Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52001DC0580

    Mededeling van de Commissie inzake de tenuitvoerlegging van de eerste fase van het Europees Programma inzake klimaatverandering

    /* COM/2001/0580 def. */

    52001DC0580

    Mededeling van de Commissie inzake de tenuitvoerlegging van de eerste fase van het Europees Programma inzake klimaatverandering /* COM/2001/0580 def. */


    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE inzake de tenuitvoerlegging van de eerste fase van het Europees Programma inzake klimaatverandering

    INHOUDSOPGAVE

    1. Inleiding

    2. VOORSTELLEN VAN DE COMMISSIE

    2.1. Eerste deel - Horizontale kwesties

    2.1.1. Bevorderen van de doeltreffende tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging

    2.1.2. Voorstel voor een richtlijn betreffende het koppelen van op projecten gebaseerde mechanismen, met inbegrip van JI en CDM, aan het EG-systeem voor de handel in emissierechten

    2.1.3. Voorstel voor een wijziging van het bewakingssysteem

    2.2. Tweede deel - Energie

    2.2.1. Voorstel voor een kaderrichtlijn betreffende minimumvereisten voor de efficiëntie van eindgebruiksapparatuur

    2.2.2. Voorstel voor een richtlijn betreffende het beheer van de vraag naar energie

    2.2.3. Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van warmtekrachtkoppeling (WKK)

    2.2.4. Aanvullende niet-wetgevende voorstellen

    2.2.4.1. Initiatieven voor een beleid inzake overheidsaankopen dat meer op energie-efficiëntie is gericht

    2.2.4.2. Een bewustmakingscampagne en een aanloopcampagne

    2.3. Derde deel - Vervoer

    2.3.1. Voorstel voor het verschuiven van het evenwicht tussen de verschillende vervoerswijzen

    2.3.2. Voorstel voor verbeteringen van het gebruik van de infrastructuur en het in rekening brengen daarvan

    2.3.3. Bevordering van het gebruik van biobrandstoffen voor vervoersdoeleinden

    2.4. Vierde deel - Industrie

    2.4.1. Voorstel voor een kaderrichtlijn betreffende gefluoreerde gassen

    3. HET EPK - DE VOLGENDE FASE

    1. Inleiding

    De politieke context

    Tijdens de Europese Raad te Göteborg in juni 2001 hebben de staatshoofden en regeringsleiders aangegeven dat het tegengaan van klimaatverandering binnen de strategie voor duurzame ontwikkeling van de Europese Unie hoge prioriteit heeft. Zij bevestigden de vastbeslotenheid van de Unie om de verbintenissen aangegaan uit hoofde van het Protocol van Kyoto na te komen en dit protocol te ratificeren om inwerkingtreding ervan in 2002 mogelijk te maken.

    De hervatte zesde Conferentie van de Partijen (COP6) in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) in Bonn in juli 2001 was een groot succes, omdat daar een wereldwijde politieke overeenstemming tot stand kwam over nog onopgeloste problemen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het Protocol van Kyoto. Het is de bedoeling dat deze overeenstemming tijdens de COP7 in Marrakech in november 2001 in wetsteksten wordt omgezet.

    Tijdens de hervatte COP6 was het EU-leiderschap een doorslaggevende factor bij de onderhandelingen, evenals bij het verkrijgen van krachtige steun voor de multilaterale benadering als de beste manier om wereldwijde bedreigingen van het milieu aan te pakken. Het is van groot belang de vaart erin te houden en vastberadenheid te tonen bij het volgen van de door de staatshoofden en regeringsleiders in Göteborg uitgezette koers. Deze mededeling behelst een concrete reeks uitvoeringsmaatregelen die de komende 24 maanden in het werkprogramma van de Commissie worden opgenomen. Ze behoren tot een pakket maatregelen dat verder bestaat uit een voorstel voor de ratificatie van het Protocol van Kyoto door de EG en een voorstel voor een richtlijn inzake de handel in emissierechten binnen de EU.

    Het voorgestelde pakket maatregelen komt op het juiste moment. De uiterste datum voor ratificatie - 2002 - ligt niet ver meer. Bovendien leert de ervaring dat er enige tijd mee is gemoeid voordat beleidsvoorstellen wet worden en door de lidstaten worden omgezet en ten uitvoer gelegd. Daarenboven duurt het gewoonlijk jaren voordat de emissie reducerende effecten van wetgeving in de praktijk zichtbaar worden. Dit alles in aanmerking genomen, zal duidelijk zijn dat in verband met het begin van de eerste periode waarvoor in (het protocol van) Kyoto afspraken zijn gemaakt, in 2008, in een vroeg stadium beleidsdaden zijn vereist. Dit geldt met name voor beleids benaderingen die nieuw zijn voor de EU, zoals de handel in emissierechten.

    Er is een aantal economische analyses gemaakt van het Protocol van Kyoto en de implicaties ervan voor de EU. Over de totale kosten van naleving van het protocol bestaat enige onzekerheid; de ramingen variëren van circa 0,06 % van het bbp in 2010, mits kosteneffectief beleid volledige prioriteit krijgt [1], tot bijna 0,3 %. Hoewel er tot nu toe geen economische totaalbeoordeling van de implicaties van de beslissingen van de hervatte COP6 voorhanden is, wijst alles erop dat de nalevingskosten zelfs lager zouden kunnen uitvallen dan zojuist is aangegeven. De reden daarvan is dat de bredere acceptatie van verschillende categorieën putten en het laten vallen van kwantitatieve bepalingen inzake aanvullende maatregelen een scala van flexibelere en dus goedkope beleidsopties mogelijk hebben gemaakt. Anderzijds zouden extra kosten kunnen ontstaan door maatregelen die zijn gerechtvaardigd om andere redenen dan de terugdringing van broeikasgas emissies. Hierbij valt te denken aan maatregelen in verband met de veiligheid van de energievoorziening.

    [1] Economic Evaluation of Quantitative Objectives for Climate Change (http://europa.eu.int/comm/environment/enveco/studies2.htm

    5).

    Niettemin zijn en blijven veel zaken nog onzeker, aangezien economische en politieke ontwikkelingen die zich over een decennium zullen voordoen, moeilijk zijn te voorspellen. Een beslissing van de Verenigde Staten om zich alsnog bij het Protocol van Kyoto aan te sluiten, zou uiteraard door de gehele wereld en in het bijzonder door de EU worden verwelkomd, omdat dit de milieueffectiviteit van het protocol aanzienlijk zou versterken. Het zou ook effecten op het concurrentievermogen wegnemen in economische sectoren die aan de werking van de internationale markten zijn blootgesteld.

    De weg die voor ons ligt

    Volgens het binnenkort uit hoofde van Beschikking 99/296/EG van de Raad uit te brengen tweede voortgangsverslag zijn de broeikasgasemissies in de Europese Unie sinds 1990 met 4 % verminderd. Dit duidt erop dat de EU als geheel in 1999 goed op weg was zijn streefdoelen voor zowel 2000 als 2008-2012 te behalen. Prognoses van zowel lidstaten als de Commissie laten evenwel zien dat, wanneer naast de reeds in uitvoering zijnde en op stapel staande beleidsmaatregelen geen nieuwe maatregelen worden getroffen, de broeikasgasemissies zich slechts op het niveau van 1990 zullen stabiliseren. Hierdoor ontstaat een gat van 8 % (ongeveer 340 miljoen ton CO2-equivalent). Voor het dichten van dit gat is verdere actie van de lidstaten en de EU nodig. Aangezien er nog steeds onzekerheid bestaat, bijvoorbeeld over de mate van economische groei en de mate waarin de thans geplande maatregelen het beoogde effect zullen sorteren, mag worden gesteld dat de doelstelling van -8 % eerder een minimum- dan een maximumvereiste vertegenwoordigt.

    In verband met deze onzekerheden en de moeilijkheden van de meeste lidstaten om hun verbintenissen uit hoofde van de lastenverdelings overeenkomst na te komen, zullen krachtige en tijdige maatregelen op EU-niveau een belangrijk onderdeel van een communautaire strategie op het gebied van klimaatverandering vormen.

    De Commissie heeft bij herhaling bevestigd het Protocol van Kyoto te zullen naleven. Bovendien heeft zij verdere stappen aangekondigd als onderdeel van het zesde milieuactieprogramma en de strategie voor duurzame ontwikkeling die in Göteborg is gepresenteerd. Vorig jaar [2] is een Europees programma inzake klimaatverandering (EPK) vastgesteld met het doel samen met belanghebbenden afkomstig uit de lidstaten, het bedrijfsleven en NGO's, gemeenschappelijke en gecoördineerde beleidslijnen en maatregelen op communautair niveau op te stellen.

    [2] COM(2000) 88 def.

    In juni 2001 werd een eindverslag gepubliceerd. Dit bevatte de resultaten van twee verschillende benaderingen: een op alle sectoren gerichte top-downstudie inzake een kosteneffectieve beoordeling van de emissiereductiedoelstellingen in de EU en een bottom-upbeoordeling van beleidslijnen en maatregelen door werkgroepen van deskundigen uit de verschillende sectoren. Op basis van de criteria van kosteneffectiviteit [3], emissiereductiepotentieel, tijdhorizon en politieke aanvaardbaarheid hebben de werkgroepen zo'n veertig mogelijke maatregelen vastgesteld met een gecombineerd CO2-emissiereductiepotentieel van circa 664-765 miljoen ton CO2-equivalent.

    [3] Op basis van de brede analyse die voor het EPK is gemaakt, wordt het niveau van kosteneffectiviteit op maximaal EUR 20 per ton CO2-equivalent geraamd.

    Tijdens een grote conferentie in Brussel in juli 2001 is de EPK-aanpak verwelkomd. Tezelfdertijd is een dringend beroep gedaan op de Commissie om zo spoedig mogelijk met concrete beleidsvoorstellen te komen.

    De in het EPK opgenomen lijst van maatregelen dient ook te worden gezien in de context van de uitbreiding van de EU, aangezien de maatregelen in veel gevallen speciaal van belang zijn voor de kandidaat-lidstaten. De conferentie over het EPK werd dan ook bijgewoond door deskundigen uit een aantal kandidaat-lidstaten. Er werden belangrijke gebieden voor samenwerking vastgesteld, zoals biobrandstoffen, warmte krachtkoppeling (WKK), energie-efficiëntie in gebouwen, hernieuwbare energiebronnen en de tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC). Kandidaat-lidstaten namen deel aan de besprekingen over het voorstel voor een richtlijn inzake de handel in emissierechten.

    2. VOORSTELLEN VAN DE COMMISSIE

    Deze mededeling behelst een pakket van maatregelen die de Commissie voornemens is de komende 24 maanden voor te stellen. De maatregelen zijn in vier categorieën onderverdeeld: horizontale kwesties, energie, vervoer en industrie.

    Deze maatregelen vertegenwoordigen een kosteneffectief reductiepotentieel van zo'n 122-178 miljoen ton CO2-equivalent. Het EPK benadrukte evenwel ook het belang van maatregelen die op lange termijn vruchten afwerpen, maar die het heroverwegen van de kosteneffectiviteitsbeperking van EUR 20 per ton CO2-equivalent vereisen. Zo zou het emissiereductiepotentieel met nog eens 100 miljoen ton CO2-equivalent kunnen groeien door proactieve beleidsmaatregelen op het gebied van WKK en biobrandstoffen. In elk geval is voorzichtigheid geboden bij het interpreteren van cijfers die verband houden met het emissiereductie potentieel. Sommige van deze maatregelen bleken moeilijk te kwantificeren. Dit geldt met name voor de vervoerssector. Deze maatregelen zijn afkomstig uit het recentelijk goedgekeurde witboek inzake een gemeenschappelijk vervoersbeleid [4], dat een pakket van in totaal zestig maatregelen voorstelt, waarvan sommige ook zullen bijdragen tot het terugdringen van broeikasgasemissies.

    [4] Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen, COM (2001) 370.

    De lijst van in deze mededeling voorgestelde maatregelen dient te worden gezien in het licht van inspanningen die de Commissie zich momenteel getroost om milieuoverwegingen in andere beleidsterreinen te integreren. Een aantal initiatieven van recente datum zijn de volgende: een richtlijn inzake de liberalisering van de markten voor elektriciteit en gas in de EU [5], een richtlijn betreffende de bevordering van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt [6], een actieplan voor energie-efficiëntie in de Europese Gemeenschap [7], een groenboek over de continue energievoorziening [8], de herziening van de kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu [9] en een herziening van de richtsnoeren betreffende de trans-Europese netwerken. Een al wat ouder maar daarom niet minder relevant voorstel voor een richtlijn tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten [10] is binnen de Raad nieuw leven ingeblazen en de Commissie onderschrijft nog steeds ten volle de daarin uiteengezette aanpak.

    [5] Voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 96/92/EG en Richtlijn 98/30/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en aardgas, COM(2001) 125 def.

    [6] COM(2000) 279 def. Deze richtlijn zal bijdragen tot het realiseren van de doelstelling die erin bestaat, het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in de brutohoeveelheid energie die in Europa wordt gebruikt, te verdubbelen van 6 % nu tot 12 % in 2010, zoals werd aangekondigd in het Witboek voor een communautaire strategie en een actieplan inzake duurzame energiebronnen van 1997 (COM(97) 599 def.).

    [7] Actieplan voor energie-efficiëntie in de Europese Gemeenschap, COM(2000) 247 def.

    [8] . Groenboek Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening, COM(2000) 769 def.

    [9] Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu, 2001/C37/03, PB C 37 van 3.2.2001, blz. 3.

    [10] COM(1997) 30 def.

    Het EPK heeft ook de noodzaak onderstreept van continu klimaatonderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie. Verdere actie is nodig om de ontwikkeling van het verschijnsel klimaatverandering en de mogelijke gevolgen ervan met name in Europa met grotere nauwkeurigheid en zekerheid te bepalen. Voorts zal onderzoek nodig zijn naar kosteneffectieve en maatschappelijk aanvaardbare energie- en vervoerstechnologieën en daarmee verband houdende acties en methoden tot matiging van de effecten van klimaatverandering.

    Het is van belang te blijven investeren in onderzoek naar het klimaat. Dit komt tot uiting in het initiatief van de Commissie voor de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte [11] en in het nieuwe kaderprogramma [12]. Deze maatregelen verschaffen de middelen voor het verwezenlijken van bovengenoemde doelstellingen, samen met het initiatief voor wereldwijde milieu- en veiligheidsbewaking (GMES-initiatief).

    [11] COM(2000) 612 van 4.10.2000.

    [12] COM(2001) 94 van 26.10.2001.

    Wat voor de Commissie ook prioriteit heeft, is onderzoekers meer te betrekken bij de beleidsvorming teneinde wetenschappelijk verantwoorde steun te bieden. In dit verband kan de oprichting van een Europese wetenschappelijke "helpdesk" bijdragen tot tenuitvoerlegging van het EPK en de ontwikkeling van toekomstige beleidsmaatregelen op basis van deugdelijk wetenschappelijk onderzoek.

    2.1. Eerste deel - Horizontale kwesties

    2.1.1. Bevorderen van de doeltreffende tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging

    Achtergrond

    De IPPC-richtlijn behelst een geïntegreerde benadering van preventie en bestrijding van verontreiniging in grote industriële en landbouwinstallaties. Dit houdt in dat ondernemingen en autoriteiten de maatregelen moeten vaststellen die voor het milieu als geheel de beste resultaten opleveren. De richtlijn is vooral gericht op preventie en spreekt zich uit ten gunste van maatregelen aan de bron (zoals schone technologieën) in plaats van "end-of-pipe"-bestrijding van verontreiniging.

    Het EPK bevat de duidelijke aanbeveling, beter gebruik te maken van de bestaande IPPC-richtlijn. Deze richtlijn is niet toegespitst op klimaatverandering, maar voert de verplichting in om alle vormen van verontreiniging te voorkomen en efficiënt met energie om te gaan. De op EU-niveau opgestelde technische referentiedocumenten, de zogeheten BREF's, dienen mede bij te dragen tot reductie van broeikasgasemissies en een efficiënter energiegebruik in de betrokken sectoren. De nationale autoriteiten die de vergunningen verlenen, dienen erop toe te zien dat broeikasgasemissies worden voorkomen of bestreden, tenzij het toekomstige systeem voor de handel in emissierechten voor broeikasgassen erop van toepassing is.

    Actie van de Commissie

    - Hoofdelementen van de voorstellen

    De Commissie zal een groep van technisch deskundigen op het gebied van IPPC - die wordt gecoördineerd door het Europees IPPC-bureau te Sevilla - vragen een speciale "horizontale" BREF op te stellen die is gericht op algemene technieken voor energie-efficiëntie. Voorts zal de Commissie de betrokken groepen van deskundigen vragen om zich bij de herziening van de eerste uitgave van de BREF's meer te richten op het verstrekken van informatie en het trekken van ondubbelzinnige conclusies ten aanzien van processpecifieke energie-efficiënte technieken.

    De lidstaten zullen worden aangemoedigd nationale strategieën te ontwikkelen voor het omgaan met eisen op het gebied van energie-efficiëntie in het kader van IPPC-vergunningen en deze geleidelijk, maar vóór de deadline voor tenuitvoerlegging van oktober 2007, in bestaande IPPC-installaties in te voeren, zodat ondernemingen voldoende tijd krijgen om BAT en energie-efficiënte technieken te introduceren.

    - Milieueffectiviteit en kosten

    Het EPK bevat geen schatting van de milieueffectiviteit en de kosten van deze maatregelen. Uit een voor het DG Milieu uitgevoerde studie inzake Energy Management and Optimisation in Industry [13] blijkt evenwel dat aanzienlijke kosteneffectieve besparingen mogelijk zijn van 60-70 miljoen ton CO2 per jaar voor alle onder IPPC vallende fabrieksinstallaties, de invoering van WKK niet inbegrepen.

    [13] http://europa.eu.int/comm/environment/ippc/index.htm (onder "IPPC-related documents").

    - Tijdschema

    De Commissie zal de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de IPPC-richtlijn blijven bevorderen, maar legt speciale nadruk op de hierboven beschreven maatregelen voor 2002 en 2003.

    2.1.2. Voorstel voor een richtlijn betreffende het koppelen van op projecten gebaseerde mechanismen, met inbegrip van JI en CDM, aan het EG-systeem voor de handel in emissierechten

    Achtergrond

    De voorgestelde richtlijn vormt een aanvulling op de kaderrichtlijn inzake de handel in emissierechten. Deze richtlijn zal nader bepalen onder welke omstandigheden emissiekredieten verkregen met op projecten gebaseerde mechanismen kunnen worden toegevoegd aan de emissierechten in het kader van de emissiehandel. Deze richtlijn zou in 2005 gelijktijdig met het EG-systeem voor de handel in emissierechten in werking moeten treden.

    Actie van de Commissie

    - Hoofdelementen van de voorstellen

    Het voorstel zal volledig verenigbaar zijn met de bepalingen van de relevante UNFCCC-besluiten. Op projecten gebaseerde mechanismen hebben betrekking op projecten tussen in bijlage B bij het Protocol van Kyoto genoemde partijen (gezamenlijke tenuitvoerlegging of JI) en op projecten tussen in bijlage B genoemde landen en niet in bijlage B genoemde landen (mechanisme voor schone ontwikkeling of CDM). Het voorstel voorziet tevens in de mogelijkheid voor sectoren in de Gemeenschap die niet onder het systeem voor de handel in emissierechten vallen, om deel te nemen aan emissiereductieprojecten. Over de besluiten betreffende JI en CDM wordt op internationaal niveau nog onderhandeld, maar deze onderhandelingen dienen in november 2001 te worden afgerond door de COP7 in Marrakech.

    Het voorstel zal op zodanige wijze worden geformuleerd dat samenhang met het communautair ontwikkelingsbeleid is gewaarborgd. Een en ander moet ervoor zorgen dat het algemene doel van duurzame ontwikkeling in de ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie gehandhaafd blijft.

    - Milieueffectiviteit en kosten

    Het creëren van de mogelijkheid van "reductiekredieten" die zijn verkregen met op projecten gebaseerde mechanismen, met inbegrip van JI en CDM, zal ertoe bijdragen de nalevingskosten in de Europese Gemeenschap te verminderen. Verwacht wordt dat de transactiekosten bij de start van het systeem aanzienlijk zullen zijn, bijvoorbeeld voor het opzetten van het institutionele kader in bijlage-B- en niet-bijlage-B-landen (met name in de ontwikkelingslanden), het opstellen van de noodzakelijke projectdocumentatie en het tot stand brengen van contacten tussen investeerder en gastland. Dit kan tot gevolg hebben dat de vraag naar "kredieten" niet optimaal is. Daarom zal de Commissie tezelfdertijd onderzoeken of deze aanloopproblemen tijdens de proeffase kunnen worden opgelost door middel van stimulerende overheidsmaatregelen (bijv. steun voor de opbouw van institutionele capaciteit in partnerlanden, een steunregeling in de vorm van "matching grants" voor voorbereidende werkzaamheden voor projecten, een opstartfaciliteit voor JI/CDM, vrijwillige labeling van emissiereductie kredieten). In principe dienen dergelijke maatregelen een tijdelijk karakter te hebben en verenigbaar te zijn met de bepalingen inzake staatssteun.

    - Tijdschema

    De Commissie is voornemens het voorstel voor een richtlijn voor het koppelen van op projecten gebaseerde mechanismen, met inbegrip van JI en CDM, aan het EG-systeem voor de handel in emissierechten in de eerste helft van 2003 goed te keuren.

    2.1.3. Voorstel voor een wijziging van het bewakingssysteem

    Achtergrond

    Krachtens Beschikking 93/389/EEG van de Raad inzake een bewakings systeem voor de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen in de Gemeenschap, als gewijzigd bij Beschikking 99/296/EG, moet de Commissie beoordelen in welke mate de lidstaten en de Gemeenschap voortgang hebben geboekt met het bereiken van de Kyoto-doelstelling door de tenuitvoerlegging van passende beleidslijnen en -maatregelen. Het jaarlijkse verslag heeft betrekking op de opstelling van emissie-inventarissen sedert 1990 en op een beoordeling van de effecten van huidige en toekomstige beleidslijnen en -maatregelen. De vereisten uit hoofde van de bestaande beschikking beantwoorden onvoldoende aan de besluiten betreffende verslaglegging in het kader van het Protocol van Kyoto. Het betreft hier met name de besluiten die zijn overeengekomen tijdens de hervatte COP6 in Bonn en besluiten die de COP7 in Marrakech moet nemen. Een wijziging van Beschikking 93/389/EEG van de Raad is derhalve noodzakelijk. In het kader van het bewakingssyssteem wordt de Commissie bijgestaan door een comité waarin alle lidstaten zijn vertegenwoordigd.

    Actie van de Commissie

    Overeenkomstig de besluiten van de hervatte COP6 in Bonn betreffende het Protocol van Kyoto (artikel 5, lid 1) dient het toekomstige bewakingssysteem bepalingen te bevatten voor uitgebreider verslagleggingseisen uit hoofde van het Protocol van Kyoto, analoog aan die voor het inventarissysteem van de EU voor broeikasgassen en voor putten (het vastleggen van koolstof door middel van bosbouw- en landbouwactiviteiten).

    Bovendien is gebleken dat de bepalingen inzake de verslaglegging over nationale beleidslijnen en -maatregelen, met inbegrip van die inzake prognoses, niet volstaan om de Commissie de noodzakelijke gegevens te verschaffen teneinde de ontwikkeling en de effectiviteit van beleidslijnen en -maatregelen inzake klimaatverandering met een zekere graad van nauwkeurigheid te kunnen controleren. Een wijziging van de huidige bepalingen is noodzakelijk om de betrouwbaarheid van het EU-bewakingssysteem te verhogen. Dit is met name belangrijk om vroegtijdig te kunnen beoordelen of de lidstaten hun individuele doelen in het kader van de lastenverdelingsovereenkomst naleven. Wat betreft de voorgestelde richtlijn inzake een EU-systeem voor de handel in emissierechten, zal de Commissie (samen met het bewakingscomité) specifieke richtsnoeren opstellen en voorstellen. De bewakingsactiviteiten in het kader van het handelssysteem zijn nauw verbonden met die voor broeikasgassen en daarom is uitgebreide coördinatie noodzakelijk.

    - Tijdschema

    De Commissie is voornemens voor de tweede helft van 2002 een wijziging op te stellen van Beschikking 93/389/EEG van de Raad.

    2.2. Tweede deel - Energie

    Dit tweede deel betreft energie voor huishoudelijk en industrieel gebruik. De Commissie heeft onlangs het groenboek over de continue energie voorziening aangenomen, dat het kader vormt voor alle acties op het gebied van energie. Er zijn de afgelopen maanden reeds twee voorstellen opgesteld, namelijk het voorstel voor een richtlijn betreffende de bevordering van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt en het voorstel voor een richtlijn betreffende de energieprestaties van gebouwen [14]. Het besef dat meer dan 40 % van het energieverbruik in de EU voor rekening komt van de bouwsector, vormt een krachtige stimulans om een samenhangend pakket maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie voor te stellen. Verder wordt een aantal ondersteunende maatregelen voorgesteld.

    [14] Voorstel voor een richtlijn betreffende de energieprestaties van gebouwen, COM(2001) 226 def.

    2.2.1. Voorstel voor een kaderrichtlijn betreffende minimumvereisten voor de efficiëntie van eindgebruiksapparatuur

    Achtergrond

    Teneinde verstoringen van de interne markt ten gevolge van nationale efficiëntievereisten te voorkomen, moeten op communautair niveau energie-efficiëntiemaatregelen voor alle verhandelde goederen worden vastgesteld. Het voorstel zal alle typen op de EU-markt verkochte en gebruikte eindgebruiksapparatuur bestrijken die een relevante hoeveelheid energie verbruiken, met inbegrip van standaardcomponenten (bijv. voorschakelapparaten, elektromotoren, voedingen, enz.), en waarvoor een aanzienlijk energiebesparingspotentieel bestaat. Tevens kan het voorstel betrekking hebben op huishoudelijke apparaten, verlichtingsapparatuur, compressoren, pompen, bouwuitrusting zoals verwarmings- en warmwatertoestellen, airconditioners, enzovoort. Er zal op worden toegezien dat de prestaties van de apparatuur niet in het gedrang komen en dat rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de fabrikanten.

    Actie van de Commissie

    - Hoofdelementen van het voorstel

    De ambitieuze en kosteneffectieve doelstellingen op het gebied van energie-efficiëntie zullen ten uitvoer worden gelegd door middel van minimumefficiëntievereisten die via uitvoeringsrichtlijnen worden vastgesteld. Deze werkzaamheden zullen worden verricht door een regelgevend comité bestaande uit deskundigen van de lidstaten, waaraan een mandaat is gegeven uit hoofde van de kaderrichtlijn. Het vaststellen van minimumefficiëntievereisten zal een belangrijke aanvulling vormen op de etikettering van producten (Richtlijn 92/75/EEG van de Raad) en op vrijwillige verbintenissen van de industrie.

    - Milieueffectiviteit en kosten

    Er zullen enkel efficiëntienormen worden voorgesteld die uitvoerbaar zijn met bestaande, onmiddellijk beschikbare, kosteneffectieve verbeteringen van ontwerp en technologie. Naar verwachting zullen met deze maatregel vanaf het jaar 2008 aanzienlijke besparingen van CO2-emissies worden behaald.

    - Tijdschema

    De Commissie is voornemens in 2002 een voorstel in te dienen.

    2.2.2. Voorstel voor een richtlijn betreffende het beheer van de vraag naar energie

    Achtergrond

    De voltooiing van de interne markt voor energie vormt een belangrijk onderdeel van de strategie ter beperking van de emissies van broeikasgassen. De ontwikkeling en bevordering van energie-efficiëntie aan de vraagzijde kan hiertoe bijdragen, en met name de wijze waarop nutsbedrijven en daaraan verwante dienstverlenende bedrijven energiediensten leveren.

    Actie van de Commissie

    - Hoofdelementen van het voorstel

    De lidstaten dienen doelstellingen te formuleren ter bevordering en ondersteuning van het beheer van de vraag naar energie door middel van nieuwe diensten en programma's op het gebied van energie-efficiëntie. Deze moeten vooral gericht zijn op kleine energieverbruikers, zoals huishoudens en het midden- en kleinbedrijf. Een en ander omvat een ondersteunend kader voor tenuitvoerlegging, financiering en toezicht op doelstellingen ter verbetering van de efficiëntie van energiediensten, dat is aangepast aan de geliberaliseerde markt van elke lidstaat. De richtlijn zal tevens een bepaald minimumniveau vaststellen voor investeringen in energie-efficiëntie en beheer van de vraag, die voornamelijk zijn gericht op activiteiten van de kant van het bedrijfsleven. Deze investeringen zullen normaal gesproken een aanvulling vormen op activiteiten op het gebied van energie-efficiëntie die momenteel door overheden worden gefinancierd.

    De lidstaten zullen de ontwikkeling van een markt voor diensten op het vlak van energie-efficiënte technologie en beheer van de vraag moeten ondersteunen. De lidstaten dienen jaarlijks aan de Europese Commissie verslag uit te brengen over het bedrag van hun investeringen, de hoeveelheid energie die is bespaard, en indien mogelijk, de kosteneffectiviteit van de investeringen. Verder moeten de lidstaten gestandaardiseerde evaluatie methoden gebruiken voor het toezicht op energiebesparingen en op de kosteneffectiviteit van de ten uitvoer gelegde werkzaamheden en voor de verslaglegging aan de Europese Commissie.

    - Milieueffectiviteit en kosten

    In geval van naleving in 2006 is met deze maatregel een besparing van tussen de 40 en 55 miljoen ton CO2/jaar mogelijk in 2010.

    - Tijdschema

    De Commissie is voornemens in 2002 een voorstel in te dienen.

    2.2.3. Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van warmtekrachtkoppeling (WKK)

    Achtergrond

    Doel van de richtlijn is het aanvullen en versterken van bestaande maatregelen ter bevordering van WKK, overeenkomstig de doelstelling van de Gemeenschap om het aandeel van WKK in de opwekking van elektriciteit in de EU te verdubbelen van 9 % in 1994 tot 18 % in 2010. De lange tijd die verstrijkt voordat nieuwe installaties operationeel worden, kan de volledige verwezenlijking van dit doel binnen het geplande tijdsbestek bemoeilijken.

    Actie van de Commissie

    - Hoofdelementen van de voorstellen

    De richtlijn inzake warmtekrachtkoppeling is in zekere mate geënt op de richtlijn betreffende duurzame elektriciteit. De richtlijn dient een definitie te geven van WKK-kwaliteit en WKK-certificatie om ervoor te zorgen dat alleen aan efficiënte WKK-systemen stimuleringssteun wordt verstrekt. De richtlijn moet tevens kwesties regelen als toegang tot het netwerk en verbindingskosten, administratieve procedures stroomlijnen en bepalingen bevatten die de lidstaten verplichten nationale doelstellingen vast te stellen overeenkomstig de WKK-doelstellingen voor de EU van 1997.

    De WKK-richtlijn zal technologieën bestrijken variërend van kleinschalige WKK in de woon- en tertiaire sector tot industriële WKK en WKK met stadsverwarming, en speciale bepalingen bevatten ter bevordering van kleinschalige WKK en WKK op basis van duurzame energiebronnen.

    Als aanvullende maatregel valt te denken aan de lancering van een communautair WKK-initiatief als integrerend onderdeel van een algemene promotiecampagne voor energie-efficiëntie, vergelijkbaar met die ter bevordering van de ontwikkeling van duurzame energiebronnen.

    - Milieueffectiviteit en kosten

    Vastgesteld is dat het reductiepotentieel van WKK tot 65 miljoen ton CO2-equivalent kan oplopen, hetgeen overeenkomt met de doelstelling van 18 % van de elektriciteitsopwekking. Daarvan kan tot 12 miljoen ton CO2 worden verwezenlijkt tegen een kostprijs van EUR 20-50 per ton. De werkelijke reducties zijn evenwel omgeven met onzekerheden, omdat de voorgestelde WKK-richtlijn een kaderrichtlijn is, die de keuze van de tenuitvoerleggings strategie en specifieke ondersteunende maatregelen ten gunste van WKK aan de afzonderlijke lidstaten overlaat.

    - Tijdschema

    De Commissie is voornemens in 2002 een voorstel in te dienen.

    2.2.4. Aanvullende niet-wetgevende voorstellen

    2.2.4.1. Initiatieven voor een beleid inzake overheidsaankopen dat meer op energie-efficiëntie is gericht

    Achtergrond

    Doel van dit initiatief is, de vraag naar energie-efficiënte technologie vanuit de publieke sector te stimuleren. Het initiatief beoogt het geven van richtsnoeren voor de aankoop van energie-efficiënte technologie door de overheid.

    Actie van de Commissie

    - Hoofdelementen van de initiatieven

    De Commissie overweegt een nieuw initiatief ten vervolge op de recente "Interpretatieve mededeling van de Commissie betreffende het Gemeenschapsrecht van toepassing op overheidsopdrachten en de mogelijkheden om milieuoverwegingen hierin te integreren" [15]. Beoogd wordt, specifieke richtsnoeren inzake energie-efficiëntie te verstrekken. Het gaat met name om richtsnoeren en "beste praktijk"-voorbeelden waarvan openbare besturen gebruik kunnen maken om het aspect energie-efficiëntie in hun aankoopbeleid te integreren. Het handboek inzake groene overheids opdrachten waaraan momenteel wordt gewerkt, zal voorbeelden bevatten van de wijze waarop groene openbare aanbestedingen conform het Gemeenschapsrecht kunnen worden opgesteld.

    [15] COM(2001) 274 def. Het handboek inzake groene overheidsopdrachten komt ook ter sprake in de mededeling over geïntegreerd productbeleid, COM(2001) 68 def.

    De noodzaak van eventuele aanvullende wetgevingsinitiatieven op het gebied van overheidsopdrachten teneinde energie-efficiëntie te bevorderen, zal worden onderzocht nadat de effecten van de voorgestelde richtsnoeren terzake alsook de "beste praktijk"-voorbeelden zijn geëvalueerd.

    - Milieueffectiviteit en kosten

    Het kosteneffectief reductiepotentieel is moeilijk te ramen, aangezien het bij dit initiatief gaat om een ondersteunende maatregel.

    - Tijdschema

    In 2002 zullen voorstellen worden ingediend.

    2.2.4.2. Een bewustmakingscampagne en een aanloopcampagne

    Achtergrond

    Verspreiding van informatie over het beheer van de vraag, controle op de voortgang en het verschaffen van ijkpunten terzake vormen integrerende onderdelen van het streven naar verbetering van energie-efficiëntie. In 2002 zullen gelijktijdig een bewustmakingscampagne en een aanloopcampagne van start gaan om de aandacht op een en ander te vestigen en de voortgang te helpen meten. De aanloopcampagne zal indicatieve doelstellingen voor het meten van voortgang verschaffen, als ijkpunt dienen voor besluitvormers en planners en de ervaring die met de bestaande campagne voor duurzame energiebronnen is opgedaan, benutten om de effecten daarvan te versterken.

    De campagne is gericht op verspreiding van de resultaten van proefprojecten en beste praktijken en op bewustmaking van het publiek. Dit zal de burgers van Europa aanmoedigen om te investeren in producten en gebouwen en om technieken te gebruiken die zowel geld kunnen besparen als een positief effect hebben op het milieu. De campagne moet de rol van de belanghebbenden omschrijven en de invoering van de meest kosteneffectieve technologieën voor kooldioxidereductie vergemakkelijken. De Commissie zal zorg dragen voor de coördinatie van de campagne, terwijl de lidstaten zorg zullen dragen voor het beheer ervan op nationaal en plaatselijk niveau.

    Actie van de Commissie

    - Hoofdelementen van de voorstellen

    Aan deelnemers op nationaal en plaatselijk niveau in de lidstaten zullen zorgvuldig geselecteerde campagnedoelen worden voorgesteld. Zulke doelen kunnen bijvoorbeeld zijn het bereiken van een bepaald percentage van met "A" geëtiketteerde apparaten in EU-huishoudens, een bepaald aantal verkooppunten met een hoog percentage energie-efficiënte apparatuur in hun verkoop, of een bepaald aantal spaarlampen per huishouden.

    - Milieueffectiviteit en kosten

    De aanloopcampagne en de bewustmakingscampagne spelen een ondersteunende rol. Kwantificering van de effecten ervan is derhalve moeilijk. Ervaring met vergelijkbare campagnes leert echter dat de effecten aanzienlijk kunnen zijn. Net als de aanloopcampagnes voor duurzame energie, en in combinatie daarmee, zal de campagne voor energie-efficiëntie leiden tot particuliere investeringen, met slechts beperkte overheidssteun.

    - Tijdschema

    De Commissie is voornemens in 2002 een voorstel in te dienen.

    2.3. Derde deel - Vervoer

    Het witboek betreffende een gemeenschappelijk vervoersbeleid [16] bevat ongeveer zestig op communautair niveau te nemen maatregelen, waarvan verschillende zullen bijdragen tot de beperking van de uitstoot van broeikasgassen in 2010.

    [16] COM(2001) 370.

    Tot de in de vervoerssector te nemen maatregelen die consistent zijn met het witboek, behoren de hieronder aangegeven initiatieven.

    2.3.1. Voorstel voor het verschuiven van het evenwicht tussen de verschillende vervoerswijzen

    Achtergrond

    Uitgaande van een voortzetting van de trends van de afgelopen jaren wordt geraamd dat de broeikasgasemissies van de vervoerssector tussen 1990 en 2010 met ongeveer 50 % zullen stijgen. Het wegvervoer alleen al neemt momenteel 84 % van de door vervoer veroorzaakte CO2-uitstoot voor zijn rekening. Het luchtvervoer is de vervoerswijze met het hoogste groeipercentage wat broeikasgasemissies betreft. Een verschuiving van weg- en luchtvervoer naar schonere vervoerswijzen als spoorweg- en waterwegvervoer heeft derhalve de hoogste prioriteit als het gaat om het beperken van de groei van broeikasgasemissies in de vervoerssector.

    Actie van de Commissie

    Een pakket maatregelen moet ervoor zorgen dat de groei van het wegvervoer wordt afgezwakt en dat de verdeling tussen de verschillende vervoerswijzen in 2010 weer dezelfde is als in 1998. De belangrijkste werkzaamheden hebben tot doel:

    * het weer vitaal maken van de spoorwegen via een pakket maatregelen gericht op het openstellen van de markt, het verbeteren van de veiligheid, het versterken van de interoperabiliteit en het waarborgen van de kwaliteit van de vervoersdienst; de Commissie moet dit pakket voor het einde van 2001 voorleggen;

    * het verbeteren van het goederenvervoer over de binnenwateren door middel van normalisatie van technische vereisten, harmonisatie van certificaten en harmonisatie van werkomstandigheden; de Commissie doet hiertoe voorstellen in 2002;

    * het bevorderen van de korte vaart door het verbeteren van de kwaliteit van havendiensten en het ontwikkelen van de infrastructuur die nodig is voor de totstandbrenging van snelle zeevaartroutes;

    * het bevorderen van intermodaliteit door middel van een nieuw ondersteunend programma (Marco Polo) voor alternatieven voor het wegvervoer dat in 2003 moet worden vastgesteld, en een nieuw communautair kader voor planners voor geïntegreerd vrachtvervoer en normalisatie van transporteenheden en laadtechnieken, waarvoor de Commissie in 2003 een voorstel moet doen.

    - Milieueffectiviteit en kosten

    Een groot aantal plaatselijke of bedrijfssystemen voor verbeteringen van intermodaliteit en logistiek heeft in sommige sectoren geresulteerd in reducties van de CO2-emissies tot 50 %. Extrapolatie naar toepassingen in de hele EU baant de weg voor een groot reductiepotentieel.

    2.3.2. Voorstel voor verbeteringen van het gebruik van de infrastructuur en het in rekening brengen daarvan

    Achtergrond

    Verkeerscongestie reduceert de efficiëntie van het vervoer en veroorzaakt tevens een onnodige verhoging van de uitstoot van broeikasgassen. Vermindering van de verkeerscongestie kan dus bijdragen tot het reduceren van de CO2-uitstoot. Vervoersprijzen weerspiegelen niet de volledige kosten en deze laatste worden niet op gelijke wijze aan de verschillende vervoerswijzen doorberekend. Verdere integratie van externe kosten en een billijk en evenwichtig prijsbeleid voor de verschillende vervoerswijzen moeten bijdragen tot het beheersen van de groei van het totale vervoer en tot het herstel van de balans tussen de vervoerswijzen.

    Actie van de Commissie

    * In 2002 zal de Commissie een kaderrichtlijn betreffende de beginselen en structuur van een systeem voor het in rekening brengen van infrastructuur en een gemeenschappelijke methode voor het vaststellen van heffingsniveaus en kruisfinanciering voorstellen.

    * In 2003 zal de Commissie een uniforme brandstofheffing voor het commercieel wegvervoer voorstellen.

    - Milieueffectiviteit en kosten

    De werkgroep Vervoer van het EPK heeft een reductiepotentieel voor CO2-emissies vastgesteld van 40-60 miljoen ton per jaar, te bereiken door middel van maatregelen ter verbetering van het infrastructuurgebruik en van de wijze waarop heffingen worden opgelegd.

    2.3.3. Bevordering van het gebruik van biobrandstoffen voor vervoersdoeleinden

    Achtergrond

    De hoofddoelstelling is te voorzien in een communautair kader dat het gebruik van biobrandstoffen voor vervoersdoeleinden in de EU moet bevorderen. De richtlijn bouwt voort op de doelstellingen die in 1997 werden vastgesteld in het witboek voor een communautaire strategie en een actieplan inzake duurzame energiebronnen.

    Actie van de Commissie

    - Hoofdelementen van de voorstellen

    Met betrekking tot een eerste voorstel voor een richtlijn onderzoekt de Commissie of de lidstaten de verplichting moet worden opgelegd om wetgeving in te voeren en de noodzakelijke maatregelen te nemen om het aandeel van biobrandstoffen als energiebron in het vervoer te vergroten. De voor het bereiken van bepaalde doelstellingen genomen maatregelen kunnen worden vermeld in een jaarlijks verslag dat de lidstaten bij de Commissie moeten indienen.

    In samenhang met een ander voorstel voor een richtlijn onderzoekt de Commissie de mogelijkheid om de lidstaten toe te staan, biobrandstoffen alsook bepaalde minerale oliën die biobrandstoffen bevatten, vrij te stellen van accijnzen.

    - Milieueffectiviteit en kosten

    De prognoses in het groenboek over de continue energievoorziening [17] geven een mogelijke energiebesparing qua diesel en benzine aan van ongeveer 17,5 miljoen ton olie-equivalent in 2010. Dit zou resulteren in een vermindering van de CO2-uitstoot met ongeveer 35-40 miljoen ton tegen een kostprijs van EUR 100 per ton.

    [17] COM(2000) 769 def.

    - Tijdschema

    Naar verwachting zal de Commissie het voorstel voor een richtlijn inzake de bevordering van biobrandstoffen in de vervoerssector in de tweede helft van 2001 goedkeuren.

    2.4. Vierde deel - Industrie

    2.4.1. Voorstel voor een kaderrichtlijn betreffende gefluoreerde gassen

    Achtergrond

    Gefluoreerde gassen vertegenwoordigen slechts ongeveer 2 % van de totale broeikasgasemissies in de EU, maar ze hebben wel een hoog aardopwarmingspotentieel. De prognose is dat de uitstoot van deze gassen zal stijgen van 64 miljoen ton CO2-equivalent in 1995 naar ongeveer 96 miljoen ton CO2-equivalent in 2010. Deze trend is niet duurzaam en in het kader van het EPK zijn een aantal maatregelen voorgesteld die op EU-niveau ten uitvoer moeten worden gelegd om de emissies te beperken en het toezicht te verbeteren. Het zijn voornamelijk de koelindustrie en de airconditioningsector die verantwoordelijk zijn voor deze situatie.

    Actie van de Commissie

    - Hoofdelementen van het voorstel

    De Commissie is van oordeel dat het wenselijk is om deze beleidsaanbevelingen verder te ontwikkelen als onderdeel van een kaderrichtlijn inzake gefluoreerde gassen die erop gericht is, de emissies in alle sectoren te beperken. Die richtlijn zal worden opgesteld als aanvulling op acties van de lidstaten betreffende de insluiting van en het toezicht op gefluoreerde gassen. De bevordering van de ontwikkeling en het gebruik van alternatieve, niet op gefluoreerde gassen gebaseerde technologieën zal eveneens nader worden onderzocht.

    De hoofdelementen van het voorstel voor een richtlijn zijn de volgende:

    insluiting - het opleggen van de verplichting om bij het ontwerp, de fabricage, de installatie, het gebruik en de verwijdering van apparatuur alle mogelijke maatregelen te nemen ter minimalisering van de emissies;

    toezicht - het opleggen van de verplichting voor producenten, importeurs, exporteurs en bepaalde gebruikers om jaarlijks verslag te doen van de hoeveelheden gefluoreerde gassen die zij op de markt brengen, exporteren en gebruiken;

    beperkingen ten aanzien van het in de handel brengen en gebruiken van gefluoreerde gassen voor bepaalde toepassingen.

    - Milieueffectiviteit en kosten

    Op basis van een breed onderzoek dat voor het EPK is verricht, worden de kosten geraamd op ongeveer EUR 20 per ton CO2-equivalent bij emissiereducties van ongeveer 21 miljoen ton CO2-equivalent per jaar in 2010.

    - Tijdschema

    De Commissie zal vermoedelijk haar voorstel in de eerste helft van 2002 afronden.

    3. HET EPK - DE VOLGENDE FASE

    Deze mededeling geeft een aantal belangrijke acties aan die de komende jaren moeten worden ondernomen. De emissiereducerende effecten van deze maatregelen zullen wellicht echter niet voldoende zijn om de Kyoto-doelstelling van -8 % te halen. Daarom moeten noodzakelijkerwijs nog andere maatregelen worden overwogen. Die zullen worden ontleend aan de lijst van 42 maatregelen die in het kader van het EPK zijn vastgesteld, waarbij op passende wijze rekening zal worden gehouden met de beleidslijnen die reeds door de Commissie zijn uitgetekend. In dit verband zal de Commissie de ecologische en economische gevolgen van dat beleid en die maatregelen, met name ten aanzien van de concurrerendheid van het bedrijfsleven in de EU, doorlopend evalueren.

    Tot de mogelijke maatregelen voor verdere communautaire actie, die echter nog nadere uitwerking behoeven wat hun emissiereductiepotentieel en kosteneffectiviteit betreft, behoren de volgende:

    * een initiatief betreffende de bevordering van warmteproductie met behulp van duurzame energie;

    * E2MAS (energiebeheer- en energieauditsysteem);

    * het "Motor Challenge Programme"-initiatief;

    * een milieuconvenant met de auto-industrie inzake lichte bedrijfsvoertuigen;

    * een kader voor fiscale maatregelen voor personenauto's, als omschreven in de communautaire strategie voor een emissiestreefcijfer van 120 g CO2 per km;

    * het na de "overeenkomst van Bonn" opnieuw aan de orde stellen van kwesties in verband met beleidsmaatregelen op het gebied van bosbouw die de vastlegging van koolstof door middel van bosaanplant, herbebossing en bosbeheer verhogen;

    * totstandbrenging van een kader voor op projecten gebaseerde mechanismen.

    Een en ander betekent dat in plaats van de sectorale benadering die tijdens de eerste fase van het EPK werd gebruikt, thans voor een meer probleemgerichte benadering wordt gekozen. Er zullen op flexibele wijze technische vergaderingen met belanghebbenden worden georganiseerd.

    Deze werkzaamheden zullen worden gecoördineerd door de EPK-stuurgroep, waarin alle relevante directoraten-generaal van de Commissie zijn vertegenwoordigd. Aan het einde van 2002 zal een soortgelijk vervolgverslag worden opgesteld als dat van juni 2001.

    FINANCIEEL MEMORANDUM BIJ HET BESLUIT

    Beleidsgebied(en): Energie

    Activiteit(en): Publieke sensibiliserings- en informatiecampagne inzake energie-efficiëntie

    Benaming van de actie: Publieke sensibiliseringscampagne en aanloopcampagne inzake energie-efficiëntie

    1. BEGROTINGSPLAATS(EN) + OMSCHRIJVING(EN)

    B4-1031:SAVE

    2. ALGEMENE CIJFERS

    2.1. Totale toewijzing voor de actie (deel B):

    2.8 miljoen EUR aan VK

    2.2. Duur:

    2001-2004

    2.3. Meerjarenraming van de uitgaven:

    (a) Tijdschema vastleggingskredieten/betalingskredieten (financiering uit de begroting) (cf. punt 6.1.1)

    in miljoen EUR (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    (b) Technische en administratieve bijstand en ondersteuningsuitgaven (cf. punt 6.1.2)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    (c) Financiële gevolgen in verband met de personele middelen en andere huishoudelijke uitgaven (cf. punten 7.2 en 7.3)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    2.4. Verenigbaarheid met de financiële programmering en de financiële vooruitzichten

    Voorstel verenigbaar met de bestaande financiële programmering.

    2.5. Financiële gevolgen voor de ontvangsten:

    Geen enkele financiële implicatie

    3. BEGROTINGSKENMERKEN

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    4. RECHTSGRONDSLAG

    Beschikking 647/2000/EG SAVE.

    5. BESCHRIJVING EN MOTIVERING

    5.1. Noodzaak van een communautair optreden

    5.1.1. Doelstellingen

    Het voorstel voorziet in de verspreiding van informatie over vraagbeheer, levert benchmarks en indicatieve targets voor beslissers en planners en maakt toetsing mogelijk van de voortgang aan overeengekomen gekwantificeerde en meetbare targets. Het vestigt eveneens de aandacht van de stakeholders op belangrijke kwesties op het gebied van energie-efficiëntie. De campagne beoogt bovendien het verspreiden van de resultaten van pilotacties in het kader van communautaire programma's en het verspreiden van best practices. De campagne wordt gevoerd parallel aan de bestaande aanloopcampagne voor hernieuwbare energiebronnen en zal deze versterken. Er zal daarbij ook gebruik worden gemaakt van expertise die bij de aanloopcampagne voor hernieuwbare energiebronnen is opgedaan. Aan de hand van evaluaties zal de weerslag worden gemeten van de campagne op gedragsveranderingen, sensibiliseringsgraad enz.

    5.1.2. Genomen maatregelen die onder de evaluatie ex ante vallen

    Er wordt gebruik gemaakt van de evaluatiemethodologie voor hernieuwbare energiebronnen, d.w.z. onderzoek van de sensibiliseringsgraad en attitudes voor en na de campagne.

    5.2. Voorgenomen acties en wijze van financiering uit de begroting

    - doelgroep: er zullen veel bedrijven, gemeenten, universiteiten, brancheorganisaties, enz. deelnemen.

    - specifieke doelstellingen: het bereiken van de targets en verspreiden van informatie en best practices; het vestigen van de aandacht op energie-efficiëntie en op de targets en bovendien het verder sensibiliseren van het publiek en het in de kijker plaatsen van de resultaten die in verschillende sectoren zijn bereikt.

    - concrete maatregelen: er worden contracten ondertekend met de deelnemende partners om acties uit te voeren die erop gericht zijn de technologieverspreidingstargets te halen.

    - onmiddellijk nuttig effect van elke actie: het effect op de energie-efficiëntie wordt gemeten. Tussentijds worden onder meer surveys gehouden onder de stakeholders op wie de aanloopcampage invloed heeft gehad.

    - verwachte resultaten: het uiteindelijke doel is de targets te halen en zo de energie-efficiëntie te verbeteren in de EU.

    .

    5.3. Tenuitvoerlegging

    De Commissie maakt gebruik van direct beheer om de geplande acties uit te voeren zowel met vast als met extern personeel. Medebeheer door de lidstaten - nationale, regionale en locale autoriteiten - en gebruik van een aantal consulentendiensten. Er worden betalingen gedaan voor informatiemateriaal en het ontwerp, de uitwerking en de verspreiding ervan.

    6. FINANCIËLE GEVOLGEN

    6.1. Totale financiële gevolgen voor deel B (voor de gehele programmeringsperiode)

    6.1.1. Financiering

    VK in miljoen EUR (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    6.1.2. Technische en administratieve bijstand, ondersteuningsuitgaven en IT-uitgaven (vastleggingskredieten)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    6.2. Berekening van de kosten per overwogen maatregel in deel B (voor de gehele programmeringsperiode) [18]

    [18] Zie voor verdere informatie de afzonderlijke toelichting.

    VK in miljoen EUR (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    7. GEVOLGEN VOOR HET PERSONEELSBESTAND EN DE ADMINISTRATIEVE UITGAVEN

    7.1. Gevolgen voor de personele middelen

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    7.2. Algemene financiële gevolgen in verband met de personele middelen

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven gedurende 12 maanden.

    7.3. Andere huishoudelijke uitgaven die uit de actie voortvloeien

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven gedurende 12 maanden.

    I. Jaartotaal (7.2 + 7.3)

    II. Duur van de actie

    III. Totale kosten van de actie (I x II) // 33000EUR

    4 jaar

    132000

    8. TOEZICHT EN EVALUATIE

    8.1. Follow-upsysteem

    Nog te bepalen.

    8.2. Procedure en periodiciteit van de voorgeschreven evaluatie

    De details moeten nog worden uitgewerkt op basis van de aanloopcampagne voor hernieuwbare energiebronnen.

    9. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

    De normale aanbestedings- en contractuele procedures en controles.

    Top