EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52001AE1331

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG"

PB C 36 van 8.2.2002, p. 115–116 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52001AE1331

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG"

Publicatieblad Nr. C 036 van 08/02/2002 blz. 0115 - 0116


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG"

(2002/C 36/23)

De Raad heeft op 7 juni 2001, overeenkomstig artikel 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, besloten het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

De afdeling "Interne markt, productie en consumptie", die met de voorbereiding van de werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 26 september 2001 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Gafo Fernández.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 385e Zitting van 17 en 18 oktober 2001 (vergadering van 18 oktober) het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen is goedgekeurd.

1. Inleiding

1.1. Deze wijziging van Richtlijn 98/70/EG heeft twee doelstellingen. Ten eerste wil de Commissie ervoor zorgen dat autofabrikanten gemakkelijker kunnen voldoen aan hun indertijd gedane toezegging om de gemiddelde CO2-emissie van nieuwe, in de EU te verkopen auto's vanaf 2008 (Europese fabrikanten) of 2009 (Japanse of Koreaanse fabrikanten) omlaag te brengen tot 140 gram per kilometer. Ten tweede streeft zij ernaar dat de nieuwe specificaties voor benzine en diesel in 2005 van kracht kunnen worden.

1.2. Om deze verlaging mogelijk te maken moest de kwaliteit van de tegenwoordig gebruikte brandstoffen, benzine en diesel, worden verbeterd; het maximaal toelaatbare zwavelgehalte van benzine (nu nog 150 ppm - parts per million) en diesel (nu nog 350 ppm) diende daarom krachtens de Richtlijn te worden teruggebracht tot 50 ppm. Dankzij deze maatregel is het bovendien mogelijk de uitstoot van al eerder geregistreerde voertuigen omlaag te brengen.

1.3. In het richtlijnvoorstel scherpt de Commissie deze grenswaarden voor het zwavelgehalte verder aan: per 2011 stelt zij zowel voor benzine als diesel een maximaal zwavelgehalte van 10 ppm voor. Met deze maatregel als uitgangspunt moet het mogelijk zijn om in een later stadium nog strengere efficiëntienormen af te spreken voor voertuigen die op diesel of op benzine rijden.

1.4. Als tussenstap op weg naar de verwezenlijking van deze doelstellingen dienen zwavelvrije benzine en diesel vanaf 2005 in alle lidstaten verkrijgbaar te zijn, zodat de nieuwe generatie voertuigen, die speciaal zijn ontworpen voor het gebruik van deze brandstoffen, zuiniger kan rijden.

1.5. Bovendien wil de Commissie Richtlijn 98/70/EG voortaan ook laten gelden voor niet voor de weg bestemde mobiele machines en landbouwtrekkers. Deze voertuigen vallen er nu niet onder door de intrekking van een oudere Richtlijn die betrekking op ze had. Bij de inwerkingtreding van de nieuwe richtlijn moet hiervoor een maximaal toelaatbaar zwavelgehalte van 2000 ppm gelden, dat in 2008 zal worden verlaagd tot 1000 ppm. De lidstaten mogen echter een lagere grenswaarde van 500 ppm verplicht stellen of het zwavelgehalte dat gezien de omstandigheden nodig mag blijken voor dieselbrandstof.

1.6. Verder stelt de Commissie voor een systeem voor toezicht op de brandstofkwaliteit in te voeren dat gebaseerd moet worden op een binnenkort te publiceren Europese norm. Het gebruik van andere systemen is toegestaan, mits de resultaten hiervan van vergelijkbare kwaliteit zijn. Daarnaast dienen de lidstaten elk jaar aan de Commissie verslag uit te brengen over de hoeveelheden die van deze brandstoffen in de handel zijn gebracht.

1.7. Ten slotte evalueert de Commissie de brandstofspecificaties uiterlijk op 31 december 2006, waarbij zij rekening houdt met de toezeggingen om de CO2-uitstoot omlaag te brengen, de emissies van verontreinigende gassen door voertuigen in het licht van de luchtkwaliteitrichtlijnen, de afspraken met autofabrikanten en de ontwikkeling van de technologie om vervuilende emissies te beperken.

2. Opmerkingen

2.1. Het ESC is ingenomen met het voorstel tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG. De brandstofkwaliteit zal er hierdoor duidelijk op vooruitgaan en bovendien kunnen autofabrikanten en -importeurs zo gemakkelijker hun efficiëntiedoelstellingen verwezenlijken. In de afgelopen twintig jaar is het maximaal toegestane zwavelgehalte van vooral diesel flink gedaald, namelijk van 6000 ppm naar 350 ppm, en de bedoeling is dat het over tien jaar nog slechts 50 ppm bedraagt. Aan het voorstel van de Commissie kleven echter wel enige bezwaren, die hieronder aan de orde komen.

2.2. De Commissie geeft aan dat de algemene beperking van de CO2-uitstoot een positief netto-effect zal hebben, wat een goede zaak is. Helaas heeft zij niet uitgezocht hoe de kosten en baten voor elke lidstaat afzonderlijk zullen uitvallen.

2.3. Het ESC zet echter wel enige vraagtekens bij de uitwerking die de gewijzigde richtlijn volgens de Commissie zal hebben op de uiteindelijke brandstofprijzen in kwestie. De geraamde extra kosten van 0,25 eurocent voor benzine en 0,6 eurocent voor diesel zijn veel lager dan de 1,53 eurocent per liter waarmee een lidstaat krachtens een onlangs op voorstel van de Commissie en overeenkomstig Richtlijn 92/81/EG goedgekeurd besluit van de Raad de accijnzen voor deze zwavelarme brandstoffen mag verlagen, zodat zij zo snel mogelijk een behoorlijk marktaandeel kunnen verwerven. De Commissie doet er daarom goed aan de in de toelichting op het richtlijnvoorstel genoemde kosten te herzien. Anders zou de door de Raad goedgekeurde accijnsverlaging het karakter van overheidssteun kunnen krijgen.

2.4. Om misverstanden te voorkomen zou in artikel 3 en verder het begrip "gehalte van minder dan 10 ppm" moeten worden vervangen door "maximaal gehalte van 10 ppm". Het is namelijk technisch onmogelijk om 0,1 ppm (en dus ook bijvoorbeeld een gehalte van 9,99 ppm) te meten. Bovendien sluit deze wijziging beter aan bij de bijlagen I tot en met IV.

2.5. In het Commissievoorstel staat dat zwavelvrije brandstoffen vanaf 2005 in voldoende hoeveelheden verkrijgbaar moeten zijn, met een "evenwichtige geografische spreiding" over alle lidstaten.

2.5.1. Het ESC is van mening dat het concept "verkrijgbaarheid" in de richtlijn moet worden verduidelijkt door een kwantificeerbare parameter op te nemen. De verkrijgbaarheid van deze brandstof zou in tenminste een kwart van alle tankstations langs gewone wegen en in de helft van alle tankstations langs snelwegen of aan de buitengrenzen van de Europese Unie, verplicht moeten worden gesteld.

2.6. Het zou beter zijn als nationale, niet-geharmoniseerde regels voor het maximaal toelaatbare zwavelgehalte van diesel die gebruikt wordt in niet voor de weg bestemde mobiele machines en landbouwtrekkers pas na de in artikel 95, lid 4, van het EG-Verdrag vastgestelde procedure worden toegepast.

2.7. Als de EU-norm voor toezicht op de brandstofkwaliteit eenmaal is vastgesteld, zouden de lidstaten deze na een redelijke overgangsperiode verplicht moeten toepassen. Hun eigen traditionele systemen zouden zij dan niet meer mogen toepassen, zelfs als deze min of meer dezelfde resultaten opleveren.

Brussel, 18 oktober 2001.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

G. Frerichs

Top