Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002AG0051

Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 51/2002 door de Raad vastgesteld op 26 juli 2002 volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair programma ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt (Fiscalis 2003-2007-programma)

PB C 228E van 25.9.2002, p. 34–41 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52002AG0051

Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 51/2002 door de Raad vastgesteld op 26 juli 2002 volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair programma ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt (Fiscalis 2003-2007-programma)

Publicatieblad Nr. C 228 E van 25/09/2002 blz. 0034 - 0041


Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 51/2002

door de Raad vastgesteld op 26 juli 2002

met het oog op de aanneming van Beschikking nr. .../2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van ... tot vaststelling van een communautair programma ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt (Fiscalis 2003-2007-programma)

(2002/C 228 E/04)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In de interne markt is een doelmatige, eenvormige en doeltreffende toepassing van het Gemeenschapsrecht van wezenlijk belang voor het functioneren van de belastingstelsels, in het bijzonder ter bescherming van de financiële belangen van de lidstaten en de Gemeenschap door het bestrijden van belastingontwijking en -ontduiking, het vermijden van concurrentieverstorende situaties en het verminderen van administratieve lasten voor overheidsdiensten en belastingplichtigen.

(2) Beschikking nr. 888/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 1998 houdende vaststelling van een actieprogramma ter verbetering van de stelsels van indirecte belastingen van de interne markt (Fiscalis-programma)(4) heeft in aanzienlijke mate bijgedragen tot het verwezenlijken van deze algemene doelstellingen in de periode van 1998 tot 2002. Het wordt derhalve dienstig geacht het Fiscalis-programma met vijf jaar te verlengen.

(3) Een doeltreffende, doelmatige en intensieve samenwerking tussen de huidige en de toekomstige lidstaten en tussen die staten en de Commissie is belangrijk voor de goede werking van de belastingstelsels in de interne markt.

(4) De ervaring die de Gemeenschap heeft opgedaan met het Fiscalis-programma heeft geleerd dat uitwisselingen, seminars en de organisatie van multilaterale controle een bijdrage kunnen leveren tot het bereiken van de doelstellingen van het programma doordat zij ambtenaren van de verschillende nationale overheidsdiensten bijeenbrengen in beroepsmatige activiteiten. Deze activiteiten dienen derhalve te worden voortgezet, met dien verstande dat zij worden uitgebreid tot de belastingen naar het inkomen en het vermogen en de heffingen op verzekeringspremies.

(5) De oprichting en het functioneren van een infrastructuur voor communicatie en gegevensuitwisseling spelen een cruciale rol bij het versterken van de belastingstelsels in de Gemeenschap. Vooral het systeem voor de uitwisseling van BTW-informatie (VIES) zoals bedoeld in Verordening (EEG) nr. 218/92 van de Raad van 27 januari 1992 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de indirecte belastingen (BTW)(5), heeft aangetoond dat informatietechnologie een belangrijke rol speelt bij het behoud van belastinginkomsten, terwijl zij de administratieve lasten tot een minimum beperkt.

(6) Voor een uniforme toepassing van het Gemeenschapsrecht is het van wezenlijk belang dat de voor de belastingheffing verantwoordelijke ambtenaren een hoog gemeenschappelijk kennisniveau hebben inzake het Gemeenschapsrecht en de toepassing ervan in de huidige en de toekomstige lidstaten. Een dergelijk niveau kan enkel worden bereikt door een doeltreffende basis- en vervolgopleiding in de huidige en de toekomstige lidstaten. Aanvullende maatregelen van de Gemeenschap zijn nuttig voor de coördinatie en de begeleiding van dergelijke opleidingsprogramma's.

(7) De met het Fiscalis-programma opgedane ervaring heeft geleerd dat door de gecoördineerde ontwikkeling en uitvoering van een gemeenschappelijk opleidingsprogramma de doelstellingen van dit programma bereikt kunnen worden, in het bijzonder wat het verbeteren van het gemeenschappelijk kennisniveau inzake het Gemeenschapsrecht betreft.

(8) Gebleken is dat een goede talenkennis van de belastingambtenaren de samenwerking vereenvoudigt. De deelnemende landen dienen er derhalve voor te zorgen dat hun ambtenaren de nodige taalopleiding ontvangen.

(9) Hoewel de grootste verantwoordelijkheid hiervoor bij de deelnemende landen ligt, zijn aanvullende maatregelen van de Gemeenschap nodig voor de coördinatie van deze activiteiten, het beschikbaar stellen van de nodige infrastructuur en het geven van de nodige stimulansen. Daar de doelstellingen van de in deze beschikking neergelegde maatregelen niet voldoende door de deelnemende landen kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van die maatregelen beter op het niveau van de Gemeenschap worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze beschikking niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(10) Deze beschikking stelt voor de volledige duur van het programma een financieel kader vast dat gedurende de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormt in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(6).

(11) De voor de uitvoering van deze beschikking vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(7),

HEBBEN DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED EN DOELSTELLINGEN

Artikel 1

Het Fiscalis-programma

1. Bij deze beschikking wordt voor de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2007 een meerjarig communautair actieprogramma (Fiscalis 2003-2007), hierna "het programma" genoemd, vastgesteld ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt.

2. De activiteiten van het programma bestaan in:

a) communicatiesystemen en systemen voor gegevensuitwisseling;

b) multilaterale controles met deelname van de lidstaten en de kandidaat-lidstaten die, hetzij onderling, hetzij met lidstaten, bilaterale of multilaterale overeenkomsten hebben gesloten die dergelijke activiteiten toelaten;

c) seminars;

d) uitwisselingen;

e) opleidingsactiviteiten;

f) andere werkbijeenkomsten, bezoeken of soortgelijke activiteiten in de context van de in artikel 3 genoemde doelstellingen van het programma, die per geval worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 2

Definities

In deze beschikking wordt verstaan onder:

a) "belastingheffing": de hiernavolgende belastingen die in de deelnemende landen van toepassing zijn:

i) belasting over de toegevoegde waarde;

ii) accijnzen op alcohol- en tabaksproducten en minerale oliën;

iii) belastingen naar het inkomen en het vermogen zoals omschreven in artikel 1, lid 2, van Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen(8);

iv) heffingen op verzekeringspremies zoals omschreven in artikel 3 van Richtlijn 76/308/EEG van de Raad van 15 maart 1976 betreffende wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen(9);

b) "overheidsdiensten": de voor de belastingheffing verantwoordelijke diensten van de deelnemende landen;

c) "deelnemende landen": de lidstaten en de in artikel 4 bedoelde landen die daadwerkelijk aan het programma deelnemen;

d) "ambtenaar": een ambtenaar van een overheidsdienst;

e) "uitwisseling": een in het kader van het programma georganiseerd werkbezoek van een ambtenaar van een overheidsdienst in een ander deelnemend land;

f) "multilaterale controle": de gecoördineerde controle van de belastingschulden van een of meer belastingplichtigen door meerdere deelnemende landen die een gemeenschappelijk of complementair belang hebben.

Artikel 3

Doelstellingen

1. Het programma heeft in het algemeen ten doel het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt te verbeteren door de samenwerking tussen de deelnemende landen, hun overheidsdiensten en ambtenaren te intensiveren.

2. De specifieke doelstellingen van het programma zijn:

a) voor de belasting over de toegevoegde waarde en de accijnzen:

i) ambtenaren in staat te stellen een hoog gemeenschappelijk kennisniveau te bereiken met betrekking tot het Gemeenschapsrecht en de toepassing ervan in de lidstaten;

ii) een doelmatige, doeltreffende en uitvoerige samenwerking tussen de lidstaten te bewerkstelligen;

iii) te zorgen voor verdere verbetering van de administratieve procedures met het oog op de behoeften van overheidsdiensten en belastingbetalers door goede administratieve praktijken te ontwikkelen en te verspreiden;

b) voor de directe belastingen:

gegevensuitwisseling te ondersteunen op het gebied van de wederzijdse bijstand en de kennis van het vigerende Gemeenschapsrecht op het gebied van de directe belastingen te verbeteren;

c) voor de heffingen op verzekeringspremies:

de samenwerking tussen de lidstaten te verbeteren om te zorgen voor een betere toepassing van de bestaande regels;

d) voor de kandidaat-lidstaten:

tegemoet te komen aan de bijzondere behoeften van de kandidaat-lidstaten opdat deze met het oog op de toetreding de nodige maatregelen nemen op het gebied van de belastingwetgeving en de administratieve capaciteit.

3. Het actieplan voor de uitvoering van het programma wordt jaarlijks vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 4

Deelneming van kandidaat-lidstaten

Aan het programma kan worden deelgenomen door:

a) de geassocieerde landen in Midden- en Oost-Europa, overeenkomstig de voorwaarden die zijn neergelegd in de Europaovereenkomsten, de aanvullende protocollen bij deze overeenkomsten en de besluiten van de respectieve Associatieraden;

b) Cyprus, Malta en Turkije, overeenkomstig de bilaterale overeenkomsten terzake die met deze landen zijn gesloten.

HOOFDSTUK II

ACTIVITEITEN VAN HET PROGRAMMA

Artikel 5

Communicatiesystemen en systemen voor gegevensuitwisseling

1. De Commissie en de deelnemende landen zorgen ervoor dat de hiernavolgende communicatiesystemen en systemen voor gegevensuitwisseling operationeel zijn voorzover het Gemeenschapsrecht dit vereist:

a) het gemeenschappelijk communicatienetwerk met gemeenschappelijke systeeminterface (CCN/CSI) voorzover noodzakelijk ter ondersteuning van de andere in dit lid bedoelde systemen;

b) het systeem voor de uitwisseling van BTW-informatie (VIES) en de berichtensystemen daarvan;

c) het systeem voor het toezicht op het verkeer van accijnsgoederen ("excise movement verification system");

d) het waarschuwingssysteem voor accijnzen;

e) het systeem van accijnstabellen ("excise duty tables");

f) eventuele nieuwe communicatiesystemen en systemen voor gegevensuitwisseling, aangeduid volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure, wanneer de invoering ervan vereist is bij het Gemeenschapsrecht.

2. De communautaire componenten van de communicatiesystemen en de systemen voor gegevensuitwisseling zijn de hardware, de software en de netwerkverbindingen. Deze dienen in alle deelnemende landen gelijk te zijn met het oog op de interconnectie en de interoperabiliteit van de systemen, ongeacht of deze bij de diensten van de Commissie (of een door haar aangewezen onderaannemer) of bij de diensten van de deelnemende landen (of een door hen aangewezen onderaannemer) zijn geïnstalleerd. De Commissie sluit voor rekening van de Gemeenschap de nodige contracten om deze componenten operationeel te maken.

3. De niet-communautaire componenten van de communicatiesystemen en de systemen voor gegevensuitwisseling zijn de nationale databanken die deel uitmaken van deze systemen, de netwerkverbindingen tussen de Gemeenschap en de niet-communautaire componenten, alsmede de software en de hardware die elk deelnemend land noodzakelijk acht voor de goede werking van deze systemen in zijn overheidsdienst. De deelnemende landen zorgen ervoor dat de niet-communautaire componenten operationeel blijven en waarborgen de interoperabiliteit van deze componenten met de communautaire componenten.

4. De Commissie coördineert in samenwerking met de deelnemende landen de in lid 1 bedoelde aspecten van de invoering en het functioneren van de communautaire en niet-communautaire componenten van de systemen en de infrastructuur.

Artikel 6

Multilaterale controles

De deelnemende landen kiezen uit de door hen georganiseerde multilaterale controles die controles waarvan de kosten overeenkomstig artikel 11 door de Gemeenschap worden gedragen. Deze controles moeten in ieder geval de controle van de belastingverplichtingen uit hoofde van BTW en/of accijnzen behelzen.

De deelnemende landen leggen de Commissie jaarlijkse verslagen en evaluaties van deze controles voor.

Artikel 7

Seminars

De Commissie en de deelnemende landen organiseren gezamenlijk seminars die worden bijgewoond door ambtenaren van de overheidsdiensten, vertegenwoordigers van de Commissie en, in voorkomend geval, andere deskundigen.

Artikel 8

Uitwisseling van ambtenaren

1. De Commissie en de deelnemende landen wisselen ambtenaren uit. De duur van deze uitwisselingen mag niet meer dan een maand bedragen. Elke uitwisseling is gericht op een specifieke activiteit en wordt terdege voorbereid en vervolgens door de betrokken ambtenaren en overheidsdiensten geëvalueerd. De ontvangende overheidsdienst kan, mits hij zijn besluit met redenen omkleedt, het aantal deelnemers aan de uitwisseling beperken indien het ontvangen aantal aanvragen een passende voorbereiding en een vlot verloop van de uitwisseling in de weg staat.

2. De deelnemende landen zorgen ervoor dat uitgewisselde ambtenaren daadwerkelijk kunnen deelnemen aan de activiteiten van de ontvangende overheidsdienst. Te dien einde worden de ambtenaren in kwestie gemachtigd de taken te verrichten die hen door de ontvangende overheidsdienst overeenkomstig zijn rechtssysteem worden toegewezen.

3. Tijdens de uitwisseling wordt de wettelijke aansprakelijkheid van de uitgewisselde ambtenaar bij de uitoefening van diens taken op dezelfde wijze behandeld als de wettelijke aansprakelijkheid van ambtenaren van de ontvangende overheidsdienst. Uitgewisselde ambtenaren zijn gebonden door dezelfde geheimhoudingsregels als nationale ambtenaren.

4. De deelnemende landen kunnen het bereik van deze uitwisselingen beperken tot ambtenaren die zich bezighouden met de BTW en/of de accijnzen.

Artikel 9

Opleiding

1. Ter bevordering van een gestructureerde samenwerking tussen de nationale opleidingsorganen en de overheidsambtenaren die bevoegd zijn voor de opleiding op het gebied van de belastingen zullen de deelnemende landen in samenwerking met de Commissie:

a) bestaande opleidingsprogramma's verder ontwikkelen en, in voorkomend geval, nieuwe programma's uitwerken om een gemeenschappelijke kernopleiding voor ambtenaren aan te bieden, zodat deze ambtenaren de nodige gemeenschappelijke beroepsbekwaamheid en vakkennis kunnen verwerven;

b) voorzover dienstig de door elk deelnemend land voor zijn eigen ambtenaren georganiseerde opleidingsprogramma's op het gebied van de belastingen openstellen voor ambtenaren van alle deelnemende landen;

c) de noodzakelijke gemeenschappelijke instrumenten voor de opleiding op het gebied van de belastingen ontwikkelen.

2. De deelnemende landen zorgen er tevens voor dat hun ambtenaren de voor het verwerven van de gemeenschappelijke beroepsbekwaamheid en vakkennis vereiste basis- en vervolgopleiding ontvangen in samenhang met de gemeenschappelijke opleidingsprogramma's, evenals de taalopleiding die noodzakelijk is om deze ambtenaren in staat te stellen een toereikende talenkennis te verwerven.

HOOFDSTUK III

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 10

Financiële middelen

De financiële middelen voor de uitvoering van het programma in de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2007 bedragen 44 miljoen EUR. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 11

Uitgaven

1. De kosten voor de uitvoering van dit programma worden door de Gemeenschap en de deelnemende landen gezamenlijk gedragen, overeenkomstig het bepaalde in de leden 2, 3, 4 en 5.

2. De Gemeenschap draagt de volgende kosten:

a) de kosten van de ontwikkeling, de aankoop, de installatie, het onderhoud en het functioneren van de communautaire componenten van de in artikel 5 omschreven communicatiesystemen en systemen voor gegevensuitwisseling;

b) de reis- en verblijfkosten in verband met multilaterale controles, seminars, uitwisselingen van ambtenaren en opleidingsactiviteiten;

c) de kosten betreffende de organisatie van seminars en de ontwikkeling van opleidingsinstrumenten;

d) de kosten van door derden verrichte evaluatiestudies over het effect van het programma, met waarborging van de vereiste vertrouwelijkheid van de gegevens;

e) de kosten van de in artikel 1, lid 2, onder f), bedoelde andere activiteiten.

3. De Commissie stelt, overeenkomstig het Financieel Reglement van 25 juni 2002 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen(10), de regels voor de terugbetaling van kosten vast en deelt deze aan de deelnemende landen mee.

4. De Commissie stelt alle maatregelen vast die nodig zijn voor het budgettaire beheer van het programma, volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure.

5. De deelnemende landen dragen de kosten voor:

a) de kosten van de ontwikkeling, de aankoop, de installatie, het onderhoud en het functioneren van de niet-communautaire componenten van de in artikel 5 omschreven communicatiesystemen en systemen voor gegevensuitwisseling;

b) de kosten van de basis- en vervolgopleiding, met inbegrip van de taalopleiding, van hun ambtenaren.

Artikel 12

Financiële controle

De besluiten betreffende financiering door de Gemeenschap en de uit deze beschikking voortvloeiende overeenkomsten of contracten zijn onderworpen aan financiële controle overeenkomstig de communautaire voorschriften betreffende begrotingscontrole en financiële controle.

HOOFDSTUK IV

ANDERE BEPALINGEN

Artikel 13

Uitvoering

De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van artikel 1, lid 2, onder f), artikel 3, lid 3, artikel 5, lid 1, onder f), en artikel 11, lid 4, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 14

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité: het Fiscalis-comité.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn bedraagt drie maanden.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 15

Vervolgcontrole en evaluatie

1. De Commissie legt het in artikel 14, lid 1, bedoelde comité jaarlijks ter goedkeuring een voortgangsrapport voor waarin voor het gehele programma verslag wordt gedaan van de op het gebied van het jaarlijkse actieplan bereikte resultaten. Dit verslag wordt ook toegezonden aan het Europees Parlement.

De deelnemende overheidsdiensten doen de Commissie alle gegevens toekomen die nodig zijn met het oog op een zo doelmatig mogelijke opstelling van de voortgangsrapporten.

2. Onder verantwoordelijkheid van de Commissie vinden op basis van de voortgangsrapporten en de door de deelnemende landen opgestelde verslagen een tussentijdse evaluatie en een evaluatie achteraf van het programma plaats. De doelmatigheid en de doeltreffendheid van het programma worden aan de in artikel 3 omschreven specifieke en algemene doelstellingen getoetst. Voor de evaluaties worden de in lid 3 bedoelde verslagen als volgt gebruikt:

- in het tussentijdse evaluatieverslag worden de eerste resultaten en gevolgen van de activiteiten van het programma onderzocht. Voorts wordt aandacht besteed aan het gebruik van de kredieten, het verloop van de vervolgcontrole en de uitvoering;

- in het afsluitend evaluatieverslag worden de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de activiteiten van het programma beoordeeld.

3. De deelnemende landen zenden de Commissie:

a) op 31 maart 2005 een tussentijds evaluatieverslag over de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het programma;

b) op 31 maart 2008 een afsluitend evaluatieverslag over de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het programma.

4. De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad de volgende documenten voor:

a) op 30 juni 2005 een tussentijds evaluatieverslag over de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het programma evenals een mededeling over de wenselijkheid van voortzetting van het programma, in voorkomend geval vergezeld van een passend voorstel;

b) op 30 juni 2008 een afsluitend evaluatieverslag over de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het programma.

De onder a) en b) bedoelde verslagen worden eveneens ter informatie aan het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's toegezonden.

5. De in lid 4 bedoelde evaluatieverslagen zijn in hoofdzaak gebaseerd op de in lid 3 bedoelde verslagen en op de in lid 1 bedoelde voortgangsrapporten.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Deze beschikking treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2003.

Artikel 17

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te ...

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter

(1) PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 361.

(2) PB C ...

(3) Advies van het Europees Parlement van 13 juni 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 26 juli 2002 en besluit van het Europees Parlement van ...

(4) PB L 126 van 28.4.1998, blz. 1.

(5) PB L 24 van 1.2.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 792/2002 (PB L 128 van 15.5.2002, blz. 1).

(6) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

(7) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(8) PB L 336 van 27.12.1977, blz. 15. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 1994.

(9) PB L 73 van 19.3.1976, blz. 18. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/44/EG (PB L 175 van 28.6.2001, blz. 17).

(10) PB L 29 van 31.1.2002, blz. 1.

MOTIVERING VAN DE RAAD

I. INLEIDING

1. De Commissie heeft op 17 januari 2002 aan het Europees Parlement en de Raad een mededeling(1) doen toekomen inzake de wenselijkheid van de voortzetting van een actieprogramma ter verbetering van de belastingstelsels van de interne markt, vergezeld van een voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair programma ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt (Fiscalis 2007-programma). Dit voorstel is gebaseerd op artikel 95 van het Verdrag.

2. Het Europees Parlement heeft over het voorstel in eerste lezing advies(2) uitgebracht op 13 juni 2002.

3. Het Economisch en Sociaal Comité heeft advies(3) uitgebracht op 26 juli 2002.

4. De Raad heeft overeenkomstig artikel 251 van het Verdrag een gemeenschappelijk standpunt aangenomen op 26 juli 2002.

II. DOEL VAN HET VOORSTEL

Het doel van het voorstel is de voortzetting van het huidige Fiscalis-programma(4) met nog eens vijf jaar (1 januari 2003 tot en met 31 december 2007), alsmede de uitbreiding ervan - met name tot directe belastingen. Bovendien zal het programma nu openstaan voor lidstaten én kandidaat-lidstaten.

Het algemene doel van het programma is een betere functionering van de belastingstelsels in de interne markt via meer samenwerking tussen de administraties en de ambtenaren van de deelnemende landen.

De specifieke doelstellingen van het programma zijn:

- in verband met indirecte belastingen (belasting over de toegevoegde waarde en accijnzen): in wezen dezelfde als in het huidige programma;

- in verband met directe belastingen: de gegevensuitwisseling op het gebied van de wederzijdse bijstand te ondersteunen en de kennis van het vigerende Gemeenschapsrecht op het gebied van directe belastingen te verbeteren;

- in verband met heffingen op verzekeringspremies: de bestaande regels beter te doen toepassen door verbeterde samenwerking tussen de lidstaten;

- in verband met de kandidaat-lidstaten: tegemoet te komen aan hun specifieke behoeften en zo hun administratieve capaciteit te versterken en hen te helpen de noodzakelijke wetgevende, administratieve, organisatorische en technische maatregelen inzake belastingwetgeving uit te voeren.

III. ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

Hoewel de Raad de algemene doelstelling van het Commissievoorstel onderschrijft, verschilt het gemeenschappelijk standpunt hiervan op een aantal punten:

- de geplande activiteiten moeten duidelijk worden gedefinieerd, inzonderheid "andere activiteiten", die nu nauwkeurig zijn omschreven met behulp van de bewoordingen van de toelichting (artikel 1);

- de uitdrukking "heffingen op verzekeringen" moet worden vervangen door "heffingen op verzekeringspremies" (artikel 2);

- het moet duidelijk zijn dat het programma in het algemeen ten doel heeft het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt te verbeteren door meer samenwerking tussen de administraties en de ambtenaren en de indruk te vermijden dat aan het programma wetgevingsbevoegdheid wordt toegekend (artikel 3, lid 1);

- aangezien het voorstel de voortzetting van het huidige programma beoogt, moeten de doelstellingen op het gebied van indirecte belastingen dezelfde zijn (artikel 3, lid 2, onder a));

- wat de directe belastingen betreft, zijn de doelstellingen in overeenstemming gebracht met de werkingssfeer van het programma (artikel 3, lid 2, onder b));

- er mogen geen nieuwe communicatiesystemen en systemen voor gegevensuitwisseling worden ingevoerd, tenzij zulks vereist is bij het Gemeenschapsrecht (artikel 5, lid 1, onder f));

- bij multilaterale controles dient er bijzondere aandacht te worden besteed aan indirecte belastingen (BTW en/of accijnzen), aangezien deze gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Gemeenschap (artikel 6);

- het aantal uitgewisselde ambtenaren kan om praktische redenen beperkt worden en conform het amendement betreffende multilaterale controles kan de uitwisseling worden beperkt tot ambtenaren die zich met indirecte belastingen bezighouden (artikel 8);

- de financiële middelen voor de uitvoering van het programma mogen niet meer dan 44 miljoen EUR bedragen voor de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2007 (artikel 10);

- de formulering van de uitgavenbepaling is gewijzigd in het licht van het huidige programma en er is een nieuwe bepaling ingevoegd die een doeltreffend en billijk beheer van de jaarbegroting van het programma mogelijk moet maken (artikel 11);

- er moet duidelijk worden gesteld dat alle communautaire voorschriften betreffende begrotingscontrole en financiële controle van toepassing zijn (artikel 12);

- de bepalingen betreffende de uitvoering van de beschikking en betreffende het comité zijn aangepast aan het comitologiebesluit (Besluit 1999/468/EG)(5) (artikelen 13 en 14);

- de bepalingen betreffende vervolgcontrole en evaluatie werden bijeengevoegd en, met het oog op een solide informatiebasis, zijn de data waarop de deelnemende landen informatie aan de Commissie dienen toe te sturen, enigszins verschoven (artikel 15);

- Beschikking nr. 888/98/EG wordt niet ingetrokken, zodat de Commissie verplicht blijft om uiterlijk op 30 juni 2003 aan het Europees Parlement en de Raad een eindverslag over de uitvoering en gevolgen van het huidige programma voor te leggen.

IV. DOOR HET EUROPEES PARLEMENT VOORGESTELDE AMENDEMENTEN

In het gemeenschappelijk standpunt van de Raad zijn, letterlijk dan wel inhoudelijk, drie van de zeven amendementen van het Europees Parlement overgenomen, namelijk de amendementen nrs. 1, 2 en 5:

- de amendementen nrs. 1 en 2, die ertoe strekken dat voor de financiering van het programma na 2006 de goedkeuring van de begrotingsautoriteit nodig is, moeten worden bezien in het licht van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(6). Daarin is reeds voorzien in overweging 10 en in artikel 10, tweede zin. Bovendien staat in artikel 12 duidelijk dat alle communautaire voorschriften betreffende begrotingscontrole en financiële controle van toepassing zijn;

- amendement nr. 5: toezending van een verslag aan het Europees Parlement. Deze bepaling is opgenomen in artikel 15, lid 1, tweede zin.

De Raad heeft de amendementen nrs. 3, 4, 6 en 7 verworpen.

- de amendementen nrs. 3 en 4 overschrijden de werkingssfeer van het voorstel;

- amendement nr. 7: de details betreffende de doelstellingen van de toekomstige beschikking worden als overbodig beschouwd, aangezien hierin is voorzien in lid 3 van artikel 3;

- amendement nr. 6: de Commissie zou moeten onderzoeken hoe een synergie tussen soortgelijke communautaire programma's het best kan worden ontwikkeld. De Raad ziet hierin een gevaar voor verstoring van de goede werking van het programma en het laatste deel van het voorgestelde amendement acht hij in strijd met het initiatiefrecht van de Commissie.

(1) PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 361.

(2) Nog niet verschenen in het Publicatieblad.

(3) Nog niet verschenen in het Publicatieblad.

(4) Beschikking nr. 888/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 126 van 28.4.1998, blz. 1).

(5) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(6) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

Top