Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002PC0006

    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de EG-typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, getrokken verwisselbare uitrustingsstukken, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan

    /* COM/2002/0006 def. - COD 2002/0017 */

    PB C 151E van 25.6.2002, p. 1–73 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52002PC0006

    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de EG-typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, getrokken verwisselbare uitrustingsstukken, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan /* COM/2002/0006 def. - COD 2002/0017 */

    Publicatieblad Nr. 151 E van 25/06/2002 blz. 0001 - 0073


    Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de EG-typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, getrokken verwisselbare uitrustingsstukken, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    1. OORSPRONG/BESTAANDE WETGEVING

    Dit voorstel vormt de tweede fase van een grondige herziening van Richtlijn 74/150/EEG [1] betreffende de goedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers, met als voornaamste doel het toepassingsgebied ervan tot specifiekere categorieën trekkers en tot aanhangwagens en getrokken verwisselbare uitrustingsstukken daarvan uit te breiden.

    [1] PB L 84 van 28.3.1974, blz. 10.

    Richtlijn 74/150/EEG is herhaaldelijk gewijzigd bij de Richtlijnen 79/694/EEG [2], 88/297/EEG [3], 97/54/EG [4], 2000/2/EG [5], 2000/25/EG [6] en 2001/3/EG [7].

    [2] PB L 205 van 13.8.1979, blz. 17.

    [3] PB L 126 van 20.5.1988, blz. 52.

    [4] PB L 277 van 10.10.1997, blz. 24.

    [5] PB L 21 van 26.1.2000, blz. 23.

    [6] PB L 173 van 12.7.2000, blz. 1.

    [7] PB L 28 van 30.1.2001, blz. 1.

    2. MOTIVERING EN DOEL VAN DE MAATREGEL

    Uit het oogpunt van doeltreffenheid en transparantie is er bij de voorbereiding van dit voorstel voor een richtlijn naar gestreefd de overvloed aan regelgeving weg te werken en de tenuitvoerlegging van de wetgeving te vereenvoudigen.

    Dit voorstel is ook bedoeld om de goedkeuringsprocedure te verduidelijken naar het voorbeeld van wat er is gerealiseerd in de kaderrichtlijn motorvoertuigen (Richtlijn 70/156/EEG, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/40/EG) en in de kaderrichtlijn twee- of driewielige motorvoertuigen (Richtlijn 92/61/EEG), en daarbij rekening te houden met de opgedane ervaring.

    Gezien het grote aantal opeenvolgende wijzigingen van Richtlijn 74/150/EEG en om een betere leesbaarheid te garanderen, is gekozen voor een herziening in twee fasen.

    De eerste fase van de herziening, die bestond in de consolidering van de gewijzigde Richtlijn 70/156/EEG, is na stemming in het regelgevend comité uitgevoerd en is afgesloten met de vaststelling van een richtlijn van de Commissie. Dit voorstel vormt de tweede fase van de herziening. Het voorstel heeft voornamelijk betrekking op het dispositief dat volledig is herwerkt, en op de nieuwe bijlagen IV tot en met VIII. De Commissie wijst erop dat de bijlagen I tot en met III onlangs grondig zijn gewijzigd bij Richtlijn 2001/3/EG en dat dit voorstel tot herziening alleen betrekking heeft op de onderstreepte gedeelten ervan.

    3. RECHTSGROND

    Dit voorstel tot herziening van de kaderrichtlijn landbouw- of bosbouwtrekkers is gebaseerd op artikel 95 van het Verdrag, dat de beginselen in verband met de instelling van de interne markt bevat. Deze richtlijn zal ertoe bijdragen de interne markt te versterken en te completeren door nieuwe soorten trekkers onder haar toepassingsgebied te laten vallen. Dit voorstel voor een richtlijn is van belang voor de landen van de Europese Economische Ruimte (EER), die intensief gebruik maken van landbouwmachines.

    4. BELANG VAN DE SECTOR WAAROP DE RICHTLIJN BETREKKING HEEFT

    Met een Europese productie van circa 16 miljard euro biedt deze sector directe werkgelegenheid aan 140 000 grotendeels hooggekwalificeerde personen in 5 000 ondernemingen en indirecte werkgelegenheid aan nog eens 150 000 personen in de distributie en de verkoop.

    Het intracommunautaire handelsverkeer vertegenwoordigt 40 % van de markt en de uitvoer buiten de Europese Unie 26 %.

    De huidige tendens is een licht groeiende productie op lange termijn en een toename van het handelsverkeer binnen en buiten de EU (hoofdzakelijk met de VS en Midden-Europa).

    5. INHOUD VAN DE RICHTLIJN

    Deze nieuwe tekst pleit voor een volledige communautaire harmonisatie met als doel de nationale goedkeuringen die tot dusver naast de Europese goedkeuring zijn blijven bestaan en waarbij de fabrikant zelf een systeem mocht kiezen, door één Europese EG-goedkeuring te vervangen. Dit voorstel beoogt tevens de uitbreiding van de EG-goedkeuring tot systemen, onderdelen en technische eenheden overeenkomstig de relevante bijzondere richtlijnen. Voorts wordt met dit voorstel ook internationale regelgeving erkend, zoals die van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) en die van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).

    Dit voorstel voert een procedure in tot afwijking van de communautaire voorschriften voor voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden die als gevolg van hun ontwerp niet aan de eisen van de desbetreffende richtlijnen beantwoorden, maar die op het gebied van veiligheid en milieubescherming ten minste evenveel garanties bieden.

    Het voorstel houdt ook een vrijwaringsclausule in voor het geval dat er bij de controle van de overeenstemming van de productie verschillen optreden.

    Deze tekst bepaalt ook dat elke bijzondere richtlijn als bijlage een inlichtingen- en een goedkeuringsformulier zal bevatten met het oog op de informatisering van de EG-goedkeuring.

    6. CONCLUSIE

    De Commissie is van oordeel dat de voorgestelde richtlijn ertoe zal bijdragen de administratieve stappen die de fabrikanten moeten ondernemen om hun producten in de handel te kunnen brengen, te vereenvoudigen en te versnellen. Dankzij deze nieuwe richtlijn zullen de betrokkenen in hun producten geen technische varianten meer moeten handhaven om aan de uiteenlopende nationale eisen te voldoen en zullen hun nieuwe voertuigtypen in één lidstaat aan een communautaire goedkeuringsprocedure worden onderworpen. Zodra deze goedkeuring is verkregen, zal zij in alle andere lidstaten worden aanvaard.

    2002/0017 (COD)

    Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de EG-typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, getrokken verwisselbare uitrustingsstukken, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

    Gezien het voorstel van de Commissie [8],

    [8] PB C [...] van [...], blz. [...].

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [9],

    [9] PB C [...] van [...], blz. [...].

    Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) In het kader van de harmonisatie van de goedkeuringsprocedures dienen de bepalingen van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen [10] in overeenstemming te worden gebracht met die van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan [11], en met die van Richtlijn 92/61/EEG van de Raad van 30 juni 1992 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen [12].

    [10] PB L 84 van 28.3.1974, blz. 10, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/3/EG van de Commissie (PB L 28 van 30.1.2001, blz. 1).

    [11] PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/40/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 203 van 10.8.2000, blz. 9).

    [12] PB L 225 van 10.8.1992, blz. 72, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 106 van 3.5.2000, blz. 1).

    (2) Aangezien Richtlijn 74/150/EEG de toepassing van de Europese typegoedkeuringsprocedure uitsluitend tot landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen beperkt, lijkt het tevens onontbeerlijk het toepassingsgebied tot andere categorieën landbouw- of bosbouwtrekkers uit te breiden.

    (3) Ook dient in overweging te worden genomen dat voor bepaalde voertuigen die in kleine series zijn gebouwd, die deel uitmaken van restantvoorraden of die profiteren van een technische vooruitgang die niet onder een bijzondere richtlijn valt, een afwijkingsprocedure moet worden ingesteld.

    (4) Aangezien deze richtlijn gebaseerd is op het principe van totale harmonisatie, dient een voldoende termijn te worden vastgesteld voordat de Europese typegoedkeuring verplicht wordt, teneinde de fabrikanten van deze voertuigen in staat te stellen zich aan de nieuwe geharmoniseerde procedures aan te passen.

    (5) Ingevolge Besluit 97/836/EG van de Raad van 27 november 1997 inzake de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen ("Herziene overeenkomst van 1958") [13], dienen de verschillende internationale regelingen waartoe de Gemeenschap is toegetreden, in aanmerking te worden genomen. Ook dienen bepaalde tests te worden geharmoniseerd met die welke door de codes van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) zijn gedefinieerd.

    [13] PB L 346 van 17.12.1997, blz. 78.

    (6) Aangezien de maatregelen die voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn vereist zijn, maatregelen van algemene strekking zijn in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [14], dienen deze maatregelen volgens de regelgevingsprocedure van artikel 5 van dat besluit te worden vastgesteld.

    [14] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    (7) In deze richtlijn worden de grondrechten en de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn neergelegd, in acht genomen als algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht.

    (8) Aangezien Richtlijn 74/150/EEG herhaaldelijk en ingrijpend is gewijzigd, verdient het met het oog op meer duidelijkheid en uit rationele overwegingen aanbeveling deze richtlijn te herzien,

    HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Toepassingsgebied

    1. Deze richtlijn is van toepassing op de EG-typegoedkeuring van voertuigen, ongeacht of deze in een of meer fasen zijn gebouwd.

    Zij is eveneens van toepassing op de EG-typegoedkeuring van voor deze voertuigen bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden.

    2. Deze richtlijn is niet van toepassing op:

    (a) de individuele goedkeuring van voertuigen.

    Deze procedure kan evenwel betrekking hebben op bepaalde categorieën voertuigen die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen en waarvoor EG-goedkeuring verplicht is, mits het aantal goedkeuringen dat volgens deze procedure voor een zelfde voertuigtype is verleend, het in bijlage V, deel C, vastgestelde maximumaantal niet overschrijdt;

    (b) verwisselbare uitrustingsstukken die voor exclusief gebruik in de bosbouw zijn ontworpen, zoals gedefinieerd in norm ISO 6814-2000;

    (c) verwisselbare bosbouwuitrustingsstukken die zijn gebouwd op een chassis van een grondverzetmachine, zoals gedefinieerd in norm ISO 6165-1997;

    (d) trekkerploegen, zoals gedefinieerd in norm ISO 3339;

    (e) verwisselbare landbouwuitrustingsstukken die in het wegverkeer volledig worden gedragen.

    Artikel 2

    Definities

    In deze richtlijn wordt verstaan onder:

    (a) EG-typegoedkeuring: de handeling waarbij een lidstaat verklaart dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de technische voorschriften van deze richtlijn voldoet. Indien de goedkeuring betrekking heeft op systemen, onderdelen of technische eenheden, kan zij ook homologatie worden genoemd;

    (b) EG-meerfasentypegoedkeuring: de handeling waarbij een of meer lidstaten verklaren dat een incompleet of voltooid type voertuig, naar gelang van de staat van voltooiing, aan de technische voorschriften van deze richtlijn voldoet;

    (c) individuele goedkeuring van voertuigen: de handeling waarbij een lidstaat verklaart dat een individueel goedgekeurd voertuig aan zijn nationale voorschriften voldoet;

    (d) voertuig: iedere trekker, iedere aanhangwagen en ieder getrokken verwisselbaar uitrustingsstuk, compleet, incompleet of voltooid, gebruikt in de land- of bosbouw;

    (i) voertuigcategorie: een verzameling voertuigen met identieke ontwerpkenmerken,

    (ii) voertuigtype: alle tot een categorie behorende voertuigen die ten minste op de in bijlage II, hoofdstuk A, bedoelde essentiële punten identiek zijn. Een voertuigtype kan de in bijlage II, hoofdstuk A, vermelde varianten en uitvoeringen omvatten,

    (iii) basisvoertuig: ieder incompleet voertuig dat in de volgende fasen van de EG-meerfasentypegoedkeuringsprocedure zijn identificatienummer behoudt,

    (iv) incompleet voertuig: ieder voertuig waarvan de voltooiing nog minstens één fase vergt voordat aan de technische voorschriften van deze richtlijn is voldaan,

    (v) voltooid voertuig: ieder voertuig dat na de meerfasengoedkeuringsprocedure te hebben doorlopen aan alle desbetreffende voorschriften van deze richtlijn voldoet;

    (e) trekker: iedere landbouw- of bosbouwtrekker op wielen of rupsbanden, met motor, ten minste twee assen en een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 6 km/h, die voornamelijk voor tractiedoeleinden is bestemd en in het bijzonder is ontworpen voor het trekken, duwen, dragen of in beweging brengen van bepaalde verwisselbare uitrustingsstukken die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd, of voor het trekken van aanhangwagens voor de land- of bosbouw. Hij kan worden ingericht om een lading te vervoeren voor landbouw- of bosbouwdoeleinden en/of kan worden uitgerust met zitplaatsen voor meerijders;

    (f) aanhangwagen: iedere aanhangwagen voor de land- of bosbouw die voornamelijk is bestemd voor het vervoeren van ladingen en is ontworpen om voor landbouw- of bosbouwdoeleinden door een trekker te worden getrokken. Aanhangwagens waarvan een gedeelte van de lading door het trekkende voertuig wordt gedragen, vallen onder deze categorie. Een voertuig dat aan een trekker is gekoppeld en van een vast gemonteerd werktuig is voorzien, wordt gelijkgesteld met een aanhangwagen voor de land- of bosbouw, indien de verhouding tussen de totale technisch toelaatbare massa en de lege massa van dit voertuig groter is dan 3,0 en indien het voertuig niet is ontworpen om materiaal te behandelen;

    (g) getrokken verwisselbaar uitrustingsstuk: in de land- of bosbouw gebruikte inrichting die is ontworpen om door een trekker te worden getrokken en die de trekker een andere of extra functie geeft, voorzover dit uitrustingsstuk geen reserveonderdeel of werktuig is. Het kan bovendien een laadplatform omvatten dat ontworpen en gebouwd is om de voor de uitvoering van de taken noodzakelijke gereedschappen en hulpstukken te dragen, alsook het tijdens het werk geproduceerde of benodigde materiaal tijdelijk op te slaan. Een landbouw- of bosbouwvoertuig dat bestemd is om door een trekker te worden getrokken en van een vast gemonteerd werktuig is voorzien of voor de behandeling van materiaal is ontworpen, wordt gelijkgesteld met een getrokken verwisselbaar uitrustingsstuk, indien de verhouding tussen de totale technisch toelaatbare massa en de lege massa van dit voertuig kleiner is dan 3,0;

    (h) systeem: ieder voertuigsysteem, zoals remmen, inrichtingen ter bestrijding van verontreiniging door uitlaatgassen, binneninrichting, dat aan de in bijlage II bedoelde voorschriften moet voldoen;

    (i) onderdeel: een inrichting, zoals een licht, die aan de in bijlage II bedoelde voorschriften moet voldoen en bestemd is om deel uit te maken van een voertuig, en waarvoor afzonderlijke goedkeuring mogelijk is, indien hierin uitdrukkelijk is voorzien;

    (j) technische eenheid: een inrichting, zoals een kantelbeveiliging, die aan de in bijlage II bedoelde voorschriften moet voldoen en bestemd is om deel uit te maken van een voertuig, en waarvoor afzonderlijke goedkeuring mogelijk is, maar alleen in samenhang met één of meer welbepaalde voertuigtypen, indien hierin uitdrukkelijk is voorzien;

    (k) fabrikant: iedere natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het ontwerp en de productie van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid met als doel deze onder zijn eigen naam of merk in de handel te brengen; als fabrikant wordt eveneens beschouwd:

    (i) iedere natuurlijke of rechtspersoon die voor eigen gebruik een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid ontwerpt of laat ontwerpen, produceert of laat produceren,

    (ii) iedere natuurlijke of rechtspersoon die op het ogenblik dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid in de handel wordt gebracht of in bedrijf wordt gesteld, verantwoordelijk is voor de overeenstemming ervan met deze richtlijn;

    (l) gevolmachtigde: iedere in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door de fabrikant is gemachtigd om namens hem alle of een deel van de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen en formaliteiten te vervullen;

    (m) inbedrijfstelling: het eerste gebruik in de Gemeenschap van een voertuig overeenkomstig het gebruiksdoel. Bij voertuigen die vóór het eerste gebruik niet door de fabrikant of een door hem aangewezen derde geïnstalleerd of afgesteld hoeven te worden, wordt het in de handel brengen beschouwd als inbedrijfstelling;

    (n) EG-typegoedkeuringsinstantie: de instantie van een lidstaat die verantwoordelijk is voor alle aspecten van de goedkeuring van een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid en die goedkeuringen verleent en deze desnoods intrekt, als contactpunt voor de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten dient en de door de fabrikant genomen maatregelen om de overeenstemming van de productie te waarborgen, verifieert;

    (o) technische dienst: de organisatie of instantie die bevoegd is om als testlaboratorium namens de EG-typegoedkeuringsinstantie van een lidstaat tests of inspecties te verrichten. Deze functie kan ook door de EG-typegoedkeuringsinstantie zelf worden vervuld;

    (p) bijzondere richtlijnen: de richtlijnen in bijlage II;

    (q) EG-typegoedkeuringsformulier: de formulieren in bijlage II, hoofdstuk C, of in de overeenkomstige bijlage bij een bijzondere richtlijn, waarin staat vermeld welke gegevens de goedkeuringsinstantie moet verstrekken;

    (r) inlichtingenformulier: een van de formulieren in bijlage I of in de overeenkomstige bijlage bij een bijzondere richtlijn, waarin staat vermeld welke gegevens de aanvrager moet verstrekken;

    (s) informatiedossier: het dossier of bestand met alle in bijlage I verlangde gegevens, tekeningen, foto's enz. die de aanvrager overeenkomstig de instructies van het inlichtingenformulier van deze of van een bijzondere richtlijn aan de technische dienst of de goedkeuringsinstantie heeft verstrekt;

    (t) EG-typegoedkeuringsdossier: het informatiedossier met alle testrapporten of andere stukken die de technische dienst of de goedkeuringsinstantie tijdens de uitvoering van zijn of haar taken aan het informatiedossier heeft toegevoegd;

    (u) inhoudsopgave van het EG-typegoedkeuringsdossier: het document waarin een opsomming wordt gegeven van de inhoud van het EG-typegoedkeuringsdossier met een passende nummering of andere tekens voor een duidelijke aanduiding van alle bladzijden.

    Artikel 3

    Aanvraag om EG-typegoedkeuring

    1. De aanvraag om goedkeuring van een voertuig wordt door de fabrikant of zijn gevolmachtigde bij de goedkeuringsinstantie van een lidstaat ingediend. De aanvraag gaat vergezeld van een informatiedossier dat de in bijlage I verlangde inlichtingen bevat.

    In geval van EG-typegoedkeuring van systemen, onderdelen en technische eenheden wordt het informatiedossier tevens ter beschikking gesteld van de goedkeuringsinstantie totdat de goedkeuring is verleend of geweigerd.

    2. In geval van EG-meerfasentypegoedkeuring dient de aanvrager het volgende te verstrekken:

    (a) in de eerste fase: de delen van het informatiedossier en de goedkeuringsformulieren die voor een compleet voertuig worden verlangd en die relevant zijn voor de bouwfase waarin het basisvoertuig zich bevindt,

    (b) in de tweede en daaropvolgende fasen: de delen van het informatiedossier en de goedkeuringsformulieren die relevant zijn voor de lopende bouwfase en een kopie van het in de vorige bouwfase voor het incomplete voertuig afgegeven goedkeuringsformulier. Voorts verstrekt de fabrikant de gedetailleerde lijst van de wijzigingen en toevoegingen die hij in en aan het incomplete voertuig heeft aangebracht.

    3. De aanvraag om EG-typegoedkeuring van een systeem, onderdeel of technische eenheid wordt door de fabrikant bij de goedkeuringsinstantie van een lidstaat ingediend. De aanvraag gaat vergezeld van een informatiedossier overeenkomstig de relevante bijzondere richtlijn.

    4. Voor een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid mag slechts in één lidstaat een aanvraag om EG-typegoedkeuring worden ingediend. Voor ieder goed te keuren type moet een afzonderlijke aanvraag worden ingediend.

    Artikel 4

    EG-typegoedkeuringsproces

    1. Iedere lidstaat verleent

    (a) volgens de in bijlage IV beschreven procedures, EG-typegoedkeuring voor de voertuigen die in overeenstemming zijn met de gegevens van het informatiedossier en die, naar gelang van de categorie waartoe zij behoren, voldoen aan de technische voorschriften van alle in bijlage II, hoofdstuk B, genoemde bijzondere richtlijnen;

    (b) volgens de in bijlage VII beschreven procedures, EG-meerfasentypegoedkeuring voor de incomplete, voltooide of basisvoertuigen die in overeenstemming zijn met de gegevens van het informatiedossier en voldoen aan de technische voorschriften van de in bijlage II, hoofdstuk B, genoemde bijzondere richtlijnen;

    (c) EG-typegoedkeuring voor alle systemen, onderdelen of technische eenheden die in overeenstemming zijn met de gegevens van het informatiedossier en voldoen aan de technische voorschriften van de in bijlage II, hoofdstuk B, genoemde relevante bijzondere richtlijn.

    Indien de goed te keuren systemen, onderdelen of technische eenheden alleen hun functies vervullen of een bijzonder kenmerk vertonen in combinatie met andere elementen van het voertuig en daarom de naleving van een of meer voorschriften slechts kan worden geverifieerd wanneer deze systemen, onderdelen of technische eenheden in combinatie met andere gesimuleerde of echte elementen van het voertuig functioneren, moet de geldigheid van de EG-goedkeuring van de desbetreffende systemen, onderdelen of technische eenheden dienovereenkomstig worden beperkt.

    In dit geval dienen op het EG-typegoedkeuringsformulier van het bedoelde systeem of onderdeel of de bedoelde technische eenheid de eventuele beperkingen van het gebruik en de eventuele installatievoorwaarden te worden vermeld. Bij de EG-typegoedkeuring van het voertuig wordt nagegaan of deze beperkingen en voorschriften in acht zijn genomen.

    2. Indien een lidstaat van oordeel is dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid, hoewel het (zij) aan de bepalingen van lid 1 voldoet, toch een ernstig gevaar voor de verkeersveiligheid, de kwaliteit van het milieu of de arbeidsveiligheid betekent, kan hij de goedkeuring weigeren. Hij stelt de overige lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis met opgave van de redenen voor zijn besluit.

    3. Binnen een maand zendt de goedkeuringsinstantie van iedere lidstaat de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten een kopie toe van het inlichtingen- en het goedkeuringsformulier voor ieder voertuigtype waarvoor zij de goedkeuring heeft verleend, geweigerd of ingetrokken.

    4. De EG-typegoedkeuringsinstantie van iedere lidstaat zendt de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten maandelijks een lijst toe (die de in bijlage VI vermelde gegevens bevat) van de EG-typegoedkeuringen van systemen, onderdelen of technische eenheden, die zij die maand heeft verleend, geweigerd of ingetrokken.

    Deze EG-typegoedkeuringsinstantie zendt onverwijld een kopie van het goedkeuringsformulier en/of het goedkeuringsdossier voor ieder type systeem, onderdeel of technische eenheid waarvoor zij de typegoedkeuring heeft verleend, geweigerd of ingetrokken, naar de goedkeuringsinstantie van een andere lidstaat die hierom verzoekt.

    Artikel 5

    Wijziging van een EG-typegoedkeuring

    1. De lidstaat die de EG-typegoedkeuring heeft verleend, neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat hij van eventuele wijzigingen van de gegevens in het goedkeuringsdossier in kennis wordt gesteld.

    2. De aanvraag tot wijziging van een EG-typegoedkeuring wordt uitsluitend bij die lidstaat ingediend die de oorspronkelijke typegoedkeuring heeft verleend.

    3. Indien bij EG-typegoedkeuring gegevens in het goedkeuringsdossier zijn gewijzigd, geeft de goedkeuringsinstantie van de lidstaat die de oorspronkelijke goedkeuring heeft verleend, zo nodig de herziene bladzijden van het goedkeuringsdossier af; op iedere herziene bladzijde worden duidelijk de aard van de wijziging en de afgiftedatum vermeld.

    Een geconsolideerde, bijgewerkte versie van het goedkeuringsdossier, vergezeld van een gedetailleerde beschrijving van de wijziging, wordt eveneens geacht aan deze eis te voldoen.

    4. Bij iedere afgifte van herziene bladzijden of van een geconsolideerde, bijgewerkte versie wordt in de inhoudsopgave van het goedkeuringsdossier (die bij het goedkeuringsformulier wordt gevoegd) ook de datum van de laatste wijziging of die van de geconsolideerde, bijgewerkte versie vermeld.

    5. De wijziging wordt als "uitbreiding" beschouwd en de goedkeuringsinstantie van de lidstaat die de oorspronkelijke goedkeuring heeft verleend, geeft een herzien goedkeuringsformulier af, voorzien van een uitbreidingsnummer en met duidelijke opgave van de reden voor de uitbreiding en de afgiftedatum:

    (a) indien nieuwe inspecties vereist zijn,

    (b) indien gegevens op het goedkeuringsformulier (met uitzondering van de bijlagen ervan) zijn gewijzigd,

    (c) indien de voorschriften van een bijzondere richtlijn die van toepassing is op de datum vanaf dewelke het voor het eerst in het verkeer brengen wordt verboden, sedert de op het EG-typegoedkeuringsformulier vermelde datum zijn gewijzigd.

    6. Indien de goedkeuringsinstantie van de lidstaat die de oorspronkelijke goedkeuring heeft verleend, van oordeel is dat een wijziging in een goedkeuringsdossier reden is voor nieuwe inspecties, tests of controles, stelt zij de fabrikant daarvan in kennis en geeft zij de in lid 3, 4 en 5 bedoelde documenten pas af nadat met goed gevolg nieuwe inspecties, tests of controles zijn verricht.

    Artikel 6

    Certificaat van overeenstemming en goedkeuringsmerk

    1. Als houder van een EG-typegoedkeuring stelt de fabrikant of zijn gevolmachtigde een certificaat van overeenstemming op.

    Ieder compleet of incompleet voertuig dat in overeenstemming met het goedgekeurde voertuigtype is vervaardigd, gaat vergezeld van dit certificaat, waarvan een model in bijlage III wordt gegeven.

    2. Met het oog op de belasting of de registratie van de voertuigen kunnen de lidstaten, na de Commissie en de overige lidstaten hiervan ten minste drie maanden van tevoren in kennis te hebben gesteld, verlangen dat niet in bijlage III bedoelde gegevens aan het certificaat van overeenstemming worden toegevoegd, mits deze gegevens uitdrukkelijk in het goedkeuringsdossier staan vermeld of daaruit door een eenvoudige berekening kunnen worden afgeleid.

    De lidstaten kunnen ook verlangen dat het certificaat van overeenstemming van bijlage III zo wordt ingevuld dat de noodzakelijke en toereikende gegevens met het oog op belasting en registratie door de bevoegde nationale instanties beter naar voren komen.

    3. Als houder van een EG-typegoedkeuring van een systeem, onderdeel of technische eenheid brengt de fabrikant of zijn gevolmachtigde op ieder systeem, ieder onderdeel of iedere technische eenheid dat of die in overeenstemming is met het goedgekeurde type, zijn handelsnaam of handelsmerk, de typeaanduiding en/of, indien de bijzondere richtlijn dit voorschrijft, het typegoedkeuringsmerk of -nummer aan.

    4. Als houder van een typegoedkeuring die overeenkomstig artikel 4, lid 1, derde alinea, beperkingen van het gebruik van het desbetreffende systeem of onderdeel of de desbetreffende technische eenheid inhoudt, verstrekt de fabrikant of zijn gevolmachtigde bij ieder(e) gefabriceerd(e) systeem, onderdeel of eenheid gedetailleerde gegevens over deze beperkingen en vermeldt hij de eventuele installatievoorwaarden.

    Artikel 7

    Registratie, verkoop en in het verkeer brengen

    1. Iedere lidstaat registreert nieuwe voertuigen waarvoor typegoedkeuring is verleend en staat de verkoop of het in het verkeer brengen daarvan op grond van hun constructie of werking enkel en alleen toe als die voertuigen vergezeld gaan van een geldig certificaat van overeenstemming.

    In geval van incomplete voertuigen staat iedere lidstaat de verkoop toe, maar kan hij de definitieve registratie en het in het verkeer brengen weigeren zolang zij niet voltooid zijn.

    2. Iedere lidstaat staat de verkoop of het in gebruik nemen van systemen, onderdelen of technische eenheden enkel en alleen toe indien deze systemen, onderdelen of technische eenheden aan de voorschriften van de relevante bijzondere richtlijnen en aan de in artikel 6, lid 3, bedoelde voorschriften voldoen.

    Artikel 8

    Vrijstelling

    De voorschriften van artikel 7, lid 1, zijn niet van toepassing op voertuigen die bestemd zijn voor gebruik door het leger, de burgerbescherming, de brandweer en de ordediensten, noch op overeenkomstig artikel 9 goedgekeurde voertuigen en individueel goedgekeurde voertuigen.

    Artikel 9

    Op verzoek van de fabrikant of zijn gevolmachtigde kan iedere lidstaat de in de artikelen 10 tot en met 12 genoemde voertuigen vrijstellen van de toepassing van een of meer bepalingen van een of meer bijzondere richtlijnen.

    De lidstaten delen elk jaar de lijst van de toegekende vrijstellingen aan de Commissie mee.

    Artikel 10

    In kleine series gefabriceerde voertuigen

    In het geval van in kleine series gefabriceerde voertuigen wordt het aantal voertuigen van eenzelfde type dat jaarlijks in de desbetreffende lidstaat wordt geregistreerd, verkocht of in het verkeer gebracht, beperkt tot het in bijlage V, deel A, vermelde maximumaantal.

    De lidstaten zenden de Commissie jaarlijks een lijst van deze goedkeuringen toe. De lidstaat die dergelijke goedkeuringen verleent, zendt een kopie van de inlichtingen- en goedkeuringsformulieren met alle bijbehorende bijlagen aan de goedkeuringsinstanties van de door de fabrikant aangewezen andere lidstaten toe, met vermelding van de aard van de verleende vrijstellingen. Binnen drie maanden beslissen deze lidstaten of zij de goedkeuring van op hun grondgebied te registreren voertuigen aanvaarden en, zo ja, voor hoeveel exemplaren.

    Artikel 11

    Restantvoorraden van voertuigen

    1. In het geval van restantvoorraden van voertuigen, mogen de lidstaten, op verzoek van de fabrikant of zijn gevolmachtigde, binnen de in bijlage V, deel B, vermelde kwantitatieve beperkingen en gedurende de in lid 3 vastgestelde beperkte periode nieuwe voertuigen die in overeenstemming zijn met een voertuigtype waarvan de goedkeuring niet meer geldig is, registreren en de verkoop of het in het verkeer brengen ervan toestaan.

    Deze bepaling is uitsluitend van toepassing op voertuigen die:

    (a) zich op het grondgebied van de Europese Gemeenschap bevinden en

    (b) vergezeld gaan van een geldig certificaat van overeenstemming dat was afgegeven op het ogenblik dat de goedkeuring van het desbetreffende voertuigtype nog geldig was, maar die nog niet waren geregistreerd of in het verkeer gebracht toen die goedkeuring haar geldigheid verloor.

    Deze mogelijkheid wordt beperkt tot 24 maanden voor complete voertuigen en tot 30 maanden voor voltooide voertuigen, gerekend vanaf de datum waarop de goedkeuring haar geldigheid heeft verloren.

    2. Voor de toepassing van lid 1 op een of meer voertuigtypen van een bepaalde categorie moet de fabrikant of zijn gevolmachtigde bij de bevoegde instanties van elke bij de ingebruikneming van deze voertuigtypen betrokken lidstaat een aanvraag indienen. In de aanvraag moeten de technische en/of economische redenen daarvoor worden vermeld.

    Binnen 3 maanden besluiten deze lidstaten of zij de registratie van het desbetreffende voertuigtype op hun grondgebied toestaan en, zo ja, voor hoeveel exemplaren.

    Elke bij de ingebruikneming van deze voertuigtypen betrokken lidstaat ziet erop toe dat de fabrikant de bepalingen van bijlage V, deel B, naleeft.

    Artikel 12

    Onverenigbaarheid van voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden

    In het geval van voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden waarin technologieën of concepten zijn toegepast die niet aan een of meer vereisten van een of meer bijzondere richtlijnen voldoen,

    (a) kan de lidstaat kan een EG-typegoedkeuring verlenen waarvan de geldigheid beperkt is tot zijn eigen grondgebied. In dit geval doet de lidstaat binnen de maand een kopie van het goedkeuringsformulier met de bijbehorende bijlagen aan de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten en aan de Commissie toekomen. Terzelfdertijd dient hij bij de Commissie een verzoek in om een typegoedkeuring overeenkomstig deze richtlijn te mogen verlenen.

    Het verzoek moet vergezeld gaan van een dossier met de volgende elementen:

    (i) de redenen waarom de desbetreffende technologieën of concepten maken dat het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid niet aan de vereisten van een of meer relevante bijzondere richtlijnen kan voldoen,

    (ii) een beschrijving van de desbetreffende veiligheids-, milieubeschermings- of arbeidsveiligheidsaspecten en van de genomen maatregelen,

    (iii) een beschrijving van de tests en testresultaten, waaruit blijkt dat het veiligheids-, milieubeschermings- en arbeidsveiligheidsniveau ten minste even hoog is als dat wat door de vereisten van een of meer relevante bijzondere richtlijnen wordt geboden,

    (iv) voorstellen tot wijziging van de relevante bijzondere richtlijnen of eventueel voor nieuwe bijzondere richtlijnen.

    (b) Binnen 3 maanden na ontvangst van het volledige dossier legt de Commissie een ontwerp-beschikking voor aan het in artikel 21, lid 1, bedoelde comité. Volgens de procedure van artikel 21, lid 2, besluit de Commissie of de lidstaat al dan niet een EG-typegoedkeuring overeenkomstig deze richtlijn mag verlenen.

    Alleen het verzoek om typegoedkeuring te mogen verlenen en de ontwerp-beschikking worden aan de lidstaten in hun nationale taal of talen toegezonden. Voor het geven van een beschikking volgens de procedure van artikel 21, lid 2, kunnen de lidstaten echter als voorwaarde stellen dat alle elementen van het dossier in de oorspronkelijke taal worden verstrekt.

    (c) Indien het verzoek wordt ingewilligd, mag de lidstaat een EG-typegoedkeuring verlenen overeenkomstig deze richtlijn. In dat geval moet in de beschikking ook worden aangegeven of er aan de geldigheid ervan beperkingen moeten worden opgelegd. In geen geval mag de geldigheidsduur van de typegoedkeuring minder dan 36 maanden bedragen.

    (d) Wanneer de bijzondere richtlijnen zodanig aan de technische vooruitgang zijn aangepast dat de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden waarvoor krachtens de bepalingen van dit artikel goedkeuring is verleend, aan de gewijzigde richtlijnen voldoen, zetten de lidstaten dergelijke goedkeuringen om in typegoedkeuringen overeenkomstig deze richtlijn en gunnen zij de nodige tijd om de onderdelen aan te passen en met name elke verwijzing naar beperkingen of afwijkingen te schrappen.

    (e) Indien de nodige maatregelen tot aanpassing van de bijzondere richtlijnen niet zijn genomen, kan de geldigheidsduur van krachtens de bepalingen van dit artikel verleende typegoedkeuringen op verzoek van de lidstaat die de goedkeuring had verleend, bij een andere beschikking van de Commissie worden verlengd.

    (f) Een afwijking die voor het eerst in het kader van dit artikel is toegestaan, kan dienen als precedent voor andere identieke verzoeken.

    Artikel 13

    Gelijkwaardigheid van op basis van andere instrumenten verleende typegoedkeuringen

    1. In het kader van multilaterale of bilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen kan de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de gelijkwaardigheid erkennen van de bij deze richtlijn vastgestelde voorwaarden of bepalingen inzake de EG-typegoedkeuring van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden en de bij internationale regelgeving of regelgeving van derde landen vastgestelde procedures.

    2. De gelijkwaardigheid van de EG-typegoedkeuringen die zijn verleend krachtens de bijzondere richtlijnen betreffende motorvoertuigen, zoals gedefinieerd in Richtlijn 70/156/EEG en vermeld in bijlage II, hoofdstuk B, deel II-A, wordt erkend.

    3. De gelijkwaardigheid van de EG-typegoedkeuringen die zijn verleend krachtens de aan de Herziene overeenkomst van 1958 gehechte en in bijlage II, hoofdstuk B, deel II-B, opgenomen reglementen, wordt erkend.

    4. De gelijkwaardigheid van de testrapporten die zijn afgegeven op grond van de in bijlage II, hoofdstuk B, deel II-C, vermelde genormaliseerde codes van de OESO, wordt erkend als alternatief voor de overeenkomstig de bijzondere richtlijnen afgegeven testrapporten.

    Artikel 14

    Maatregelen inzake de overeenstemming van de productie

    1. Een lidstaat die een EG-typegoedkeuring verleent, neemt met betrekking tot die goedkeuring de in bijlage IV beschreven maatregelen om, zo nodig in samenwerking met de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten, te controleren of afdoende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat de geproduceerde voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type.

    2. Een lidstaat die een EG-typegoedkeuring heeft verleend, neemt met betrekking tot die goedkeuring de in bijlage IV beschreven maatregelen om, zo nodig in samenwerking met de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten, te controleren of de in lid 1 bedoelde maatregelen nog steeds afdoende zijn en de geproduceerde voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden nog steeds in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type.

    De controle van de overeenstemming van de productie met het goedgekeurde type wordt beperkt tot de procedures van bijlage IV, punten 2 en 3.

    Artikel 15

    Verplichting tot kennisgeving

    De EG-typegoedkeuringsinstanties van de lidstaten stellen elkaar binnen de maand in kennis van de intrekking van een EG-typegoedkeuring en van de redenen daarvoor.

    Artikel 16

    Vrijwaringsclausules

    1. Indien een lidstaat aantoont dat voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden van een bepaald type de verkeers- of arbeidsveiligheid ernstig aantasten, hoewel ze vergezeld gaan van een geldig certificaat van overeenstemming of naar behoren van een merkteken zijn voorzien, mag die lidstaat gedurende ten hoogste zes maanden weigeren deze voertuigen te registreren of mag hij de verkoop of het in het verkeer brengen op zijn grondgebied van deze voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden verbieden.

    Hij stelt de overige lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis en motiveert zijn besluit, vooral als dat het gevolg is van:

    (i) de niet-naleving van de eisen van een bijzondere richtlijn,

    (ii) een lacune in een van de bijzondere richtlijnen.

    2. In de in lid 1 genoemde gevallen treedt de Commissie zo spoedig mogelijk in overleg met de betrokken partijen.

    Indien de Commissie na dit overleg constateert:

    (a) dat de maatregel gerechtvaardigd is, stelt zij de lidstaat die de maatregel heeft genomen en de overige lidstaten hiervan onmiddellijk in kennis,

    (b) dat de maatregel niet gerechtvaardigd is, stelt zij de lidstaat die de maatregel heeft genomen en de fabrikant of zijn gevolmachtigde hiervan onmiddellijk in kennis.

    Wanneer het in lid 1 bedoelde besluit wordt gemotiveerd door een lacune in een van de bijzondere richtlijnen en de desbetreffende lidstaat het genomen besluit wenst te handhaven, doet de Commissie een beroep op het bij artikel 21, lid 1, ingestelde comité.

    Artikel 17

    Niet-overeenstemming met het goedgekeurde type

    1. Er is niet-overeenstemming met het goedgekeurde type indien er ten opzichte van het goedkeuringsformulier en/of het goedkeuringsdossier afwijkingen worden geconstateerd die niet krachtens artikel 5, lid 3, zijn toegestaan door de lidstaat die de goedkeuring heeft verleend.

    Er is geen sprake van niet-overeenstemming van een voertuig met het goedkeurde type, indien de bij bijzondere richtlijnen toegestane toleranties in acht zijn genomen.

    2. Indien een lidstaat die een EG-typegoedkeuring heeft verleend, constateert dat voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die van een certificaat van overeenstemming of een goedkeuringsmerk zijn voorzien, niet in overeenstemming zijn met het door hem goedgekeurde type, neemt hij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de geproduceerde voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden opnieuw in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type.

    De goedkeuringsinstanties van deze lidstaat stellen de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten en de Commissie in kennis van de genomen maatregelen, die kunnen gaan tot intrekking van de goedkeuring.

    3. De instanties die de EG-typegoedkeuring voor het voertuig hebben verleend, verzoeken de lidstaat die de typegoedkeuring van een systeem, onderdeel, technische eenheid of incompleet voertuig heeft verleend, de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de geproduceerde voertuigen opnieuw in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type, in het geval van:

    (a) een EG-typegoedkeuring van een voertuig waarbij de niet-overeenstemming van een voertuig uitsluitend voortvloeit uit de niet-overeenstemming van een systeem, onderdeel of technische eenheid, of

    (b) een EG-meerfasentypegoedkeuring waarbij de niet-overeenstemming van een voltooid voertuig uitsluitend voortvloeit uit de niet-overeenstemming van een systeem, onderdeel of technische eenheid dat of die deel uitmaakt van het incomplete voertuig, of uit de niet-overeenstemming van het incomplete voertuig zelf.

    Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis en de bepalingen van lid 2, zijn van toepassing.

    Artikel 18

    Controle van de niet-overeenstemming

    Indien een lidstaat aantoont dat voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die van een EG-certificaat van overeenstemming of een goedkeuringsmerk zijn voorzien niet in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type, kan hij de lidstaat die de EG-typegoedkeuring heeft verleend verzoeken te controleren of de geproduceerde voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type.

    Deze controle moet zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen zes maanden na de datum van het verzoek worden uitgevoerd.

    Artikel 19

    Kennisgeving van besluiten en rechtsmiddelen

    Elk besluit tot weigering of intrekking van een EG-typegoedkeuring, tot weigering van de registratie of tot verbod van het in het verkeer brengen of van de verkoop, genomen uit hoofde van de bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn, wordt met redenen omkleed.

    Het besluit wordt ter kennis gebracht van de belanghebbende onder vermelding van de rechtsmiddelen waarover hij krachtens de geldende wettelijke voorschriften van de lidstaten beschikt en van de termijnen waarbinnen deze rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.

    Artikel 20

    Wijziging van de bijlagen bij deze richtlijn en van de bijzondere richtlijnen

    1. De procedure van artikel 21, lid 2, wordt toegepast op:

    (a) de wijzigingen die nodig zijn voor de aanpassing van de bijlagen bij deze richtlijn, of

    (b) de wijzigingen die nodig zijn voor de aanpassing van de bepalingen van de bijzondere richtlijnen

    (c) de opname in de bijzondere richtlijnen van bepalingen met betrekking tot de EG-typegoedkeuring van technische eenheden.

    2. Indien overeenkomstig Besluit 97/836/EG van de Raad nieuwe regelgeving wordt vastgesteld of wijzigingen worden aangebracht in bestaande regelgeving die de Gemeenschap heeft aanvaard, past de Commissie de bijlagen bij deze richtlijn dienovereenkomstig aan volgens de procedure van artikel 21, lid 2.

    Artikel 21

    Comité

    1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

    2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, is de regelgevingsprocedure van artikel 5 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van de bepalingen van de artikelen 7 en 8 van dat besluit.

    3. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

    Artikel 22

    Aanmelding van de EG-typegoedkeuringsinstanties en de technische diensten

    1. De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten in kennis van de namen en de adressen van:

    (a) de EG-typegoedkeuringsinstanties en, indien van toepassing, de gebieden waarvoor deze instanties verantwoordelijk zijn,

    (b) de door hen aangewezen technische diensten, met vermelding van de testprocedures waarvoor elk van deze diensten is aangewezen.

    De aangemelde diensten moeten voldoen aan de geharmoniseerde normen inzake de werking van testlaboratoria (EN-ISO/IEC 17025), onder de volgende voorwaarden:

    (i) een fabrikant kan niet als technische dienst worden erkend, tenzij bijzondere richtlijnen of alternatieve regelgeving dit uitdrukkelijk bepalen;

    (ii) het gebruik door een technische dienst, met toestemming van de goedkeuringsinstanties, van apparatuur van derden is toegestaan.

    2. Een aangemelde dienst wordt geacht aan de geharmoniseerde norm te voldoen.

    De Commissie kan de lidstaten zo nodig verzoeken het bewijs daarvan te leveren.

    3. Diensten in derde landen kunnen alleen als aangewezen technische diensten worden aangemeld in het kader van een bilaterale of multilaterale overeenkomst tussen de Gemeenschap en het derde land.

    Artikel 23

    Tenuitvoerlegging

    1. De lidstaten keuren de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen goed en publiceren deze teneinde uiterlijk op 31 december 2004 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

    Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 januari 2005.

    Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt daarin naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mede, die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    Artikel 24

    Vervanging van de nationale goedkeuringen

    Zodra alle bijzondere richtlijnen voor een in bijlage II gedefinieerde voertuigcategorie zijn vastgesteld, worden op de volgende tijdstippen de nationale typegoedkeuringen door de EG-typegoedkeuring vervangen:

    (a) voor nieuwe voertuigtypen: drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de laatste bijzondere richtlijn;

    (b) voor alle voertuigen: zes jaar na de datum van inwerkingtreding van de laatste bijzondere richtlijn.

    Artikel 25

    Intrekking

    1. Richtlijn 74/150/EG wordt hierbij ingetrokken.

    2. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze richtlijn volgens de concordantietabel in bijlage VIII.

    Artikel 26

    Inwerkingtreding

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 27

    Adressaten

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De Voorzitter De Voorzitter

    LIJST VAN BIJLAGEN

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE I MODELLEN VAN INLICHTINGENFORMULIEREN

    (Alle in deze richtlijn en in de bijzondere richtlijnen bedoelde inlichtingenformulieren moeten uittreksels zijn uit deze volledige lijst en de nummering ervan aanhouden.)

    De onderstaande gegevens worden in voorkomend geval in drievoud verstrekt en gaan vergezeld van een lijst van de opgenomen elementen. De tekeningen worden in voorkomend geval op een passende schaal met voldoende details in formaat A4 of tot dat formaat gevouwen verstrekt. Op eventuele foto's moeten voldoende details te zien zijn.

    MODEL A Volledige lijst met gegevens

    Dit model A wordt ingevuld indien geen enkel overeenkomstig een bijzondere richtlijn afgegeven (type)goedkeuringsformulier beschikbaar is.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    VOETNOTEN

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    MODEL B Vereenvoudigd inlichtingenformulier voor de EG-goedkeuring van een voertuigtype

    DEEL I

    Model B wordt ingevuld indien een of meer overeenkomstig bijzondere richtlijnen afgegeven (type)goedkeuringsformulier(en) beschikbaar is (zijn).

    De nummers van het (de) overeenkomstige (type)goedkeuringsformulier(en) worden vermeld in de tabel van deel III.

    Voor elk onderstaand hoofdstuk (nummer 1 tot en met 12) en voor elk(e) type/variant/uitvoering van een voertuig worden bovendien de in bijlage III (certificaat van overeenstemming) vermelde gegevens verstrekt.

    Indien geen overeenkomstig een bijzondere richtlijn afgegeven (type)goedkeuringsformulier beschikbaar is, worden de overeenkomstige hoofdstukken aangevuld met de in model A van het inlichtingenformulier gevraagde gegevens.

    0. ALGEMEEN

    0.1. Merk(en) (firmanaam):

    0.2. Type (met vermelding van eventuele varianten en uitvoeringen):

    0.2.0. Stand met betrekking tot de afwerking van het voertuig:

    compleet/voltooid/incompleet (1) voertuig

    In geval van een voltooid voertuig, naam en adres van de vorige fabrikant en typegoedkeuringsnummer van het incomplete of complete voertuig vermelden

    0.2.1 Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar):

    0.3. Middel tot identificatie van het type, indien het op het voertuig is aangegeven:

    0.3.1. Constructieplaat (plaats en wijze van aanbrenging):

    0.3.2. Identificatienummer van het chassis (plaats):

    0.4. Categorie waartoe het voertuig behoort (1):

    0.5. Naam en adres van de fabrikant:

    0.7. In geval van onderdelen en technische eenheden, plaats en wijze van aanbrenging van het EG-typegoedkeuringsmerk:

    0.8. Naam en adres van de assemblagefabriek(en):

    1. ALGEMENE BOUWWIJZE VAN HET VOERTUIG

    (een foto met ¾ vooraanzicht en een foto met ¾ achteraanzicht of tekeningen van een representatieve uitvoering alsmede een maatschets van het gehele voertuig bijvoegen)

    2. MASSA'S EN AFMETINGEN

    3. MOTOR

    4. TRANSMISSIE

    5. ASSEN

    6. OPHANGING

    7. STUURINRICHTING

    8. REMINRICHTING

    9. CARROSSERIE, GEZICHTSVELD, RUITEN, RUITENWISSERS EN ACHTERUITKIJKSPIEGELS

    10. KANTELBEVEILIGINGEN, BESCHUTTING TEGEN SLECHTE WEERSOMSTANDIGHEDEN, ZITPLAATSEN EN LAADPLATFORM

    11. VERLICHTINGS- EN LICHTSIGNAALINRICHTINGEN

    12. DIVERSEN

    VOETNOTEN

    (1) Ingedeeld aan de hand van de definities van bijlage II.

    DEEL II

    Matrix die de toegestane combinaties tot voertuiguitvoeringen aangeeft van die punten van deel I waarvoor meervoudige gegevens kunnen worden verstrekt. Ieder gegeven van genoemde punten wordt aangeduid met een kenletter die in deze matrix wordt gebruikt om aan te geven welk gegeven (of welke gegevens) van een bepaald punt van toepassing is (zijn) op een bepaalde uitvoering.

    Voor iedere variant van een type moet een aparte matrix worden opgesteld.

    Meervoudige gegevens voor de combinatie waarvan binnen een variant geen beperkingen gelden, worden vermeld in de kolom «Alle».

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Deze gegevens kunnen in een andere vorm worden verstrekt, mits aan het oorspronkelijke doel wordt beantwoord.

    Elke variant en elke uitvoering moeten door middel van een numerieke of alfanumerieke code worden geïdentificeerd; deze code moet ook op het certificaat van overeenstemming (bijlage III) van het desbetreffende voertuig worden vermeld.

    DEEL III Nummering van overeenkomstig bijzondere richtlijnen verleende goedkeuringen

    Verstrek de in onderstaande tabel gevraagde gegevens over de voor het voertuig relevante elementen [15].

    [15] Deze gegevens hoeven niet te worden verstrekt wanneer ze op het desbetreffende goedkeuringsformulier voor de installatie vermeld staan.

    Ten behoeve van de EG-typegoedkeuring moeten alle relevante (type)goedkeuringsformulieren (met hun bijlagen) worden vermeld en aan de bevoegde goedkeuringsinstanties worden overgelegd.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Handtekening:

    Positie in het bedrijf:

    Datum:

    BIJLAGE II

    HOOFDSTUK A Definitie van voertuigcategorieën en voertuigtypen

    A. De voertuigcategorieën worden gedefinieerd volgens de onderstaande indeling:

    1. Categorie T: Trekkers op wielen

    - categorie T1: trekkers op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van 40 km/h, met een minimumspoorbreedte van de zich het dichtst bij de bestuurder bevindende as van 1 150 mm, met een lege massa in bedrijfsklare toestand van meer dan 600 kg en met een vrije hoogte boven het wegdek van ten hoogste 1 000 mm;

    - categorie T2: trekkers op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van 40 km/h, met een minimumspoorbreedte van minder dan 1 150 mm, met een lege massa in bedrijfsklare toestand van meer dan 600 kg en met een vrije hoogte boven het wegdek van ten hoogste 600 mm. Wanneer echter de waarde van de hoogte van het zwaartepunt van de trekker1) (ten opzichte van het wegdek gemeten), gedeeld door het gemiddelde van de minimumspoorbreedten van elke as meer dan 0,90 bedraagt, is de door de constructie bepaalde maximumsnelheid beperkt tot 30 km/h;

    - categorie T3: trekkers op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van 40 km/h, met een lege massa in bedrijfsklare toestand van ten hoogste 600 kg;

    - categorie T4: andere trekkers op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van 40 km/h (zoals gedefinieerd in aanhangsel 1);

    - categorie T5: trekkers op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 40 km/h.

    2. Categorie C: Trekkers op rupsbanden

    Trekkers op rupsbanden die zich voortbewegen en worden gestuurd via de rupsbanden en waarvan de categorieën C1 tot C5 worden omschreven naar analogie van de categorieën T1 tot T5.

    3. Categorie R: Aanhangwagens

    - categorie R1: aanhangwagens waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa's per as ten hoogste 1 500 kg bedraagt;

    - categorie R2: aanhangwagens waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa's per as meer dan 1 500 kg, doch niet meer dan 3 500 kg bedraagt;

    - categorie R3: aanhangwagens waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa's per as meer dan 3 500 kg, doch niet meer dan 21 000 kg bedraagt;

    - categorie R4: aanhangwagens waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa's per as meer dan 21 000 kg bedraagt.

    Elke categorie aanhangwagens wordt tevens aangeduid met de letter a of b al naar gelang de snelheid waarvoor de aanhangwagen is ontworpen:

    - voor aanhangwagens die voor een snelheid van ten minste 40 km/h zijn ontworpen,

    - voor aanhangwagens die voor een snelheid van meer dan 40 km/h zijn ontworpen.

    Voorbeeld: Rb3 is een categorie aanhangwagen waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa's per as meer dan 3 500 kg, doch niet meer dan 21 000 kg bedraagt en die ontworpen is om aan een trekker van categorie T5 te worden gekoppeld.

    4. Categorie S: Getrokken verwisselbare uitrustingsstukken

    - categorie S1: getrokken verwisselbare uitrustingsstukken die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd en waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa's per as ten hoogste 3 500 kg bedraagt;

    - categorie S2: getrokken verwisselbare uitrustingsstukken die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd en waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa's per as meer dan 3 500 kg bedraagt.

    Elke categorie getrokken verwisselbare uitrustingsstukken wordt tevens aangeduid met de letter a of b al naar gelang de snelheid waarvoor het uitrustingsstuk is ontworpen:

    - a voor getrokken verwisselbare uitrustingsstukken die voor een snelheid van ten minste 40 km/h zijn ontworpen,

    - b voor getrokken verwisselbare uitrustingsstukken die voor een snelheid van meer dan 40 km/h zijn ontworpen.

    Voorbeeld: Sb2 is een categorie getrokken verwisselbaar uitrustingsstuk waarvan het totaal van de technisch toelaatbare massa's per as meer dan 3 500 kg bedraagt en dat ontworpen is om aan een trekker van categorie T5 te worden gekoppeld.

    B. Definitie van voertuigtypen

    1. Trekkers op wielen:

    In deze richtlijn wordt verstaan onder:

    "type", trekkers van een categorie die ten minste op de volgende essentiële punten niet van elkaar verschillen:

    - de fabrikant;

    - de typeaanduiding door de fabrikant;

    - essentiële aspecten van de constructie en het ontwerp:

    - centralebuischassis/chassis met langsbalken/geleed chassis (duidelijke en fundamentele verschillen);

    - motor (verbranding/elektrisch/hybride);

    - assen (aantal).

    "variant", tot een type behorende trekkers die ten minste op de volgende punten niet van elkaar verschillen:

    - motor:

    - werkingsprincipe;

    - aantal en opstelling van de cilinders;

    - vermogensverschil van niet meer dan 30 % (het hoogste vermogen is meer dan 1,3 maal het laagste vermogen);

    - verschil in cilinderinhoud van niet meer dan 20 % (de grootste cilinderinhoud is meer dan 1,2 maal de kleinste);

    - aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding);

    - gestuurde assen (aantal en plaats);

    - verschillen in maximummassa in volbelaste toestand van niet meer dan 10 %;

    - transmissie (soort);

    - kantelbeveiliging;

    - geremde assen (aantal).

    "uitvoering" van een variant, trekkers die bestaan uit toegestane combinaties van overeenkomstig bijlage I in het goedkeuringsdossier vermelde punten.

    2. Trekkers op rupsbanden: idem trekkers op wielen.

    3. Aanhangwagens:

    "type", aanhangwagens van een categorie die ten minste op de volgende essentiële punten niet van elkaar verschillen:

    - de fabrikant;

    - de typeaanduiding door de fabrikant;

    - essentiële aspecten van de constructie en het ontwerp:

    - centralebuischassis/chassis met langsbalken/geleed chassis (duidelijke en fundamentele verschillen);

    - assen (aantal).

    "variant", tot een type behorende aanhangwagens die ten minste op de volgende punten niet van elkaar verschillen:

    - aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding);

    - verschillen in maximummassa in volbelaste toestand van niet meer dan 10 %;

    - geremde assen (aantal).

    4. Getrokken verwisselbare uitrustingsstukken: idem aanhangwagens

    (1) Overeenkomstig de ISO standaard 789-6

    HOOFDSTUK B Lijst van voorschriften met betrekking tot de EG-goedkeuring van een voertuigtype

    DEEL I Lijst van bijzondere richtlijnen

    (In voorkomend geval is rekening gehouden met het toepassingsgebied en de meest recente wijziging van de hiernavolgende bijzondere richtlijnen).

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Verklaring:

    X = van toepassing in de huidige staat

    (X) = van toepassing na eventuele wijziging ( 8 7 6 5 4 3 2 1 [16]

    [16] Een EG-typegoedkeuring kan pas worden verkregen als de haakjes zijn verdwenen.

    [1] Een EG-typegoedkeuring kan pas worden verkregen als de haakjes zijn verdwenen.

    [2] Een EG-typegoedkeuring kan pas worden verkregen als de haakjes zijn verdwenen.

    [3] Een EG-typegoedkeuring kan pas worden verkregen als de haakjes zijn verdwenen.

    [4] Een EG-typegoedkeuring kan pas worden verkregen als de haakjes zijn verdwenen.

    [5] Een EG-typegoedkeuring kan pas worden verkregen als de haakjes zijn verdwenen.

    [6] Een EG-typegoedkeuring kan pas worden verkregen als de haakjes zijn verdwenen.

    [7] Een EG-typegoedkeuring kan pas worden verkregen als de haakjes zijn verdwenen.

    [8] Een EG-typegoedkeuring kan pas worden verkregen als de haakjes zijn verdwenen.

    BR = bijzondere richtlijn

    -- = niet van toepassing

    I = identiek aan T al naar gelang de categorieën

    DEEL II-A

    In de onderstaande tabel zijn de bijzondere richtlijnen betreffende motorvoertuigen (in de meest recente versie die van kracht is op de datum van de EG-typegoedkeuring) aangegeven die van toepassing zijn als alternatief voor de overeenkomstige richtlijnen inzake landbouw- of bosbouwtrekkers.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    DEEL II-B

    De onderstaande reglementen, die aan de Herziene overeenkomst van 1958 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (ECE/VN) zijn gehecht en waarvan de op de datum van de EG-typegoedkeuring meest recente versie door de Europese Gemeenschap als partij bij de genoemde overeenkomst krachtens de relevante richtlijn is erkend, zijn van toepassing als alternatief voor de bijzondere richtlijnen betreffende landbouwtrekkers en die betreffende motorvoertuigen in de tabel van deel II-A.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    DEEL II-C OVEREENSTEMMING MET DE GENORMALISEERDE OESO-CODES

    De onderstaande (complete) testrapporten overeenkomstig de OESO-codes kunnen worden gebruikt als alternatief voor de testrapporten die overeenkomstig de bijzondere richtlijnen zijn opgesteld.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    * Besluit (2059) def., als gewijzigd bij C 2001/5 def.

    BR: hiervoor zal een bijzondere richtlijn worden vastgesteld.

    AANHANGSEL 1

    DEEL I DEFINITIE VAN VOERTUIGEN VOOR SPECIFIEKE DOELEINDEN EN LIJST VAN VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT DE EG-TYPEGOEDKEURING ERVAN

    Voor werkzaamheden die in bijzondere situaties moeten worden verricht, bestaan de volgende voertuigen voor specifieke doeleinden:

    1. T4 trekkers

    1.1. T4.1 Portaaltrekkers:

    Trekkers voor het bewerken van hoge, in rijen geplante gewassen, bijvoorbeeld in de wijnbouw. Zij worden gekenmerkt door een (gedeeltelijk) verhoogd chassis dat zodanig is gebouwd dat zij zich parallel aan de rijen planten kunnen voortbewegen, waarbij de linker- en rechterwielen zich aan weerszijden van een of meer rijen planten bevinden. Zij zijn ontworpen om werktuigen te dragen of aan te drijven die zich aan de voorzijde, tussen de assen, aan de achterzijde of op een platform bevinden. In de werkpositie bedraagt de verticaal gemeten afstand tot de grond op de plaats van de rijen planten meer dan 1 000 mm. Wanneer de waarde van de hoogte van het zwaartepunt van de trekker [9] (ten opzichte van de grond en met de normaal gemonteerde banden gemeten), gedeeld door het gemiddelde van de minimumspoorbreedten van alle assen, meer dan 0,90 bedraagt, mag de door de constructie bepaalde maximumsnelheid niet hoger zijn dan 30 km/h.

    [9] Volgens norm ISO 789, punt 6.

    1.2. T4.2 Brede trekkers

    Trekkers die door hun grote afmetingen worden gekenmerkt en die in het bijzonder bestemd zijn om grote landbouwarealen te bewerken.

    1.3. T4.3 Trekkers met geringe hoogte boven het wegdek

    Landbouw- of bosbouwtrekkers met vier aangedreven wielen, waarvan de verwisselbare uitrustingsstukken bestemd zijn voor gebruik in de land- of bosbouw en die gekenmerkt worden door een dragend chassis, uitgerust zijn met een of meer aftakassen en een technisch toelaatbare massa van ten hoogste 10 ton hebben en waarbij de verhouding tussen deze massa en de maximale lege massa in bedrijfsklare toestand minder dan 2,5 bedraagt. Voorts bevindt het zwaartepunt van deze trekkers*(ten opzichte van het wegdek gemeten en met de normaal gemonteerde banden) zich op minder dan 850 mm.

    2. Categorie C4:

    C4.1 Portaalrupstrekkers: gedefiniëerd naar analogie van categorie T4.1.

    DEEL II TOEPASSING VAN DE BIJZONDERE RICHTLIJNEN OP VOERTUIGEN VOOR SPECIFIEKE DOELEINDEN

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Verklaring:

    X = van toepassing in de huidige staat

    (X) = van toepassing na wijziging

    BR = bijzondere richtlijn vereist

    -- = niet van toepassing

    AANHANGSEL 2 PROCEDURES VOOR DE EG-GOEDKEURING VAN EEN VOERTUIGTYPE

    1. Bij indiening van een aanvraag overeenkomstig artikel 3 (volgens model B van bijlage I) gaat de goedkeuringsinstantie als volgt te werk:

    a. zij controleert of de krachtens bijzondere richtlijnen verleende (type)goedkeuringen van toepassing zijn en laat eventueel de tests en controles uitvoeren die voor elke ontbrekende bijzondere richtlijn zijn vereist;

    b. zij vergewist zich er met betrekking tot de verstrekte documenten van dat de specificatie(s) en gegevens van deel I van het inlichtingenformulier voor het voertuig ook in het goedkeuringsdossier en/of de goedkeuringsformulieren van de desbetreffende bijzondere-richtlijngoedkeuringen zijn opgenomen. Wanneer een nummer van een punt van deel I van het inlichtingenformulier niet voorkomt in het goedkeuringsdossier bij een bijzondere richtlijn, vergewist zij zich ervan dat het betreffende onderdeel of kenmerk overeenkomt met de gegevens van het informatiedossier;

    c. zij verricht inspecties, of laat deze verrichten, van onderdelen en systemen van een aantal representatieve exemplaren van het goed te keuren voertuigtype om te controleren of het (de) voertuig(en) gebouwd is/zijn overeenkomstig de desbetreffende gegevens in het gewaarmerkte goedkeuringsdossier met betrekking tot elke bijzondere-richtlijngoedkeuring;

    d. zij controleert de installatie van technische eenheden, indien van toepassing, of laat deze controles verrichten.

    2. Het aantal in de zin van punt 1, onder c), te inspecteren voertuigen moet voldoende zijn om een behoorlijke controle volgens de hierna volgende criteria mogelijk te maken van de verschillende goed te keuren combinaties:

    - motor;

    - versnellingsbak;

    - aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding);

    - gestuurde assen (aantal en plaats);

    - geremde assen (aantal);

    - kantelbeveiliging.

    3. Bij indiening van een aanvraag overeenkomstig artikel 3 (volgens model A van bijlage I) gaat de goedkeuringsinstantie als volgt te werk:

    a. zij laat de door elk van de relevante bijzondere richtlijnen voorgeschreven tests en controles verrichten;

    b. zij controleert of het voertuig in overeenstemming is met het informatiedossier en of het aan de technische voorschriften van elk van de relevante bijzondere richtlijnen voldoet;

    c. zij controleert de installatie van technische eenheden, indien van toepassing, of laat deze controles verrichten.

    HOOFDSTUK C EG-GOEDKEURINGSFORMULIER VOOR EEN VOERTUIGTYPE

    MODEL (maximumformaat: A4 (210 x 297 mm) of tot A4-formaat gevouwen)

    DEEL I

    Bladzijde 1

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    overeenkomstig Richtlijn 74/150/EEG, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn ../.../EG.

    Goedkeuringsnummer:

    Reden voor de uitbreiding:

    0 ALGEMEEN

    0.1 Merk(en) (firmanaam):

    0.2 Type (met vermelding van eventuele varianten en uitvoeringen):

    0.2.1 Handelsbenaming(en) ( [10] (indien beschikbaar):

    [10] Wanneer dit element tijdens de goedkeuringsperiode niet bekend is, moet het worden ingevuld in de laatste fase voordat het voertuig in de handel wordt gebracht.

    0.3. Middel tot identificatie van het type, indien het op de trekker is aangegeven:

    0.3.1 Constructieplaat (plaats en wijze van aanbrenging):

    0.3.2 Identificatienummer van het chassis (plaats):

    0.4 Categorie waartoe de trekker behoort ( [11]:

    [11] Zoals gedefinieerd in bijlage II.

    Bladzijde 2

    0.5 Naam en adres van de fabrikant van het complete voertuig (1) ( 20 19 18 17 16 15 14 13 [12]:

    [12] dzijde 2.

    [13] dzijde 2.

    [14] adzijde 2.

    [15] ladzijde 2.

    [16] bladzijde 2.

    [17] bladzijde 2.

    [18] e bladzijde 2.

    [19] ie bladzijde 2.

    [20] Zie bladzijde 2.

    Naam en adres van de fabrikant van het basisvoertuig (1) (4):

    Naam en adres van de fabrikant van de laatste fase van het incomplete voertuig (1) (4):

    Naam en adres van de fabrikant van het voltooide voertuig (1) (4):

    0.8 Naam en adres van de assemblagefabriek(en):

    Ondergetekende verklaart dat de door de fabrikant in bijgevoegd inlichtingenformulier gegeven beschrijving van het (de) hierboven beschreven voertuig(en) juist is [een exemplaar (exemplaren) is (zijn) door de goedkeuringsinstantie geselecteerd en door de fabrikant ter beschikking gesteld als prototype(n) van het voertuigtype] en dat de bijgevoegde testresultaten betrekking hebben op het voertuigtype.

    1. Voor complete voertuigen en voltooide voertuigen/varianten ( [21]

    [21] Doorhalen wat niet van toepassing is.

    Het voertuigtype voldoet/voldoet niet (1) aan de technische voorschriften van alle relevante bijzondere richtlijnen.

    2. Voor incomplete voertuigen (1)

    Het voertuigtype voldoet/voldoet niet (1) aan de technische voorschriften van alle relevante bijzondere richtlijnen in de tabel op bladzijde 3.

    3. De goedkeuring wordt verleend/geweigerd/ingetrokken (1)

    4. De goedkeuring wordt verleend overeenkomstig artikel 8, lid 2, onder c), en is geldig tot en met dd/mm/yy.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijlagen: Goedkeuringsdossier (met inbegrip van deel II en III (indien van toepassing) van het inlichtingenformulier model B)

    Testresultaten

    Naam en handtekening van de persoon (personen) die gemachtigd is (zijn) certificaten van overeenstemming te ondertekenen met vermelding van zijn (hun) positie in het bedrijf.

    NB: Indien dit model wordt gebruikt voor een goedkeuring overeenkomstig artikel 8, lid 2, mag het niet als opschrift hebben "EG-goedkeuringsformulier voor een voertuigtype", behalve in de in lid 2, onder c), van dat artikel genoemde gevallen, wanneer de Commissie het rapport heeft goedgekeurd.

    Bladzijde 3

    Deze goedkeuring is voor wat incomplete en voltooide voertuigen of varianten daarvan betreft, gebaseerd op de goedkeuring(en) voor de onderstaande incomplete voertuigen:

    Fase 1: Fabrikant van het basisvoertuig:

    Goedkeuringsnummer:

    Datum:

    Variant(en):

    Fase 2: Fabrikant:

    Goedkeuringsnummer:

    Datum:

    Variant(en):

    Fase 3: Fabrikant:

    Goedkeuringsnummer:

    Datum:

    Variant(en):

    Indien de goedkeuring een of meer incomplete varianten omvat, lijst van de complete of voltooide varianten:

    Lijst van voorschriften die gelden voor de goedgekeurde incomplete voertuigtypen of varianten daarvan

    (In voorkomend geval wordt rekening gehouden met het toepassingsgebied en de laatste wijziging van elk van de onderstaande bijzondere richtlijnen.)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bladzijde 4

    Bij goedkeuring van een voertuig voor specifieke doeleinden of overeenkomstig artikel 8, lid 2, onder c), lijst van de toegestane afwijkingen of bijzondere bepalingen.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    DEEL II TESTRESULTATEN

    (dit blad moet door de goedkeuringsinstantie worden ingevuld en bij het trekkergoedkeuringsformulier worden gevoegd)

    1. Resultaten van de geluidsniveautests (extern)

    Nummer van de basisrichtlijn en van de laatste wijziging ervan die op de goedkeuring van toepassing is. Indien de richtlijn in verschillende fasen wordt toegepast, moet tevens de toepassingsfase worden aangegeven:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    2. Resultaten van de uitlaatemissietests

    Nummer van de basisrichtlijn en van de laatste wijziging ervan die op de goedkeuring van toepassing is. Indien de richtlijn in verschillende fasen wordt toegepast, moet tevens de toepassingsfase worden aangegeven:

    Variant/uitvoering: ..........

    a) Resultaten

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    b) Resultaten [22]

    [22] Indien van toepassing.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    3. Geluidsniveau op oorhoogte van de bestuurder

    Nummer van de basisrichtlijn en van de laatste wijziging ervan die op de goedkeuring van toepassing is. Indien de richtlijn in verschillende fasen wordt toegepast, moet tevens de toepassingsfase worden aangegeven

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    AANHANGSEL 1 NUMMERING VAN EG-GOEDKEURINGSFORMULIEREN

    De goedkeuringsformulieren worden op de volgende wijze genummerd:

    1. Het goedkeuringsnummer bestaat bij goedkeuring van de gehele trekker uit vier delen en bij goedkeuring van systemen, onderdelen en technische eenheden uit vijf delen, zoals hieronder is aangegeven. De onderdelen en technische eenheden worden van een merkteken voorzien overeenkomstig de bepalingen van de desbetreffende bijzondere richtlijn. In alle gevallen worden de delen gescheiden door een sterretje (*).

    - Deel 1 de kleine letter "e" gevolgd door het kengetal van de lidstaat die de goedkeuring verleent:

    1 voor Duitsland; 2 voor Frankrijk; 3 voor Italië; 4 voor Nederland; 5 voor Zweden; 6 voor België; 9 voor Spanje; 11 voor het Verenigd Koninkrijk; 12 voor Oostenrijk; 13 voor Luxemburg; 17 voor Finland; 18 voor Denemarken; 21 voor Portugal; 23 voor Griekenland; 24 voor Ierland.

    - Deel 2 het nummer van de basisrichtlijn

    - Deel 3 het nummer van de laatste wijzigingsrichtlijn die op de goedkeuring van toepassing is.

    Bij goedkeuringen van trekkers is dit de laatste richtlijn waarbij een of meer artikelen van Richtlijn 74/150/EEG zijn gewijzigd.

    Bij goedkeuringen krachtens bijzondere richtlijnen is dit de laatste richtlijn waarin de bepalingen zijn opgenomen waaraan het systeem, het onderdeel of de technische eenheid voldoet.

    Indien in een richtlijn verschillende data voor de tenuitvoerlegging voorkomen met verwijzing naar verschillende technische normen, wordt een letter uit het alfabet toegevoegd om aan te geven overeenkomstig welk technisch voorschrift de goedkeuring is verleend.

    - Deel 4 een uit vier cijfers bestaand volgnummer (eventueel beginnend met nullen) dat het basisgoedkeuringsnummer vormt. Het volgnummer van elke basisrichtlijn begint bij 0001.

    - Deel 5 een uit twee cijfers bestaand volgnummer (eventueel met een nul als eerste cijfer) om de uitbreiding aan te geven. De volgnummers beginnen voor elk basisgoedkeuringsnummer bij 00.

    2. Bij de typegoedkeuring van een trekker wordt deel 2 weggelaten.

    3. Alleen op de verplichte plaat (platen) wordt deel 5 weggelaten.

    4. Voorbeeld van de derde goedkeuring van een systeem (vooralsnog zonder uitbreidingen), afgegeven door Frankrijk overeenkomstig de richtlijn betreffende de bedieningsruimte en de toegankelijkheid van de cabine: e 2*80/720*88/414*0003*00

    in geval van een richtlijn die in twee fasen (A en B) van toepassing wordt.

    5. Voorbeeld van de tweede uitbreiding van de vierde goedkeuring van een trekker, afgegeven door het Verenigd Koninkrijk: e 11 *97/54*0004*02

    waarbij Richtlijn 97/54/EG de laatste richtlijn tot wijziging van de artikelen van Richtlijn 74/150/EEG is.

    6. Voorbeeld van het goedkeuringsnummer dat op de verplichte plaat (platen) van de trekker wordt gestempeld: e 11*97/54*0004"

    BIJLAGE III EG-CERTIFICAAT VAN OVEREENSTEMMING

    DEEL I MODELLEN

    (maximumformaat: A4 (210 x 297 mm) of tot A4-formaat gevouwen)

    (Het certificaat moet op papier met briefhoofd van de fabrikant worden opgesteld om elke mogelijkheid tot vervalsing uit te sluiten. Hiertoe wordt het op door een beeldmerk in kleur of door een watermerk met het identificatiemerkteken van de fabrikant beschermd papier gedrukt.)

    Complete/voltooide ( [23])voertuigen

    [23] Doorhalen wat niet van toepassing is.

    Bladzijde 1

    Ondergetekende: (volledige naam)

    verklaart dat het voertuig:

    0.1. Merk(en) (firmanaam):

    0.2. Type (met vermelding van eventuele varianten en uitvoeringen):

    0.2.1 Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar):

    0.3. Middel tot identificatie van het type, indien het op het voertuig is aangegeven:

    0.3.1. Constructieplaat (plaats en wijze van aanbrenging):

    0.3.2. Identificatienummer van het chassis (plaats):

    0.4. Categorie waartoe het voertuig behoort:

    0.5. Naam en adres van de fabrikant:

    0.6 Plaats van de voorgeschreven platen:

    Fase 1:Basisvoertuig:

    - Fabrikant: .

    - Goedkeuringsnummer:

    - Datum:

    Fase 2:

    - Fabrikant:

    - Goedkeuringsnummer:

    - Datum:

    Bladzijde 2

    Identificatienummer van het voertuig:

    Numerieke of alfanumerieke identificatiecode:

    overeenkomstig het (de) in de goedkeuring(en) beschreven voertuigtype(n)

    in alle opzichten in overeenstemming is met het type als beschreven in

    - Goedkeuringsnummer:

    - Datum:

    Het voertuig mag zonder verdere goedkeuringen permanent worden geregistreerd voor linksrijdend/rechtsrijdend verkeer (1).

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijgevoegde stukken (geldt alleen voor meerfasenvoertuigtypen): Certificaten van overeenstemming voor elke fase.

    Bladzijde 3

    A - Complete/voltooide ( [24])trekkers

    [24] Doorhalen wat niet van toepassing is.

    1. Algemene bouwwijze van het voertuig

    1.1. Aantal assen en aantal wielen of rupsbanden1:

    waarvan:

    1.1.3. Aangedreven assen:

    1.1.4. Geremde assen:

    1.4. Omkeerbare stuurplaats: ja/neen1

    1.6. Het voertuig is bestemd voor linksrijdend/rechtsrijdend verkeer1

    2. Massa's en afmetingen

    2.1.1 Lege massa('s) van de bedrijfsklare trekker:

    - maximum:

    - minimum:

    2.2.1 Maximummassa('s) van de trekker in volbelaste toestand volgens het type luchtbanden:

    2.2.2 Verdeling van deze massa('s) over de assen:

    2.2.3.1 Massa('s) en band(en):

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    2.3. Extra gewichten (totale massa, materiaal, aantal):

    2.4. Technisch toelaatbare getrokken massa's:

    2.4.1. Aanhangwagen/als aanhangwagen getrokken verwisselbaar uitrustingsstuk, met dissel: ...... kg

    2.4.2. Oplegger/als oplegger getrokken verwisselbaar uitrustingsstuk: ...... kg

    Bladzijde 4

    2.4.3. Middenasaanhangwagen/als middenasaanhangwagen getrokken verwisselbaar uitrustingsstuk: ...... kg

    2.4.4. Technisch toelaatbare totale massa('s) van de combinatie trekker-aanhangwagen (afhankelijk van de diverse reminrichtingen van de aanhangwagen): ..... kg

    2.4.5. Maximummassa van de aanhangwagen/het getrokken verwisselbaar uitrustingsstuk die/dat mag worden getrokken: ...... kg

    2.4.6. Plaats van het aangrijppunt

    2.4.6.1 Hoogte van het aangrijppunt boven het wegdek

    2.4.6.1.1. Maximumhoogte: ...... mm

    2.4.6.1.2. Minimumhoogte: ...... mm

    2.4.6.2. Afstand tot het verticale vlak door de hartlijn van de achteras: ...... mm

    2.5. Wielbasis: ...... mm (2)

    2.6. Minimum- en maximumspoorbreedte: ...... / ...... mm (2)

    2.7.1. Lengte: ...... mm (2)

    2.7.2. Breedte: ...... mm (2)

    2.7.3. Hoogte: ...... mm (2)

    3. Motor

    3.1.1. Merk:

    3.1.3 Middel tot identificatie van het type, wijze van aanbrenging en plaats

    3.1.6 Werkingsprincipe:

    - elektrische ontsteking/compressieontsteking (1):

    - directe inspuiting/indirecte inspuiting (1):

    - tweetakt/viertaktcyclus (1):

    3.1.7. Brandstof:

    diesel/benzine/LPG/andere (1)

    3.2.1.2. Type:

    Goedkeuringsnummer:

    3.2.1.6 Aantal cilinders:

    3.2.1.7. Cilinderinhoud: ...... cm3

    3.6. Nominaal vermogen: ...... kW bij een nominaal motortoerental van: ...... min-1 (3)

    3.6.1. Facultatief: vermogen bij de aftakas ...... kW (3) bij ...... min-1 (genormaliseerd toerental PTO)

    Bladzijde 5

    4. Transmissie

    4.5. Versnellingsbak:

    Aantal versnellingen:

    - vooruit: .

    - achteruit:

    4.7. Berekende door de constructie bepaalde maximumsnelheid: ...... km/h

    4.7.1. Gemeten maximumsnelheid: ...... km/h

    7. Stuurinrichting

    7.1. Categorie van stuurinrichting: manueel/bekrachtigd/servo1

    8. Reminrichting (korte beschrijving van het remsysteem):

    8.11.4.1. Overdruk in de aansluiting (1 leiding): ...... kPa

    8.11.4.2. Overdruk in de aansluiting (2 leidingen): ...... kPa.

    10. Kantelbeveiligingen, beschutting tegen slechte weersomstandigheden, zitplaatsen, laadplatform

    10.1. Frame/cabine (1)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    10.1.3. Beugel

    - vooraan/achteraan (1)

    - inklapbaar/niet inklapbaar (1)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    10.3.2 Zitplaats(en) voor meerijders:

    Aantal:

    Bladzijde 6

    10.4. Laadplatform:

    10.4.1 afmetingen: ...... mm

    10.4.3 technisch toelaatbare belasting: ...... kg.

    11. Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen:

    11.2. Facultatieve inrichtingen:

    12. Diversen

    12.2 Mechanische verbinding tussen trekker en aanhangwagen:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    12.3. Hydraulische hefinrichting - Driepuntsbevestiging: ja/neen (1)

    13. Extern geluidsniveau

    Nummer van de basisrichtlijn en van de laatste wijziging ervan die op de goedkeuring van toepassing is. Indien de richtlijn in verschillende fasen wordt toegepast, moet tevens de toepassingsfase worden aangegeven:

    14.1. stilstaand: ...... dB (A)

    14.2. rijdend: ...... dB (A)

    14. Geluidsniveau op oorhoogte van de bestuurder

    Nummer van de basisrichtlijn en van de laatste wijziging ervan die op de goedkeuring van toepassing is. Indien de richtlijn in verschillende fasen wordt toegepast, moet tevens de toepassingsfase worden aangegeven: ...... dB(A)

    15. Uitlaatgassen (2)

    Nummer van de basisrichtlijn en van de laatste wijziging ervan die op de goedkeuring van toepassing is. Indien de richtlijn in verschillende fasen wordt toegepast, moet tevens de toepassingsfase worden aangegeven:

    15.1. Testresultaten

    CO: ...... g/kWh HC: ...... g/kWh NOx: ...... g/kWh

    Deeltjes: ...... g/kWh Gassen (x): ...... m-1

    Bladzijde 7

    15.2. Testresultaten (x)

    CO: ...... g/kWh NOx: ...... g/kWh NMHC: ...... g/kWh

    CH4: ...... g/kWh Deeltjes: ...... g/kWh

    16. Fiscaal vermogen of belastingklasse

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    17. Opmerkinge (4)

    1) Doorhalen wat niet van toepassing is.

    2) Minimumwaarden opgeven.

    3) De gebruikte testmethode vermelden.

    4) Onder andere elke vereiste vermelding met betrekking tot de verschillende facultatieve waarden of gebieden en de onderlinge samenhang (eventueel in de vorm van een tabel).

    (x) Indien van toepassing.

    Bladzijde 3

    B - Aanhangwagens voor de land- of bosbouw - compleet/voltooid ( [25])

    [25] Doorhalen wat niet van toepassing is.

    1. Algemene bouwwijze van het voertuig

    1.1. Aantal assen en aantal wielen:

    waarvan:

    1.1.4. Geremde assen:

    2. Massa's en afmetingen

    2.1.1 Lege massa('s) in bedrijfsklare toestand:

    - maximum:

    - minimum:

    2.2.1. Technisch toelaatbare maximummassa('s) van de aanhangwagen in volbelaste toestand volgens het type luchtbanden:

    2.2.2. Verdeling van deze massa('s) over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het aangrijppunt:

    2.2.3.1 Massa('s) en band(en):

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    2.4.6. Plaats van het aangrijppunt

    2.4.6.1 Hoogte van het aangrijppunt boven het wegdek

    2.4.6.1.1. Maximumhoogte: ...... mm

    2.4.6.1.2. Minimumhoogte: ...... mm

    Bladzijde 4

    2.4.6.2. Afstand tot het verticale vlak door de hartlijn van de achteras: ...... mm

    2.5. Wielbasis: ...... mm (2)

    2.5.1.2. Afstand tussen de hartlijn van het aangrijppunt en de achterzijde van de oplegger:

    2.6. Minimum- en maximumspoorbreedte: ...... / ...... mm (2)

    2.7.2.1. Lengte (2):

    2.7.2.1.1. Lengte van de laadvloer:

    2.7.2.2. Breedte (2):

    8. Reminrichting (korte beschrijving van het remsysteem):

    niet geremd/met onafhankelijke remming/met oplooprem/met rembekrachtiging1

    8.11.4.1.Overdruk in de aansluiting (1 leiding): ...... kPa

    8.11.4.2.Overdruk in de aansluiting (2 leidingen): ...... kPa.

    9. Carrosserie

    9.1. Carrosserietype:

    11. Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen:

    11.2. Facultatieve bijkomende inrichtingen:

    12. Diversen

    12.2 Mechanische verbinding tussen trekker en aanhangwagen:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bladzijde 5

    16. Fiscaal vermogen of belastingklasse (indien van toepassing)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    17. Opmerkingen (4)

    (1) Doorhalen wat niet van toepassing is.

    (2) Minimumwaarden opgeven.

    (3) De gebruikte testmethode vermelden.

    (4) Onder andere elke vereiste vermelding met betrekking tot de verschillende facultatieve waarden of gebieden en de onderlinge samenhang (eventueel in de vorm van een tabel).

    (x) Indien van toepassing.

    C - Getrokken verwisselbare uitrustingsstukken - compleet/voltooid ( [26])

    [26] Doorhalen wat niet van toepassing is.

    Bladzijde 1

    Ondergetekende: (volledige naam)

    verklaart dat het verwisselbare uitrustingsstuk:

    0.1. Merk(en) (firmanaam):

    0.2. Type (met vermelding van eventuele varianten en uitvoeringen):

    0.2.1 Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar):

    0.3. Middel tot identificatie van het type, indien het op het voertuig is aangegeven:

    0.3.1. Constructieplaat (plaats en wijze van aanbrenging):

    0.3.2. Identificatienummer van het chassis (plaats):

    0.4. Categorie waartoe het voertuig behoort:

    0.5. Naam en adres van de fabrikant:

    0.6 Plaats van de voorgeschreven platen:

    Fase 1: Basisvoertuig:

    - Fabrikant:

    - Goedkeuringsnummer:

    - Datum:

    Fase 2:

    - Fabrikant:

    - Goedkeuringsnummer:

    - Datum:

    Bladzijde 2

    Identificatienummer van het voertuig:

    Numerieke of alfanumerieke identificatiecode:

    overeenkomstig het (de) in de goedkeuring(en) beschreven type(n) verwisselbaar uitrustingsstuk

    in alle opzichten in overeenstemming is met het type als beschreven in

    - Goedkeuringsnummer:

    - Datum:

    Het voertuig mag zonder verdere goedkeuringen uit het oogpunt van de verkeersveiligheid permanent worden geregistreerd.

    Het kan echter aan een eventuele nationale goedkeuring worden onderworpen al naar gelang de nationale criteria inzake bijzonder vervoer.

    Bovendien is voor dit voertuig overeenkomstig de machinerichtlijn een goedkeuring «arbeidsveiligheid» verleend.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijgevoegde stukken (geldt alleen voor meerfasenvoertuigtypen): Certificaten van overeenstemming

    Bladzijde 3

    1. Algemene bouwwijze van het voertuig

    1.1. Aantal assen en aantal wielen:

    waarvan:

    1.1.4. Geremde assen:

    2. Massa's en afmetingen

    2.1.1 Lege massa('s) in bedrijfsklare toestand:

    - maximum:

    - minimum:

    2.2.1 Maximummassa('s) van het getrokken verwisselbaar uitrustingsstuk in volbelaste toestand volgens het type luchtbanden:

    2.2.2 Verdeling van deze massa('s) over de assen:

    2.2.3.1 Massa('s) en band(en):

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    2.4.6. Plaats van het aangrijppunt:

    2.4.6.1 Hoogte van het aangrijppunt boven het wegdek

    2.4.6.1.1. Maximumhoogte: ...... mm

    2.4.6.1.2. Minimumhoogte: ...... mm

    Bladzijde 4

    2.4.6.2. Afstand tot het verticale vlak door de hartlijn van de achteras: ...... mm

    2.5. Wielbasis: ...... mm (2)

    2.6. Minimum- en maximumspoorbreedte: ...... / ...... mm (2)

    2.7.1. Lengte: ...... mm (2)

    2.7.2. Breedte: ...... mm (2)

    2.7.3. Hoogte: ...... mm (2)

    8. Reminrichting (korte beschrijving van het remsysteem):

    niet geremd/met onafhankelijke remming/met oplooprem/met rembekrachtiging1

    8.11.4.1.Overdruk in de aansluiting (1 leiding): ...... kPa

    8.11.4.2.Overdruk in de aansluiting (2 leidingen): ...... kPa.

    10. Kantelbeveiligingen, beschutting tegen slechte weersomstandigheden, zitplaatsen, laadplatform

    10.4. Laadplatform:

    10.4.1 afmetingen: ...... mm

    10.4.3 technisch toelaatbare belasting: ...... kg.

    11. Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen:

    11.2. Facultatieve bijkomende inrichtingen:

    12. Diversen

    12.2 Mechanische verbinding tussen de trekker en het getrokken verwisselbaar uitrustingsstuk:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bladzijde 5

    16. Fiscaal vermogen of belastingklasse (indien van toepassing)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    17. Opmerkingen (4)

    1) Doorhalen wat niet van toepassing is.

    2) Minimumwaarden opgeven.

    3) De gebruikte testmethode vermelden.

    4) Onder andere elke vereiste vermelding met betrekking tot de verschillende facultatieve waarden of gebieden en de onderlinge samenhang (eventueel in de vorm van een tabel).

    (x) Indien van toepassing.

    DEEL II MODELLEN

    (maximumformaat: A4 (210 x 297 mm) of tot A4-formaat gevouwen)

    (Het certificaat moet op papier met briefhoofd van de fabrikant worden opgesteld om elke mogelijkheid tot vervalsing uit te sluiten. Hiertoe wordt het op door een beeldmerk in kleur of door een watermerk met het identificatiemerkteken van de fabrikant beschermd papier gedrukt.)

    EG-CERTIFICAAT VAN OVEREENSTEMMING

    incomplete voertuigen

    Bladzijde 1

    Ondergetekende, (volledige naam)

    verklaart dat het voertuig

    0.1. Merk(en) (firmanaam):

    0.2. Type (met vermelding van eventuele varianten en uitvoeringen):

    0.2.1 Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar):

    0.3. Plaats en wijze van aanbrenging van de voorgeschreven platen en inscripties (foto's of tekeningen)

    0.3.1. Constructieplaat (plaats en wijze van aanbrenging):

    0.3.2. Identificatienummer van het chassis (plaats):

    0.4. Categorie waartoe het voertuig behoort:

    0.5. Naam en adres van de fabrikant van het basisvoertuig:

    Naam en adres van de fabrikant van de laatste bouwfase van het voertuig (1):

    0.6 Plaats van de voorgeschreven platen:

    Identificatienummer van het voertuig:

    Numerieke of alfanumerieke identificatiecode:

    overeenkomstig het (de) in de goedkeuring(en) beschreven voertuigtype(n) (1)

    Basisvoertuig:

    - Fabrikant:

    - Goedkeuringsnummer:

    - Datum:

    Bladzijde 2

    Fase 2:

    - Fabrikant:

    - Goedkeuringsnummer:

    - Datum:

    in alle opzichten in overeenstemming is met het type als beschreven in:

    Goedkeuringsnummer:

    Datum:

    Het voertuig mag zonder verdere goedkeuringen permanent worden geregistreerd voor linksrijdend/rechtsrijdend verkeer (1).

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijgevoegde stukken: certificaten van overeenstemming voor iedere fase.

    Bladzijde 3

    A - AANHANGWAGENS VOOR DE LAND- OF BOSBOUW - INCOMPLEET

    1. Algemene bouwwijze van het voertuig

    1.1. Aantal assen en aantal wielen:

    waarvan:

    1.1.4. Geremde assen:

    2. Massa's en afmetingen

    2.1.1 Massa('s) van het chassis zonder opbouw:

    - maximum:

    - minimum:

    2.2.1. Technisch toelaatbare maximummassa('s) van de aanhangwagen in volbelaste toestand volgens het type luchtbanden:

    2.2.2. Verdeling van deze massa('s) over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het aangrijppunt:

    2.2.3.1 Massa('s) en band(en):

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    2.4.6. Plaats van het aangrijppunt

    2.4.6.1 Hoogte van het aangrijppunt boven het wegdek

    2.4.6.1.1.Maximumhoogte: ...... mm

    2.4.6.1.2.Minimumhoogte: ...... mm

    Bladzijde 4

    2.4.6.2. Afstand tot het verticale vlak door de hartlijn van de achteras: ...... mm

    2.5. Wielbasis: ...... mm (2)

    2.5.1.2. Afstand tussen de hartlijn van het aangrijppunt en de achterzijde van de oplegger:

    2.6. Minimum- en maximumspoorbreedte: ...... / ...... mm (2)

    2.7.1.1. Lengte (2): ...... mm

    2.7.1.1.1.Toelaatbare maximumlengte van de voltooide aanhangwagen: ...... mm

    2.7.1.2. Breedte (2): ...... mm

    2.7.1.2.1.Toelaatbare minimumlengte van de voltooide aanhangwagen: ...... mm

    2.7.1.7. Toelaatbare uiterste posities van het zwaartepunt van de voltooide aanhangwagen: ...... mm

    8. Reminrichting (korte beschrijving van het remsysteem):

    niet geremd/met onafhankelijke remming/met oplooprem/met rembekrachtiging1

    8.11.4.1. Overdruk in de aansluiting (1 leiding): ...... kPa

    8.11.4.2. Overdruk in de aansluiting (2 leidingen): ...... kPa.

    9. Carrosserie

    9.1. Carrosserietype:

    11. Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen:

    11.2. Facultatieve bijkomende inrichtingen:

    12. Diversen

    12.2 Mechanische verbinding tussen trekker en aanhangwagen:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bladzijde 5

    16. Fiscaal vermogen of belastingklasse (indien van toepassing)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    17. Opmerkingen (4)

    1) Doorhalen wat niet van toepassing is.

    2) Minimumwaarden opgeven.

    3) De gebruikte testmethode vermelden.

    4) Onder andere elke vereiste vermelding met betrekking tot de verschillende facultatieve waarden of gebieden en de onderlinge samenhang (eventueel in de vorm van een tabel).

    (x) Indien van toepassing.

    B - GETROKKEN VERWISSELBARE UITRUSTINGSSTUKKEN - INCOMPLEET

    Bladzijde 1

    Ondergetekende: (volledige naam)

    verklaart dat het getrokken verwisselbaar uitrustingsstuk:

    0.1. Merk(en) (firmanaam):

    0.2. Type (met vermelding van eventuele varianten en uitvoeringen):

    0.2.1 Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar):

    0.3. Middel tot identificatie van het type, indien het op het voertuig is aangegeven:

    0.3.1. Constructieplaat (plaats en wijze van aanbrenging):

    0.3.2. Identificatienummer van het chassis (plaats):

    0.4. Categorie waartoe het voertuig behoort:

    0.5. Naam en adres van de fabrikant:

    0.6 Plaats van de voorgeschreven platen:

    Fase 1: Basisvoertuig:

    - Fabrikant:

    - Goedkeuringsnummer:

    - Datum:

    Fase 2:

    - Fabrikant:

    - Goedkeuringsnummer:

    - Datum:

    Bladzijde 2

    Identificatienummer van het voertuig:

    Numerieke of alfanumerieke identificatiecode:

    overeenkomstig het (de) in de goedkeuring(en) beschreven type(n) getrokken verwisselbaar uitrustingsstuk

    in alle opzichten in overeenstemming is met het type als beschreven in

    - Goedkeuringsnummer:

    - Datum:

    Het voertuig mag zonder verdere goedkeuringen uit het oogpunt van de verkeersveiligheid permanent worden geregistreerd.

    Het kan echter aan een eventuele nationale goedkeuring worden onderworpen al naar gelang de nationale criteria inzake bijzonder vervoer.

    Bovendien is voor dit voertuig overeenkomstig de machinerichtlijn een goedkeuring « arbeidsveiligheid » verleend.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijgevoegde stukken (geldt alleen voor meerfasenvoertuigtypen): Certificaten van overeenstemming

    Bladzijde 3

    1. Algemene bouwwijze van het voertuig

    1.1. Aantal assen en aantal wielen:

    waarvan:

    1.1.4. Geremde assen:

    2. Massa's en afmetingen

    2.1.1 Massa('s) van het chassis zonder opbouw:

    - maximum:

    - minimum:

    2.2.1. Technisch toelaatbare maximummassa('s) van het voertuig in volbelaste toestand volgens het type luchtbanden:

    2.2.2. Verdeling van deze massa('s) over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het aangrijppunt:

    2.2.3.1 Massa('s) en band(en):

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    2.4.6. Plaats van het aangrijppunt

    2.4.6.1. Hoogte van het aangrijppunt boven het wegdek

    2.4.6.1.1. Maximumhoogte: ...... mm

    2.4.6.1.2. Minimumhoogte: ...... mm

    Bladzijde 4

    2.4.6.2. Afstand tot het verticale vlak door de hartlijn van de achteras: ...... mm

    2.5. Wielbasis: ...... mm (2)

    2.5.1.2. Afstand tussen de hartlijn van het aangrijppunt en de achterzijde van de oplegger:

    2.6. Minimum- en maximumspoorbreedte: ...... / ...... mm (2)

    2.7.1.1. Lengte (2): ...... mm

    2.7.1.1.1 Toelaatbare maximumlengte van het voltooide voertuig: ...... mm

    2.7.1.2. Breedte (2): ...... mm

    2.7.1.2.1. Toelaatbare maximumbreedte van het voltooide voertuig: ...... mm

    2.7.1.7. Toelaatbare uiterste posities van het zwaartepunt van het voltooide voertuig: ...... mm

    8. Reminrichting (korte beschrijving van het remsysteem):

    niet geremd/met onafhankelijke remming/met oplooprem/met rembekrachtiging1

    8.11.4.1 Overdruk in de aansluiting (1 leiding): ...... kPa

    8.11.4.2 Overdruk in de aansluiting (2 leidingen): ...... kPa.

    9. Carrosserie

    9.1. Carrosserietype:

    11. Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen:

    11.2. Facultatieve bijkomende inrichtingen:

    12. Diversen

    12.2 Mechanische verbinding tussen de trekker en het voertuig:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bladzijde 5

    16. Fiscaal vermogen of belastingklasse (indien van toepassing)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    17. Opmerkingen (4)

    1) Doorhalen wat niet van toepassing is.

    2) Minimumwaarden opgeven.

    3) De gebruikte testmethode vermelden.

    4) Onder andere elke vereiste vermelding met betrekking tot de verschillende facultatieve waarden of gebieden en de onderlinge samenhang (eventueel in de vorm van een tabel).

    (x) Indien van toepassing.

    BIJLAGE IV PROCEDURES MET BETREKKING TOT DE OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE

    1. EERSTE BEOORDELING

    1.1. Alvorens goedkeuring te verlenen controleert de goedkeuringsinstantie van een lidstaat of er voldoende maatregelen en procedures zijn voor een effectieve controle, zodat de geproduceerde onderdelen, systemen, technische eenheden en voertuigen overeenstemmen met het goedgekeurde type.

    1.2. De goedkeuringsinstantie controleert of naar behoren aan het vereiste van punt 1.1 is voldaan. Deze controle kan echter ook namens de goedkeuringsinstantie door de goedkeuringsinstantie van een andere lidstaat worden verricht. In dat geval stelt de laatstgenoemde instantie een verklaring van overeenstemming op waarin de plaatsen en productiefaciliteiten staan vermeld die van belang worden geacht voor het (de) goed te keuren product(en).

    1.3. De goedkeuringsinstantie aanvaardt ook dat aan de vereisten van punt 1.1 is voldaan wanneer de fabrikant over een certificatie beschikt volgens welke hij aan de geharmoniseerde norm EN 29002 (waaronder het (de) goed te keuren product(en) valt (vallen)) of aan een daarmee gelijkstaande officiële norm voldoet. De fabrikant verschaft alle nodige gegevens over de registratie en verbindt zich ertoe de goedkeuringsinstantie op de hoogte te brengen, wanneer de geldigheid of het toepassingsgebied wordt gewijzigd.

    1.4. Na ontvangst van een aanvraag van de bevoegde instantie van een andere lidstaat, stuurt de goedkeuringsinstantie onverwijld de in de laatste zin van punt 1.2 genoemde verklaring van overeenstemming of deelt zij mede dat zij geen verklaring kan afgeven.

    2. OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE

    2.1. Ieder(e) voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid waarvoor krachtens deze richtlijn of een bijzondere richtlijn goedkeuring is verleend, moet zo zijn vervaardigd dat het/zij overeenstemt met het goedgekeurde type en met name voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn of van een op de volledige lijst van bijlage II voorkomende bijzondere richtlijnen.

    2.2. De goedkeuringsinstantie van een lidstaat controleert op het moment van verlening van goedkeuring of er behoorlijke afspraken en gedocumenteerde plannen zijn, die bij iedere goedkeuring in overleg met de fabrikant moeten worden opgesteld, om op gezette tijden die tests of bijbehorende controles uit te voeren die nodig zijn om na te gaan of er nog steeds overeenstemming is met het goedgekeurde type, waartoe, indien van toepassing, ook de in de bijzondere richtlijnen vermelde tests behoren.

    2.3. De houder van de goedkeuring dient met name:

    2.3.1. ervoor te zorgen dat er procedures voor een doeltreffende controle van de overeenstemming van producten (voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden) met het goedgekeurde type zijn;

    2.3.2. toegang te hebben tot de test- of andere apparatuur die nodig is om de overeenstemming met ieder goedgekeurd type te controleren;

    2.3.3. ervoor te zorgen dat de resultaten en gegevens van tests worden vastgelegd en dat de bijgevoegde documenten gedurende een in overleg met de goedkeuringsinstantie vastgestelde periode beschikbaar blijven. Deze periode duurt ten hoogste tien jaar;

    2.3.4. de resultaten van iedere soort test te analyseren om te controleren of en ervoor te zorgen dat de eigenschappen van het product stabiel blijven, daarbij rekening houdend met de bepaalde toleranties die inherent zijn aan de industriële productie;

    2.3.5. ervoor te zorgen dat voor iedere soort product ten minste de in deze richtlijn voorgeschreven controles worden verricht, alsmede de tests die zijn voorgeschreven in de van toepassing zijnde bijzondere richtlijnen van de volledige lijst van bijlage II;

    2.3.6. ervoor te zorgen dat, wanneer een stel monsters of onderdelen bij de desbetreffende soort test niet in overeenstemming blijkt te zijn, er een nieuwe bemonstering en nieuwe tests volgen. Alle nodige stappen dienen te worden genomen om de overeenstemming van de desbetreffende productie te herstellen.

    2.3.7. Bij goedkeuring van een voertuig worden alleen die controles van punt 2.3.5. verricht waarmee kan worden nagegaan of de voor de goedkeuring vereiste specificaties in acht zijn genomen.

    2.4. De instantie die de goedkeuring heeft verleend, kan te allen tijde in ieder productiebedrijf de aldaar toegepaste methoden voor de controle van de overeenstemming verifiëren. De normale frequentie waarmee deze controles plaatsvinden, dient te zijn afgestemd op eventuele afspraken die krachtens punt 1.2 of 1.3 van deze bijlage zijn gemaakt, en de garantie te bieden dat de desbetreffende controles worden geëvalueerd na een periode die afhankelijk is van het door de goedkeuringsinstantie gestelde vertrouwen.

    2.4.1. Bij iedere inspectie moeten de test- en productiegegevens ter beschikking worden gesteld van de bezoekende inspecteur.

    2.4.2. Indien de aard van de test zich hiervoor leent, mag de inspecteur willekeurig monsters nemen, die in het laboratorium van de fabrikant (of door de technische dienst, indien de bijzondere richtlijn dit voorschrijft) moeten worden getest. Het minimumaantal monsters mag worden bepaald aan de hand van de resultaten van de door de fabriek zelf verrichte keuring.

    2.4.3. Indien het niveau van de controle onvoldoende blijkt of indien het nodig blijkt de geldigheid van de op grond van punt 2.4.2 uitgevoerde tests te verifiëren, selecteert de inspecteur monsters die worden gezonden naar de technische dienst die de goedkeuringstests heeft verricht.

    2.4.4. De goedkeuringsinstantie mag iedere controle of test uitvoeren die in deze richtlijn dan wel in de van toepassing zijnde bijzondere richtlijnen van de volledige lijst van bijlage II is voorgeschreven.

    2.4.5. Wanneer de tijdens een inspectie verkregen resultaten onbevredigend zijn, zorgt de goedkeuringsinstantie ervoor dat alle nodige maatregelen worden genomen om de overeenstemming van de productie zo snel mogelijk te herstellen.

    BIJLAGE V

    A - BEPERKINGEN VOOR KLEINE SERIES

    Het aantal voertuigen van eenzelfde type dat per jaar in een lidstaat geregistreerd, verkocht of in het verkeer mag worden gebracht, mag niet hoger zijn dan hieronder voor de desbetreffende voertuigcategorie is aangegeven:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    B - BEPERKINGEN VOOR RESTANTVOORRADEN VAN VOERTUIGEN

    Het aantal voertuigen van een of meer typen dat in een lidstaat overeenkomstig de procedure van artikel 9, lid 2, onder b), in het verkeer wordt gebracht, mag ten hoogste 10 % bedragen van de voertuigen van alle desbetreffende typen die in de twee voorafgaande jaren in die lidstaat in het verkeer zijn gebracht, doch niet minder dan 20 exemplaren.

    Op het certificaat van overeenstemming van de volgens deze procedure in het verkeer gebrachte voertuigen wordt een speciale vermelding aangebracht.

    C - BEPERKINGEN VOOR INDIVIDUELE GOEDKEURINGEN

    Het aantal nieuwe voertuigen van eenzelfde type dat jaarlijks in een lidstaat individueel wordt goedgekeurd, mag niet meer bedragen dan 15.

    BIJLAGE VI LIJST VAN EG-GOEDKEURINGEN KRACHTENS BIJZONDERE RICHTLIJNEN

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Lijstnummer:

    Bestrijkt de periode van ...... tot ......

    Met betrekking tot iedere in deze periode verleende, geweigerde of ingetrokken goedkeuring worden de volgende gegevens verstrekt:

    Fabrikant:

    Goedkeuringsnummer:

    Merk:

    Type:

    Datum van afgifte:

    Datum van eerste afgifte (in geval van uitbreidingen):

    BIJLAGE VII PROCEDURES VOOR DE MEERFASENGOEDKEURING

    1. ALGEMEEN

    1.1. Het goede verloop van een meerfasengoedkeuring hangt af van samenwerking door alle betrokken fabrikanten. Met het oog hierop zorgen de goedkeuringsinstanties ervoor dat er, voordat goedkeuring aan de eerste of latere fase wordt verleend, goede afspraken zijn gemaakt tussen de betrokken fabrikanten wat betreft de levering en uitwisseling van documenten en gegevens, zodat het voltooide voertuigtype voldoet aan de technische voorschriften van alle desbetreffende bijzondere richtlijnen in bijlage II.

    Dergelijke informatie omvat gegevens met betrekking tot relevante goedkeuringen van systemen, onderdelen en technische eenheden, alsmede van voertuigdelen die bij het incomplete voertuig behoren, maar nog niet zijn goedgekeurd.

    1.2. De in deze bijlage bedoelde goedkeuringen worden verleend naar gelang van de staat van voltooiing van het voertuigtype en omvatten alle voor eerdere fasen verleende goedkeuringen.

    1.3. Iedere bij een meerfasengoedkeuring betrokken fabrikant is verantwoordelijk voor de goedkeuring en overeenstemming van de productie van alle systemen, onderdelen of technische eenheden die door hem zijn vervaardigd dan wel toegevoegd in de vorige bouwfase. Hij is niet verantwoordelijk voor delen die in een vroegere fase zijn goedgekeurd, behalve wanneer hij de desbetreffende delen zo sterk wijzigt dat de eerder verleende goedkeuring ongeldig wordt.

    2. PROCEDURES

    Wanneer een aanvraag overeenkomstig artikel 4, lid 2, wordt ingediend, gaat de goedkeuringsinstantie als volgt te werk:

    a) zij controleert of alle bijzondere-richtlijngoedkeuringen van toepassing zijn op de relevante norm in de bijzondere richtlijn;

    b) zij zorgt ervoor dat alle relevante gegevens, naar gelang van de staat van voltooiing van het voertuig, in het informatiedossier worden opgenomen;

    c) zij vergewist zich er met betrekking tot de verstrekte documenten van dat de voertuigspecificatie(s) en de gegevens van deel 1 van het informatiedossier ook in de goedkeuringsdossiers en/of de krachtens bijzondere richtlijnen afgegeven goedkeuringsformulieren zijn opgenomen. Wanneer een nummer van een punt van deel I van het informatiedossier niet voorkomt in het goedkeuringsdossier bij een bijzondere richtlijn, vergewist zij zich ervan dat het desbetreffende onderdeel of kenmerk overeenkomt met de gegevens van het informatiedossier;

    d) zij inspecteert delen en systemen van een aantal representatieve exemplaren van het goed te keuren voertuigtype, of laat deze inspecteren, om na te gaan of het (de) voertuig(en) gebouwd is (zijn) overeenkomstig de desbetreffende gegevens van het gewaarmerkte goedkeuringsdossier met betrekking tot de bijzondere-richtlijngoedkeuringen;

    e) (indien van toepassing) zij controleert de installatie van technische eenheden of laat deze controles verrichten.

    3. AANTAL TE INSPECTEREN VOERTUIGEN

    Het aantal in de zin van punt 2, onder d), te inspecteren voertuigen moet voldoende zijn om, rekening houdend met de staat van voltooiing van het voertuig en volgens onderstaande criteria, een passende controle mogelijk te maken van de verschillende goed te keuren combinaties:

    - motor;

    - versnellingsbak;

    - aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding);

    - gestuurde assen (aantal en plaats);

    - geremde assen (aantal);

    - kantelbeveiliging.

    4. IDENTIFICATIE VAN HET VOERTUIG

    In de tweede en latere fasen brengt iedere fabrikant ter aanvulling van de bij Richtlijn 89/173/EEG voorgeschreven plaat nog een plaat op het voertuig aan. Deze plaat wordt vast bevestigd op een in het oog springende en gemakkelijk toegankelijke plaats op een onderdeel dat normaal niet wordt vervangen. Hierop moeten duidelijk en onuitwisbaar in de onderstaande volgorde de volgende gegevens worden vermeld:

    - naam van de fabrikant;

    - de delen 1, 3 en 4 van het EG-goedkeuringsnummer;

    - goedkeuringsfase;

    - serienummer van het voertuig;

    - toelaatbare maximummassa van het volbelaste voertuig;

    - maximaal getrokken massa;

    - toelaatbare maximummassa van de volbelaste voertuigcombinatie (indien het voertuig geschikt is voor het trekken van een aanhangwagen) ( [27]);

    [27] Alleen vermelden wanneer deze waarde tijdens de lopende goedkeuringsfase is veranderd.

    - toelaatbare maximummassa op iedere as; assen in volgorde van voor naar achter vermelden (*);

    - maximale verticale belasting op het aangrijppunt (*).

    BIJLAGE VIII Concordantietabel

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Top