Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002AE0846

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van genetisch gemodificeerde organismen" (COM(2002) 85 def. — 2002/0046 (COD))

PB C 241 van 7.10.2002, p. 62–63 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52002AE0846

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van genetisch gemodificeerde organismen" (COM(2002) 85 def. — 2002/0046 (COD))

Publicatieblad Nr. C 241 van 07/10/2002 blz. 0062 - 0063


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van genetisch gemodificeerde organismen"

(COM(2002) 85 def. - 2002/0046 (COD))

(2002/C 241/11)

De Raad heeft op 1 maart 2002 besloten het Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 175 van het EG-Verdrag te raadplegen over het voornoemde voorstel.

De afdeling "Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu", die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 21 juni 2002 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Espuny Moyano.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 392e zitting op 17 en 18 juli 2002 (vergadering van 17 juli) het volgende advies uitgebracht, dat met 123 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 2 onthoudingen, is goedgekeurd.

1. Voorstel van de Commissie

1.1. Met het oog op de uitvoering van het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid stelt de Commissie voor een gemeenschappelijk systeem van kennisgeving en informatie in te stellen voor de uitvoer van genetisch gemodificeerde organismen (GGO's) naar derde landen. Bedoeling is ertoe bij te dragen dat een afdoende beschermingsniveau op het gebied van de veilige overdracht, de veilige behandeling en het veilige gebruik van genetisch gemodificeerde organismen wordt bereikt.

1.1.1. Het voorstel is opgesplitst in vier hoofdstukken: doelstellingen; werkingssfeer en definities; uitvoer van GGO's naar derde landen; onbedoelde grensoverschrijdende verplaatsing en gemeenschappelijke bepalingen.

1.2. Werkingssfeer

1.2.1. De ontwerpverordening is van toepassing op de uitvoer en de onbedoelde grensoverschrijdende verplaatsing van alle GGO's die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het behoud en het duurzame gebruik van de biologische diversiteit. Voorts wordt ook rekening gehouden met de risico's voor de gezondheid van de mens.

1.2.2. Het voorstel is niet van toepassing op geneesmiddelen voor menselijk gebruik en niet op GGO's die bestemd zijn voor doelbewuste introductie in het milieu en die volgens de partijen bij het Protocol waarschijnlijk niet schadelijk zijn.

1.3. Uitvoer van GGO's naar derde landen (hoofdstuk II)

1.3.1. De uitvoerder zorgt voor een schriftelijke kennisgeving aan de voor de invoer bevoegde nationale instantie voordat de eerste grensoverschrijdende verplaatsing van GGO's bestemd voor doelbewuste introductie in het milieu plaatsvindt.

1.3.2. Indien niet binnen de vastgestelde termijn op de kennisgeving wordt gereageerd, zendt de uitvoerder een tweede kennisgeving. De uitvoerder bewaart de kennisgeving en de ontvangstbevestiging en stuurt een afschrift van deze documenten aan de bevoegde nationale instantie van de lidstaat van uitvoer en aan de Commissie.

1.3.3. Namens de Gemeenschap stelt de Commissie het BCH (uitwisselingscentrum voor bioveiligheid) in kennis van elk definitief besluit inzake het gebruik in de Gemeenschap, met inbegrip van het op de markt brengen, van GGO's die over de grenzen kunnen worden gebracht om rechtstreeks als voedingsmiddel, diervoeder, of voor be- of verwerking te worden gebruikt.

1.3.4. De uitvoerder zorgt ervoor dat de ondernemer die het product ontvangt ervan op de hoogte wordt gebracht dat het product GGO's bevat of eruit bestaat, dat hij de code krijgt die aan elk GGO is toegekend, of een verklaring ontvangt dat het product uitsluitend wordt gebruikt als voedingsmiddel, diervoeder, of voor be- of verwerking, met de eenduidige codes voor de GGO's die het product eventueel bevat.

1.3.5. Alle relevante informatie moet aan het BCH worden toegestuurd, zodat het centrum de gegevens naar behoren kan coördineren en harmoniseren.

1.4. Onbedoelde grensoverschrijdende verplaatsingen

1.4.1. Indien zich een gebeurtenis voordoet die leidt tot een onbedoelde grensoverschrijdende verplaatsing, neemt de verantwoordelijke lidstaat afdoende maatregelen om het publiek voor te lichten en de Commissie, de overige lidstaten, de betrokken of mogelijkerwijs betrokken staten, het uitwisselingcentrum voor bioveiligheid en eventueel betrokken internationale organisaties daarvan onverwijld in kennis te stellen. Ook pleegt deze lidstaat overleg met de betrokken of mogelijkerwijs betrokken staat. In bijlage III van het voorstel wordt nader aangegeven welke gegevens moeten worden verstrekt.

1.5. Gemeenschappelijke bepalingen

1.5.1. In dit hoofdstuk is vastgelegd welke informatie door de lidstaten aan de Commissie moet worden verstrekt, en wat de Commissie aan het uitwisselingcentrum voor bioveiligheid moet meedelen.

1.5.2. De Commissie wijst één contactpunt aan, terwijl ook elke afzonderlijke lidstaat een nationaal contactpunt alsmede de bevoegde nationale instantie aanwijst.

1.5.3. Elke lidstaat legt een sanctieregeling vast.

2. Algemene opmerkingen

2.1. Het Comité is zich ervan bewust dat het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid in praktijk moet worden gebracht, wil men de biodiversiteit behouden, duurzaam gebruik bevorderen en voorkomen dat de menselijke gezondheid gevaar loopt.

2.2. Het Comité is ingenomen met het Commissievoorstel, dat de wetgeving inzake GGO's verder verduidelijkt en ruim aandacht schenkt aan het voorzorgsbeginsel.

2.3. Het feit dat de coördinatie wordt overgelaten aan het uitwisselingscentrum voor bioveiligheid zal zeker een aantal voordelen opleveren.

2.4. Vanuit economisch oogpunt heeft het Commissievoorstel geen gevolgen voor de invoer, waarop de communautaire regels van toepassing blijven; voor de uitvoer hebben de bepalingen beperkte gevolgen, maar daar staat dan weer een grotere juridische zekerheid tegenover.

3. Specifieke opmerkingen

3.1. In artikel 23, lid 3, van het Protocol van Cartagena is bepaald dat de partijen bij de overeenkomst de bevolking bekend moeten maken met het uitwisselingscentrum voor bioveiligheid. Het Comité merkt op dat dit punt in het Commissiedocument niet ter sprake komt.

3.2. In artikel 13 ("Sancties") wordt bepaald dat de lidstaten sancties op overtredingen van de bepalingen van deze verordening vastleggen en alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat deze ten uitvoer worden gelegd. Het Comité beseft dat de uitwerking van een dergelijke sanctieregeling tot de exclusieve bevoegdheden van de lidstaten behoort, maar zou toch willen voorstellen dat het nodige wordt gedaan om zowel de bepalingen inzake overtredingen als de inhoud van de sancties op elkaar af te stemmen.

3.3. Het Comité kan niet nalaten te wijzen op de problemen die kunnen ontstaan als de uitvoerder geen reactie ontvangt op zijn kennisgevingen. In dat geval zou de uitvoer kunnen stilvallen, met alle gevolgen van dien voor de economie. Tevens heeft het zijn bedenkingen bij de lange termijnen (60 dagen voor de ontvangstbevestiging van de eerste kennisgeving, 270 dagen voor het antwoord op de kennisgeving, en weer 60 dagen voor het antwoord op de tweede kennisgeving, die wordt verstuurd indien er binnen de bovenvermelde termijn van 270 dagen geen reactie is gekomen), die een ongunstige uitwerking kunnen hebben op de handel, en verzoekt de Commissie derhalve een inkorting van de termijnen in overweging te nemen.

3.4. Ten slotte is het Comité bijzonder tevreden over het feit dat de Commissie zich in dit voorstel over een toch wel controversieel thema als de al dan niet doelbewuste introductie van GGO's, strikt houdt aan het voorzorgsbeginsel, conform artikel 1 van het Protocol van Cartagena en beginsel 15 van de Verklaring van Rio over milieu en ontwikkeling.

Brussel, 21 juni 2002.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

G. Frerichs

Top