Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52000PC0378

    Voorstel voor een beschikking van de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake het gebruik van materiaal dat risico's inhoudt ten aanzien van overdraagbare spongiforme encefalopathieën en tot wijziging van Beschikking 94/474/EG

    /* COM/2000/0378 def. */

    52000PC0378

    Voorstel voor een beschikking van de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake het gebruik van materiaal dat risico's inhoudt ten aanzien van overdraagbare spongiforme encefalopathieën en tot wijziging van Beschikking 94/474/EG /* COM/2000/0378 def. */


    Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD houdende vaststelling van voorschriften inzake het gebruik van materiaal dat risico's inhoudt ten aanzien van overdraagbare spongiforme encefalopathieën en tot wijziging van Beschikking 94/474/EG

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    Groepen van deskundigen hebben bij herhaling aanbevolen om weefsels met de hoogste graad van besmettelijkheid ten aanzien van boviene spongiforme encefalopathie (BSE) uit de voedsel- en voederketen te verwijderen. In december 1996 heeft de Commissie op hun advies voorgesteld om de hersenen, de ogen en het ruggenmerg van runderen, schapen en geiten van meer dan één jaar en de milt van schapen en geiten van meer dan zes maanden, alsmede de tonsillen, als gespecificeerd risicomateriaal aan te merken. Zij stelde voor het gebruik van dat materiaal te verbieden en ook te bepalen dat de wervelkolom van runderen, schapen en geiten niet voor de productie van separatorvlees mag worden gebruikt, aangezien daarbij fragmenten van het ruggenmerg in het eindproduct kunnen komen. In juli 1997 heeft de Commissie het voorstel uiteindelijk goedgekeurd. Dat werd Beschikking 97/534/EG van de Commissie houdende verbod, in verband met overdraagbare spongiforme encefalopathieën, op het gebruik van risicomateriaal; de beschikking geldt voor gespecificeerd risicomateriaal uit alle lidstaten en uit derde landen, en moest op 1 januari 1998 in werking treden.

    Kort na de vaststelling van de beschikking ontstond juridische onzekerheid over de werkingssfeer ervan. Bovendien werd in december 1997 door de Wetenschappelijke Stuurgroep (WS) een nieuw wetenschappelijk advies over deze kwestie uitgebracht, waarin een nieuwe en aangevulde lijst werd voorgesteld van gespecificeerd risicomateriaal dat moet worden verwijderd volgens het geografische risico. Diverse initiatieven van de Commissie om Beschikking 97/534/EG aan te passen en het nieuwe wetenschappelijke advies toe te passen, werden afgewezen en in de plaats daarvan bepaalde de Raad dat de inwerkingtreding van de beschikking werd uitgesteld. In november 1999 bereikte de Commissie overeenstemming over een beleid dat is gebaseerd op een betere opsporing van BSE door de opneming van een snelle postmortemtest in de routinebewaking, gecombineerd met voorschriften inzake de verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal in landen met een BSE-risico. Daartoe werd, bij gebreke van duidelijke richtsnoeren van de WS, een voorlopige indeling voorgesteld op basis van de recentste criteria van het OIE. De Raad besloot evenwel de inwerkingtreding van Beschikking 97/534/EG nogmaals uit te stellen tot 1 juli 2000.

    Uit het recente geval van BSE in Denemarken blijkt dat het agens in runderpopulaties is binnengebracht zonder dat het werd opgespoord. Bovendien blijkt uit de eerste resultaten van de voortdurende evaluatie van het geografische risico van BSE door de WS dat geen enkele lidstaat volledig vrij is van BSE-risico. Gezien deze nieuwe feiten stelt de Commissie nu voor om de voorschriften inzake het verwijderen van gespecificeerd risicomateriaal toe te passen in alle lidstaten, ook die waar geen BSE is gemeld. Ook wordt voorgesteld om voor het Verenigd Koninkrijk en Portugal een uitgebreide lijst van te verwijderen gespecificeerd risicomateriaal toe te passen.

    De voorgestelde beschikking zou gelden voor invoer uit derde landen. Er is echter voorzien in de mogelijkheid om aan derde landen een ontheffing van de betrokken bepalingen te verlenen als uit een wetenschappelijke evaluatie blijkt dat hun situatie op het vlak van BSE goed is.

    Het voorstel voor de beschikking is op 7 juni voor advies voorgelegd aan het Permanent Veterinair Comité. De uitslag van de stemming was:

    Voor: BE, DK, FR, IR, IT, LU, SV

    Tegen: EL, NL, OS, FI

    Onthoudingen: DE, ES, PO, VK.

    Aangezien het Permanent Veterinair Comité geen gunstig advies heeft uitgebracht, moet de Commissie, op grond van artikel 17 van Richtlijn 89/662/EEG, onverwijld een voorstel bij de Raad indienen.

    Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD houdende vaststelling van voorschriften inzake het gebruik van materiaal dat risico's inhoudt ten aanzien van overdraagbare spongiforme encefalopathieën en tot wijziging van Beschikking 94/474/EG

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt [1], laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/118/EEG [2], en met name op artikel 9, lid 4,

    [1] PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

    [2] PB L 62 van 15.3.1993, blz. 49.

    Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt [3], laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/118/EEG, en met name op artikel 10, lid 4,

    [3] PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

    Gelet op Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht [4], en met name op artikel 22,

    [4] PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9.

    Gelet op het voorstel van de Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Jarenlang is geconstateerd dat diverse vormen van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) los van elkaar voorkomen bij mensen en bij dieren. Boviene spongiforme encefalopathie (BSE) is in 1986 voor het eerst bij runderen en in de daaropvolgende jaren ook bij andere diersoorten geconstateerd. In 1996 is een nieuwe variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (v-CJD) beschreven. Er komt steeds meer bewijsmateriaal waaruit blijkt dat het oorzakelijke agens van BSE identiek is aan dat van v-CJD.

    (2) In zijn advies van 21 oktober 1996 heeft het Wetenschappelijk Veterinair Comité, op basis van een risico-evaluatie, aanbevolen om gespecificeerd risicomateriaal, omschreven als de hersenen, het ruggenmerg en de ogen van runderen, schapen en geiten die meer dan één jaar oud zijn en de milt van schapen en geiten die meer dan zes maanden oud zijn, in alle landen en regio's waar een potentieel risico is geconstateerd, uit de voedsel- en de voederketen te weren. Het comité heeft ook aanbevolen om, wanneer het om gecrepeerde schapen, runderen en geiten gaat, hetzij het gespecificeerd risicomateriaal zo te verwijderen dat het uit de voedsel- en de voederketen wordt geweerd, hetzij het hele kadaver te vernietigen.

    (3) Op 9 december 1997 heeft de Wetenschappelijke Stuurgroep (WS) een advies goedgekeurd. In het advies van de WS wordt een nieuwe en aangevulde lijst van gespecificeerd risicomateriaal gesuggereerd en wordt voorgesteld dat materiaal tijdelijk uit te sluiten van menselijke en dierlijke consumptie, naargelang van de geografische oorsprong ervan. Voorts worden dura mater, hypofyse, achterwortelganglia, wervelkolom, ingewanden en longen van dieren die met gebruikmaking van bepaalde slachtmethoden zijn gedood, toegevoegd aan de in bovengenoemd advies van het Wetenschappelijk Veterinair Comité van 21 oktober 1996 aanbevolen lijst. Op 14 april 2000 heeft de WS advies uitgebracht over het besluit van het Verenigd Koninkrijk om het verbod op de consumptie van vlees aan het been op te heffen. De groep kwam tot de conclusie dat het met aan been vastzittend vlees gepaard gaande risico te verwaarlozen is indien het niet gaat om beenderen van de wervelkolom of van de schedel. Voorts concludeerde zij dat de diverse beschermende maatregelen van het Verenigd Koninkrijk er samen toe leiden dat het risico van blootstelling van de mens aan BSE ten gevolge van de consumptie van materiaal van de wervelkolom en van de achterwortelganglia, uiterst gering is. Op dezelfde dag heeft de Stuurgroep advies uitgebracht over gespecificeerd risicomateriaal van kleine herkauwers. Zij verklaarde dat de schedel (de kop zonder de huid en de tong) en het ruggenmerg van alle kleine herkauwers van meer dan 12 maanden en de milt van kleine herkauwers ongeacht de leeftijd het grootste risico opleveren. Voorts verklaarde zij dat bepaalde onverwerkte vleesproducten, b.v. van de wervelkolom van kleine herkauwers verkregen separatorvlees, een aanzienlijk potentieel risico inhouden.

    (4) Op 18 november 1998 heeft de Commissie, op grond van artikel 152 EG, lid 4, van het Verdrag, een voorstel goedgekeurd voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie en beheersing en bestrijding van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (COM(1998)623 def.) [5]. Dat voorstel is op 7 januari 1999 ingediend bij het Europees Parlement en bij de Raad. Het voorstel voorziet in voorschriften voor het verwijderen en het vernietigen van gespecificeerd risicomateriaal. Deze beschikking zal worden ingetrokken zodra bovengenoemde verordening in werking treedt.

    [5] PB C 45 van 19.2.1999, blz. 2.

    (5) Met betrekking tot de productie en het in de handel brengen van producten van dierlijke oorsprong moeten voorschriften worden vastgesteld voor de verwijdering, of de afwezigheid, van gespecificeerd risicomateriaal. Deze producten mogen met name niet in de handel worden gebracht voor gebruik in levensmiddelen, diervoeders en meststoffen. Deze voorschriften mogen evenwel niet van toepassing zijn op cosmetische producten, medicinale producten en medische hulpmiddelen, alsmede uitgangsmateriaal en tussenproducten daarvoor, aangezien daarvoor specifieke voorschriften gelden. Zij mogen evenmin van toepassing zijn op producten van dierlijke oorsprong die, aangezien zij bestemd zijn voor andere doeleinden dan levensmiddelen, diervoeders of meststoffen, geen risico inhouden voor de gezondheid van mens of dier. Voorts moet ervoor worden gezorgd dat producten van dierlijke oorsprong die niet binnen de werkingssfeer van deze beschikking vallen, gescheiden worden gehouden van producten van dierlijke oorsprong die wel binnen deze werkingssfeer vallen, tenzij zij aan ten minste dezelfde gezondheidsnormen voldoen.

    (6) De bestaande communautaire richtlijnen voorzien in de bescherming van de volksgezondheid met betrekking tot het gebruik van gespecificeerd risicomateriaal in cosmetische producten, medicinale producten en medische hulpmiddelen die in de Gemeenschap in de handel worden gebracht. Die producten mogen derhalve buiten de werkingssfeer van de beschikking worden gehouden.

    (7) Bij Beschikking 98/272/EG van de Commissie van 23 april 1998 inzake epizoötiebewaking ten aanzien van overdraagbare spongiforme encefalopathieën [6] zijn de voorschriften vastgesteld met betrekking tot de maatregelen die door de lidstaten moeten worden genomen wanneer vermoed wordt dat een dier met een TSE is besmet, de minimumeisen inzake de bewaking van boviene spongiforme encefalopathie (BSE) en scrapie, en de voorschriften voor de bemonstering en het uitvoeren van laboratoriumtests voor de opsporing van TSE's. De Commissie heeft zich voorgenomen Beschikking 98/272/EG te wijzigen ten einde de bewaking ten aanzien van BSE bij runderen efficiënter te maken door tests te gebruiken die specifiek bedoeld zijn voor dieren die op het bedrijf zijn gestorven (gecrepeerde dieren) of waarbij een noodslachting is verricht. Verwacht wordt dat met deze maatregelen een beter inzicht wordt verkregen in de epizoötiologische situatie in de verschillende regio's.

    [6] PB L 122 van 24.4.1998, blz. 59.

    (8) Bepaalde weefsels van herkauwers moeten worden aangemerkt als gespecificeerd risicomateriaal op basis van de pathogenese van TSE's en van de epizoötiologische status van het land of de regio van oorsprong of verblijf van het betrokken dier. Gespecificeerd risicomateriaal moet op zodanige wijze worden verwijderd en vernietigd dat elk risico voor de gezondheid van mens of dier wordt vermeden. Om praktische redenen en als voorzorgsmaatregel moet het gebruik van de milt van schapen en geiten, ongeacht de leeftijd van de dieren, alsmede van separatorvlees afkomstig van de schedel en de wervelkolom van runderen, schapen en geiten, worden verboden.

    (9) De WS en het Wetenschappelijk Comité voor veterinaire maatregelen in verband met de volksgezondheid hebben in hun adviezen van 9 december 1997 en 25 juni 1999, respectievelijk 17 februari 1998, aanbevelingen gedaan inzake bepaalde slachtmethoden. Zij kwamen tot de conclusie dat bepaalde slachtmethoden, inzonderheid pneumatische bedwelming door middel van een gasinjectie en beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang en staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument ("pithing"), kunnen leiden tot de verspreiding, bij het slachten, van mogelijk besmet weefsel van het centrale zenuwstelsel door het hele lichaam van het dier. Krachtens Richtlijn 93/119/EG van de Raad inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden [7] is het gebruik van die methoden bij het bedwelmen of doden van dieren verboden. Derhalve mag geen toestemming worden gegeven voor het gebruik van die methoden voor andere doeleinden in de Gemeenschap, noch bij de invoer uit landen of regio's waar het risico van BSE reëel is.

    [7] PB L 340 van 31.12.1993, blz. 21.

    (10) De Commissie zal, ten einde rekening te houden met de effectieve inachtneming van het voederverbod en met de noodzaak om, voor bepaalde groepen runderen, de wervelkolom te verwijderen, de bepalingen van deze beschikking zo snel mogelijk opnieuw bezien in het licht van nieuwe wetenschappelijke informatie en evaluaties, de verdere ontwikkelingen inzake de aanbevelingen van het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten (OIE), en andere relevante informatie waarover zij beschikt. De herziening met betrekking tot de effectieve inachtneming van het verbod op het vervoederen aan herkauwers van van herkauwers afkomstig vleesbeendermeel en kanen heeft ten doel het bepaalde in deze beschikking uitsluitend de laten gelden voor dieren die zijn geboren vóór de datum van effectieve inachtneming van het voederverbod.

    (11) De WS heeft in haar advies van 23 januari 1998 de lijst van factoren vastgesteld op basis waarvan het aan de ligging van een geografisch gebied verbonden risico moet worden bepaald, en zij heeft in haar advies van 19 en 20 februari 1998 aangegeven welke gegevens in een dossier inzake de epizoötiologische status ten aanzien van TSE's moeten zijn opgenomen opdat het dossier volledig zou zijn. Op basis van deze adviezen heeft de Commissie Aanbeveling 98/477/EG [8] van 22 juli 1998 betreffende de gegevens waarvan aanvragen om een evaluatie van de epizoötiologische status van een land ten aanzien van overdraagbare spongiforme encefalopathieën vergezeld dienen te gaan, vastgesteld en daarbij de lidstaten en derde landen verzocht om de dossiers inzake erkenning van hun epizoötiologische status in te dienen overeenkomstig deze aanbeveling. De Commissie zal de voorschriften voor de invoer van producten van dierlijke oorsprong zo spoedig mogelijk opnieuw bezien in het licht van de wetenschappelijke evaluaties op basis van de gegevens die zijn meegedeeld overeenkomstig Aanbeveling 98/477/EG, en van de verdere ontwikkelingen inzake de aanbevelingen van het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten (OIE). De Commissie verzoekt de landen die nog geen dossier hebben ingediend overeenkomstig de aanbeveling, dat alsnog te doen, en zelf zal zij alles doen wat mogelijk is om binnen twaalf maanden na indiening van het dossier over een wetenschappelijke evaluatie te beschikken.

    [8] PB L 212 van 30.7.1998, blz. 58.

    (12) Beschikking 94/474/EG van de Commissie van 27 juli 1994 betreffende bepaalde beschermende maatregelen ten aanzien van boviene spongiforme encefalopathie en tot intrekking van de Beschikkingen 89/469/EEG en 90/200/EEG [9], laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 98/272/EG [10], moet dienovereenkomstig worden aangepast.

    [9] PB L 194 van 29.7.1994, blz. 96.

    [10] PB L 122 van 24.4.1998, blz. 59.

    (13) Op basis van het advies dat het Wetenschappelijk Veterinair Comité op 21 oktober 1996 heeft uitgebracht in overeenstemming met de door dat comité uitgevoerde risico-evaluatie, heeft de Commissie Beschikking 97/534/EG van 30 juli 1997 houdende verbod, in verband met overdraagbare spongiforme encefalopathieën, op het gebruik van risicomateriaal [11], laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 1999/881/EG van de Raad [12], vastgesteld. In het licht van nieuwe wetenschappelijke adviezen, de opstelling van internationale normen en de vooruitgang op wetgevend gebied met betrekking tot de vaststelling van primaire regelgeving ter zake, zijn de bij Beschikking 97/534/EG vastgestelde bepalingen en definities inzake gespecificeerd risicomateriaal niet langer bruikbaar. De beschikking moet bijgevolg worden ingetrokken.

    [11] PB L 216 van 8.8.1997, blz. 95.

    [12] PB L 331 van 23.12.1999, blz. 78.

    (14) Voor de behandeling en de vernietiging van dierlijke bijproducten kunnen speciale voorschriften worden vastgesteld.

    (15) Het Permanente Veterinaire Comité heeft geen gunstig advies uitgebracht.

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN :

    Artikel 1 Werkingssfeer

    1. In deze beschikking worden voorschriften vastgesteld inzake het gebruik van risicomateriaal ten aanzien van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's). Zij is van toepassing op de productie en het in de handel brengen van producten van dierlijke oorsprong, namelijk producten die zijn verkregen van runderen, schapen of geiten of die van die dieren verkregen materiaal bevatten.

    2. De artikelen 3 tot en met 8 zijn niet van toepassing op:

    a) cosmetische producten, medicinale producten of medische hulpmiddelen, en uitgangsmateriaal of tussenproducten daarvoor;

    b) producten die niet bestemd zijn voor gebruik in levensmiddelen, diervoeders of meststoffen, en uitgangsmateriaal of tussenproducten daarvoor;

    c) producten van dierlijke oorsprong die bestemd zijn voor tentoonstellingen, onderwijsdoeleinden, onderzoeksdoeleinden, bijzondere onderzoeken of analyses, op voorwaarde dat zij niet worden geconsumeerd door mensen of worden vervoederd aan andere dieren dan die welke bestemd zijn voor de betrokken onderzoeksprojecten.

    3. Om kruisbesmetting en substitutie te voorkomen, moeten producten van dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 1, lid 1, steeds gescheiden worden gehouden van producten van dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 1, lid 2, tenzij bij de bewerking en de vervaardiging van laatstbedoelde producten ten minste dezelfde voorwaarden inzake bescherming van de gezondheid ten aanzien van TSE's in acht worden genomen.

    Artikel 2 Definities

    Voor de toepassing van deze beschikking gelden de onderstaande definities:

    1. overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's): alle TSE's, met uitzondering van die welke voorkomen bij de mens;

    2. in de handel brengen: elke transactie die ten doel heeft producten van dierlijke oorsprong waarop deze beschikking van toepassing is, aan een derde partij te verkopen of op een andere wijze, al dan niet tegen betaling, over te dragen, alsmede de opslag ervan met het oog op levering aan een derde partij;

    3. producten van dierlijke oorsprong: alle producten die zijn verkregen van dieren of die een van een dier verkregen product bevatten;

    4. uitgangsmateriaal: grondstoffen of andere producten van dierlijke oorsprong waaruit of waarmee de in artikel 1, lid 2, onder a) en b), bedoelde producten worden vervaardigd;

    5. meststoffen: stoffen die producten van dierlijke oorsprong bevatten en die op het land worden gebruikt om de groei van gewassen te bevorderen; zij kunnen verteringsresiduen bevatten van de productie van biogassen of van de compostering;

    6. bevoegde autoriteit: de centrale autoriteit van een lidstaat, die bevoegd is om toe te zien op de naleving van deze beschikking, dan wel elke autoriteit waaraan zij die bevoegdheid heeft gedelegeerd;

    7. gespecificeerd risicomateriaal: alle in bijlage I bij deze beschikking genoemde weefsels; tenzij anders is aangegeven, zijn daaronder geen producten begrepen die van of met deze weefsels zijn vervaardigd;

    8. stortplaats: een terrein als gedefinieerd in Richtlijn 1999/31/EG van de Raad [13].

    [13] PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1.

    Artikel 3 Gespecificeerd risicomateriaal

    1. De lidstaten zien erop toe dat na 1 oktober 2000 alle gespecificeerd risicomateriaal als bedoeld in bijlage I, punt 1, onder a), en in voorkomend geval punt 1, onder b), wordt verwijderd en vernietigd overeenkomstig de punten 2 tot en met 5 van die bijlage.

    2. Het gespecificeerd risicomateriaal en alle daaruit verkregen materiaal mogen uitsluitend worden verzonden om uiteindelijk te worden verbrand overeenkomstig bijlage I, punt 5, en in voorkomend geval artikel 7, onder b).

    Artikel 4 Separatorvlees

    De lidstaten zien erop toe dat beenderen van de kop en de wervelkolom van runderen, schapen en geiten, na 1 oktober 2000 niet meer worden gebruikt voor de productie van separatorvlees.

    Artikel 5 Slachtmethoden

    De lidstaten zien erop toe dat op hun grondgebied na 31 december 2000 bij runderen, schapen en geiten waarvan het vlees bestemd is voor menselijke consumptie of voor vervoedering, geen gebruik wordt gemaakt van de methode waarbij, na bedwelming van het dier, het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang en staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument wordt beschadigd.

    Artikel 6 Invoer in de Gemeenschap

    1. Na 31 maart 2001 mag gespecificeerd risicomateriaal als bedoeld in bijlage I, punt 1, onder a), niet meer in de Gemeenschap worden ingevoerd.

    2. a) Wanneer de in bijlage II genoemde producten van dierlijke oorsprong, die van runderen, schapen of geiten afkomstig materiaal bevatten, na 31 maart 2001 in de Gemeenschap worden ingevoerd uit derde landen of regio's van derde landen, wordt in het vereiste gezondheidscertificaat de onderstaande, door de bevoegde autoriteit van het land van productie ondertekende aanvullende verklaring opgenomen:

    "Het product bevat geen na 31 maart 2001 verkregen gespecificeerd risicomateriaal als omschreven in bijlage I, punt 1, onder a), bij Beschikking [...], noch separatorvlees dat na 31 maart 2001 is verkregen van beenderen van de kop en de wervelkolom van runderen, schapen of geiten, en is evenmin daarvan afgeleid. Het gaat niet om dieren die na 31 maart 2001 zijn geslacht met gebruikmaking van de methode waarbij de dieren worden bedwelmd of onmiddellijk gedood door middel van een gasinjectie in de schedelholte, of waarbij, na bedwelming van het dier, het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang en staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument wordt beschadigd.".

    b) Elke verwijzing naar "producten van dierlijke oorsprong" in dit artikel is een verwijzing naar de in bijlage II opgesomde producten van dierlijke oorsprong, en niet naar andere producten van dierlijke oorsprong die dergelijke producten bevatten of daarvan zijn afgeleid.

    3. Het bepaalde in de leden 1 en 2 is alleen van toepassing op de invoer uit derde landen:

    a) die bij de Commissie geen dossier hebben ingediend ter staving van hun verzoek om van deze voorschriften te worden vrijgesteld;

    b) die een dergelijk dossier hebben ingediend, maar waarvoor de resultaten van een risico-evaluatie ter identificatie van alle potentiële risicofactoren niet bevredigend zijn.

    Artikel 7 Officiële controles

    De lidstaten verrichten geregeld officiële controles om de correcte toepassing van deze beschikking te controleren en erop toe te zien dat de nodige maatregelen worden getroffen om verontreiniging te voorkomen, vooral in slachthuizen, uitsnijderijen, bedrijven voor de verwerking van dierlijk afval, verwerkingsbedrijven van hoogrisicomateriaal of door de lidstaten erkende instellingen als bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 90/667/EEG van de Raad [14], plaatsen van verkoop aan de consument, stortplaatsen en andere voorzieningen voor opslag of verbranding. Zij voeren een regeling in om erop toe te zien dat en te controleren of:

    [14] PB L 363 van 27.12.1990, blz. 51.

    a) gespecificeerd risicomateriaal voor de vervaardiging van producten als bedoeld in artikel 1, lid 2, uitsluitend voor het toegestane doel wordt gebruikt;

    b) gespecificeerd risicomateriaal, vooral wanneer het wordt verwijderd in andere inrichtingen of gebouwen dan slachthuizen, volledig gescheiden wordt gehouden van ander niet voor verbranding bestemd afval, gescheiden wordt opgehaald en wordt vernietigd overeenkomstig artikel 3 en bijlage I. De lidstaten kunnen beslissen de verzending naar een andere lidstaat van koppen of karkassen die gespecificeerd risicomateriaal bevatten, toe te staan, voor zover die andere lidstaat ermee heeft ingestemd dat materiaal in ontvangst te nemen en de voor dergelijke verplaatsingen geldende specifieke voorschriften toe te passen.

    Artikel 8 Herziening

    1. Deze beschikking wordt regelmatig opnieuw bezien in het licht van nieuwe wetenschappelijke informatie inzake het risico van blootstelling aan TSE's.

    2. Deze beschikking wordt gewijzigd volgens de daarvoor geldende procedure:

    a) om rekening te houden met de datum van de effectieve inachtneming in elk land of elke regio daarvan van het verbod op het vervoederen aan herkauwers van van zoogdieren of, in voorkomend geval, van herkauwers afkomstig eiwit;

    b) om te bepalen dat de wervelkolom en de achterwortelganglia van runderen mogen worden gebruikt in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en in Portugal of regio's daarvan, en ook uit die lidstaten en regio's mogen worden ingevoerd;

    c) om voor bepaalde derde landen een uitzondering toe te staan op het bepaalde in artikel 6, de leden 1 en 2.

    Artikel 9 Wijzigingen

    Artikel 3, lid 3, van Beschikking 94/474/EEG wordt als volgt gewijzigd:

    a) het bepaalde onder a) wordt geschrapt;

    b) onder c) worden de woorden "de uitvoering van het bepaalde onder a) en b)" vervangen door "de uitvoering van het bepaalde onder b)".

    Artikel 10 Intrekking

    1. Beschikking 97/534/EG wordt ingetrokken met ingang van 30 juni 2000.

    2. Verwijzingen naar Beschikking 97/534/EG worden gelezen als verwijzingen naar deze beschikking.

    Artikel 11 Toepassing

    Deze beschikking is van toepassing met ingang van 30 juni 2000.

    Artikel 12 Adressaten

    Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel,

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    BIJLAGE I

    GESPECIFICEERD RISICOMATERIAAL

    1. a) De onderstaande weefsels worden aangemerkt als gespecificeerd risicomateriaal:

    i) de schedel, met inbegrip van de hersenen en de ogen, de tonsillen, het ruggenmerg en de kronkeldarm van runderen van meer dan 12 maanden;ii) de schedel, met inbegrip van de hersenen en de ogen, de tonsillen en het ruggenmerg van schapen en geiten van meer dan 12 maanden of waarbij een van de blijvende snijtanden door het tandvlees is gebroken, en de milt van schapen en geiten ongeacht de leeftijd.

    b) Afgezien van het in punt 1, onder a), genoemde gespecificeerd risicomateriaal worden de onderstaande weefsels als gespecificeerd risicomateriaal aangemerkt in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en in Portugal, met uitzondering van de Autonome Regio van de Azoren:

    i) de volledige kop met uitzondering van de tong, doch met inbegrip van de hersenen, de ogen, de ganglia semilunares en de tonsillen, de zwezerik, de ingewanden van de twaalfvingerige darm tot en met het rectum, en het ruggenmerg van runderen van meer dan 6 maanden;

    ii) de wervelkolom, met inbegrip van de achterwortelganglia, van runderen van meer dan 30 maanden.

    2. De lidstaten zien erop toe dat gespecificeerd risicomateriaal wordt verwijderd:

    a) in slachthuizen;

    b) in uitsnijderijen, in verwerkingsbedrijven van hoogricicomateriaal of in instellingen als bedoeld in de artikelen 3 en 7 van Richtlijn 90/667/EEG, onder toezicht van een door de bevoegde autoriteit aangewezen persoon. De inrichtingen moeten daartoe door de bevoegde autoriteit zijn erkend.

    Wanneer gespecificeerd risicomateriaal niet wordt verwijderd bij dode dieren die niet voor menselijke consumptie zijn geslacht, worden de delen van het karkas die het gespecificeerd risicomateriaal bevatten, dan wel het gehele karkas als gespecificeerd risicomateriaal aangemerkt.

    De wervelkolom mag evenwel worden verwijderd op de op hun grondgebied gelegen plaats van verkoop aan de consument.

    3. De lidstaten zien erop toe dat alle gespecificeerd risicomateriaal bij verwijdering onmiddellijk met een kleurstof en, in voorkomend geval, met een merkstof wordt gemerkt en volledig wordt vernietigd:

    a) hetzij door verbranding zonder voorafgaande verwerking,

    b) hetzij, op voorwaarde dat de kleurstof of de merkstof nog waarneembaar blijft, na voorafgaande verwerking:

    i) overeenkomstig de in de hoofdstukken I tot en met IV, VI en VII van de bijlage bij Beschikking 92/562/EEG van de Commissie [15] beschreven methoden:

    [15] PB L 359 van 9.12.1992, blz. 23.

    - door verbranding;

    - door meeverbranding;

    ii) overeenkomstig ten minste de normen die zijn vastgesteld in bijlage I bij Beschikking 1999/534/EG van de Raad [16], door begraving op een erkende stortplaats.

    [16] PB L 204 van 4.8.1999, blz. 37.

    4. De lidstaten mogen toestaan dat van het bepaalde in de punten 2 en 3 wordt afgeweken met het oog op verbranding of begraving van gespecificeerd risicomateriaal of van hele karkassen, zonder voorafgaande kleuring of, in voorkomend geval, verwijdering van het gespecificeerd risicomateriaal, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 90/667/EEG en met gebruikmaking van een methode die elk risico op overdracht van een TSE uitsluit en die door de bevoegde autoriteit is erkend en wordt gecontroleerd, vooral wanneer de dieren zijn gestorven, of zijn gedood in het kader van maatregelen ter bestrijding van een dierziekte.

    5. De lidstaten mogen gespecificeerd risicomateriaal of daarvan verkregen materiaal naar andere lidstaten zenden voor verbranding overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, lid 2, van Beschikking 97/735/EG van de Commissie [17].

    [17] Pb L 294 van 28.10.1997, blz. 7.

    De beschikking kan op verzoek van een lidstaat worden gewijzigd ten einde gespecificeerd risicomateriaal of daarvan verkregen materiaal naar derde landen te kunnen zenden voor verbranding. De Commissie stelt terzelfder tijd ook de voorschriften voor de uitvoer vast.

    BIJLAGE II

    Voor de onderstaande producten van dierlijke oorsprong gelden de beperkingen inzake invoer in de Gemeenschap op grond van artikel 6, lid 1:

    a) vers vlees: vers vlees als omschreven in Richtlijn 64/433/EEG van de Raad betreffende de gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van vers vlees [18];

    [18] PB 121 van 29.7.1964, blz. 2012/64.

    b) gehakt vlees en vleesbereidingen: gehakt vlees en vleesbereidingen, als omschreven in Richtlijn 94/65/EG van de Raad [19];

    [19] PB L 368 van 31.12.1994, blz. 10.

    c) vleesproducten: vleesproducten als omschreven in Richtlijn 77/99/EEG van de Raad [20];

    [20] PB L 26 van 31.1.1977, blz. 85.

    d) verwerkte dierlijke eiwitten: verwerkte dierlijke eiwitten als bedoeld in Richtlijn 92/118/EEG.

    Top