EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002DC0079

Tweede Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de vorderingen bij de uitvoering van Beschikking 96/411/EG van de Raad betreffende de verbetering van de communautaire landbouwstatistiek

/* COM/2002/0079 def. */

52002DC0079

Tweede verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de vorderingen bij de uitvoering van Beschikking 96/411/EG van de Raad betreffende de verbetering van de communautaire landbouwstatistiek /* COM/2002/0079 def. */


Tweede verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de vorderingen bij de uitvoering van Beschikking 96/411/EG van de Raad betreffende de verbetering van de communautaire landbouwstatistiek

1. Samenvatting

1. Dit verslag heeft betrekking op de uitvoering van Beschikking 96/411/EG [1] van de Raad, zoals gewijzigd bij Beschikking 2298/2000/EG [2] van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2000 betreffende de verbetering van de communautaire landbouwstatistiek, beter bekend onder de naam TAPAS [3].

[1] PB L 162 van 1.7.1996, blz.14.

[2] PB L 263 van 18.10.2000, blz.1.

[3] Van het Engels "Technical Action Plan for Agricultural Statistics".

2. Deel 2 en deel 3 hebben betrekking op het algemene kader waarbinnen de TAPAS-acties worden uitgevoerd, met name die welke voortvloeien uit wijzigingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

3. Deel 4 van het verslag geeft een beknopte beschrijving van de acties die tussen 1996 en 2002 zijn ondernomen. Er zijn 3 categorieën:

a) vereenvoudigingen;

b) verbeteringen;

c) nieuwe toepassingen.

4. De voortgang wordt in deel 5 per actie nauwkeurig beschreven. De overzichtstabellen in de bijlagen 1 tot en met 3 vormen een aanvulling op de informatie die in de tekst wordt gegeven.

5. Deel 6 (Conclusies) bevat algemene overwegingen. De lopende werkzaamheden worden positief beoordeeld en er worden argumenten aangedragen voor een voortzetting van de pogingen tot aanpassing van het communautaire statistische systeem. Derhalve wordt voorgesteld de TAPAS-acties gedurende de periode 2003-2007 voort te zetten.

2. Inleiding

Dit verslag is opgesteld in overeenstemming met artikel 11 van Beschikking 96/411/EG van de Raad van 25 juni 1996 "betreffende de verbetering van de communautaire landbouwstatistiek", waarin wordt bepaald dat de Commissie, na raadpleging van het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek, voor 1 november 2002 een verslag bij het Europees Parlement en de Raad moet indienen. Hierin moet een overzicht worden gegeven van de stand van zaken bij de uitvoering van de beschikking en "zo nodig moeten voorstellen tot verlenging ervan worden gedaan". De presentatie van dit verslag, die in overeenstemming met genoemde bepaling is, is ingegeven door de ervaring die is opgedaan met de goedkeuring van Beschikking 2298/2000/EG. Het verslag geeft een overzicht van de stand van zaken bij de verschillende acties die in het kader van de beschikking van de Raad zijn ondernomen, alsmede een eerste evaluatie van de resultaten die zijn geboekt. Ook worden enkele richtsnoeren voor het voortzetten van de actie gegeven. In verband met het goedkeuringsproces en omdat het verslag in allerlei instellingen en instanties uitgebreid moet worden besproken, moet de Commissie haar voorstellen vroegtijdig bekend maken.

Na een presentatie van het algemene kader, waarin vooral aandacht zal worden besteed aan de ontwikkeling van het GLB, worden de tot dusverre bereikte resultaten geëvalueerd en worden richtsnoeren voor de voortzetting van de actie voorgesteld. In dit verslag worden alle technische actieplannen sinds het begin beoordeeld, dus ook die welke al in het vorige verslag zijn geanalyseerd. Dit gebeurt omdat de jaarlijkse actieplannen vaak over een langere periode in elkaar grijpen en een analyse van het geheel dus meer zeggingskracht heeft, maar ook omdat met een evaluatie van alle werkzaamheden beter de ware omvang van de voordelen en de eventuele zwaktes van de desbetreffende actie kunnen worden aangetoond.

Beschikking 96/411/EG, waarvan de eerste versie op 25 juni 1996 door de Raad is goedgekeurd, was het uitvloeisel van een grondige analyse waaraan de Europese instellingen, de nationale besluitvormers en de landbouwstatistici hebben deelgenomen. Het doel van deze beschikking is ervoor te zorgen dat de communautaire landbouwstatistiek beter beantwoordt aan de uit de hervorming van het GLB voortvloeiende informatiebehoeften. Te dien einde moeten de lidstaten alle maatregelen nemen die nodig zijn om hun nationale landbouwstatistische stelsels aan te passen, en daarbij rekening houden met de in bijlagen I en II van de beschikking genoemde gebieden en de in bijlage III genoemde doelstellingen, kenmerken en criteria. De acties die de lidstaten elk jaar moeten ondernemen om deze doelstellingen te realiseren, worden vastgelegd in technische actieplannen, die ieder jaar na advies van het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek door de Commissie worden vastgesteld. De deelname aan deze in de actieplannen voorziene acties is vrijwillig.

De Gemeenschap draagt bij in de kosten van de lidstaten voor de aanpassing van de nationale stelsels of voor de voorbereidende werkzaamheden in verband met nieuwe of toegenomen behoeften, wanneer deze in het kader van een technisch actieplan zijn voorzien. Deze bijdrage, die beperkt is in de loop der tijd, beoogt een vereenvoudiging van proeven met of de invoering van methoden en systemen voor de verzameling van gegevens, die beantwoorden aan de in het technisch actieplan aangegeven statistische informatiebehoeften. Als het plan is uitgevoerd, moeten de lidstaten in principe in staat zijn om de Commissie regelmatig de vereiste informatie volgens de nieuwe methoden en systemen te verstrekken.

3. GLB en statistiek

Bij de aanpassing van de communautaire landbouwstatistiek in het midden van jaren negentig werden twee soorten ontwikkelingen als prioritair aangemerkt. Ten eerste betrof dit een snellere beschikbaarstelling van de informatie aan de gebruikers, wat betekende dat de gegevens sneller aan Eurostat moesten worden "geleverd" en de overeengekomen termijnen door alle lidstaten in acht moesten worden genomen, terwijl Eurostat de ontvangen informatie sneller moest verwerken en ten minste gemeenschappelijke betrouwbaarheids- en harmonisatieniveaus moest garanderen. De eerste jaarlijkse actieplannen in het kader van TAPAS waren vooral op deze aspecten gericht. Dit leidde al tot een grote verbetering, niet alleen door een veel snellere beschikbaarheid van de informatie, maar ook doordat sindsdien gegevens worden verzameld en verspreid over informatie die voordien buiten beschouwing bleef.

Het tweede aspect waarbij men indertijd verbeteringen nodig achtte, betrof de onderwerpen waarover gegevens moeten worden verzameld, verwerkt en verspreid. Tot de belangrijk geachte onderwerpen behoren enerzijds de milieuaspecten van de landbouw (milieu-indicatoren voor de landbouw en indicatoren voor duurzame ontwikkeling, voortvloeiend uit de behoefte om het milieu, net als bij andere communautaire beleidsterreinen, ook in het GLB te integreren) en anderzijds de uitsplitsing van de informatie over het "platteland". Weliswaar betreft dit ook thema's buiten de landbouw, maar dit verslag betreft alleen de statistische informatie over de landbouw in verband met de plattelandsontwikkeling, de "tweede pijler van het GLB". Dankzij de jaarlijkse TAPAS-actieplannen kon het partnerschap tussen de EU en de lidstaten worden versterkt, zodat de dringendste aanpassingen in de communautaire landbouwstatistiek tot een goed einde konden worden gebracht. Wat de laatstgenoemde aspecten betreft, zijn we er echter nog lang niet. Om de milieudimensie in de landbouwstatistiek te laten meewegen moet er op het gebied van de structuurstatistiek en de landbouwrekeningen en bij de voortzetting van specifieke gegevensverzamelingen nog hard worden gewerkt. Er zijn nog structurele werkzaamheden nodig voor de productie van milieu-indicatoren voor de landbouw, indicatoren voor de duurzame ontwikkeling en meer in het algemeen het gehele scala aan informatie over het platteland waaraan bij de gebruikers behoefte bestaat. Voor deze werkzaamheden moet TAPAS nog enkele jaren behouden blijven. Zonder dit hulpmiddel zal een aantal prioritaire aanpassingen niet worden gerealiseerd. Een van de hoofddoelstellingen van de laatste plannen betrof een verbetering van de kwaliteit van bepaalde prioritaire informatie en niet zozeer de uitbreiding van het waarnemingsgebied van de communautaire landbouwstatistiek. Nu lijken inspanningen op dit terrein noodzakelijk te zijn.

Omdat de middelen niet alleen beperkt zijn, maar ook nog eens minder dreigen te worden, hebben desiderata als de uitbreiding van het waarnemingsgebied van de landbouwstatistiek tot gevolg dat het statistisch apparaat van de lidstaten in omvangrijke mate moet worden aangepast. Deze middelen, en met name de personele middelen, vormen, ondanks een steeds grotere efficiëntie, beperkingen waarmee bij de besluitvorming over dergelijke werkzaamheden rekening moet worden gehouden. Deze vereisen de vaststelling van nieuwe prioriteiten en eventueel de afschaffing en/of min of meer ingrijpende wijzigingen in de methoden voor het verzamelen of verwerken van bepaalde statistieken (dit kan gevolgen hebben voor de "dekking" van de te leveren informatie). Dit betreft bijvoorbeeld oplossingen zoals het beter ontwerpen van steekproeven, waardoor enquêtes goedkoper worden zonder dat de betrouwbaarheid in het gedrang komt, alsmede "radicale" wijzigingen in de methodiek voor het verzamelen van bepaalde informatie: vervangen van steekproeven door panels van deskundigen, verminderen van de frequentie van de enquêtes enz. Verder kan worden gedacht aan nieuwe vereenvoudigingen bij de aan Eurostat te verstrekken informatie, zoals beperking van het aantal variabelen bij bepaalde enquêtes. Dergelijke oplossingen zijn in het kader van de TAPAS al eens aan de orde geweest, omdat er bij de goedkeuring van de beschikking van de Raad belangrijke vereenvoudigingen zijn aangebracht in de statistische werkzaamheden die deel uitmaken van de "communautaire verworvenheden". Op deze manier worden de noodzakelijke middelen vrijgemaakt voor de uitvoering van de tot dusverre goedgekeurde actieplannen. Desondanks kan de Commissie, mocht dit nodig zijn, voorstellen in deze zin doen, teneinde de noodzakelijke aanpassingen van de statistische stelsels te vergemakkelijken en zo de belasting voor de lidstaten te verminderen.

4. Technische actieplannen van TAPAS

Beschikking 96/411/EG wordt uitgevoerd via jaarlijkse "technische actieplannen", die de Commissie in overleg met de lidstaten opstelt. Sinds 1996 zijn er vijf beschikkingen met evenzoveel jaarlijkse plannen in het Publicatieblad bekendgemaakt. De belangrijkste elementen ervan zijn opgenomen in bijlage 1.

Wat het andere aspect van de basisbeschikking betreft, de verlichting van de werkbelasting voor de nationale bureaus voor de statistiek, zijn er diverse beschikkingen tot wijziging van de desbetreffende wetgeving geweest, waardoor de aanpassing van de betrokken statistische werkzaamheden werd vereenvoudigd. Bijlage 2 bevat de wettelijke bepalingen die hiertoe zijn vastgesteld.

Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste aanpassingen van het communautaire landbouwstatistisch stelsel, die in het kader van TAPAS zijn ingevoerd.

4.1. Vereenvoudigingen

Dit betrof de volgende gebieden (zie ook bijlage 2):

- landbouwstructuurenquêtes: vereenvoudiging en herstructurering van de lijst van kenmerken;

- enquêtes naar de wijnbouwoppervlakten: een flexibeler aanpak, met name met betrekking tot de datum van de basisenquête, het gebruik van gegevens die afkomstig zijn uit het wijnbouwkadaster;

- fruitbomenenquêtes: facultatieve indiening van bepaalde gegevens en meer flexibiliteit ten aanzien van diverse methodologische aspecten;

- enquêtes inzake de dierlijke productie: toepassing van het "agriflex"-concept, d.w.z. aanpassing van de frequentie en het tijdschema van de enquêtes aan de grootte van de veestapel in iedere lidstaat;

- varkensenquêtes: toestemming voor sommige lidstaten om van het aantal enquêtes af te wijken en flexibeler enquêtedata te hanteren;

- zuivelstatistiek: schrappen van de weekstatistieken, afschaffing van de caseïnestatistiek, beperking van sommige jaarstatistieken en vereenvoudiging van de statistieken naar de structuur van de zuivelbedrijven.

4.2. Verbeteringen

Deze acties hebben betrekking op:

- statistieken van de groente- en fruitproductie: verbetering van de methoden en snelle toezending van de productiegegevens voor bepaalde groente- en fruitsoorten;

- voorzieningsbalansen (landbouwproducten) en voederbalansen (veevoeder).

4.3. Nieuwe toepassingen

De Commissie heeft de lidstaten een financiële bijdrage gegeven voor ontwikkelingswerkzaamheden op de volgende gebieden:

- vroege zaaiprognoses;

- eiwitgehalte van zuivelproducten;

- productieprognoses voor vlees;

- gebruik van bestrijdingsmiddelen;

- milieu-indicatoren voor de landbouw;

- milieuaspecten van de landbouwrekeningen.

Hieronder volgt een korte beschrijving van de voortgang van deze acties. In bijlage 3 wordt per actie een overzichtstabel weergegeven.

5. Balans van de jaarlijkse actieplannen

In het kader van de vier jaarlijkse actieplannen (TAPAS 1996-97, TAPAS 1998, TAPAS 1999 en TAPAS 2001) die de Commissie tot nu toe heeft vastgesteld, is door de Gemeenschap meer dan 3,8 miljoen euro uitgetrokken voor werkzaamheden ter verbetering van de communautaire landbouwstatistiek. In het kader van TAPAS 2002, het laatste jaarlijkse actieplan tot nu toe, wordt nog eens een miljoen euro voor deze werkzaamheden uitgetrokken. Deze bedragen maken evenwel slechts een deel van de werkelijke kosten uit. De totale financiële middelen liggen veel hoger omdat de werkelijke kosten voor de meeste acties in veel gevallen hoger zijn dan de communautaire bijdrage. De lidstaten geven doorgaans een veelvoud van de bijdrage uit de communautaire begroting uit. Door zijn werking als "katalysator" is de bijdrage van de Gemeenschap van groot belang voor de uitvoering van de acties ter aanpassing van de landbouwstatistiek gebleken.

Wegens de moeilijkheden bij de budgettaire uitvoering van de eerste drie plannen heeft de Commissie in 1999 bij de verlenging van de uitvoeringsperiode voorgesteld het beheer van de TAPAS-acties te wijzigen: in plaats van vooraf de aan de lidstaten ter beschikking gestelde bedragen vast te stellen, vindt nu overleg plaats op basis waarvan de Commissie en de lidstaten vaste verplichtingen aangaan. Dankzij deze wijziging, die door het EP en de Raad werd toegejuicht, kunnen bij de lopende jaarplannen (TAPAS 2001 en 2002) nog overtuigender resultaten en hogere percentages budgettaire uitvoering worden verwacht. Het verloop tot dusverre van TAPAS 2001, het eerste jaarlijkse actieplan waarop het nieuwe kader van toepassing was, en de vooruitzichten voor TAPAS 2002 duiden erop dat deze doelstellingen volledig worden bereikt.

De uitvoering van de twee reeksen jaarplannen, de eerste op basis van de beschikking van de Raad van 1996 (jaarlijkse actieplannen TAPAS 1996-97, 1998 en 1999) en de tweede naar aanleiding van omvangrijke wijzigingen die het EP en de Raad in 2000 hebben aangebracht (jaarlijkse actieplannen van 2001 en 2002), verliep evenwel niet zonder moeilijkheden. Naast de normale problemen bij de aanloop van nieuwe werkzaamheden had men te kampen met een zeer korte uitvoeringstermijn en een late publicatie van de beschikkingen waarop de jaarlijkse actieplannen waren gebaseerd. Dit verklaart met name waarom de plannen voor 1996 en 1997 moesten worden samengevoegd en het plan voor 2000 moest worden uitgesteld. Desondanks konden, zoals hieronder uitvoerig wordt uiteengezet, op de volgende punten belangrijke vorderingen worden geboekt: 1) harmonisatie en samenhang van de door de lidstaten aan Eurostat verstrekte resultaten, 2) beschikbaarstelling van de gegevens binnen kortere tijd, 3) homogeniteit van de ingediende resultaten, 4) statistische dekking, 5) kortere indieningstermijnen, en vooral 6) aanpassing aan de behoeften van de gebruikers, met name aan die van de instellingen van de Gemeenschap.

5.1. Vroege zaaiprognoses

De noodzaak om op communautair niveau voor de belangrijkste gewassen, en in het bijzonder voor graangewassen en oliehoudende gewassen, al heel vroeg te beschikken over zaaiprognoses voor de winter en het voorjaar wordt door iedereen onderkend. Voor een goed beheer van de landbouwmarkten en de opstelling van betrouwbare begrotingsprognoses is betrouwbare en vooral vroegtijdige informatie vereist. Vóór de toepassing van de TAPAS-beschikking waren deze gegevens voor de gehele Europese Unie pas beschikbaar op een tijdstip waarop ze weinig nut meer hadden.

Om deze lacune op te vullen is een TAPAS-actie gestart in het kader van de eerste deel van het actieplan 1996/1997. Deze actie mocht zich verheugen op een zeer grote deelname van de lidstaten. Veertien lidstaten hebben namelijk in het kader van dit actieplan een actie ingediend. Bovendien heeft Luxemburg als vijftiende lidstaat, hoewel het geen actie had ingediend, toch binnen de termijn de gegevens van vroege schattingen verstrekt. Met het oog op de consolidatie van de instrumenten die tijdens dit eerste actieplan zijn ingevoerd, is besloten de communautaire steun in het kader van het actieplan 1998 voort te zetten.

De tabel in de bijlage geeft een overzicht van de acties die in dit kader zijn ondernomen. Hieruit blijkt dat de meeste lidstaten klassieke statistische onderzoeken hebben gedaan door een kleine steekproef van landbouwers te ondervragen. Eén lidstaat heeft gebruik gemaakt van territoriale panel-enquêtes, terwijl een andere deskundigen binnen de sector heeft ondervraagd.

Vergelijking van de TAPAS-cijfers van februari en mei 1997 met de officiële gegevens van oktober 1997 laat voor twaalf van de veertien landen die aan de actie hebben deelgenomen, voor de belangrijkste gewassen (zachte tarwe, gerst, maïs, koolzaad, zonnebloem) zeer bevredigende resultaten zien. De winst ten opzichte van vroeger bedraagt ten minste vijf maanden.

In 1998 zijn deze positieve resultaten behaald door alle veertien lidstaten die aan de actie hebben deelgenomen. Sindsdien wordt deze informatie door alle lidstaten regelmatig en binnen de gestelde termijnen bijgewerkt.

5.2. Verbetering en snelle toezending van de groente- en fruitstatistieken

De statistische informatie die op communautair niveau op het gebied van groente en fruit beschikbaar is, is niet voldoende aangepast aan de behoeften van het marktbeheer. Deze situatie is deels te wijten aan het specifieke karakter van de sector: de vele, uiteenlopende producten die eronder vallen, het bederfelijke karakter van het merendeel van deze producten, het direct op de markt brengen van een groot deel van de productie, het grote aantal kleine bedrijven enz.

Om de kwaliteit en de vroegtijdige beschikbaarheid van statistische informatie in deze sector te verbeteren, is in het kader van het actieplan 1996/97 een TAPAS-actie gestart, waarvan de doelstellingen zich als volgt laten samenvatten:

(1) verstrekking van de gegevens door de lidstaten die geen enkele productieschatting meedeelden, of die dit verscheidene jaren te laat deden;

(2) minder vertragingen bij de toezending van de productiegegevens door de lidstaten;

(3) verbetering van de betrouwbaarheid van de areaalstatistieken.

Elf landen hebben vanaf 1997 acties ter verbetering van de kwaliteit of voor een snellere toezending van de gegevens voor groente en fruit gevoerd. Hiervan hebben er vijf afzonderlijke acties voor groente en fruit ingediend, drie zich geconcentreerd op fruit en ook drie op groente. In totaal zijn er negentien acties begonnen. Hiervan hebben er twaalf betrekking op aanpassingen van bestaande enquêtes bij de bedrijven (waarvan er negen gedeeltelijk worden aangevuld aan de hand van andere informatiebronnen, zoals interviews bij beroepsorganisaties), vier op panelenquêtes en één op teledetectie. In vier gevallen is gebruik gemaakt van administratieve gegevens, waardoor ook de belasting van de respondenten kon worden verminderd. Dankzij dit jaarlijkse actieplan konden 11 landen hun schattingsmethoden verbeteren, volledige resultaten verstrekken en de indieningstermijnen verkorten.

De verschillen tussen de voorgestelde en beproefde methoden, de uiteenlopende soorten producten die in de verschillende landen moeten worden onderzocht, de noodzaak om in de mediterrane landen in de loop van hetzelfde landbouwjaar meerdere enquêtes uit te voeren en andere factoren hebben ertoe geleid de uitvoering van deze TAPAS-actie over een periode van 3 jaar te spreiden. De acties in het kader van TAPAS 1999 zijn onlangs afgesloten. Er zijn opmerkelijke resultaten behaald, die ertoe hebben geleid dat voor zeven landen de betrouwbaarheid van de resultaten verbeterde. In alle deelnemende landen zijn de beoogde doelen bereikt.

De meest zichtbare resultaten van deze drie jaarlijkse acties zijn: een veel grotere input in de gegevensbasis dan vóór de uitvoering van de actie en een snellere indiening van de resultaten, waardoor deze eerder beschikbaar zijn. Met name de input is veel groter geworden, want deze betreft thans bijna de gehele productie (de enkele ontbrekende gegevens hebben betrekking op landen met een geringe productie). Ook al is dit al een aanzienlijke verbetering, toch blijft Eurostat ernaar streven de situatie nog verder te verbeteren en een zo volledig mogelijke input te verkrijgen.

5.3. Voorzieningsbalansen en voederbalansen

De voorzieningsbalansen vormen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid een essentieel instrument voor het beheer van de landbouwmarkten. Talrijke besluiten die een direct en niet te verwaarlozen effect op de markt hebben (zoals de invoering van bepaalde steunmaatregelen voor de markt), worden genomen op basis van behoefteramingen die door de Commissie op basis van informatie waarover zij beschikt, voor het lopende verkoopseizoen voor de gehele Europese Unie worden opgesteld.

Balansen zijn zeer omslachtige en ingewikkelde statistische bewerkingen die op basis van gentlemen's agreements worden uitgevoerd. Het belang ervan voor het volgen van de markt voor een bepaald product is afhankelijk van de marktsituatie (gespannen of juist in evenwicht). Omdat de meeste overheidsdiensten te kampen hebben met steeds minder personeel en financiële middelen, krijgt de bijwerking van bepaalde balansen een steeds minder prioritair karakter, vooral wanneer de markten over langere periode in evenwicht zijn. De TAPAS-acties, waarmee direct bij het begin van de uitvoering van dit programma al een begin werd gemaakt, hebben onder meer ten doel deze tendens het hoofd te bieden door de ontwikkeling van werkzamere methoden en procedures voor de bijwerking. De doelstellingen kunnen als volgt worden samengevat:

(1) balansen voor plantaardige en dierlijke producten:

- bijwerking of opstelling van de voorzieningsbalansen,

- werkzaamheden en enquêtes voor een betere waardering van sommige balansposten (voorraden, verbruik enz.) ;

(2) voederbalansen:

- bijwerking of opstelling van de voederbalansen,

- betere kennis van de bevoorrading met en van het verbruik van in de handel gebrachte producten die zijn bestemd voor gebruik als veevoeder,

- methodologische werkzaamheden voor een betere waardering van sommige balansposten (voorraden, omrekeningscoëfficiënten, diversificatie van de gebruikte bronnen enz.).

Door de complexiteit van de behandelde onderwerpen lijkt het beter deze acties over verscheidene jaren te spreiden. De actievoorstellen van de lidstaten voor de technische actieplannen 1996/1997, 1998, 1999 en 2001 beoogden behalve de invoering van structuren die een tijdige opstelling van de balansen kunnen garanderen ook een verbetering van de minst betrouwbare balansposten.

Acht lidstaten hebben profijt gehad van de acties ten behoeve van de voorzieningsbalansen voor plantaardige producten en hebben deze afgesloten. Hierdoor is de respons voor deze balansen aanzienlijk toegenomen: tussen juli 1999 en juli 2000 met +14%. Een groep landen kon dankzij deze actie opnieuw beginnen met de verwerking en levering van dergelijke informatie. Een ander land kan nu de hand houden aan het tijdschema voor de indiening van de informatie, zodat er geen sprake meer is van veel te late beantwoording. Ook moet worden gewezen op de heilzame gevolgen voor andere dan de direct betrokken voorzieningsbalansen en voor andere statistische werkzaamheden (rekeningen, statistieken van de levensmiddelenindustrie enz.).

De acties die de lidstaten voor de voederbalansen hebben voorgesteld, richtten zich voornamelijk op de balansposten voor de middelen (schatting van de productie van ruwvoer, enquêtes over de productie of de verkoop van krachtvoeder enz.) en op de balanssectoren waar de verbeteringen het traagst gingen en die dus het minst betrouwbaar waren (bv. voorraden, omrekeningscoëfficiënten). Enkele lidstaten die niet of niet meer over de middelen beschikten om een voederbalans te berekenen, hebben voorgesteld om voor de opstelling ervan op basis van de instructies van Eurostat een aan de nationale structuren aangepaste methode in te voeren of opnieuw in te voeren. Enkele elementen van deze "nieuwe" voederbalansen zijn al aan Eurostat toegezonden. Bovendien is de "vraagzijde" van de balansen grotendeels met behulp van uiteenlopende bronnen bestudeerd: deskundigen, bibliografie, enquêtes enz. Zo heeft men de vele soorten veevoeder kunnen behandelen, die dit gedeelte van de balans uitmaken. De gebruikte gegevensbronnen zijn gedocumenteerd. Voor de vraag zijn gedetailleerde rekenschema's verstrekt en men heeft rekening gehouden met de respectieve nationale gegevens. Bovendien is het veevoeder uitgesplitst naar diersoort op basis van de samenstelling van het voeder en de wetgeving en technische normen terzake. Hierbij hebben zich belangrijke problemen voorgedaan. Zo bleken de regionale basisgegevens vaak ontoereikend te zijn. Bovendien moesten voor bepaalde gegevens regelmatig schattingen worden gemaakt, bijvoorbeeld voor de "aanbodzijde" van de balans, de uitsplitsing van het veevoeder naar diersoort en de parameters voor de afbakening van de diersoorten.

Het werk aan de voederbalansen moet worden voortgezet. Om een beter beeld te krijgen van het aanbod en met name van de verschillende vormen van gebruik moeten behalve de bestaande gegevens ook gegevens worden verzameld over de productie van het grasland. Bovendien moeten de gebruikte omrekeningscoëfficiënten worden onderzocht op hun stabiliteit en ook moet de potentiële "vraag" door de dieren worden bestudeerd om nauwkeurige gegevens te verkrijgen over het verbruik van voeder per diersoort.

In het actieplan van 1999 hadden de meeste werkzaamheden betrekking op de balansen voor vlees van gevogelte en veevoeder. Twee lidstaten hebben activiteiten ontplooid op het gebied van de tarwe- en de aardappelbalans, terwijl een andere lidstaat nog een actie heeft ingediend ter verbetering van de behandeling van de gegevens van de buitenlandse handel, die dus van nut is voor alle balansen. In totaal acht landen hebben aan deze actie meegedaan en het door de Commissie hiervoor uitgetrokken bedrag beloopt EUR 123 000.

In het kader van TAPAS 1999 waren de in de berekening van de balansgegevens ingevoerde verbeteringen vooral van methodologische aard. Sommige verbeteringen zijn van algemene aard, zoals het geval is bij de Finse werkzaamheden in verband met het mechanisme voor de bewerking van de in- en uitvoergegevens. Meestal ging het evenwel om verbeteringen als gevolg van betere schattingsmethoden (tarwebalans in Italië, veevoederbalans in Portugal, België en Nederland) en een betere dekking van de basisgegevens (bovenstaande landen en Zweden voor de aardappelbalans). Deze betere dekking is soms gebaseerd op nieuwe enquêtes bij de landbouwbedrijven of andere tot de desbetreffende productieketen behorende bedrijven.

In het kader van TAPAS 2001 konden elf projecten worden uitgevoerd. De Europese Commissie zal hieraan EUR 200 000 steun verlenen. Acht landen hebben deelgenomen, sommige met verscheidene projecten.

Op het gebied van de dierlijke productie werken sommige landen aan de verbetering van de balansen voor vlees van gevogelte (Italië, Nederland en Portugal). De lopende studies hebben ten doel de schattingsmethoden te verbeteren en alle informatie te verzamelen die voor de berekening van de verschillende posten van deze balansen nodig is. Dankzij deze werkzaamheden kan Eurostat straks ook maandgegevens over het slachten van gevogelte te verstrekken. De werkzaamheden in Oostenrijk hebben betrekking op verbetering van de melkbalans, teneinde hierin bepaalde aanpassingen aan te brengen nu in plaats van enquêtes administratieve gegevens worden gebruikt.

Voor de balansen van de plantaardige producten lopen er vier projecten: Oostenrijk houdt een enquête naar de plantaardige productie, waarmee wordt beoogd de kwaliteit van de gegevens te verbeteren en de gegevens sneller aan de gebruikers beschikbaar te stellen. De kwaliteit van de gegevens wordt geverifieerd en de productiekosten van deze statistieken zijn beperkt. Zweden werkt aan de verbetering van de aardappelbalans. Hoofddoel van deze actie is een enquête bij de landbouwers over het gebruik van de geoogste aardappelen (veevoeder, zaad, verkocht voor menselijk verbruik, verkocht aan de verwerkingsindustrie, opslag op het landbouwbedrijf of onbruikbaar). Wanneer dit project is afgesloten, zal de kwaliteit van deze balans zijn verbeterd. Een actie van het VK betreft de verbetering van de kwaliteit van de Britse graanbalansen door de elementen ervan te onderzoeken; er worden enquêtes bij de landbouwbedrijven en bij andere bedrijven in de productieketen gehouden. Dit voorstel sluit aan op de TAPAS-actie die in 1998 werd ingediend (en voltooid), maar die alleen betrekking had op granen die als veevoeder worden gebruikt op landbouwbedrijven in Engeland en Wales. Spanje en Oostenrijk werken ook aan de vernieuwing van de schattingsprocedures voor hun veevoederbalansen. België zal de kwaliteit van de voorzieningsbalansen verbeteren, met name wat de "buitenlandse handel" en het "binnenlands gebruik" betreft.

5.4. Verbetering van de productieprognoses van vlees

Voor een goed beheer van de vleesmarkt en de opstelling van begrotingsprognoses is het van wezenlijk belang regelmatig de beschikking te hebben over betrouwbare statistische gegevens over de ontwikkeling van de veestapel en over prognoses van de bruto binnenlandse productie voor de verschillende soorten vlees. De laatste tijd ondervinden de deskundigen die met de opstelling van deze prognoses belast zijn, echter steeds meer problemen bij het verkrijgen van de benodigde basisinformatie. Op verzoek van enkele lidstaten is men op basis van de resultaten van de veestapelenquêtes gaan nadenken over de manier waarop de productieprognoses worden opgesteld.

De Commissie was van mening dat deze situatie diende te worden verbeterd door middel van acties in alle lidstaten. Hierdoor zou men overeenkomstig de verschillende richtlijnen van de Raad dienaangaande de beschikking moeten krijgen over een betrouwbare prognose van de bruto binnenlandse productie in de lidstaten van de Europese Unie. De prognoses moesten worden opgesteld op basis van alle voor dit doel beschikbare informatie (veestapel, prijzen, slachtingen, kunstmatige inseminatie enz.).

De Commissie wil een verbetering op de volgende gebieden bereiken:

- integratie van andere informatiebronnen dan de veestapelenquêtes,

- versterking van de bestaande enquêtes,

- verfijning van de prognosemethoden,

- in aanmerking nemen van de ontwikkeling van het verbruik.

Om deze doelstellingen te bereiken, hebben de lidstaten verschillende acties voorgesteld, onder meer:

(1) gebruik van administratieve gegevens die afkomstig zijn van nationale en communautaire bronnen,

(2) verbetering van bestaande modellen,

(3) analyse van de gegevens van de voorgaande jaren om een econometrisch model te ontwikkelen voor de schatting van de omvang en de ontwikkeling van de veestapel, de slachtingen, de buitenlandse handel en tenslotte de bruto binnenlandse productie,

(4) vervanging van een deel van de veestapelenquêtes door schattingen op basis van gegevens uit andere bronnen, vooral slachtgegevens en gegevens van beroepsorganisaties,

(5) onderzoek van het verband tussen economische gegevens en slachtgegevens.

Voor het eerste TAPAS-actieplan hadden negen lidstaten voorstellen voor acties op het gebied van de prognoses van de dierlijke productie ingediend: zes hadden er betrekking op de gehele veestapel, maar vooral op de bruto binnenlandse productie aan varkens, runderen en schapen/geiten, terwijl de andere drie alleen de varkenssector betroffen. De verslagen over de uitvoering van deze acties zijn in 1999 gevalideerd. Voor TAPAS 2001 hebben Spanje, Nederland en het Verenigd Koninkrijk een project ingediend. De financiële bijdrage van de Gemeenschap beliep EUR 44 000. In Spanje zijn in verband met het belang van de pluimveesector goede statistieken noodzakelijk, zodat hard moet worden gewerkt aan de verbetering van de Spaanse statistieken betreffende de productie van vlees van gevogelte en de eierproductie. In Nederland wil men door de verschillende bronnen te evalueren en de gegevens te harmoniseren betere productieprognoses verkrijgen. Het Britse project heeft twee belangrijke doelen: bestudering van de mogelijkheid om door het gebruik van administratieve gegevens de kwaliteit te verbeteren en de resultaten over de veestapel sneller beschikbaar te hebben, en vermindering van het aantal enquêtes bij de landbouwers.

Dankzij deze projecten kunnen de deelnemende lidstaten vollediger, betrouwbaarder en meer geharmoniseerde prognoses van de dierlijke productie berekenen. Deze prognoses vergen een gedetailleerde kennis van de omvang van de veestapel en de ontwikkeling ervan (geboorten, sterfgevallen en andere veebewegingen). Ook konden zo de productiekosten voor deze statistieken worden gerationaliseerd en kon de informatie sneller worden verstrekt.

5.5. Eiwitgehalte van zuivelproducten

Gezien het toenemende belang van het melkeiwitgehalte wordt het steeds belangrijker over statistische informatie over het eiwitgehalte van zuivelproducten te beschikken. Zo bepaalt Richtlijn 96/16/EG van de Raad dat in de drie jaar volgende op de inwerkingtreding van de richtlijn de lidstaten proefoverzichten dienen op te stellen of studies dienen uit te voeren teneinde na te gaan of de jaarlijkse statistische informatie kan worden uitgebreid tot het eiwitgehalte van de voornaamste zuivelproducten. Daarna zal een besluit moeten worden genomen over de mogelijke opname van deze nieuwe informatie in de tabellen voor de indiening van de jaarlijkse gegevens.

De Commissie heeft het belangrijk geacht de nationale bureaus voor de statistiek bij de invoering van een stelsel voor de verzameling van de statistische informatie over het eiwitgehalte van zuivelproducten te helpen door een deel van de kosten op zich te nemen, die nodig zijn voor het completeren van de bestaande gegevens, vooral door middel van methodologische werkzaamheden met het oog op de verzameling van de ontbrekende gegevens.

Vier lidstaten wilden niet aan het TAPAS-actieplan deelnemen, maar hebben in het kader van artikel 4, lid 2, van richtlijn 96/16/EG wel de verlangde jaarresultaten over het eiwitgehalte ingediend. De elf landen die wel aan de actie hebben deelgenomen, hebben talrijke problemen gesignaleerd, variërend van technische problemen in verband met de meting van de in de enquête op te nemen variabelen tot de bescherming van het productiegeheim door de zuivelbedrijven.

Uit een analyse van door 6 lidstaten in december 1998 en januari 1999 ingediende resultaten (Methods of Calculation and Estimation of Protein Content in Milk Products - Years 1997-1998) blijkt de haalbaarheid van dergelijke schattingen. Op basis van een gentlemen's agreement, waarover tijdens de vergadering over zuivelstatistiek op 20 en 21 november 2000 overeenstemming werd bereikt, verstrekken de lidstaten regelmatig gegevens over eiwit in de belangrijkste zuivelproducten.

5.6. Gebruik van bestrijdingsmiddelen

Een van de doeleinden van het vijfde milieuactieprogramma van de EU is vermindering van het effect van bestrijdingsmiddelen met het oog op het behoud van de natuurlijke hulpbronnen en begunstiging van de duurzame landbouw. De milieumaatregelen met betrekking tot de landbouw uit het GLB (Verordening nr. 2078/92 van de Raad) zijn zodanig opgesteld dat ze vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door landbouwers begunstigen door middel van compensatie voor ieder inkomensverlies dat te wijten is aan een verminderd gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en met name bestrijdingsmiddelen. Om de effectiviteit van deze maatregelen te meten en bovengenoemde doelstellingen te bereiken, is uitvoerige informatie over het gebruik van bestrijdingsmiddelen onontbeerlijk. Tegelijkertijd wordt op EU-niveau onderzoek gedaan naar de criteria voor een classificatie van bestrijdingsmiddelen naar het gevolg dat zij voor het milieu hebben. Deze classificatie heeft evenwel weinig nut wanneer er geen basisgegevens over het gebruik van de verschillende werkzame stoffen beschikbaar zijn.

Een essentiële factor bij het onderzoek van de lijst van bestrijdingsmiddelen - in de zin van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 - is de beschikbaarheid van informatie over de agronomisch gezien min of meer dringende noodzaak verschillende bestrijdingsmiddelen te gebruiken. Mocht uit de gegevens over het gebruik van deze producten blijken dat landbouwproducenten zonder het gebruik van een bestrijdingsmiddel niet concurrerend kunnen blijven en er geen bruikbaar alternatief is, dan moet dit bij dit onderzoek in overweging worden genomen. Bij deze evaluatie zijn betrouwbare gegevens over het gebruik dus erg belangrijk. Wanneer uit informatie blijkt dat een bepaald bestrijdingsmiddel weinig wordt gebruikt of dat er zekerder of efficiëntere alternatieven bestaan, dan kan de verwijdering ervan uit de lijst van toegestane producten worden versneld.

De Commissie wil de lidstaten dus aanmoedigen maatregelen te nemen om gegevens over het gebruik van bestrijdingsmiddelen te blijven verzamelen. Omdat de lijst van gebruikte chemische stoffen en behandelde teelten zeer uitgebreid is, kunnen de lidstaten deze werkzaamheden op kleine schaal uitvoeren, waardoor ze meer ervaring met hun methode en met de noodzakelijke logistiek voor het verzamelen van deze gegevens kunnen krijgen.

In 1999 gingen op Gemeenschapsniveau de statistische werkzaamheden betreffende het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw van start. De eerste TAPAS-financieringen waren bestemd voor de landen die bereid waren met het verzamelen van deze gegevens te beginnen, dan wel om methodologische werkzaamheden aan te vatten met het oog op het verzamelen van gegevens op een later tijdstip. Tien landen wilden aan deze actie deelnemen. Voor de tien acties werd een communautaire financiële bijdrage van EUR 170 000 uitgetrokken. De verrichte werkzaamheden zijn zeer uitgebreid en gevarieerd. Denemarken, Duitsland, Nederland en Zweden hebben tests uitgevoerd op de procedures voor het verzamelen van gegevens die systematisch kunnen worden gebruikt. Finland heeft een studie uitgevoerd naar de mogelijke bronnen voor het verkrijgen van deze informatie. Verschillende landen hebben proefprojecten (Oostenrijk, Portugal) of voorbereidende werkzaamheden (Spanje) uitgevoerd. Andere hebben steekproefenquêtes gehouden (België, Italië). Uit de verslagen over de uitvoering van deze werkzaamheden blijkt dat de lidstaten allerlei procédés en methoden voor het verzamelen van de informatie gebruiken. Een aantal van de uitgeprobeerde oplossingen zijn van algemeen belang en kunnen ook door andere lidstaten worden gebruikt. Deze vraagstukken en de verschillende ervaringen zijn gepresenteerd tijdens een op 20 februari 2001 bij Eurostat gehouden studiebijeenkomst.

Lidstaten die in 1999 met de werkzaamheden zijn begonnen, kunnen deze op grond van het jaarlijks actieplan TAPAS 2001 consolideren of uitbreiden tot andere regio's of teelten; ook kunnen zij nieuwe bronnen aanboren. Andere landen kunnden nu beginnen met het verzamelen van informatie. Tot de verschillende acties behoren methodologische studies en het verzamelen van gegevens (zie boven) op nationaal en/of regionaal niveau. Tien landen willen aan deze actie deelnemen. De beoogde communautaire bijdrage voor deze projecten beloopt EUR 200 000. Er lopen nieuwe proefenquêtes over het gebruik van bestrijdingsmiddelen voor bepaalde gewassen in Griekenland en België en voor groente en fruit in Spanje. In Portugal worden de tijdens de laatste actie verzamelde gegevens gevalideerd om na te gaan of het mogelijk is op ruimere schaal enquêtes te houden. Denemarken, Finland en Nederland bestuderen methoden voor het verzamelen van regionale gegevens. In Duitsland en Zweden worden proeven gedaan met schattingsmethoden op basis van verkoopcijfers. Italië onderzoekt de mogelijkheden van een beter gebruik van de bestaande gegevensbanken.

Het aantal aan de actie deelnemende landen en de kwaliteit van de werkzaamheden geven een zeer positief beeld te zien. Invoering van een nieuw systeem voor statistische informatie is altijd een traag en kostbaar proces. De bijdrage van het technisch actieplan voor de ontwikkeling van landbouwstatistieken heeft, door deze werkzaamheden mogelijk te maken, aangetoond dat dit middel van belang is om de noodzakelijke aanpassingen in de nationale statistische systemen aan te brengen. De ruime deelname van de lidstaten (11 van de 15) en de kwaliteit van de tot nu toe verrichte werkzaamheden duiden op zeer positieve resultaten.

5.7. Milieu-indicatoren voor de landbouw

Dit nieuwe thema, dat is ingevoerd bij het actieplan voor 2001, houdt verband met de mededeling van de Commissie aan de Raad en het EP met de titel "Statistische informatie voor indicatoren voor de integratie van milieuaspecten in het gemeenschappelijk landbouwbeleid" (COM(2001) 144).

De Commissie steunt dus de voorstellen van de lidstaten op dit gebied. Negen projecten uit acht landen zijn goedgekeurd. De communautaire bijdrage bedraagt EUR 318 000. Wanneer deze werkzaamheden zijn afgesloten, zal er veel gevraagde informatie beschikbaar zijn over het gebruik van meststoffen (B, DK, E, P), landschapstudies (D, E) en het gebruik van indicatoren voor het meten van de gevolgen van de landbouwactiviteit op het milieu (I, NL, VK).

In het actieplan 2002 zijn tien projecten uit negen landen opgenomen. De communautaire bijdrage bedraagt ruim driehonderdduizend euro. De goedgekeurde acties betreffen voornamelijk het gebruik van minerale of organische meststoffen. Ook wil men een betere kennis krijgen van de praktijken die bij natuurlijke landbouwtechnieken (biologische landbouw, geïntegreerde landbouw, geïntegreerde gewasbescherming enz.) worden gebruikt. Ten slotte zullen er proefprojecten worden opgezet over de ontwikkeling van het agrarisch landschap: het is de bedoeling nieuwe indicatoren voor de landschapsstructuur vast te stellen die zijn gebaseerd op de lengte van scheidingshagen of -muurtjes. Tal van projecten hebben betrekking op de verzameling van informatie op regionaal niveau.

Deze nieuwe statistische bewerkingen zijn weliswaar interessant, maar zeer moeilijk te evalueren. Het gaat om pionierarbeid op praktisch maagdelijke gebieden waarvoor nieuwe methoden nodig zijn: eerder worden geen resultaten verkregen. Het meest genoemde doel in de voorstellen voor acties is de opstelling van nieuwe statistieken. Meestal gaat het om de invoering van nieuwe methoden die zijn aangepast aan de te verzamelen gegevens. De acties betreffende het gebruik van meststoffen kunnen beter worden geëvalueerd dan de onderzoeken en analyses van milieueffecten, het landschap of de duurzaamheid van de landbouw. De lidstaten gaan evenwel akkoord met de hoge prioriteit die de Commissie aan deze werkzaamheden toekent. Ook al beantwoorden de uiteenlopende voorstellen nog niet aan de grote verscheidenheid aan kenbaar gemaakte behoeften, de kwaliteit ervan geeft goede hoop op bemoedigende eerste resultaten.

5.8. Milieuaspecten van de landbouwrekeningen

Met dit in het actieplan TAPAS 2001 ingevoerde onderwerp wilde de Commissie de lidstaten aanmoedigen het milieu te integreren in de land- en bosbouwrekeningen. Bij de opstelling van deze rekeningen moet onder meer rekening worden gehouden met subsidies die worden verkregen voor diensten op milieugebied. Deze actie maakt deel uit van het macro-economisch beleid op het gebied van de duurzame ontwikkeling.

Om te beginnen moet een geharmoniseerde methode worden vastgesteld, waarbij de doelstellingen en de in aanmerking komende begrippen van de landbouwrekeningen worden verduidelijkt, waarna voor elk land de beste manier moet worden gevonden om deze tot stand te brengen. Vervolgens zullen praktische toepassingen worden uitgewerkt om het echte gewicht van deze milieuelementen te schatten. Tegelijkertijd zullen in bepaalde landen verder gaande proefstudies worden uitgevoerd.

Acht landen willen in 2001 en 2002 met de werkzaamheden beginnen. Deze hebben vooral betrekking op de subsidies, en met name identificatie van de subsidies die in nauw verband staan met het milieu en de duurzame ontwikkeling, maar ook met andere aspecten zoals de opstelling van milieu-indicatoren voor de landbouw op basis van de landbouwrekeningen of de proefstudies op regionaal niveau. Een land (I) heeft zich teruggetrokken, terwijl 7 andere landen (B, DK, E, F, NL, OS en VK) beloofd hebben de overeengekomen werkzaamheden te zullen verrichten. Twee van de landen (OS en B) verrichten grondige studies naar de classificatie van milieuaspecten, terwijl een land (E) gevallen voor een Spaanse regio analyseert (Sierra de Aljibe, Cadiz).

Dankzij deze thans nog lopende werkzaamheden kan de dekking van de resultaten van de landbouwrekeningen in de betrokken lidstaten worden verbeterd. De landbouwrekeningen bieden dus grondiger informatie, onder meer over de, vooral financiële, middelen die de overheid de landbouwbedrijven voor milieudoeleinden ter beschikking stelt, en over het aandeel van de productiefactoren die worden ingezet voor werkzaamheden in verband met milieuvereisten. Dankzij deze werkzaamheden kan worden verdergegaan met de harmonisatie van de begrippen die ten grondslag liggen aan de berekening van de verschillende landbouwrekeningen en met de berekening van nieuwe statistische indicatoren over de milieuaspecten van de landbouwactiviteit, terwijl ook de gevolgen van de beloning van "milieuactiviteiten" in het inkomen van de landbouwers kunnen worden gemeten.

5.9. Plattelandsontwikkeling

De geïntegreerde ontwikkeling van het platteland wordt steeds meer een belangrijke beleidspunt, vooral voor het landbouwbeleid. Na de marktwetgeving voor landbouwproducten is de plattelandsontwikkeling de tweede pijler van het GLB geworden. Dit heeft tot gevolg dat er nieuwe kennisbehoeften zijn ontstaan; met name is er statistische informatie nodig over aspecten van de agrarische realiteit waarmee vroeger minder rekening werd gehouden.

Deze nieuwe behoeften betreffen enerzijds een grotere gedetailleerdheid, wat betekent dat de gewoonlijk op regionaal niveau verzamelde informatie verder geografisch moet worden uitgesplitst. Vaak komt deze territoriale uitsplitsing niet overeen met de indeling in administratieve regio's, die voor de opstelling van de meeste regionale statistieken wordt gebruikt. Anderzijds betreffen deze behoeften informatie over de inkomsten van de landbouwbedrijven en de landbouwhuishoudens die buiten de landbouw worden gegenereerd, met name met activiteiten die naast de landbouwactiviteit worden verricht en diensten die de landbouwers aan de maatschappij verlenen.

Dit nieuwe landbouwstatistische gebied is in de voorstellen voor TAPAS 2002 nader uitgewerkt. Op de communautaire begroting zal hiervoor ongeveer EUR 150 000 worden uitgetrokken. De lidstaten verrichten hiermee pionierarbeid, wat moet worden benadrukt en gestimuleerd. Thematisch gezien zijn de werkzaamheden zeer uiteenlopend; ze betreffen het inkomen, maar ook de mate waarin diensten aan de maatschappij worden verleend. Hiervoor worden studies verricht die een gerichter gebruik van de reeds verzamelde structurele informatie beogen.

6. Conclusies

Sedert 1996 zijn er vier jaarlijkse actieplannen door de Commissie goedgekeurd. Een vijfde is in voorbereiding en zal in 2002 worden uitgevoerd. Dit wordt het laatste plan wanneer de toepassingsperiode van Beschikking 96/411/EG na 2002 niet meer wordt verlengd. Het communautaire landbouwstatistische systeem krijgt de komende jaren te maken met belangrijke uitdagingen (uitbreiding, integratie van milieu-aspecten in het GLB, de multifunctionele rol van de landbouw, voortzetting van de multilaterale handelsbesprekingen, minder middelen voor de landbouwstatistiek in de lidstaten, technische ontwikkeling van nieuwe instrumenten voor het verzamelen van gegevens enz.). De aanpassing van de nationale statistische systemen aan de behoeften die voortvloeien uit de hervorming van het GLB is overigens nog lang niet voltooid. Daarom is het zinvol TAPAS nog enkele jaren voort te zetten. Dit zou de verwachte ontwikkeling van de landbouwstatistische systemen vergemakkelijken, waardoor ze beter beantwoorden aan de behoeften van de gebruikers en met name van de besluitvormers.

Om de toegang tot de resultaten te verbeteren en de doorgifte van de methodologische vorderingen die in het kader van de door TAPAS gefinancierde werkzaamheden zijn behaald, te vergemakkelijken, zal de Commissie zich voor de verspreiding ervan blijven inzetten (studiebijeenkomsten, publicatie van verslagen enz.).

Bij een vernieuwing van TAPAS moet wel worden nagegaan welke verbeteringen of aanpassingen in het licht van de opgedane ervaringen en gelet op de huidige ontwikkelingen bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid wenselijk zijn.

In de ogen van de Commissie moet bij iedere bespiegeling over de toekomst van TAPAS rekening worden gehouden met de volgende overwegingen:

6.1. Richtsnoeren

* De eventuele beschikking van het Europees Parlement en de Raad over de verlenging van TAPAS moet betrekking hebben op de periode 2003-2007, een periode van vijf jaar dus, zodat deze actie kan worden geïntegreerd in het statistisch programma van de Gemeenschap voor dezelfde periode.

* De verlenging van TAPAS voldoet niet alleen aan de behoefte van aanpassing van het huidige statistisch systeem van de Gemeenschap, maar houdt ook in het bijzonder rekening met de kandidaat-lidstaten voor wat betreft de komende uitbreiding van de Europese Unie.

* De aanpassingen die in 2000 in de Beschikking van de Raad nr. 96/411/EEG zijn aangebracht, blijken overeen te komen met de gewenste doelstellingen van simplificatie en effectiviteit. Daarom is het niet nodig wezenlijk nieuwe veranderingen in de basis beschikking te overwegen.

* Het vrijwillige karakter van de deelname van de lidstaten aan de acties mag niet in het geding zijn.

6.2. Optimalisering van de middelen

* De financiële middelen die op communautair niveau beschikbaar zijn, zullen vrij beperkt zijn. Er is dus reden om zich zoveel mogelijk te concentreren op de acties in de lidstaten waar de behoeften het grootst zijn.

* Ook al moeten de TAPAS-middelen door de lidstaten gerichter worden aangewend, dan nog moeten alle projecten die in dit kader worden gefinancierd een zeker communautair belang behouden.

* Omdat het gaat om proefprojecten waarmee nieuwe technieken worden beproefd of waarbij doelmatiger middelen worden gebruikt om aan de behoeften aan statistische informatie tegemoet te komen, dient de toewijzing van de beschikbare middelen zo nodig tot enkele lidstaten of één enkele lidstaat te worden beperkt, teneinde het gebruik ervan te rationaliseren.

6.3. Programmering en evaluatie van de werkzaamheden

* De voorgaande punten gaan uit van een planning van de TAPAS-acties door de diensten van de Commissie en de lidstaten gezamenlijk in het kader van het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek.

* Daarom moeten de gespecialiseerde werkgroepen binnen Eurostat een belangrijke rol blijven spelen bij de voortzetting van de acties en bij de evaluatie van de resultaten.

* De diensten van de Commissie moeten echter hun bevoegdheden behouden met betrekking tot de keuze van de hen voorgelegde projecten en de beoordeling van de ingediende resultaten ervan.

BIJLAGE 1

TAPAS-acties 1996-2002 - Juridisch kader

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 2

Vereenvoudigingen in de landbouwstatistiek

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 3

Communautaire uitgaven voor de jaarlijkse actieplannen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top