverbindingen op schepen tegen 1 januari 2008 [4]. Om dit doel te bereiken besloot de IMO een juridisch bindende en wereldwijd geldende overeenkomst op te stellen. In deze omstandigheden gaf de Gemeenschap er de voorkeur aan te wachten op het resultaat van de besprekingen binnen de IMO voordat zij ertoe besloot het handelsverbod voor TBT uit te breiden tot alle schepen [5].

    [4] IMO Resolutie A.895 (21) van 25 november 1999.

    [5] Richtlijn 1999/51/EG van de Commissie van 26 mei 1999 houdende vijfde aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (tin, PCP en cadmium), PB L 142 van 5.6.1999, blz. 22.

    Op 5 oktober 2001 keurde de IMO aan het eind van een vijfdaagse diplomatieke conferentie, een Conventie inzake de controle op schadelijke aangroeiwerende systemen op schepen (AFS-Conventies) goed.

    Met het oog op deze conferentie hebben de lidstaten en de Commissie nauw samengewerkt, waarbij zij ten volle rekening hebben gehouden met de adviezen van de Raad [6].

    [6] Conclusies van de Raad van 12 februari 2001 over de slotonderhandelingen over de Internationale Conventie inzake de controle op schadelijke aangroeiwerende systemen.

    De nieuwe IMO-Conventie zal het gebruik van schadelijke organische tinverbindingen in aangroeiwerende verven voor schepen verbieden en zal voorzien in een mechanisme dat het mogelijke gebruik in de toekomst van andere schadelijke stoffen in aangroeiwerende systemen moet voorkomen.

    De nieuwe Conventie staat sinds 1 februari 2002 open voor een ondertekening. Zij treedt in werking 12 maanden nadat 25 staten die samen 25% van de mondiale koopvaardijtonnage vertegenwoordigen haar hebben bekrachtigd.

    Een overzicht van de belangrijkste bepalingen van deze Conventie is opgenomen in bijlage A.

    Bij het geven van zijn instructies voor de onderhandelingen over de AFS-Conventie heeft de Raad er bij de Commissie ook op aangedrongen alle noodzakelijk geachte bijkomende stappen te ondernemen om te zorgen voor een algeheel verbod op het gebruik van TBT op schepen in de hele Gemeenschap en de omringende zeeën met ingang van de in IMO-Resolutie A. 895(21) aanbevolen data.

    Met het oog op de diplomatieke AFS-Conventie heeft de Gemeenschap drie belangrijke doelstellingen bepaald wat betreft de in de nieuwe Conventie op te nemen bepalingen:

    - invoering van vaste data voor het verbod op TBT, om een duidelijk signaal af te geven aan zowel de scheepvaartsector als de chemische industrie,

    - opneming van het voorzorgsprincipe in de Conventie, dat geldt in geval van "het ontbreken van volledige wetenschappelijke bewijzen",

    - vaststelling van een adequate procedure voor de inwerkingtreding [7].

    [7] De in de MARPOL-Conventie opgenomen voorwaarden voor inwerkingtreding (15 staten die samen tenminste 15% van de wereldtonnage vertegenwoordigen) werden niet geschikt geacht. In de praktijk is gebleken dat het dan meer dan zes jaar zou kunnen duren voordat de Conventie in werking treedt

    Na analyse van het resultaat van de diplomatieke conferentie, met name in het licht van bovenvermelde drie hoofddoelstellingen, hebben de Raad [8] en de Commissie zich tevreden verklaard over de op IMO-niveau behaalde resultaten.

    [8] Tijdens de Raad Milieu van 21 oktober 2001 is nota genomen van het positieve resultaat van de AFS-Conferentie, waarover door het Belgische Voorzitterschap verslag werd uitgebracht.

    Na deze AFS-Conventie wordt van de lidstaten uiteraard in de eerste plaats verlangd en verwacht dat zij de AFS-Conventie zo spoedig mogelijk ondertekenen en bekrachtigen.

    Gezien bovenvermeld verzoek van de Raad is de Commissie van mening dat bijkomende stappen moeten worden ondernomen om:

    - door de lidstaten optimale omstandigheden te bieden die deze aanmoedigen de AFS-Conventie te bekrachtigen en eventuele obstakels die een snelle bekrachtiging in de weg zouden kunnen staan weg te nemen, en zo een bijdrage te leveren tot een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van de AFS-Conventie,

    - op communautair niveau te waarborgen dat de hoofddoelstelling van de AFS-Conventie wordt gehaald, namelijk een verbod op het gebruik van organische tinverbindingen op schepen per 1 januari 2003 en een volledig verbond op de aanwezigheid daarvan per 1 januari 2008.

    Bijgevolg neemt de Commissie de volgende stappen:

    - zij beveelt de lidstaten aan de AFS-Conventie zo spoedig mogelijk te onderteken en te bekrachtigen ,

    - zij zal haar goedkeuring hechten aan Richtlijn.../../EG van de Commissie tot negende aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (organische tinverbindingen),

    - zij stelt het Europees Parlement en de Raad voor om vóór eind 2002 deze verordening vast te stellen waarbij een verbod wordt gelegd op de toepassing van organische tinverbindingen die fungeren als biociden in aangroeiwerende systemen op schepen die de vlag van een lidstaat voeren met ingang van 1 januari 2003 en waarbij in een algemeen verbod wordt voorzien op actieve organische tinverbindingen op van en naar havens in de Gemeenschap varende schepen met ingang van 1 januari 2008, ongeacht de datum van inwerkingtreding van de Conventie.

    Opgemerkt dient te worden dat de Commissie met deze verordening geen duplicering beoogt met de AFS-Conventie, die een grotere reikwijdte heeft en zich dus niet beperkt tot het instellen van een verbod op organische tinverbindingen.

    De AFS-Conventie verbiedt het gebruik van schadelijke organische tinverbindingen in aangroeiwerende verven voor schepen. Thans is dit verbod dus beperkt tot organische tinverbindingen, maar de Conventie voorziet in een mechanisme dat het mogelijk maakt het eventuele gebruik in de toekomst van andere schadelijke stoffen in aangroeiwerende systemen te voorkomen op basis van het voorzorgsbeginsel. Zodra de AFS-Conventie in werking treedt zal op passende wijze werk worden gemaakt van een toekomstig verbod op alle andere schadelijke aangroeiwerende systemen.

    De door de Commissie gevolgde aanpak is ingegeven door Resolutie 1 van de Internationale Conferentie inzake de controle op schadelijke aangroeiwerende systemen op schepen. [9]

    [9] Doc. IMO AFS/CONF/25 van 8 oktober 2001.

    In deze resolutie erkende de Conferentie dat er, ondanks de anticiperende aanpak bij het verbod op de toepassing van organische tinverbindingen, mogelijk onvoldoende tijd rest om de Conventie per 1 januari 2003 in werking te doen treden. Aangezien de Conventie eraan hechtte dat vanaf 1 januari 2003 daadwerkelijk zou worden gestopt met het gebruik van organische tinverbindingen in de scheepvaart, heeft zij de lidstaten van de IMO verzocht de bepalingen van de Conventie met spoed te aanvaarden. Ook bij de industrie is erop aangedrongen vanaf die datum de marketing, verkoop en toepassing van organische tinverbindingen te beëindigen.

    NOODZAAK VAN EEN VERORDENING

    - Aangezien de Gemeenschap geen partij is bij de AFS-Conventie is de bekrachtiging van deze Conventie uitsluitend een zaak van de lidstaten. De praktijk heeft geleerd dat bekrachtiging een moeizaam proces is dat niet altijd op korte termijn kan worden afgerond.

    - De Commissie verwacht dat, ondanks de algemene bereidheid, slechts enkele staten de AFS-Conventie vóór 1 januari 2003 zullen kunnen bekrachtigen. Het is een realistische aanname dat de AFS-Conventie verschillende jaren na die datum in werking zal treden.

    - Voorts is het zo dat voor lidstaten die er niet in slagen de Conventie vóór 1 januari 2003 te bekrachtigen, de toepassing met terugwerkende kracht van "1 januari 2003" als aanvangsdatum, waarin de Conventie voorziet, uit het oogpunt van hun nationale wetgeving een belemmering kan vormen voor het bekrachtigingsproces. Daarom dient deze landen hulp te worden geboden bij het oplossen van de problemen die deze toepassing met terugwerkende kracht in hun nationale wetgeving kan opleveren.

    - Als reactie op Resolutie 1 van de AFS-Conventie kunnen de diverse lidstaten nationale maatregelen treffen met een verschillende reikwijdte en toepassingsdatum. Een dergelijke niet-geharmoniseerde invoering van het verbod op TBT in de Gemeenschap zou in het nadeel zijn van de scheepvaartsector en zou gemakkelijk kunnen resulteren in concurrentievervalsing tussen de lidstaten. Er dient dus een gelijktijdig verbod te komen.

    - Tenslotte dient erop te worden gewezen dat de met de wijziging van Richtlijn 76/769/EG van de Raad met betrekking tot het in de handel brengen en het gebruik van TBT-verven nagestreefde doelstellingen en resultaten niet van invloed zouden zijn op van TBT-verf voorziene schepen buiten de Gemeenschap, noch op schepen die onder de vlag van een derde land varen. Het verbod op TBT dient bijgevolg per 1 januari 2003 te worden uitgebreid.

    Om deze redenen stelt de Commissie voor een verbod op organische tinverbindingen in te stellen voor:

    - alle schepen die de vlag van een lidstaat voeren met ingang van 1 januari 2003, en

    - voor alle schepen, ongeacht de vlag, die een Europese haven aandoen met ingang van 1 januari 2008,

    door middel van een verordening van het Europees Parlement en de Raad die vóór 1 januari 2003 in werking moet treden.

    BASISPRINCIPES VAN HET VOORSTEL

    - Geen behoefte aan duplicering van de AFS-Conventie

    Het is van belang erop te wijzen dat alle lidstaten zich tevreden hebben verklaard met het resultaat van de AFS-Conferentie. Bijgevolg mag worden verwacht dat zij allemaal de AFS-Conventie zullen bekrachtigen en ten uitvoer leggen.

    Gezien de wereldwijde toezeggingen die in 1999 op het niveau van de algemene vergadering van de IMO zijn gedaan alsook het adequatere "inwerkingtredingsmechanisme" van de AFS-Conventie, en rekening houdend met Resolutie 1 van de AFS-Conventie verwacht de Commissie dat de AFS-Conventie vóór 1 januari 2008 effectief in werking zal treden. Wat de Gemeenschap betreft is elke onzekerheid over een totaal verbod op TBT op deze datum onaanvaardbaar.

    Gezien deze omstandigheden heeft de Commissie ervan afgezien de ontwikkeling van wetgeving op communautair niveau voor te stellen aangezien deze een onnodige doublure zou vormen met de uitvoeringsbepalingen die de lidstaten overeenkomstig hun verplichtingen als partijen bij de AFS-Conventie moeten vaststellen. Ook mag niet uit het oog worden verloren dat sommige lidstaten en derde landen reeds partij bij de Conventie kunnen zijn geworden. Het zou dan ook contraproductief zijn om binnen deze verordening een keurings- en certificatieregeling op te zetten die afwijkt van die van de AFS-Conventie. De Commissie is verder van mening dat de meest geschikte regeling voor controle op de inachtneming van het verbod op TBT op schepen die is welke is vastgelegd in Richtlijn 95/21/EG van de Raad van 19 juni 1995 inzake havenstaatcontrole. Van deze richtlijn kan echter pas gebruik worden gemaakt wanneer de AFS-Conventie in werking is getreden. Dit is de belangrijkste reden waarom tijdens de interimperiode het verbod op het gebruik van schadelijke TBT-verven niet kan worden opgelegd aan schepen die niet onder de vlag van een EG-lidstaat varen. Deze verordening dient derhalve te worden gezien als een stimulans voor een spoedige bekrachtiging van de AFS-Conventie.

    - Beperkte reikwijdte

    De AFS-Conventie is bedoeld als een kaderovereenkomst. Na de inwerkingtreding zal dit juridisch kader mede op grond van het voorzorgsbeginsel de opstelling van een lijst van alle schadelijke aangroeiwerende systemen op schepen vergemakkelijken. In dit stadium zijn alleen organische tinverbindingen die fungeren als biociden in aangroeiwerende systemen in de Conventie opgenomen. Gezien de specifieke procedures die zullen gelden voor de toevoeging van andere schadelijke aangroeiwerende systemen aan deze lijst, is de Commissie van mening dat de verordening zich kan en moet beperken tot organische tinverbindingen. Binnen het AFS-kader kan ook een adequate regeling worden vastgesteld voor de hantering en verwerking aan wal van afval dat vrijkomt bij de verwijdering van schadelijke aangroeiwerende stoffen.

    - Gelijke behandeling van de gehele scheepvaartsector

    Bij de goedkeuring van de AFS-Conventie hebben alle deelnemende regeringen zich bereid verklaard per 1 januari 2003 te stoppen met de toepassing van schadelijke organische tinverbindingen op schepen en hebben zij bijgevolg de betrokken overheidsinstanties en sectoren verzocht om specifieke maatregelen te nemen binnen hun bevoegdheidssfeer.

    Als reactie op dit verzoek heeft de Commissie, overeenkomstig het internationale recht, ervan afgezien het verbod op de toepassing van TBT-verven op te leggen aan alle schepen die Europese havens aandoen. Ook dient te worden erkend dat een groot aantal derde landen, die niet kunnen profiteren van de toegevoegde waarde van supernationale wetgeving, het eventueel moeilijk zouden hebben gehad om per 1 januari 2003 het verbod op het gebruik van TBT op hun schepen erdoor te krijgen [10]. De Commissie stelt dan ook voor de toepassing van het verbod op het gebruik van TBT-verven op onder de vlag van een derde land varende schepen op te schorten tot de inwerkingtreding van de AFS-Conventie.

    [10] In dit verband dient te worden opgemerkt dat volgens LMIS-cijfers in 2001 15.875 schepen (met een brutotonnage van 500 ton of meer) EU-havens hebben aangedaan, waarvan er 4.503 (28,36%) de vlag van een EG-lidstaat voerden.

    Elk concurrentienadeel voor zowel de reders [11] als de scheepswerven [12] in de EU, dat het gevolg zou kunnen zijn van de invoering van het aanbevolen verbod per 1 januari 2003, kan worden voorkomen door vrijwillige toezeggingen op het niveau van beroepsorganisaties die de betrokken belangen behartigen (International Chamber of Shipping (ICS) - Internationale Koopvaardijkamer) en verenigingen van scheepsbouwers/-reparateurs.

    [11] Uit praktisch oogpunt is het aanvechtbaar of het daadwerkelijk de moeite waard zou zijn voor een reder om slechts voor enkele jaren uit te vlaggen, aangezien de AFS-Conventie reeds vijf jaar later van kracht wordt en de uiterste datum voor de totale verwijdering van TBT, namelijk 1 januari 2008, ongewijzigd blijft. Bovendien mag niet uit het oog worden verloren dat ook de industrie onder druk staat; via Resolutie 1 van de AFS-Conferentie is deze namelijk uitgenodigd om het verbod per 1 januari 2003 te implementeren.

    [12] Opgemerkt dient te worden dat door Richtlijn 76/769/EG buiten de Gemeenschap gelegen scheepswerven nu reeds een concurrentienadeel ondervinden ten opzichte van scheepswerven binnen de Gemeenschap.

    De Commissie is verheugd over de snelle reactie van de internationale scheepsbouwindustrie, die bereid is een verbod op TBT toe te passen per 1 januari 2003. Met name de krachtige aanbevelingen van de ICS dienen in dit verband te worden vermeld. Meteen na de AFS-Conferentie heeft de ICS benadrukt dat het een enigszins academische vraag is of de Conventie al dan niet op 1 januari 2003 in werking treedt, aangezien de data 1 januari 2003 en 1 januari 2008 als bindend dienen te worden beschouwd voor elk in de internationale handel opererend schip. Bij haar aanpak van de scheepvaartaspecten van het TBT-verbod baseert de Commissie zich dus op een economische realiteit.

    Het bekrachtigingsproces onttrekt zich geheel aan de controle van de Gemeenschap. Er is voorts geen juridische garantie dat het op 1 januari 2008 ingaande verbod, dat algemeen is goedgekeurd, op die datum daadwerkelijk zal gelden. De mondiale scheepvaartsector, die het onderhoud van zijn schepen vooraf moet plannen, heeft dus behoefte aan een duidelijke en in een voldoende vroeg stadium verrichte kennisgeving van de nieuwe milieuvoorwaarden voor toegang tot havens in de Gemeenschap. Daarom wordt het algemene verbod op organische tinverbindingen opgenomen in de EG-wetgeving.

    - Stimulering van een zo spoedig mogelijke bekrachtiging van de AFS-Conventie op vlaggenstaatniveau.

    Vrijwillige toezeggingen op vlaggenstaatniveau, overeenkomstig resolutie nr. 1 van de AFS-Conferentie, dienen verder te worden bevorderd [13]. Het positieve effect van de door de Gemeenschap met deze verordening gevolgde aanpak zou ook een gunstige uitwerking moeten hebben op andere vlaggenstaten. Speciale aandacht dient daarbij ook te worden besteed aan de vlaggenstaten die kandidaat zijn voor het lidmaatschap van de Europese Unie. Krachtens de toetredingsvoorwaarden zullen deze landen eveneens door deze verordening zijn gebonden vanaf de datum waarop zij effectief tot de Gemeenschap toetreden.

    [13] Nu al hebben Japan en Nieuw-Zeeland het gebruik van TBT-verven op hun schepen verboden.

    Vlaggenstaten en open registers in het bijzonder, die het gebruik van TBT-verven op hun schepen hebben verboden, zullen er economisch belang bij hebben ervoor te zorgen dat de AFS-Conventie zo snel mogelijk in werking treedt, zodat op mondiaal niveau voor alle partijen dezelfde spelregels gelden. Deze verordening zal bijgevolg een extra stimulans zijn voor vlaggenstaten om de AFS-Conventie te bekrachtigen.

    In dit verband moet erop worden gewezen dat Cyprus, Malta en de Baltische Staten samen 10% van de brutotonnage in de wereld vertegenwoordigen. De gezamenlijke vloot van de landen van de Europese Economische Ruimte (de 15 lidstaten plus Noorwegen en IJsland), plus de vloten van de 13 kandidaat-landen vertegenwoordigen niet minder dan 30,91% van de wereldtonnage.

    Ervan uitgaande dat alle lidstaten hun politieke toezegging honoreren om de AFS-Conventie in de loop van 2002/2003 te bekrachtigen en dat de kandidaat-landen hetzelfde doen, en gezien het feit dat een aantal derde landen eveneens die voornemen heeft (Japan, de VS), zou de Conventie in 2004/2005 in werking kunnen treden. Wat betreft deze doelstelling uiterlijk in 2005 een volledig verbod op organische tinverbindingen in te voeren, zal de Commissie de voortgang volgen die wordt gemaakt bij de inwerkingtreding van de AFS-Conventie en de toepassing daarvan door onder de vlag van een derde land varende schepen die in de wateren van de Europese Unie opereren.

    - Juridische overwegingen

    Om verwarring of verkeerde interpretaties te voorkomen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van een conventie [14] die nog niet van kracht is geworden, en om het bekrachtigingsproces, waarvan algemeen wordt aangenomen dat het zo kort mogelijk zal zijn, niet ongunstig te beïnvloeden, is de Commissie van mening dat de hoofdbepalingen (artikelen 3 tot en met 5) van de verordening geen verwijzing naar of omzetting van de bepalingen van de AFS-Conventie mogen behelzen.

    [14] Volledig ondersteund door alle lidstaten.

    Een per 1 januari 2003 ingaand algemeen verbod (voor alle schepen ongeacht de vlag die zij voeren) op de toepassing van TBT op schepen die een haven in de Gemeenschap aandoen zou niet verenigbaar zijn met de AFS-Conventie.

    De Commissie stelt voor als juridische grondslag voor de verordening zelf artikel 80, lid 2, van het EG-Verdrag te nemen.

    SPECIFIEKE OVERWEGINGEN

    Artikel 1

    In dit artikel wordt het doel van de verordening omschreven.

    Artikel 2

    Dit artikel bevat de definities van de in de verordening gebruikte kerntermen. De meeste daarvan zijn gebaseerd op die in de AFS-Conventie van de IMO.

    Artikel 3

    In dit artikel wordt de reikwijdte van de verordening omschreven. Aangegeven wordt op welke schepen de bepalingen van de verordening van toepassing zullen zijn. Het is de bedoeling om vanaf 1 januari 2008 de verordening te laten gelden voor alle schepen die een Europese haven aandoen, ongeacht hun vlaggenstaat. Tevens zijn specifieke bepalingen, die alleen van toepassing zijn op schepen die de vlag van een lidstaat voeren, noodzakelijk om gevolg te geven aan resolutie nr. 1 van de AFS-Conferentie. De opname van schepen "die onder het gezag van een lidstaten opereren" is noodzakelijk om ook offshore platforms onder de verordening te doen vallen, deze vallen namelijk ook onder de toepassing van de AFS-Conventie.

    De verordening geldt niet voor oorlogschepen of andere onder de overheid ressorterende schepen aangezien de AFS-Conventie reeds in een adequate regeling voor deze schepen voorziet. Bijgevolg hoeven deze schepen niet te worden behandeld in de verordening, die hoofdzakelijk betrekking heeft op de interimperiode.

    Onder de AFS-Conventie vallen ook schepen die een scheepswerf binnenkomen. De verordening voorziet niet in dit geval, gezien het feit dat de gewijzigde Richtlijn 76/769/EEG een adequate regeling voor deze schepen zal bevatten.

    Artikel 4

    Dit artikel voorziet in een verbod op het gebruik van organische tinverbindingen op schepen per 1 januari 2003. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de AFS-Conventie zal de toepassing van dit artikel worden opgeschort voor schepen die niet onder de vlag van een lidstaat varen.

    Artikel 5

    Het eerste lid heeft betrekking op schepen die vóór 1 januari 2003 de vlag van een derde land voeren en die na die datum worden voorzien van een nieuwe aangroeiwerende laag, ingeval die schepen naar een EG-register overgaan. Ook deze schepen mogen na 1 januari 2003 niet langer worden behandeld met aangroeiwerende verven die actieve organische tinverbindingen bevatten. Deze bepaling is bedoeld als een stimulans voor reders uit derde landen, inclusief Europese reders die hun schepen onder de vlag van een open register laten varen, om de aanbevelingen van de ICS op te volgen en bijgevolg 1 januari 2003 als vaste datum te beschouwen. De betrokken reders zullen zo de marktwaarde van hun schepen op peil houden bij een eventuele overgang naar een EG-register.

    Het tweede lid is eveneens een stimulans voor reders. Wanneer zij weten dat organische tinverbindingen hoe dan ook per 1 januari 2008 volledig verboden zullen zijn in de Gemeenschap, kunnen zij de herschilderbeurt van hun schepen in het droogdok adequaat plannen.

    Zoals bepaald in de AFS-Conventie gelden zowel het zandstralen van de schepen als het aanbrengen van een nieuwe toplaag als toereikend om het schadelijke effect van organische tinverbindingen te neutraliseren.

    Artikel 6

    Lid 1 moet de lidstaten in staat stellen de meest geschikte keurings- en certificatieregeling op te zetten, naar het model van die in de AFS-Conventie, zonder dat daardoor de inwerkingtreding van de AFS-Conventie in het gedrang wordt gebracht.

    Schepen met een brutotonnage van ten minste 400 ton zullen, ongeacht het traject waarop zij worden ingezet, moeten worden gekeurd. In de AFS-Conventie wordt deze verplichting alleen opgelegd voor schepen die op internationale routes varen.

    Schepen met een lengte van 24 meter of meer, maar met een brutotonnage van minder dan 400 ton zullen, overeenkomstig de AFS-Conventie, alleen in het bezit moeten zijn van een verklaring van overeenstemming. De verordening voorziet voor deze categorie niet in een specifieke keuring of certificaat, om de administratieve rompslomp voor de lidstaten te beperken. Indien nodig kan in een later stadium echter een geharmoniseerde regeling worden ingevoerd volgens de comitéprocedure.

    Voor schepen met een lengte van minder dan 24 meter, hoofdzakelijk plezier- en vissersvaartuigen, is niet in een specifieke keuring of certificatie voorzien. Deze schepen zijn een aparte categorie en varen hoofdzakelijk binnen de Gemeenschap. Zij zullen integraal onder de toepassing van Richtlijn 76/769/EEG, zoals gewijzigd, vallen.

    Lid 2 heeft betrekking op de erkenning van certificaten en documenten. Partijen (lidstaten en derde landen) die reeds de regels van de AFS-Conventie toepassen zijn gemachtigd de AFS-certificaten en verklaringen te gebruiken.

    Lid 3 is een garantie voor het geval de Conventie op 1 januari 2007 nog niet in werking is getreden; daar is echter weinig kans op indien alle Europese landen de Conventie vóór 2005 bekrachtigen.

    Artikel 7

    Voor de controle van de certificaten wordt uitdrukkelijk verwezen naar de richtlijn havenstaatcontrole, alsook naar de desbetreffende bepalingen van de AFS-Conventie en de richtsnoeren die vóór eind 2002 door de IMO zullen worden ontwikkeld.

    Dit artikel heeft betrekking op de controle van schepen die tijdens de interimperiode de vlag van een EG-lidstaat voeren. Aangezien het toepassingsgebied van Richtlijn 95/21/EG gekoppeld is aan internationale overeenkomsten die reeds in werking zijn getreden, kan deze richtlijn niet worden gebruikt als juridische grondslag voor havenstaatcontroles krachtens deze verordening. De lidstaten dienen bijgevolg bepalingen toe te passen die gelijkwaardig zijn aan die van de richtlijn havenstaatcontrole. Een vergelijkbare aanpak is gevolgd voor vissersvaartuigen in het kader van Richtlijn 97/70/EG. De Commissie beveelt echter aan dat de lidstaten een regeling ad hoc ontwikkelen binnen het memorandum van overeenstemming van Parijs en zij zal elk initiatief in die richting ondersteunen.

    De Commissie heeft het voornemen Richtlijn 95/21/EG inzake havenstaatcontrole te wijzigen zodat de AFS-Conventie aan de relevante instrumenten van deze richtlijn kan worden toegevoegd.

    Een garantiebepaling die vergelijkbaar is met die in artikel 6, wordt opgenomen voor het geval de Conventie op 1 januari 2007 nog niet in werking is getreden.

    Artikel 8

    Dit artikel biedt de Commissie de mogelijkheid om de bijlagen onder zeer strikte voorwaarden te wijzigen.

    Artikel 9

    Bij dit artikel worden de uitvoeringstaken (regelgevingsprocedure) met betrekking tot de artikelen 6, 7 en 8 opgedragen aan het bij artikel 12, lid 1, van Richtlijn 93/75/EG ingestelde comité.

    Artikel 10

    In dit artikel is bepaald dat de Commissie één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening bij het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengt over de voortgang van de bekrachtiging van de AFS-Conventie en indien nodig wijzigingen voorstelt die sneller tot een vermindering van de aanwezigheid van schadelijke aangroeiwerende verven in de EU-wateren moeten leiden.

    Artikel 11

    Dit artikel voorziet in onmiddellijke inwerkingtreding om een effectief verbod op organische tinverbindingen op schepen vanaf 1 januari 2003 mogelijk te maken.

    Bijlage I

    In deze bijlage worden de minimumeisen aangegeven die noodzakelijk zijn om te zorgen voor een correcte uitvoering van deze verordening voordat de AFS-Conventie in werking is getreden en in de wetgeving van de lidstaten is verwerkt.

    Het eerste onderdeel heeft betrekking op de keuringsregeling, de tweede op certificatie. Een aantal schepen voldoet reeds aan de eisen van de AFS-Conventie. Dit komt door de vaststelling van 1 januari 2003 als vaste datum in bijlage I bij de Conventie en de als reactie daarop door de scheepvaartsector (ICS) gedane toezegging om het verbod vanaf 1 januari 2003 effectief in acht te nemen. Sommige staten hebben bijgevolg reeds een administratieve circulaire doen uitgaan waarin erkende classificatiebureaus toestemming wordt gegeven om namens die staten een verklaring van overeenstemming met de AFS-Conventie af te geven, in afwachting van de inwerkingtreding van de Conventie. De Commissie beveelt deze aanpak aan alle lidstaten aan en zal terdege rekening houden met dit positieve element bij het certificatieproces.

    Bijlagen II en III

    Deze bijlagen bevat modellen van de relevante certificaten en documentatie, die volledig in overeenstemming zijn met de AFS-Conventie.

    2002/0149 (COD)

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende een verbod op organische tinverbindingen op schepen

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Commissie [15],

    [15] PB C , .., blz.. .

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [16],

    [16] PB C , .., blz. .

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's [17],

    [17] PB C , .., blz..

    Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) De Commissie is ernstig bezorgd over de schadelijke milieueffecten van organische tinverbindingen die als aangroeiwerende systemen op schepen worden gebruikt, met name tributyltin (TBT)-verven.

    (2) Een Internationale Conventie inzake de controle op schadelijke aangroeiwerende systemen op schepen (AFS-Conventie) is op 5 oktober 2001 tijdens een onder auspiciën van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) gehouden diplomatieke conferentie aangenomen in aanwezigheid van de lidstaten.

    (3) De AFS-Conventie is een kaderovereenkomst die het mogelijk maakt schadelijke aangroeiwerende systemen op schepen te verbieden, met inachtneming van duidelijk omschreven procedures en rekening houdend met het voorzorgsbeginsel dat is opgenomen in de Verklaring van Rio inzake milieu en ontwikkeling.

    (4) De AFS-Conventie verbiedt in dit stadium alleen de toepassing van organische tinverbindingen (TBT-verven) op schepen.

    (5) De AFS-Conventie voorziet in vaste toepassingsdata: 1 januari 2003 voor het verbod op de toepassing van TBT-verven op schepen en 1 januari 2008 voor het verbod op de aanwezigheid van actieve TBT-verven op schepen.

    (6) De AFS-Conventie treedt pas in werking 12 maanden na bekrachtiging daarvan door ten minste 25 staten die samen ten minste 25% van de wereldtonnage vertegenwoordigen.

    (7) De lidstaten dienen de AFS-Conventie zo spoedig mogelijk te bekrachtigen.

    (8) De lidstaten dienen optimale omstandigheden te worden geboden voor een spoedige bekrachtiging van de AFS-Conventie en eventuele obstakels, die een belemmering voor de bekrachtiging kunnen vormen, dienen te worden weggenomen.

    (9) De internationale conferentie inzake de controle op schadelijke aangroeiwerende systemen op schepen was zich ervan bewust dat de resterende tijd tot 1 januari 2003 mogelijk ontoereikend zou zijn voor de inwerkingtreding van de AFS-Conventie op die datum, en wenste dat het gebruik van organische tinverbindingen in de scheepvaart daadwerkelijk zou worden beëindigd per 1 januari 2003; daarom heeft zij in resolutie nr. 1 van de AFS-Conferentie de lidstaten van de IMO verzocht hun uiterste best te doen om er zich zo snel mogelijk op voor te bereiden hun instemming om door de Conventie gebonden te zijn tot uiting te brengen, en heeft zij er bij de industrie op aangedrongen zich vanaf die datum van de marketing, verkoop en toepassing van organische tinverbindingen te onthouden.

    (10) Als een onmiddellijk uitvloeisel van de AFS-Conventie [heeft] de Commissie Richtlijn .../2002/EG van de Commissie tot negende aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG [vastgesteld] met het doel per 1 januari 2003 het op de markt brengen van organische tinverbindingen in aangroeiwerende verven voor alle schepen, ongeacht de lengte daarvan, te verbieden.

    (11) In het licht van resolutie nr. 1 van de AFS-Conferentie zijn bijkomende stappen noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging van maatregelen inzake organische tinverbindingen die moeten zorgen voor een algemeen verbod op het gebruik van TBT op schepen in de hele Gemeenschap en de aangrenzende zeeën op de in de AFS-Conventie vastgestelde data.

    (12) Een verordening is in dit geval het passende juridische instrument, aangezien daardoor rechtstreeks en op korte termijn aan reders en lidstaten nauwkeurige eisen kunnen worden opgelegd waaraan in de hele Gemeenschap op hetzelfde tijdstip en op dezelfde wijze moet worden voldaan. Deze verordening, die er alleen op gericht dient te zijn een verbod op organische tinverbindingen in te stellen, mag geen duplicatie van de AFS-Conventie zijn.

    (13) Op communautair niveau kan geen onzekerheid over een totaal verbod op actieve TBT-verven worden geaccepteerd; de mondiale scheepvaartsector, die het onderhoud van zijn schepen moet plannen, moet er duidelijk en bijtijds van in kennis worden gesteld dat vanaf 1 januari 2008 schepen waarvan de romp met actieve TBT-verf is behandeld, niet langer in communautaire havens zullen worden toegelaten.

    (14) Voor derde landen kan, met name wanneer deze niet kunnen profiteren van de toegevoegde waarde van een supranationale regeling, het op 1 januari 2003 via hun nationale wetgeving opleggen van een verbod op de toepassing van TBT op hun schepen juridisch-technische problemen opleveren. De toepassing van het in deze verordening vervatte verbod op het gebruik van TBT-verven dient bijgevolg te worden opgeschort voor onder de vlag van een derde land varende schepen gedurende een interimperiode die ingaat op 1 januari 2003 en afloopt op de datum van inwerkingtreding van de AFS-Conventie.

    (15) Vlaggenstaten die het gebruik van TBT-verven op hun schepen hebben verboden, hebben er economisch belang bij ervoor te zorgen dat de AFS-Conventie zo spoedig mogelijk in werking treedt, teneinde wereldwijd dezelfde spelregels voor alle partijen te waarborgen. Deze verordening, waarbij voor alle schepen die de vlag van een lidstaat voeren het gebruik van TBT-verven per 1 januari 2003 wordt verboden, moet fungeren als een extra stimulans voor vlaggenstaten om de AFS-Conventie te bekrachtigen.

    (16) De in deze verordening opgenomen definities en voorschriften dienen zoveel mogelijk gebaseerd te zijn op die van de AFS-Conventie.

    (17) Deze verordening geldt ook voor onder het gezag van een lidstaat opererende schepen, om te waarborgen dat ook offshore platforms onder de toepassing daarvan vallen. Zij dient niet van toepassing te zijn op oorlogsschepen of andere onder de overheid ressorterende schepen, aangezien de AFS-Conventie in een adequate regeling voor deze schepen voorziet.

    (18) De instelling van een verbod op het gebruik van actieve TBT-verven op alle na 1 januari 2003 in een lidstaat geregistreerde en de vlag van een lidstaat voerende schepen waarvan het aangroeiwerende systeem na 1 januari 2003 is aangebracht, gewijzigd of vervangen, moet een stimulans vormen voor de scheepvaartsector om uitvoering te geven aan de in resolutie nr. 1 van de AFS-Conferentie vervatte aanbeveling.

    (19) Het is passend dezelfde keurings- en certificatieregeling vast te stellen als die welke is opgenomen in de AFS-Conventie. Krachtens deze regeling zouden alle schepen met een brutotonnage vanaf 400 ton, ongeacht de route waarop zij worden ingezet, moeten worden gekeurd, terwijl schepen met een lengte van 24 meter of meer en een brutotonnage van minder dan 400 ton alleen in het bezit zouden moeten zijn van een verklaring van overeenstemming met de verordening of de AFS-Conventie. De Gemeenschap dient het recht te hebben om indien nodig in een later stadium een geharmoniseerde keuringsregeling voor deze schepen in te voeren.

    (20) Voor schepen met een lengte van minder dan 24 meter hoeft niet in een specifieke keuring of verklaring te worden voorzien, aangezien voor deze schepen, hoofdzakelijk plezier- en vissersvaartuigen, Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten in een adequate regeling voorziet [18].

    [18] PB L 262 van 27.9.1976, blz. 201, zoals laatst gewijzigd bij Richtlijn 2002/XXX/EG van de Commissie (PB L XXX).

    (21) Overeenkomstig deze verordening afgegeven certificaten en documenten, alsook door de partijen bij de AFS-Conventie afgegeven AFS-certificaten en AFS-verklaringen dienen te worden erkend.

    (22) Indien de AFS-Conventie op 1 januari 2007 nog niet in werking is getreden, moet het de Commissie mogelijk worden gemaakt passende maatregelen te treffen om onder de vlag van een derde land varende schepen in staat te stellen aan te tonen dat zij deze verordening naleven, alsook om voor toezicht op de toepassing van deze bepalingen te zorgen.

    (23) De meeste geschikte regeling voor toezicht op de naleving van het verbod op het gebruik van TBT op schepen en van de voorschriften van de AFS-Conventie is die welke is opgenomen in Richtlijn 95/21/EG van de Raad van 19 juni 1995 betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die gebruik maken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de Lid-Staten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole) [19], en te zijner tijd dienen wijzigingen in die richtlijn te worden aangebracht. Gezien de specifieke werkingssfeer van deze richtlijn, dienen tijdens de interimperiode gelijkwaardige bepalingen te worden toegepast op onder de vlag van een lidstaat varende schepen.

    [19] PB L157 van 7.7.1995, blz.1, zoals laatst gewijzigd bij Richtlijn 2001/106/EC van het Europees Parlement en de Raad (PB L 19 van 22.1.2002, blz.17).

    (24) Overeenkomstig artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [20], dient de Commissie te worden gemachtigd om de bijlagen bij deze verordening te wijzigen volgens de regelgevingsprocedure waarin is voorzien bij artikel 5 van dat besluit.

    [20] PB L184 van 17.7.1999, blz.23.

    (25) Om een evaluatie van de verwezenlijking van het doel van de verordening mogelijk te maken dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen en zij dient indien nodig passende wijzigingen in de verordening voor te stellen.

    (26) De inwerkingtreding van deze verordening moet zodanig verlopen dat een daadwerkelijk verbod op organische tinverbindingen op schepen per 1 januari 2003 mogelijk wordt gemaakt,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1 Doel

    Deze verordening heeft als doel de schadelijke effecten op het mariene milieu en de volksgezondheid te beperken of weg te nemen die worden veroorzaakt door organische tinverbindingen die fungeren als actieve biociden in aangroeiwerende systemen die worden gebruikt op schepen die de vlag voeren of onder het gezag opereren van een lidstaat, alsook op schepen die, ongeacht de vlag die zij voeren, naar en van havens in de lidstaten varen.

    Artikel 2 Definities

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    (1) "aangroeiwerend systeem": een toplaag, verf, oppervlaktebehandeling, oppervlak of inrichting die op een schip wordt gebruikt om het aangroeien van ongewenste organismen onder controle te houden of te voorkomen;

    (2) "brutotonnage": de brutotonnage die is berekend overeenkomstig de voorschriften voor tonnagemeting van bijlage I bij het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen, 1969, of daaropvolgende overeenkomsten;

    (3) "lengte": de lengte als omschreven in de Internationale Conventie over laadlijnen, 1966, zoals gewijzigd bij het daarop betrekking hebbende protocol van 1988, of daaropvolgende overeenkomsten;

    (4) "schip": een vaartuig, ongeacht het type, dat in het mariene milieu opereert; onder deze term zijn begrepen draagvleugelboten, luchtkussenvaartuigen, onderwatervaartuigen, drijvende vaartuigen, vaste dan wel drijvende platforms, FSU's (floating storage units-drijvende opslageenheden) en FPSO's (floating production storage and off-loading units-drijvende productie-, opslag- en verladingseenheden);

    (5) "AFS-Conventie": de Internationale Conventie inzake controle op schadelijke aangroeiwerende systemen op schepen, die op 5 oktober 2001 is vastgesteld;

    (6) "erkende organisatie": een overeenkomstig Richtlijn 94/57/EG van de Raad [21] erkende instantie;

    [21] PB L 319 van 12.12.1994, blz. 20.

    (7) "AFS-Certificaat": het overeenkomstig bijlage 4 bij de AFS-Conventie aan schepen afgegeven certificaat;

    (8) "AFS-verklaring": een overeenkomstig bijlage 4 bij de AFS-Conventie opgestelde verklaring;

    (9) "AFS-verklaring van overeenstemming": een namens de overheid van een lidstaat door een erkende organisatie afgegeven document waarin overeenstemming met bijlage I bij de AFS-Conventie wordt bevestigd;

    (10) "interimperiode": de periode die ingaat op 1 januari 2003 en eindigt op de datum van inwerkingtreding van de AFS-Conventie.

    Artikel 3 Reikwijdte

    1 Deze verordening is van toepassing op:

    a) schepen die de vlag van een lidstaat voeren,

    b) schepen die niet de vlag van een lidstaat voeren maar onder het gezag van een lidstaat opereren, en

    c) schepen die een haven of offshore terminal van een lidstaat aandoen, maar niet onder a) of b) vallen .

    2 Deze verordening is niet van toepassing op oorlogschepen, hulpschepen van de marine en andere schepen die eigendom zijn van een lidstaat of door een lidstaat worden geëxploiteerd en momenteel alleen worden gebruikt voor het verlenen van niet-commerciële openbare diensten.

    Artikel 4 Verbod op het gebruik van als biociden fungerende organische tinverbindingen

    Met ingang van 1 januari 2003 mogen organische tinverbindingen die fungeren als biociden in aangroeiwerende systemen niet of niet meer op schepen worden gebruikt.

    Tijdens de interimperiode geldt deze bepaling echter alleen voor schepen als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder a) of b).

    Artikel 5 Verbod op de aanwezigheid van als biociden fungerende organische tinverbindingen

    1 Op de romp of de externe delen en oppervlakken van schepen die na 1 januari 2003 in een lidstaat zijn geregistreerd en de vlag van een lidstaat voeren, en waarvan het aangroeiwerend systeem na 1 januari 2003 is aangebracht, gewijzigd of vervangen, mogen geen organische tinverbindingen die fungeren als biociden in het aangroeiwerende systeem voorkomen, tenzij daarop een toplaag is aangebracht die voorkomt dat deze verbindingen vrijkomen uit het onderliggende niet-conforme aangroeiwerende systeem.

    2 Met ingang van 1 januari 2008 mogen op de romp of de externe delen en oppervlakken van schepen, ongeacht de vlag die zij voeren, geen organische tinverbindingen die fungeren als biociden in het aangroeiwerende systeem voorkomen, tenzij daarop een toplaag is aangebracht die moet voorkomen dat dergelijke verbindingen vrijkomen uit het onderliggende niet-conforme aangroeiwerende systeem.

    3 Het bepaalde in lid 1 en lid 2 is niet van toepassing op vaste en drijvende platforms, FSU's en FPSO's die vóór 1 januari 2003 zijn gebouwd en niet op of na 1 januari 2003 in het droogdok zijn geweest.

    Artikel 6 Keuring en certificatie

    1 De volgende bepalingen zijn van toepassing wat betreft keuring en certificatie van schepen die de vlag van een lidstaat voeren:

    a) schepen met een brutotonnage van 400 ton en meer, met uitzondering van vaste of drijvende platforms, FSU's en FPSO's worden gekeurd en gecertificeerd overeenkomstig de voorschriften van bijlage I.

    b) schepen met een lengte van 24 m of meer, maar met een brutotonnage van minder dan 400 ton met uitzondering van vaste of drijvende platforms, FSU's en FPSO's, moeten in het bezit zijn van een AFS-Verklaring of een overeenkomstig het model in bijlage III opgestelde en door de eigenaar of diens gemachtigde vertegenwoordiger ondertekende verklaring als bewijs van overeenstemming met artikel 4.

    Indien nodig kan de Commissie volgens de procedure van artikel 9, lid 2, voor deze schepen een geharmoniseerde keurings- en certificatieregeling vaststellen.

    c) de lidstaten kunnende passende maatregelen treffen voor schepen die niet onder het bepaalde onder a) en b) vallen om ervoor te zorgen dat deze verordening wordt nageleefd.

    2 De volgende bepalingen zijn van toepassing wat betreft de erkenning van certificaten, verklaringen en verklaringen van overeenstemming

    a) Met ingang van 1 januari 2003 erkennen de lidstaten elk geldig AFS-Certificaat dat is afgegeven aan een schip dat de vlag van een partij bij de AFS-Conventie voert, alsook elk aan het model in bijlage II beantwoordend certificaat dat is afgegeven door de overheid van een andere lidstaat of door een namens die lidstaat optredende erkende organisatie.

    b) Tot 1 januari 2004 erkennen de lidstaten elke namens een andere lidstaat afgegeven AFS-Verklaring van overeenstemming.

    c) Met ingang van 1 januari 2003 erkennen de lidstaten elke geldige AFS-Verklaring die is afgegeven aan een schip dat de vlag van een partij bij de AFS-Conventie voert, alsook elke volgens het model in bijlage III opgestelde en door de eigenaar of diens gemachtigde vertegenwoordiger ondertekende verklaring.

    Deze verklaringen dienen vergezeld te gaan van de bijbehorende documentatie (zoals een ontvangstbewijs voor verf of een factuur van een bedrijf) of de nodige gegevens ter staving bevatten.

    3 Indien de AFS-Conventie op 1 januari 2007 niet in werking is getreden, treft de Commissie volgens de procedure van artikel 9, lid 2, passende maatregelen teneinde schepen die de vlag van een derde land voeren in staat te stellen aan te tonen dat zij artikel 5 naleven.

    Artikel 7 Havenstaatcontrole

    Tijdens de interimperiode passen de lidstaten controlebepalingen toe die gelijkwaardig zijn aan die welke zijn vastgesteld in Richtlijn 95/21/EG ten aanzien van schepen met een brutotonnage van 400 ton en meer die de vlag van een lidstaat voeren. Wat betreft inspecties en opsporing van overtredingen gaan de lidstaten uit van de bepalingen van artikel 11 van de AFS-Conventie en van de desbetreffende richtsnoeren van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO).

    Indien de AFS-Conventie op 1 januari 2007 nog niet in werking is getreden, stelt de Commissie volgens de procedure van artikel 9, lid 2, passende procedures voor deze controles vast.

    Artikel 8 Aanpassingen

    Ten einde rekening te houden met de ontwikkelingen op internationaal niveau en met name binnen de internationale maritieme organisatie (IMO), of de doeltreffendheid van deze verordening in het licht van de opgedane ervaring te verbeteren, kunnen de bijlagen bij deze verordening worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 9, lid 2.

    Artikel 9 Comité

    1 De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 12, lid 1, van Richtlijn 93/75/EG [22] ingestelde comité, hierna "het comité" te noemen.

    [22] PB L 247 van 5.10.1993, blz. 19.

    2 Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 daarvan.

    De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt op drie maanden vastgesteld.

    3 Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

    Artikel 10 Evaluatie

    Een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening brengt de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de voortgang van de bekrachtiging van de AFS-Conventie en verstrekt zij informatie over de mate waarin organische tinverbindingen die fungeren als biociden in aangroeiwerende systemen op schepen nog steeds worden gebruikt op niet onder de vlag van een lidstaat varende schepen die naar of van Europese havens varen. In het licht van dit verslag stelt de Commissie indien nodig wijzigingen voor die sneller tot een vermindering van de bijdrage van niet onder de vlag van een lidstaat varende schepen aan de aanwezigheid van schadelijke aangroeiwerende verbindingen in de EU-wateren moeten leiden.

    Artikel 11 Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elk lidstaat.

    Gedaan te Brussel,..........

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De Voorzitter De Voorzitter

    BIJLAGE I KEURINGS- EN CERTIFICATIE-EISEN VOOR AANGROEIWERENDE SYSTEMEN OP SCHEPEN DIE DE VLAG VAN EEN LIDSTAAT VOEREN

    1 Keuringen

    1.1 Schepen met een brutotonnage van 400 ton en meer, met uitzondering van vaste of drijvende platforms, FSU's en FPSO's, moeten met ingang van 1 januari 2003 worden onderworpen aan de volgende keuringen:

    (a) een eerste keuring vóór de inbedrijfstelling van het schip of wanneer het schip voor het eerst in een droogdok is voor het aanbrengen van een aangroeiwerend systeem, en

    (b) een keuring wanneer het aangroeiwerende systeem wordt gewijzigd of vervangen. Op grond van die keuringen wordt een bevestiging gevoegd bij het in 2.1 bedoelde certificaat.

    1.2 Met de keuring moet worden nagegaan of het aangroeiwerende systeem van het schip volledig in overeenstemming is met de artikelen 4 en 5.

    1.3 Keuringen moeten worden uitgevoerd door ambtenaren die daartoe gemachtigd zijn door de overheid van de betrokken lidstaat, een andere lidstaat of een partij bij de AFS-Conventie, dan wel door een keurmeester die daartoe is aangesteld door een van die overheden of door een namens de betrokken overheid optredende erkende organisatie.

    1.4 Tenzij anders bepaald in deze verordening nemen de lidstaten bij de in punt 1.1 bedoelde keuringen de voorschriften van bijlage 4 bij de AFS-Conventie, alsook de door de IMO ontwikkelde richtsnoeren voor keuringen in acht.

    2 Certificatie

    2.1 Na voltooiing van een in 1.1 onder a) of b) bedoelde keuring, geeft een lidstaat die nog geen partij is bij de AFS-Conventie een certificaat volgens het model in bijlage II af. Een lidstaat die partij is bij de AFS-Conventie geeft een AFS-Certificaat af.

    2.2 Een lidstaat kan een AFS-Verklaring van overeenstemming accepteren als bewijs van overeenstemming met de voorschriften van de artikelen 4 en 5. Een certificaat als bedoeld in 2.1 moet uiterlijk per 1 januari 2004 deze AFS-Verklaring vervangen.

    2.3 De lidstaten eisen dat een schip als bedoeld in 1.1 in het bezit is van een overeenkomstig 2.1 afgegeven certificaat.

    2.4 Met het oog op het in 2.1 bedoelde certificaat volgen de lidstaten de voorschriften van bijlage 4 van de AFS-Conventie op.

    BIJLAGE II MODEL VAN HET CERTIFICAAT VOOR EN DE BESCHRIJVING VAN AANGROEIWERENDE SYSTEMEN

    Het internationale certificaat en de beschrijving van aangroeiwerende systemen worden opgesteld volgens de onderstaande modellen.

    Wanneer deze modellen uitsluitend binnen een lidstaat worden gebruikt kunnen verwijzingen naar de AFS-Conventie achterwege worden gelaten.

    INTERNATIONAAL CERTIFICAAT INZAKE AANGROEIWERENDE SYSTEMEN

    (Aan dit certificaat wordt een beschrijving van aangroeiwerende systemen toegevoegd)

    (Officieel zegel) (Staat)

    Afgegeven krachtens de bepalingen van [de Internationale Conventie inzake de controle op schadelijke aangroeiwerende systemen op schepen en] [23] Verordening ....van het Europees Parlement en de Raad inzake een verbod op organische tinverbindingen op schepen.

    [23] Mag worden weggelaten voor vaartuigen die zich slechts binnen het grondgebied van een en dezelfde lidstaat ophouden.

    Op gezag van de regering van

    (naam van de Staat)

    door

    ..............................................

    (bevoegde persoon of organisatie)

    Wanneer reeds een certificaat is afgegeven, vervangt het onderhavige certificaat het certificaat gedateerd..............

    Gegevens over het schip [24]

    [24] De gegevens over het schip kunnen ook horizontaal in vakjes worden weergegeven.

    Naam van het schip:

    Kennummers of -letters:

    Haven van registratie

    Brutotonnage

    IMO-nummer [25]

    [25] 0vereenkomstig het door de Internationale Maritieme Organisatie vastgestelde systeem van scheepsindentificatienummers.

    Tijdens of na de bouw van het schip is geen onder de controleregeling van bijlage 1 bij de Conventie [en Verordening ...] vallend aangroeiwerend systeem aangebracht.

    Een onder de controleregeling van bijlage 1 bij de Conventie [en Verordening ...] vallend aangroeiwerend systeem is eerder op dit schip aangebracht, maar is verwijderd door ......... (naam van het bedrijf) op .... (datum)

    Een onder de controleregeling van bijlage 1 bij de Conventie [en Verordening ...] vallend aangroeiwerend systeem is eerder op dit schip aangebracht, maar is bedekt met een verzegelende laag die is aangebracht door ................................. (naam van het bedrijf) ....................................................................op...............(datum)............... | |

    Een onder de controleregeling van bijlage 1 vallend aangroeiwerend systeem is vóór 1 januari 2003 op dit schip aangebracht, maar moet vóór 1 januari 2008 worden verwijderd of bedekt met een verzegelende laag.

    HIERBIJ VERKLAAR IK DAT:

    1 het schip is gekeurd overeenkomstig voorschrift 1 van bijlage 4 bij [de Conventie en] Verordening ... van het Europees Parlement en de Raad inzake een verbod op organische tinverbindingen op schepen; en

    2 uit de keuring blijkt dat het aangroeiwerende systeem van het schip in overeenstemming is met de geldende voorschriften van [bijlage 1 bij de Conventie en] [26] Verordening ... van het Europees Parlement en de Raad inzake een verbod op organische tinverbindingen op schepen.

    [26] Mag worden weggelaten voor vaartuigen die zich slechts binnen het grondgebied van een en dezelfde lidstaat ophouden.

    Afgegeven te: ................................................................................................

    (Plaats van afgifte van het certificaat) .........................................................

    ............................... .............................................................

    (Datum van afgifte) (Handtekening van de bevoegde ambtenaar die het certificaat heeft afgegeven)

    Datum van voltooiing van de keuring

    op basis waarvan dit certificaat wordt afgegeven:....................................

    BESCHRIJVING VAN AANGROEIWERENDE SYSTEMEN

    Deze beschrijving moet steeds bij het internationaal certificaat inzake aangroeiwerende systemen gevoegd zijn.

    Gegevens betreffende het schip:

    Naam van het schip:

    Kennummers of -letters:

    IMO-nummer:

    Bijzonderheden over het aangebrachte aangroeiwerende systeem of systemen:

    Type(s) van het gebruikte aangroeiwerende systeem of systemen:

    Datum/data waarop het aangroeiwerende systeem of systemen is/zijn aangebracht:

    Naam/namen van het bedrijf/de bedrijven en de faciliteit(en)/locatie(s) waar het systeem/de systemen is/zijn aangebracht:

    Naam/namen van de fabrikant(en) van het aangroeiwerende systeem:

    Benaming(en) en kleur(en) van het aangroeiwerende systeem of systemen:

    Actief ingrediënt/actieve ingrediënten met CAS-nummer(s) (Chemical Abstract Service Registry Number):

    Type(s) van de verzegelende laag, indien van toepassing:

    Naam/namen en kleur(en) van de verzegelende laag, indien van toepassing

    Datum waarop de verzegelende laag is aangebracht:

    HIERBIJ VERKLAAR IK dat deze beschrijving in alle opzichten correct is.

    Afgegeven te:

    (Plaats van afgifte van de beschrijving)

    (Datum van afgifte):

    (Handtekening van de bevoegde ambtenaar die de beschrijving heeft afgegeven)

    Bevestiging van de beschrijving [27]

    [27] Een kopie van deze bladzijde wordt aan de beschrijving toegevoegd wanneer de bevoegde instantie dit nodig acht.

    HIERBIJ VERKLAAR IK dat bij een keuring overeenkomstig [voorschrift 1(1)(b) van bijlage 4 bij de Conventie en] punt 2.1 van bijlage I bij Verordening ... van het Europees Parlement en de Raad inzake een verbod op organische tinverbindingen op schepen is geconstateerd dat het schip voldeed aan de [Conventie en de] verordening

    Bijzonderheden over het aangebrachte aangroeiwerende systeem of systemen:

    Type(s) van het gebruikte aangroeiwerende systeem of systemen:

    Datum/data waarop het aangroeiwerende systeem of systemen is/zijn aangebracht:

    Naam/namen van het bedrijf/de bedrijven en de faciliteit(en)/locatie(s) waar het systeem/de systemen is/zijn aangebracht:

    Naam/namen van de fabrikant(en) van het aangroeiwerende systeem:

    Benaming(en) en kleur(en) van het aangroeiwerende systeem of systemen:

    Actief ingrediënt/actieve ingrediënten met CAS-nummer(s) (Chemical Abstract Service Registry Number):

    Type(s) van de verzegelende laag, indien van toepassing:

    Naam/namen en kleur(en) van de verzegelende laag, indien van toepassing

    Datum waarop de verzegelende laag is aangebracht:

    Getekend:

    (Handtekening van de bevoegde ambtenaar die de beschrijving heeft afgegeven)

    Plaats:

    Datum [28]:

    [28] Datum van voltooiing van de keuring op basis waarvan deze bevestiging wordt gegeven.

    (Zegel of stempel van de betrokken instantie)

    BIJLAGE III VERKLARING INZAKE HET AANGROEIWERENDE SYSTEEM VOOR SCHEPEN MET EEN LENGTE VAN 24 METER OF MEER, MAAR MET EEN BRUTOTONNAGE VAN MINDER DAN 400 TON

    Opgesteld krachtens

    Verordening ....van het Europees Parlement en de Raad

    inzake een verbod op organische tinverbindingen op schepen

    Naam van het schip:

    Kennummers of -letters:

    Haven van registratie:

    Lengte:

    Brutotonnage:

    IMO-nummer (indien van toepassing):

    Ik verklaar dat het op dit schip gebruikte aangroeiwerende systeem in overeenstemming is met artikel 4 van Verordening ....van het Europees Parlement en de Raad inzake een verbod op organische tinverbindingen op schepen.

    (Datum)

    (Handtekening van de eigenaar of diens gemachtigde vertegenwoordiger)

    Bevestiging met betrekking tot het aangebrachte aangroeiwerende systeem of systemen

    Type(s) van het gebruikte aangroeiwerende systeem of systemen en datum/data waarop het systeem/de systemen is/zijn aangebracht:

    (Datum):

    (Handtekening van de eigenaar of diens gemachtigde vertegenwoordiger)

    Type(s) van het gebruikte aangroeiwerende systeem of systemen en datum/data waarop het systeem/de systemen is/zijn aangebracht:

    (Datum):

    (Handtekening van de eigenaar of diens gemachtigde vertegenwoordiger)

    Type(s) van het gebruikte aangroeiwerende systeem of systemen en datum/data waarop het systeem/de systemen is/zijn aangebracht:

    (Datum):

    (Handtekening van de eigenaar of diens gemachtigde vertegenwoordiger)

    BIJLAGE A

    Conventie inzake de controle op schadelijke aangroeiwerende systemen op schepen

    De nieuwe IMO-Conventie zal een verbod instellen op het gebruik van schadelijke organische tinverbindingen in aangroeiwerende verven die gebruikt worden op schepen en zal voorzien in een mechanisme dat het toekomstige gebruik van andere schadelijke stoffen in aangroeiwerende systemen moet voorkomen.

    In de artikelen 1 en 2 zijn de algemene verplichtingen en de definities opgenomen.

    Krachtens de nieuwe Conventie moeten partijen bij de Conventie het gebruik van schadelijke aangroeiwerende systemen verbieden en/of beperken op schepen die hun vlag voeren alsook op schepen die niet gemachtigd zijn hun vlag te voeren, maar onder hun gezag opereren, en tevens op alle schepen die een haven, scheepswerf of offshore terminal van een partij binnenvaren (artikelen 3 en 4). De aangroeiwerende systemen die moeten worden verboden of gecontroleerd zullen worden vermeld in een bijlage (bijlage 1) bij de Conventie.

    Artikel 5 maakt melding van passende maatregelen voor het verwijderen van het afval van een aangroeiwerende systemen.

    In artikel 6, dat betrekking heeft op de procedure voor het voorstellen van wijzigingen op de voor aangroeiwerende systemen geldende controlemaatregelen, is aangegeven hoe de evaluatie van een aangroeiwerend systeem moet worden uitgevoerd. De wijzigingsprocedure, in combinatie met bijlage 2, zal het mogelijk maken bijlage 1 indien nodig bij te werken, zulks volgens een specifieke en gedetailleerde procedure waarbij het Comité voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO en een "technische groep" betrokken zullen zijn; in deze groep hebben deskundigen zitting die beschikken over de nodige kennis voor de beoordeling van voorstellen met betrekking tot andere in aangroeiwerende systemen gebruikte stoffen die moeten worden verboden of waarvan het gebruik moet worden beperkt (artikel 7). Wetenschappelijk en technisch onderzoek naar de effecten van aangroeiwerende systemen zal worden gevolgd (artikel 8).

    Artikel 9 en bijlage 3 hebben betrekking op de verstrekking en uitwisseling van relevante informatie over keurmeesters en goedgekeurde aangroeiwerende systemen.

    De keurings- en certificatiesystemen zijn vermeld in artikel 10 en bijlage 4.

    In artikel 11 wordt het havenstaatcontrolesysteem voor de inspectie van schepen en de opsporing van overtredingen beschreven. In artikel 13 van de Conventie is een bepaling opgenomen die luidt dat een schip recht heeft op compensatie wanneer het ten onrechte wordt opgehouden of vertraging oploopt in het kader van een inspectie op mogelijke overtredingen van de Conventie.

    Artikel 12 heeft betrekking op overtredingen van de Conventie en voorziet in een sanctieregeling. Het beslechten van geschillen en de relatie met het zeerecht zijn geregeld in de artikelen 14 en 15.

    Artikel 16 heeft betrekking op de procedure voor wijziging van de Conventie zelf. Er is voorzien in een procedure voor aanpassing met stilzwijgende goedkeuring, waarbij het Comité voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO wordt betrokken.

    Artikel 17 regelt de ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding en goedkeuring van en de toetreding tot de Conventie, en artikel 18 bevat de voorwaarden voor inwerkingtreding. De Conventie treedt in werking 12 maanden nadat 25 staten die samen 25% van de mondiale koopvaardijtonnage vertegenwoordigen, deze hebben bekrachtigd.

    Artikel 19 regelt de opzegging van de Conventie en in artikel 20 wordt de Secretaris-generaal van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) aangewezen als depositaris van de Conventie.

    In bijlage I bij de Conventie is bepaald dat per 1 januari 2003 voor alle schepen geldt dat zij geen organische tinverbindingen mogen toepassen of opnieuw toepassen die fungeren als biociden in aangroeiwerende systemen. Met ingang van 1 januari 2008 geldt voor schepen dat hetzij op hun romp of externe delen of oppervlakken dergelijke verbindingen niet meer mogen voorkomen, hetzij zij van een toplaag moeten zijn voorzien die voorkomt dat dergelijke verbindingen vrijkomen uit het onderliggende niet-conforme aangroeiwerende systeem.

    - Schepen met een brutotonnage van 400 ton en meer die op internationale routes worden ingezet (met uitzondering van vaste en drijvende platforms, FSU's en FPSO's) moeten een eerste keuring ondergaan voor het schip in bedrijf wordt gesteld of voordat voor het eerst een internationaal certificaat inzake aangroeiwerende systemen wordt afgegeven, en een keuring wanneer het aangroeiwerende systeem wordt gewijzigd of vervangen.

    - Schepen met een lengte van 24 meter of meer maar een brutotonnage van minder dan 400 ton die ingezet worden op internationale routes (met uitzondering van vaste en drijvende platforms (FSU's en FPSO's) moeten in het bezit zijn van een door de eigenaar of diens gemachtigde vertegenwoordiger ondertekende verklaring inzake aangroeiwerende systemen. Deze verklaring moet vergezeld gaan van geëigende documenten zoals een ontvangstbewijs voor verf of een factuur van een bedrijf.

    EFFECTBEOORDELINGSFORMULIER EFFECT VAN HET VOORSTEL OP HET BEDRIJFSLEVEN, MET NAME OP HET MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF (MKB)

    Titel van het voorstel

    VOORSTEL VOOR EEN VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD INZAKE EEN VERBOD OP ORGANISCHE TINVERBINDINGEN OP SCHEPEN

    Referentienummer van het document

    COM 2002

    Voorstel

    1. Waarom is, gelet op het subsidiariteitsbeginsel, communautaire wetgeving op dit gebied noodzakelijk en wat zijn de voornaamste doelstellingen-

    De doelstelling een verbod in te stellen op het gebruik van schadelijke organische tinverbindingen in aangroeiwerende systemen op schepen met ingang van vaste data (1 januari 2003 voor het aanbrengen daarvan op schepen en 1 januari 2008 voor de aanwezigheid van schadelijke actieve toplagen op schepen) zal worden gerealiseerd door de inwerkingtreding van de Internationale Conventie inzake de controle op schadelijke aangroeiwerende systemen op schepen (AFS-Conventie). Deze Conventie is op 5 oktober 2001 goedgekeurd tijdens een diplomatieke conferentie die onder auspiciën van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) is gehouden.

    De meeste lidstaten zullen echter, als gevolg van de omslachtige bekrachtigingsprocedure, niet in staat zijn deze Conventie vóór 1 januari 2003 in hun nationale wetgeving te verwerken. Daarom wordt een verordening vastgesteld waardoor:

    - de lidstaten optimale omstandigheden voor de bekrachtiging van de AFS-Conventie worden geboden en eventuele obstakels worden weggenomen die een belemmering zouden kunnen vormen voor een spoedige bekrachtiging, en zodoende een bijdrage wordt geleverd tot een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van de AFS-Conventie,

    - op communautair niveau de verwezenlijking wordt gewaarborgd van de hoofddoelstelling van de AFS-Conventie, namelijk de instelling van een verbod op de toepassing van organische tinverbindingen op schepen die de vlag van een lidstaat voeren per 1 januari 2003 en van een volledig verbod op de aanwezigheid van organische tinverbindingen op schepen, ongeacht de vlag die zij voeren, per 1 januari 2008.

    Effect op het bedrijfsleven

    2. Waarop is het voorstel van invloed:

    - welke bedrijfstakken

    - welke bedrijfsomvang (met welk aandeel van kleine en middelgrote bedrijven)-

    - zijn er bijzonder geografische gebieden van de Gemeenschap waar deze bedrijven voorkomen-

    De bedrijfstakken waarop dit voorstel van invloed zal zijn, zijn de rederijen, de scheepswerven en de bij de productie van aangroeiwerende systemen betrokken verfindustrie.

    De bedrijfsomvang is van geen belang, aangezien het hier wetgeving betreft die betrekking heeft op schepen, ongeacht de omvang van de bedrijven die deze exploiteren.

    Tijdens een interimperiode, die ingaat op 1 januari 2003 en afloopt op de datum van inwerkingtreding van de AFS-Conventie, zal het verbod op de toepassing van schadelijke organische tinverbindingen alleen gelden voor schepen die de vlag van een lidstaat voeren en voor schepen die na 1 januari 2003 in de Gemeenschap worden geregistreerd.

    Sommige schepen kunnen, wanneer zij ingezet worden voor een geregelde dienst, tijdelijk binnen een specifiek geografisch gebied, zoals de Oostzee, de Noordzee of de Middellandse Zee, opereren. Dit is ook het geval met schepen die uitsluitend op binnenlandse routes van de lidstaten worden ingezet. De meeste van de betrokken schepen opereren echter wereldwijd.

    Schepen die geen geregelde diensten onderhouden vallen onder de toepassing van deze verordening.

    De betrokken scheepswerven en verffabrikanten zijn zowel binnen als buiten de Gemeenschap gevestigd.

    3. Wat moeten de bedrijven doen om aan de voorgestelde wetgeving te voldoen-

    Europese reders, alsook die welke na 1 januari 2003 schepen onder een EG-vlag willen laten varen, zullen hun schepen niet langer mogen verven of opnieuw verven met substanties die schadelijke organische tinverbindingen bevatten. Op de datum van inwerkingtreding van de AFS-Conventie of anders uiterlijk op 1 januari 2008, moeten alle schepen, ongeacht de vlag die zij voeren, zijn gezandstraald of zijn voorzien van een goedgekeurde toplaag die de schadelijke effecten van organische tinverbindingen moet neutraliseren.

    4. Welke economische gevolgen zal het voorstel waarschijnlijk hebben-

    - voor de werkgelegenheid-

    - voor de investeringen en de oprichting van nieuwe bedrijven-

    - voor het concurrentievermogen van de bedrijven-

    Er wordt geen effect op de werkgelegenheid verwacht. Bedrijven die verven produceren die schadelijke organische tinverbindingen bevatten zullen alternatieve producten moeten ontwikkelen.

    De Internationale Koopvaardijkamer heeft er bij de reders op aangedrongen ervan uit te gaan dat de in de AFS-Conventie vermelde data algemeen in acht zullen worden genomen, ondanks het feit dat de Conventie op 1 januari 2003 nog niet in werking zal zijn getreden. Door deze vrijwillige maatregel is het te verwachten dat reders met ingang van die datum wereldwijd de betrokken schadelijke aangroeiwerende scheepswerven niet langer zullen gebruiken. Om binnen de EU gelijke voorwaarden te creëren zal het gebruik van verven die organische tinverbindingen bevatten echter met ingang van 1 januari 2003 verboden worden voor schepen die onder de vlag van een lidstaat varen.

    Vlaggenstaten die het gebruik van TBT-verven op hun schepen hebben verboden (in dit stadium Japan en Nieuw-Zeeland en, na de vaststelling van deze verordening, de 15 lidstaten, Noorwegen en IJsland en de meeste kandidaat-landen) zullen er economisch belang bij hebben ervoor te zorgen dat de AFS-Conventie zo spoedig mogelijk in werking treedt, opdat wereldwijd dezelfde spelregels gelden. Deze verordening zal bijgevolg een extra impuls zijn voor vlaggenstaten om de AFS-Conventie te bekrachtigen.

    Schepen die vóór 1 januari 2003 de vlag van een derde land voeren en na die datum van een nieuw aangroeiwerend systeem worden voorzien, zullen na 1 januari 2003 eveneens verplicht zijn de EG-regels in acht te nemen ingeval zij overgaan naar een EG-register. Dit is een extra stimulans voor reders uit derde landen, inclusief Europese reders die hun schepen onder de vlag van een open register exploiteren, om de aanbevelingen van de ICS op te volgen en 1 januari 2003 bijgevolg als vaste datum te beschouwen. Deze reders zullen zo de marktwaarde van hun schepen op peil houden bij een eventuele overgang naar een EG-register.

    Het in de handel brengen van schadelijke organische tinverbindingen binnen de EU zal per 1 januari 2003 worden verboden bij Richtlijn .../../EG van de Commissie tot aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG van de Raad. Buiten de Gemeenschap gevestigde scheepswerven zullen geen gevolgen van deze maatregel ondervinden. Als gevolg van de door de ICS aanbevolen vrijwillige maatregel en bovenvermelde bepaling die geldt bij overgang naar een EG-vlag, maar vooral in geval van een spoedige inwerkingtreding van de AFS-Conventie, is het te verwachten dat het economische nadeel voor de Europese reparatiewerven beperkt zal blijven.

    Aangroeiwerende systemen blijven gemiddeld vijf jaar werkzaam en daarom eist de verordening niet dat reders die vóór 2003 organische tinverbindingen bevattende aangroeiwerende systemen hebben aangebracht, deze te verwijderen. Rekening houdend met dit feit zal het economisch niet verantwoord zijn buiten Europa nog verboden schadelijke verven te gebruiken wanneer men weet dat vanaf 1 januari 2008 deze verf moet worden verwijderd of geneutraliseerd wil het schip tot een Europese haven worden toegelaten.

    5. Bevat het voorstel maatregelen om rekening te houden met de bijzondere situatie van kleine en middelgrote bedrijven (minder zware of andere eisen, enz)-

    Neen, aangezien deze verordening alleen betrekking heeft op schepen.

    Raadpleging

    6. Geef een overzicht van de organisaties die over het voorstel zijn geraadpleegd en zet hun standpunten in grote lijnen uiteen.

    De Commissie heeft de volgende belanghebbende partijen geraadpleegd: reders (ECSA en ICS), zeevarenden (ETF), classificatiebureaus (IACS), scheepsbouwers (CESA) en de chemische en verfindustrie (CEFIC en CEPE). Alleen ECSA, ICS, CESA en CEPE hebben hun standpunt naar voren gebracht.

    De redersverenigingen van de Europese Gemeenschap (ECSA) hebben geen bezwaar gemaakt tegen de onderliggende doelstelling van de verordening. De ECSA heeft gewezen op de aanbeveling van de ICS dat de reders (wereldwijd) met ingang van 1 januari 2003 vrijwillig de bepalingen van de Conventie zouden moeten toepassen. De reders waren met name verheugd over het feit dat de EU niet uit is op extraterritoriale jurisdictie over vaartuigen van derde landen. Deze aanpak kreeg de volledige steun van de ECSA en werd belangrijk gevonden voor de geloofwaardigheid van de internationale regeling.

    De CESA, de EU-scheepsbouwersverbindingscommissie, heeft ervoor gepleit in de richtlijn inzake het in de handel brengen van de betrokken producten hetzelfde verbod als in de voor de scheepvaart geldende verordening op te nemen. Elke discrepantie tussen beide instrumenten dient te worden vermeden. Naar de mening van de CESA zou elke aanpak die niet geldt voor alle schepen, ongeacht de vlag die zij voeren, schadelijk zijn voor de belangen van de Europese scheepsreparatiesector.

    De CEPE, de Europese Raad van fabrikanten van verf, heeft zijn steun voor de voorgenomen maatregelen uitgesproken.

    Top