EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52001DC0016

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité betreffende de steun van het Europees Sociaal Fonds voor de europese werkgelegenheidsstrategie

/* COM/2001/0016 def. */

52001DC0016

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité betreffende de steun van het Europees Sociaal Fonds voor de europese werkgelegenheidsstrategie /* COM/2001/0016 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT EN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ BETREFFENDE DE STEUN VAN HET EUROPEES SOCIAAL FONDS VOOR DE EUROPESE WERKGELEGENHEIDSSTRATEGIE

SAMENVATTING

In Agenda 2000 heeft de Commissie plannen geformuleerd betreffende hervorming van de Europese Structuurfondsen. De doelstelling was de effectiviteit van de Fondsen te verbeteren door meer thematische en geografische concentratie, om effectief te kunnen reageren op de nieuwe uitdagingen inzake economische en sociale samenhang. Tijdens de Europese Raad van Berlijn in 1999 bereikten de staatshoofden en regeringsleiders een politiek akkoord over deze hervorming. Meer in het bijzonder kreeg het Europees Sociaal Fonds een nieuwe rol toebedeeld met betrekking tot het ondersteunen van de Europese Werkgelegenheidsstrategie, waartoe op de Top van Luxemburg in 1997 was besloten. Aangezien de ESF-programma's voor 2000-2006 intussen zijn goedgekeurd, gaat deze Mededeling in op de vraag hoe deze programma's rekening hebben gehouden met de noodzaak het ESF te integreren in de prioriteiten van de Europese Werkgelegenheidsstrategie.

De nieuwe ESF-programma's zullen ongeveer 60 miljard EUR in mensen investeren in het kader van de modernisering en hervorming van de arbeidsmarkten. Bijzondere aandacht zal worden besteed aan het integreren van gemarginaliseerde groepen in de economie en de maatschappij. Het ESF zal ook een bijdrage leveren aan de overgang naar de kenniseconomie en de concurrentiepositie van de Europese economie versterken.

De Europese Werkgelegenheidsstrategie legt een sterke nadruk op vier prioritaire terreinen: inzetbaarheid, ondernemerschap, aanpassingsvermogen en gelijke kansen. De ESF-steun in het kader van de Doelstellingen 1 en 3 zal de ontwikkeling op deze terreinen op de volgende manier bevorderen:

* Inzetbaarheid (employability): ongeveer 60% (34 miljard EUR) van het ESF-budget zal worden besteed aan het verbeteren van de inzetbaarheid in de hele Europese Unie. Een derde van dit bedrag, bijna 11 miljard EUR, is gereserveerd voor de bestrijding van sociale uitsluiting.

* Ondernemerschap: aan het bevorderen van ondernemerschap zal het ESF 8 miljard EUR besteden, als essentiële steun in de rug voor het starten van nieuwe bedrijven en voor het creëren van banen in de dienstensector.

* Aanpassingsvermogen: bijna 11 miljard EUR zal worden geïnvesteerd in het aanpassingsvermogen van de Europese werkende bevolking, met als voornaamste prioriteiten de ontwikkeling van het continue leren, ICT-gebruik en KMO-gerichte activiteiten.

* Gelijke kansen: door de mainstreaming van gelijke kansen in de gehele strategie is het niet mogelijk aan te geven welk bedrag in totaal aan gelijke kansen besteed zal worden. Het budget voor specifieke acties bedraagt ongeveer 4 miljard EUR.

Aangezien de onderhandelingen daarover nog gaande zijn, is het niet mogelijk cijfers te geven over de besteding van de resterende fondsen in het kader van Doelstelling 2 ter ondersteuning van de werkgelegenheidsstrategie.

Deze Mededeling geeft ook aan hoe het Europees Sociaal Fonds de toezeggingen van de lidstaten in hun Nationale Actieplannen voor werkgelegenheid ondersteunt. De preventieve aanpak staat in het middelpunt. Het is de bedoeling te vorkomen dat mensen langdurig werkloos worden, door ze een springplank naar de arbeidsmarkt aan te bieden, in plaats van een vangnet. De Mededeling laat ook zien hoe het Europees Sociaal Fonds als katalysator optreedt ten aanzien van nationaal beleid inzake gelijke kansen, in het bijzonder met betrekking tot het verhogen van de werkgelegenheidsgraad voor vrouwen, met als doel volledige werkgelegenheid voor zowel mannen als vrouwen. Het complete steunpakket biedt een degelijke basis voor de Europese Werkgelegenheidsstrategie en ook voor de beleidsverplichtingen die zijn aangegaan tijdens de Europese Raad van Lissabon.

De nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten, de sociale partners en de Europese Commissie zullen in het komende jaar gezamenlijk moeten werken aan het maximaliseren van het effect van deze nieuwe programma's op de economische en sociale vernieuwing van de Europese Unie.

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT EN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ

BETREFFENDE DE STEUN VAN HET EUROPEES SOCIAAL FONDS VOOR DE EUROPESE WERKGELEGENHEIDSSTRATEGIE

1. Inleiding

Overwegende dat nu algemeen erkend wordt dat investering in mensen een belangrijke motor van economische groei is, wordt in deze Mededeling de schijnwerper gericht op het voornaamste financiële instrument van de EU voor het bevorderen van de ontwikkeling van de menselijke hulpbronnen, namelijk het Europees Sociaal Fonds (ESF). Vanaf het eerste begin heeft het ESF veranderingen ondergaan om nieuwe uitdagingen aan te kunnen gaan. Nieuwe manieren om het werk te organiseren, de behoefte aan nieuwe kennis en vaardigheden, en nieuwe technologieën vereisen alle een passende reactie van het ESF. Ondanks de stijgende werkgelegenheidscijfers en de gunstige macro-economische voorwaarden, blijven de werkloosheid en de lage werkgelegenheidsgraad in enkele lidstaten een bedreiging van de economische en sociale samenhang in Europa. Nieuwe programma's voor de periode 2000-2006 zullen aanzienlijke financiële middelen van de Gemeenschap ter beschikking stellen ter ondersteuning van de lidstaten bij de ontwikkeling en uitvoering van hun werkgelegenheidsbeleid. In het kader van de Europese Werkgelegenheidsstrategie [1] zal in de komende 7 jaar ongeveer 60 miljard EUR aan EU-fondsen [2] beschikbaar worden gesteld voor:

[1] Ook de belangrijke bijdrage van de andere Structuurfondsen aan de ondersteuning van de Europese Werkgelegenheidsstrategie dient erkend te worden.

[2] 57 Miljard EUR ESF-steun is beschikbaar in het kader van Doelstellingen 1 en 3.

* het bevorderen van meer economische en sociale samenhang [3] in de gehele EU;

[3] Het ESF is een van de 4 Structuurfondsen van de EU. Alle vier werken aan de verbetering van de economische en sociale samenhang. Zie bijlage 1.

* het bevorderen van het creëren van nieuwe banen en van het concurrentievermogen in de EU door te investeren in de ontwikkeling van vaardigheden;

* het beantwoorden aan de specifieke behoeften inzake arbeidsmarktontwikkeling van regio's die achterblijven bij de rest van de EU [4];

[4] Het ESF neemt iets minder dan een kwart van de investeringen van de Structuurfondsen in Doelstelling 1-gebieden voor zijn rekening (zie bijlage 2).

* het ondersteunen van de op de Europese Raad van Lissabon gedane toezeggingen naar een dynamische kenniseconomie te zullen streven;

* het bieden van de noodzakelijke investeringen in mensen en opleidingsinfrastructuren, om de ontwikkeling en invoering van nieuwe technologieën bij te kunnen houden;

* het verzekeren dat iedereen gelijke kansen krijgt om te delen in de voordelen van economische groei;

* het dichten van de werkgelegenheidskloof tussen mannen en vrouwen.

Deze Mededeling gaat vooral in op de rol van het ESF in het kader van de Doelstellingen 1 en 3 van de Structuurfondsen bij het ondersteunen van de doelstellingen van de Europese Werkgelegenheidsstrategie. De ESF-steun in het kader van Doelstelling 2 zal ook een belangrijke rol spelen bij het bevorderen van de EWS in gebieden die zich aan veranderingen in de industrie moeten aanpassen. De onderhandelingen over Doelstelling 2-programma's zijn gaande. Zolang deze onderhandelingen niet zijn afgerond, is het niet mogelijk gedetailleerde informatie over de aard van de ESF-steun te verstrekken. De Commissie bevordert echter actief de koppeling van Doelstelling 2-plannen en de algemene werkgelegenheidsstrategie, om te verzekeren dat alle programma's bijdragen tot de gemeenschappelijke doelstelling van meer en betere banen.

2. Rol van het Europees Sociaal Fonds bij het ondersteunen van de Europese Werkgelegenheidsstrategie

Tijdens de Europese Raad van Amsterdam in juni 1997 kwamen de lidstaten tot overeenstemming over een nieuwe werkgelegenheidstitel in het Verdrag, om de werkgelegenheid en het economisch beleid beter te koppelen. Deze titel, die overigens bevestigt dat de primaire verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen en uitvoeren van het werkgelegenheidsbeleid bij de lidstaten ligt, biedt een rechtsgrondslag voor een meer strategisch kader voor de coördinatie van de werkgelegenheid en het beleid in de Europese Unie.

De Europese Raad van Luxemburg in november van dat jaar gaf de aanzet tot wat bekend staat als de Europese Werkgelegenheidsstrategie (EWS) of het Proces van Luxemburg. De staatshoofden en regeringsleiders kwamen tot overeenstemming over een raamwerk voor actie op basis van een aantal gemeenschappelijke doelstellingen en streefcijfers voor het werkgelegenheidsbeleid, gegroepeerd rond vier pijlers: inzetbaarheid, ondernemerschap, aanpassingsvermogen en gelijke kansen. Dit is het uitgangspunt voor de ESF-activiteiten.

Een van de leidende principes van de Europese Werkgelegenheidsstrategie is de omschakeling van passieve maatregelen op actief arbeidsmarktbeleid. Het Europees Sociaal Fonds is een belangrijk instrument om lidstaten aan te moedigen en te steunen in hun streven naar een meer actief beleid. In de EU als geheel neemt het ESF naar schatting 8% [5] van de uitgaven voor actief arbeidsmarktbeleid voor zijn rekening. De gecombineerde nationale en communautaire inspanning vertegenwoordigt een aanzienlijke investering in de toekomst van Europa.

[5] Zie bijlage 3 voor details.

In verband met de voorbereiding van de uitbreiding van de EU breidt de invloed van de EWS zich ook naar het oosten uit. De deelname van kandidaatlanden aan de EWS is een topprioriteit in de Toetredingspartnerschappen. Deze Partnerschappen geven voor ieder kandidaatland aan op welke terreinen vorderingen moeten worden gemaakt en hoe het Phare-programma de voorbereiding van de toetreding zal ondersteunen. Het Phare-programma financiert projecten op het terrein van werkgelegenheid en ontwikkeling van de menselijke hulpbronnen via het voornaamste onderdeel ervan, institutionele ontwikkeling, en via een specifiek onderdeel "Economische en Sociale Samenhang". Er zijn verschillende projecten die specifiek betrekking hebben op voorbereiding op toekomstige deelname aan het ESF [6]. Van cruciaal belang is in dit verband ook het Speciale Voorbereidende Programma voor Structuurfondsen [7]. Dit programma is met name gericht op het opbouwen van het vermogen van de LMOE om na toetreding de Structuurfondsen efficiënt en doelmatig te beheren ter ondersteuning van de EWS.

[6] Cyprus, Malta en Turkije komen niet in aanmerking voor Phare-financiering.

[7] Uitgevoerd in het kader van Phare in de periode 1998-2000.

3. Steun voor de vier pijlers van de Europese Werkgelegenheidsstrategie

De verdeling van de beschikbare fondsen [8] over de vier pijlers van de EWS vertoont aanzienlijke variaties tussen de lidstaten, doordat het mogelijk is flexibel in te spelen op specifieke nationale prioriteiten [9]. De omvang van de ESF-steun en de aard van de arbeidsmarktproblemen in de lidstaten zijn van invloed op de inhoud van programma's en de verdeling van de steun over de vier pijlers van de EWS [10]. Het onderliggende streven is de steun daar te concentreren waar hij het meeste effect zal hebben, zowel wat betreft de behoeften van de arbeidsmarkt als wat betreft de hoogte van de reeds beschikbare financiële steun voor bijzondere activiteiten.

[8] Deze cijfers zijn ruwe schattingen gebaseerd op een interne analyse van het DG Werkgelegenheid & Sociale Zaken. De landenfiches in de bijlagen bij deze Mededeling bevatten de voornaamste cijfermatige gegevens over het ESF en de EWS in de afzonderlijke lidstaten.

[9] Zie bijlage 4 voor meer statistische informatie over het ESF en de voornaamste arbeidsmarktindicatoren in de lidstaten.

[10] Zie bijlage 5 voor een analyse van de verhouding tussen ESF-steun voor elk van de pijlers en de voornaamste arbeidsmarktindicatoren.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

3.1 Inzetbaarheid

In financiële termen is inzetbaarheid de voornaamste pijler voor het ESF. Het vertegenwoordigt ongeveer 60% van alle ESF-middelen, oftewel 34 miljard EUR. Over het algemeen wordt aan de bevordering van inzetbaarheid een kleiner deel van de beschikbare fondsen besteed in programma's voor regio's die het verst bij de rest van de EU achterblijven in termen van economische ontwikkeling (Doelstelling 1) dan in programma's die de ontwikkeling van de menselijke hulpbronnen in de rest van de EU betreffen (Doelstelling 3 ).

Overeenkomstig de werkgelegenheidsrichtsnoeren valt er een duidelijke accentverschuiving naar meer preventieve actie [11] in individuele programma's te constateren. In sommige lidstaten (Denemarken, Nederland) zal ongeveer de helft van de ESF-steun voor actieve arbeidsmarktmaatregelen in het kader van Doelstelling 3 aan preventieve actie worden besteed. In gebieden met relatief hoge langdurige werkloosheid worden nog steeds aanzienlijke middelen besteed aan het terugdringen van de aantallen werklozen (Spanje, de oostelijke Duitse deelstaten).

[11] Preventieve actie is gericht op het identificeren en vroegtijdig bijstaan van diegenen die het meeste risico lopen langdurig werkloos te worden.

In de komende zeven jaar zal het ESF ongeveer 9 miljard EUR bijdragen aan het bevorderen van sociale integratie in lidstaten, met name aan het bevorderen van ruimere toegang tot mogelijkheden om te leren en om werk te vinden. Werkloosheid is de voornaamste reden van armoede en uitsluiting. De ESF-programma's erkennen dat beleid dat het individu in het centrum van de arbeidsmarktmaatregelen plaatst, meer kans van slagen heeft indien op individuele behoeften en wensen wordt voortgebouwd. Dit principe is sterk bepalend voor de opzet van ESF-acties. Het zal de effectiviteit van het ESF verbeteren bij het aanpakken van enkele van de meest diepgewortelde problemen van sociale uitsluiting in Europa.

Levenslang leren is een thema bij meerdere prioriteiten in de ESF-plannen. In de komende zeven jaar zal het ESF minstens 12 miljard EUR [12] besteden aan de ontwikkeling van levenslang leren. Voor sommige lidstaten geldt dat het ESF niet alleen maar de nationale inspanningen op dit terrein aanvult, maar de drijvende kracht is achter de ontwikkeling van een strategie voor levenslang leren (Portugal, Oostenrijk). De voorgestelde uitgaven voor levenslang leren weerspiegelen, in grote lijnen, het niveau van de ontwikkeling van het onderwijs in lidstaten. Uitgaven voor levenslang leren vertegenwoordigen een groter deel van de ESF-fondsen in lidstaten met een lager niveau [13].

[12] Men kan stellen dat het grootste deel van de ESF-steun betrekking heeft op het bevoredren van levenslang leren. Dit is een voorzichtige schatting van de steun op basis van de voorgestelde uitgaven op het specifieke ESF-beleidsterrein levenslang leren.

[13] Zie bijlage 5.

Nieuwe programma's betreffen niet langer alleen het aanbieden van opleidingscursussen. Zij omvatten een bredere aanpak: ontwikkeling van een beter kader voor de ontwikkeling van vaardigheden; een meer systematische benadering van de validering en erkenning van kwalificaties en vaardigheden; en inspanningen ter verhoging van de kwaliteit van onderwijs en opleiding, en van de relevantie van het geleerde voor de eisen die het arbeidsleven stelt. Met andere woorden, de programma's ondersteunen de ontwikkeling van een coherente aanpak van de totstandbrenging van een "leercultuur".

Voor sommige lidstaten zal de ESF-steun aan de Openbare Diensten voor Arbeidsvoorziening (ODA's) een belangrijke rol spelen bij de verbetering van de inzetbaarheid, door het helpen verzekeren van een betere afstemming tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Voor landen als Griekenland, Italië en Portugal zal het ESF een belangrijke rol spelen bij de modernisering van de ODA's. In combinatie met het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling zal het ESF een noodzakelijke impuls geven aan de fysieke infrastructuur, de opleiding van medewerkers van ODA's, en aan de ontwikkeling van betere instrumenten voor advies en begeleiding. In landen als Duitsland, Finland en Ierland richt het ESF zich meer op medefinanciering en ontwikkeling van proefprojecten en vernieuwende benaderingen van ondersteuning door ODA's.

ESF-actie inzake inzetbaarheid

Successen in het verleden (1994-99)

De maatregelen betreffende opleiding en onderwijs in Portugal in de loop van de programma's voor 1994-99 hebben duidelijk de waarde op langere termijn aangetoond van het integreren van opleiding en werkervaring in ESF-acties. Meer in het algemeen speelden ESF-programma's een centrale rol bij het ontwikkelen en diversifiëren van de beschikbare vormen van ondersteuning waardoor het onderwijs en de wereld van de arbeid dichter bij elkaar gebracht kunnen worden.

De ervaringen met ESF-steun in Nederland en het VK hebben aangetoond dat een geïntegreerde aanpak van hulp bij het zoeken naar werk, waarbij mensen een duidelijk traject terug naar werk wordt aangeboden, een waardevolle bijdrage levert. De effecten van een dergelijke aanpak waren bijzonder positief voor de meest kansarme groepen op de arbeidsmarkt.

Plannen voor de toekomst (2000-2006)

In Frankrijk zullen preventieve actieve arbeidsmarktmaatregelen die begeleiding en opleiding aanbieden een "Nieuwe Start" bieden aan jongeren en volwassen werklozen. De ESF-steun in het kader van de "Plans locaux d'insertion par l'économique" zal ook bijdragen tot het aanbieden van een duidelijk traject naar werkgelegenheid voor werklozen die met uitsluiting worden bedreigd.

Inzetbaarheid is de voornaamste pijler voor het ESF in Portugal. Voortbouwende op de goede start die de voorafgaande programma's hebben gemaakt, zal het ESF aanzienlijke steun bieden voor de verbetering van de overgang van school naar arbeidsmarkt door het ontwikkelen van meer en betere "sandwichcursussen" en door alternatieve onderwijs- en opleidingsroutes te beiden aan jongeren die mislukken op school.

In Spanje zal de aanpak van het geïntegreerde traject helpen bij de bestrijding van sociale uitsluiting, door specifieke maatregelen ten behoeve van immigranten, mensen met een handicap en andere gemarginaliseerde groepen zoals zigeuners. Er zal ook een speciale maatregel zijn om voortijdige schoolverlaters technische basisvaardigheden en werkervaring te verschaffen. Binnen het onderwijsstelsel zal het patroon van de ESF-financiering verschuiven naar meer integratie van nieuwe technologieën en praktische ervaring voor scholieren.

In de oostelijke deelstaten van Duitsland zal ook een trajectbenadering worden gevolgd om tekortkomingen in het onderwijsstelsel te compenseren, goede opleiding te verzekeren, en de overgang naar werk te vergemakkelijken. Bovendien zal er een vangnet worden geboden voor uitvallers, namelijk een speciaal pakket op maat van begeleiding en opleiding, om te voorkomen dat zij werkloos worden.

Om mensen die daartoe traditioneel geen toegang hebben gelegenheid te geven om universitair onderwijs te volgen, bevordert Oostenrijk afstandsonderwijs via internet.

3.2 Ondernemerschap

Vele van de werkgelegenheidsrichtsnoeren betreffende ondernemerschap liggen buiten de reikwijdte van de actie van het ESF en zijn meer gericht op het verbeteren van het institutionele kader voor ondernemerschap binnen lidstaten, b.v. door het verlichten van de administratieve last van bedrijven en het bevorderen van een belastingstelsel dat ondernemerschap stimuleert. Desalniettemin kan het ESF met een bedrag van bijna 8 miljard EUR voor het ondersteunen van ondernemerschap een aanzienlijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van ondernemerschap en concurrentievermogen in de EU. Hiermee zal een grote verscheidenheid van activiteiten worden gefinancierd, waaronder: steun voor de ontwikkeling van ondernemers- en vernieuwende vaardigheden; steun voor starters; het opzetten van netwerken om ondersteuning voor ondernemerschap te bevorderen; en het bevorderen van het bewustzijn van de kansen en potentiële beloning die ondernemerschap biedt.

Het bedrag van de steun voor ondernemerschap is over het algemeen in het kader van Doelstelling 1 bijna tweemaal zo hoog als in het kader van Doelstelling 3. Spanje, Portugal, Griekenland en Ierland leggen meer dan andere lidstaten de nadruk op steun voor KMO's. Dit weerspiegelt de sterkere behoefte aan ontwikkeling van ondernemingen in Doelstelling 1-regio's. Er zijn ook aanwijzingen [14] dat in de lidstaten met relatief minder werkgelegenheid in de dienstensector een groter aandeel van de fondsen aan ondernemerschap wordt besteed.

[14] Zie bijlage 5.

ESF-actie voor ondernemerschap

Plannen voor de toekomst (2000-06)

In Italië is de steun gericht op het benutten en instandhouden van de spin-offs en het potentieel voor het creëren van ondernemingen van onderzoek en ontwikkeling. Een duidelijk engagement voor gelijke kansen ligt aan de basis van specifieke steun voor vrouwelijke startende ondernemers in Denemarken, Griekenland en Duitsland.

Er worden aanzienlijke inspanningen verricht om nieuwe terreinen van werkgelegenheid in het kader van de sociale economie te stimuleren door de verdere ontwikkeling van kennis en vaardigheden in de organisaties van de sociale economie (Zweden), door de aanbodzijde aan te moedigen om stabiele banen te creëren en opleidingen aan te bieden aan mensen die een bijzonder risico lopen op de arbeidsmarkt (België), en door het aanmoedigen van de organisaties van de sociale economie om de inzetbaarheid van mensen die risico's lopen op de arbeidsmarkt te verbeteren (Luxemburg).

Enkele regio's in het oosten van Duitsland, geïnspireerd door succesvolle projecten in Oost-Berlijn, creëren geïntegreerde ESF/EFRO-programma's die O&O in universiteiten bevorderen en behulpzaam zijn bij de overdracht van de resultaten naar nieuwe KMO's in toekomstgerichte sectoren (ICT, biotechnologie, enz.).

3.3 Aanpassingsvermogen

In de EU als geheel zal 11 miljard EUR worden besteed aan het beleid ter bevordering van het aanpassingsvermogen. Er zijn aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten. Hoewel andere lidstaten zoals Portugal en Italië ook voornemens zijn aanzienlijke bedragen aan aanpassingsvermogen te besteden, zijn het toch vooral de Scandinavische landen die veel aandacht aan dit thema besteden. In Zweden bijvoorbeeld wordt ongeveer de helft van de ESF-fondsen voor Doelstelling 3 aan deze pijler besteed. Nieuwe programma's leggen sterker de nadruk op het ondersteunen van de ontwikkeling van de menselijke hulpbronnen in en voor KMO's dan in voorafgaande programma's het geval was. Het bieden van toegang tot continue opleiding is the centrale doelstelling. Verder streven alle programma's ernaar adequaat te reageren op bredere veranderingen van de organisatie van het werk.

De EWS legde er bijzondere nadruk op dat de sociale partners actief deel dienen te nemen aan de modernisering van het arbeidspotentieel. Bij het ondersteunen van de werkgelegenheidsrichtsnoeren zal het ESF een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van meer vernieuwende benaderingen om de sociale partners bij de ontwikkeling van het beleid inzake aanpassingsvermogen te betrekken.

Het maximaliseren van het potentieel van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) zal essentieel zijn voor het versterken van het concurrentievermogen van de Europese bedrijven. Veel programma's zullen dan ook een meer doelmatige overdracht van technologie naar KMO's aanmoedigen. Dit zal gebeuren door opleiding van werknemers, steun voor de ontwikkeling van IT-netwerken, en het verbeteren van de samenwerking tussen KMO's en centra voor ICT-onderzoek en -ontwikkeling.

De Structuurfondsen zullen op grote schaal in ICT in scholen investeren, maar het is niet voldoende scholen of andere instellingen PC's te geven. De leerkrachten dienen vertrouwd te zijn met ICT. De opleiding van leraren en opleiders neemt dan ook een belangrijke plaats in in een aantal ESF-programma's. Het ESF wil zich echter niet beperken tot het opleiden van specifieke groepen; ook het opzetten van de juiste infrastructuur voor onderwijs en opleiding is belangrijk. De ontwikkeling van multimedia-opleidingspakketten en van een reeks van methoden voor open en afstandsonderwijs om de ontwikkeling van IT-vaardigheden in KMO's te bevorderen, is dan ook onderdeel van een aantal programma's.

Wat de bestrijding van sociale uitsluiting betreft, weerspiegelen de nieuwe ESF programma's de toenemende bezorgdheid over de zogenaamde digital divide (de digitale kloof), de uitsluiting van bepaalde groepen van de potentiële voordelen die de nieuwe ICT met zich brengt. De programma's omvatten het vaste voornemen ruimere toegang tot nieuwe informatietechnologieën te waarborgen.

ESF-actie inzake aanpassingsvermogen

Successen in het verleden (1994-99)

In de periode 1996-1999 bleef het werkgelegenheidspeil in bedrijven in Duitsland die door het ESF werden ondersteund in het kader van Doelstelling 4 stabiel, terwijl de werkgelegenheid in bedrijven die niet met het ESF samenwerkten met 2 tot 6% daalde. Uit evaluatie in Zweden bleek dat steun van het ESF onder Doelstelling 4 veel bedrijven in staat had gesteld om een begin te maken met de ontwikkeling van vaardigheden. In het VK waren er aanwijzingen dat het percentage werknemers dat een opleiding volgde aanzienlijk was gestegen als resultaat van de ESF-steun.

Plannen voor de toekomst (2000-06)

In Zweden zullen vernieuwende stappen worden ondernomen om de ontwikkeling van de vaardigheden van alle werknemers in de particuliere en de publieke sector te ondersteunen, met prioriteit voor kleine ondernemingen. Voor het stimuleren van de ontwikkeling van vaardigheden is een analyse vereist van de ontwikkeling van de organisatie van het werk en van de behoeften van de werknemers aan nieuwe kennis en vaardigheden. Een voorwaarde voor de ontwikkeling van vaardigheden binnen een bedrijf is dat de werknemer en de vakbond, of bij ontstentenis daarvan het personeel, een akkoord sluiten.

De plannen in het VK zijn gericht op aanmoediging van de systematische integratie van ICT-vaardigheden in alle typen van activiteiten, maar met bijzondere nadruk op basis- en essentiële vaardigheden. In andere landen wordt specifieke aandacht besteed aan verbetering van de IT-vaardigheden van oudere werknemers (Finland) en voortijdige schoolverlaters (Nederland).

In Griekenland zullen aanzienlijke inspanningen worden verricht met betrekking tot verbetering van de infrastructuur voor onderwijs en opleiding, door het verbeteren van de koppeling van onderwijs en arbeidsmarkt en van de certificering van bij- en nascholing/continue opleiding. Ook wordt er gewerkt aan de ontwikkeling van de informatiemaatschappij in onderwijs, zakenleven en andere gebieden van economisch belang. Alle scholen zullen in 2002 voorzien zijn van PC's, en de leraren zullen ICT-cursussen hebben gevolgd.

In het kader van Doelstelling 3 zal in het VK gezocht worden naar "capacity building"-projecten met als doel de sociale partners te helpen om een actieve rol te spelen bij de modernisering van het arbeidspotentieel.

3.4. Gelijke kansen

Vrijwel alle lidstaten zijn voornemens een tweeledige benadering van het thema gelijke kansen voor mannen en vrouwen te volgen in de ESF-programma's. Overeenkomstig de werkgelegenheidsrichtsnoeren houdt deze benadering in: specifieke maatregelen ter bevordering van gelijkheid van mannen en vrouwen naast een breder streven naar mainstreaming van gelijke kansen in alle acties en programmaprioriteiten. Het is moeilijk aan te geven hoeveel in dit stadium in gelijkheid wordt geïnvesteerd [15]. Veel hangt af van de tenuitvoerlegging van gendermainstreaming op alle terreinen waar het ESF actief is. Wat specifieke acties betreft, zal het ESF bijna 4 miljard EUR besteden aan het bevorderen van gelijkheid. Dit bedrag zou aanzienlijk hoger zijn indien de fondsen voor het ondersteunen van mainstreaming-acties zouden worden meegerekend.

[15] Een beoordeling van de Programma-aanvullingen voor programma's van de Structuurfondsen zal meer gedetailleerde informatie verschaffen over de omvang van de aan gendermainstreaming bestede middelen. De betreffende documenten zullen in de komende maanden beschikbaar worden.

Een eenvoudige vergelijking van de relatieve omvang van de fondsen voor specifieke acties voor gelijkheid wijst erop dat bepaalde lidstaten van plan zijn een geringer aandeel van de ESF-fondsen te besteden aan specifieke maatregelen ter bevordering van gelijkheid van vrouwen en mannen dan op grond van de arbeidsmarktindicatoren aangewezen lijkt [16]. Zo zijn bijvoorbeeld sommige lidstaten met een grote genderkloof in de werkgelegenheids- of werkloosheidscijfers van plan aanzienlijk minder te besteden dan andere lidstaten waar de kloof veel smaller is. De redenen hiervoor zijn complex. De cijfers betreffende de middelen voor specifieke acties voor vrouwen houden geen rekening met de steun voor vrouwen in het kader van het gendermainstreaming-beleid. De lidstaten kunnen ervoor kiezen hun inspanningen te concentreren op mainstreaming in plaats van op specifieke acties. Ook is het zo dat de steun van het ESF een aanvulling dient te zijn op de inspanningen van de lidstaten zelf. Bovendien kan het daar waar al veel gedaan wordt aan de bevordering van gelijke kansen zinvoller zijn om voor de mainstreaming-aanpak te kiezen, in plaats van fondsen te besteden aan specifieke activiteiten die al ruime steun ontvangen. Deze analyse werpt echter toch een aantal belangrijke vragen op met betrekking tot de aanpak van het thema gelijkheid met behulp van ESF-middelen.

[16] Zie bijlage 5.

De plannen voor ondersteuning voor vrouwen bestrijken het hele spectrum van arbeidsmarktactiviteiten. In vele plannen ligt evenwel de nadruk op specifieke maatregelen om effectieve strategieën voor kinderopvang te ontwikkelen en te ondersteunen, meer flexibiliteit in de regelingen voor het aanbod van onderwijs en opleiding, en specifiek op vrouwen gerichte activiteiten (b.v. voor startende vrouwelijke ondernemers).

Bijna alle programma's omvatten expliciete criteria voor de selectie van projecten, om te verzekeren dat door het ESF gesteunde projecten serieus de doelstelling van gelijkheid nastreven. In de meeste gevallen zal ook de monitoring verder ontwikkeld worden. De toezichtcomités van de programma's omvatten nu veelal ook een vertegenwoordiger van een organisatie of instelling op het gebied van gelijke kansen. Deze veranderingen zullen de zichtbaarheid en het effect van genderthema's in iedere fase van de programma's verbeteren, van de ontwerpfase tot de tenuitvoerlegging en uiteindelijk de evaluatie.

ESF-actie voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen

Successen in het verleden (1994-99)

In Ierland is het percentage vrouwen dat deelnam aan ESF-programma's gestegen van 36% in 1992 tot 54% in 1997. Het percentage vrouwen dat betaald werk vond na deelname aan een ESF-programma lag dicht bij dat van mannen, hoewel het vaak deeltijd- of tijdelijk werk betrof. In Frankrijk heeft ESF-steun bijgedragen tot meer aandacht voor positieve actie ter ondersteuning van vrouwen op de arbeidsmarkt. Uit evaluatie van ESF-actie in Spanje bleek een trend naar meer bewustzijn van genderthema's, met name door steun van het ESF voor de verspreiding van materiaal inzake goede praktijken op regionaal en lokaal niveau.

Plannen voor de toekomst (2000-06)

Nieuwe programma's in Ierland demonstreren de waarde van gecombineerde actie van de Structuurfondsen, die elkaar aanvullen bij het bevorderen van de ontwikkeling van het aanbod van kinderopvang. ESF-investeringen in een programma voor kwaliteitsverbetering, opleiding en personeelskosten vormen hier een aanvulling op een subsidieregeling voor kinderopvangfaciliteiten die medegefinancierd wordt door het EFRO.

Bij de steun voor gendermainstreaming in programma's in Oostenrijk wordt bijzondere aandacht besteed aan de ontwikkeling van werkgelegenheid voor vrouwen in niet-traditionele en nieuwe sectoren, en ook aan nieuwe mogelijkheden voor banen in wetenschap en technologie.

In enkele Italiaanse regio's wordt een kwaliteitsmerk ingevoerd dat zal worden toegekend aan bedrijven die goede praktijken ontwikkelen met betrekken tot het combineren van werk en gezinsleven - niet alleen crèches op het werk, maar ook flexibele uren, ouderschapsverlof en andere maatregelen.

4. Tenuitvoerlegging en beheer van programma's

Niet alleen de focus van het ESF voor 2000-2006 is veranderd, ook de manier waarop de programma's zullen worden uitgevoerd. Enkele belangrijke veranderingen zijn gericht op het verbeteren van de effectiviteit van de ESF-steun, met name wordt meer de nadruk gelegd op beter programmabeheer. In de programma's wordt expliciet vermeld welke maatregelen genomen zullen worden om de systemen voor monitoring en evaluatie te verbeteren. Dit is van groot belang voor een maximaal rendement van het ESF. Voor sommige lidstaten heeft dit geleid tot ingrijpende veranderingen van de financiële controlesystemen (Nederland) en betere coördinatie van het regionale en het nationale beleid (België). Monitoringsystemen moeten actuele informatie kunnen verschaffen om een gefundeerde beoordeling mogelijk te maken van de resultaten van een programma bij gelegenheid van de jaarlijkse bespreking tussen de review tussen de beheerders van dat programma en de Commissie.

Andere belangrijke verbeteringen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het programma zijn:

* Een aanpak die de regionale en lokale dimensie van de tenuitvoerlegging weerspiegelt, biedt meer mogelijkheden om de ESF-steun af te stemmen op de specifieke behoeften van de regionale en lokale arbeidsmarkten. Ook hebben lidstaten te kennen gegeven dat zij van plan zijn de door de globale subsidies [17] geboden flexibiliteit te benutten om de programma's beter op lokale ontwikkelingen te laten reageren.

[17] Lidstaten kunnen bepaalde intermediaire organisaties belasten met het beheer van de toewijzing van kleinere bedragen aan lokale ontwikkelingsorganisaties of -initiatieven. De meeste lidstaten zijn voornemens hieraan 0,5% tot 1% van de fondsen te bestden.

* Het verzekeren dat de fondsen elkaar aanvullen bij het verwezenlijken van de doelstellingen inzake economische en sociale ontwikkeling is een centraal element van de programma's van de structuurfondsen. Beleidsmakers kunnen investeringen van het ESF en het EFRO nauw aan elkaar koppelen. Door een duidelijke bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de menselijke hulpbronnen kan het ESF ook de impact van andere fondsen bevorderen bij het verwezenlijken van de doelstelling van meer economische en sociale samenhang.

* Een belangrijk thema voor het ESF is de actieve betrokkenheid van sociale partners, niet-gouvernementele organisaties en andere relevante belangengroepen. Partnerschap is de sleutel tot succes. De raadpleging over de planning is breder geweest dan ooit tevoren. De lidstaten hebben een breed scala van belangen bij de voorbereiding betrokken, zowel via de traditionele kanalen voor overleg met de sociale partners en als via nieuwe wegen als het internet. Het zal belangrijk zijn dit engagement voor partnerschap in stand te houden door de actieve deelname van alle partners aan te moedigen.

5. Conclusies

Bij de onderhandelingen over het ESF hebben de lidstaten te kennen gegeven dat zij de communautaire financiering willen inzetten overeenkomstig hun werkgelegenheidsbeleid, zoals vastgesteld in het kader van het proces van Luxemburg. In deze zin heeft het ESF zijn zwaartepunt verlegd van hoofdzakelijk ondersteuning van opleidingsprogramma's naar een beleidsgeörienteerd instrument met een breed scala van maatregelen betreffende het investeren in mensen. De taak van het Fonds is de doelmatigheid en het reactievermogen van arbeidsmarktbeleid te verbeteren, en de nadruk ligt op het vergemakkelijken van het creëren van nieuwe banen. Het duidelijkste voorbeeld is de prioriteit voor preventieve actie binnen ESF-programma's. De nieuwe programma's zullen ook ruime aandacht besteden aan gelijkheid van mannen en vrouwen, sociale integratie, en betere toegang tot de voordelen van informatie- en communicatietechnologieën.

De uitdaging voor de lidstaten is nu ervoor te zorgen dat de programma's werken. Zij dienen te verzekeren dat het ESF blijft beantwoorden aan veranderende behoeften en dat de programma's kunnen blijven beschikken over de juiste combinatie van beleidsinstrumenten en financiering om op specifieke arbeidsmarktproblemen te kunnen reageren. De grotere nadruk op monitoring van programma's moet worden gebruikt als een positief instrument voor continue verbetering om de werking van het ESF te maximaliseren. De jaarlijkse vergaderingen van programmabeheerders met de Commissie bieden gelegenheid voor een regelmatige beoordeling met het oog op eventueel noodzakelijke aanpassingen om monitoring en management van de programma's te verbeteren.

De tussentijdse beoordeling van programma's in 2003 zal een eerste gelegenheid zijn om te beoordelen in hoeverre de tenuitvoerlegging van de programma's overeenkomt met de plannen. Dit zal ook een goede gelegenheid zijn om eventueel programma's te herzien en te heroriënteren. Om een degelijke basis voor deze activiteiten te verzekeren, dienen de lidstaten vanaf het begin van de programma's prioriteit te verlenen aan effectieve monitoring- en evaluatiesystemen. Dit moet samengaan met inspanningen om een betere samenhang te ontwikkelen tussen ESF-monitoring en het jaarlijkse rapportageproces in het kader van de Nationale Actieplannen. Het is niet genoeg dat ESF-programma's rekening houden met de prioriteiten van de EWS indien Nationale Actieplannen de bijdrage van het ESF en de andere Structuurfondsen aan de EWS niet volledig integreren.

De onderhandelingen over de nieuwe programma's waren een goede eerste stap bij het ontwikkeling van een sterke en duidelijk zichtbare koppeling tussen het ESF en de EWS. Het is belangrijk om op deze goede start voort te bouwen om te verzekeren dat het ESF gereed is voor de komende uitdagingen met betrekking tot het ondersteunen van de Europese Werkgelegenheidsstrategie en de op de Europese Raad van Lissabon geuite beleidsvoornemens.

Bijlage 1

Steun van de Structuurfondsen 2000-2006

Er zijn 4 Structuurfondsen: het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), en het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV). Deze fondsen verlenen financiële steun in het kader van 3 Doelstellingen:

Doelstelling 1: bevordering van ontwikkeling en structurele aanpassing van regio's waarvan de ontwikkeling achterblijft. In 2000-2006 zullen deze regio's 135.954 miljoen EUR ontvangen van EFRO, ESF, EOGFL en FIOV.

Doelstelling 2: ondersteuning van de economische en sociale omschakeling van gebieden die met structurele problemen te kampen hebben. Regio's die onder Doelstelling 2 vallen, zullen 22.454 miljoen EUR ontvangen van EFRO, ESF, EOGFL en FIOV.

Doelstelling 3: ondersteuning van de aanpassing en modernisering van het beleid en de bestaande stelsels inzake onderwijs, opleiding en werkgelegenheid in alle gebieden die niet onder Doelstelling 1 vallen. Het ESF alleen zal 24.050 miljoen EUR verstrekken gedurende de looptijd van het programma.

Het ESF vertegenwoordigt ongeveer een derde van alle steun van de Structuurfondsen, ongeveer een kwart van de uitgaven van de structuurfondsen in Doelstelling 1-gebieden, en alle steun in Doelstelling 3-gebieden.

Financiële toewijzingen 2000-06 (miljoenen EUR, prijzen van 1999)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bijlage 2

Bijlage 3

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron: DG Werkgelegenheid en Sociale Zaken; OECD Economic Outlook (June 2000)

* Dit zijn grove schattingen gebaseerd op een simpele vergelijking van de geplande ESF-uitgaven met de cijfers betreffende uitgaven voor actief arbeidsmarktbleid die de lidstaten aan de OESO hebben verstrekt. De OESO-cijfers hebben betrekking op een smaller scala van beleidsterreinen dan het ESF bestrijkt. Dat betekent dat in deze tabel waarschijnlijk het ESF-aandeel in de totale uitgaven voor actief arbeidsmarktbeleid enigszins overdreven wordt.

Bijlage 4

LANDENFICHES

ESF in Oostenrijk 2000-2006

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ESF in België 2000-2006

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ESF in Denemarken 2000-2006

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ESF in Finland 2000-2006

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ESF in Frankrijk 2000-2006

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ESF in Duitsland 2000-2006

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ESF in Griekenland 2000-2006

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ESF in Ierland 2000-2006

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ESF in Italië 2000-2006

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ESF in Luxemburg 2000-2006

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ESF in Nederland 2000-2006

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ESF in Portugal 2000-2006

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ESF in Spanje 2000-2006

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ESF in Zweden 2000-2006

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ESF in het Verenigd Koninkrijk 2000-2006

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bijlage 5

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Analyse van het aandeel van het ESF voor specifieke beleidsterreinen [18]

[18] Deze analyse geeft een simpele vergelijking van hetaandeel van de ESF-steun voor afzonderlijke pijlers van de Werkgelegenheidsstrategie of specifieke beleidsterreinen voor ESF-actie. De meeste arbeidsmarktgegevens betreffen 1999. De gegevens met** betreffen 1997.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Top