Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51999SC1550

    Mededeling van de Commissie aan het europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea van het EG-verdrag betreffende het Gemeenschappelijk Standpunt van de raad over het voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma (het programma DAPHNE) (2000-2003) betreffende maatregelen ter voorkoming van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen

    /* SEC/99/1550 def. - COD 98/0192 */

    51999SC1550

    Mededeling van de Commissie aan het europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea van het EG-verdrag betreffende het Gemeenschappelijk Standpunt van de raad over het voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma (het programma DAPHNE) (2000-2003) betreffende maatregelen ter voorkoming van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen /* SEC/99/1550 def. - COD 98/0192 */


    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea van het EG-verdrag BETREFFENDE HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE RAAD OVER HET VOORSTEL VOOR EEN BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD TOT VASTSTELLING VAN EEN COMMUNAUTAIR ACTIEPROGRAMMA (HET PROGRAMMA DAPHNE) (2000-2003) BETREFFENDE MAATREGELEN TER VOORKOMING VAN GEWELD TEGEN KINDEREN, JONGEREN EN VROUWEN

    1. ACHTERGROND

    Op 20 mei 1998 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan een voorstel voor een besluit van de Raad betreffende een communautair actieprogramma op middellange termijn voor maatregelen ter ondersteuning in de gehele Gemeenschap van activiteiten van de lidstaten ter bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen (het programma DAPHNE) (2000-2004) (COM (1998) 335) [1]. De rechtsgrondslag was artikel 235 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Unie en voor de vijfjarenperiode werd een financiële bijdrage van 25 miljoen EUR voorgesteld.

    [1] PB C 259 van 18.08.1998, blz. 2.

    Het voorstel werd op 9 juli 1998 formeel bij het Europees Parlement en de Raad ingediend.

    Op 17 februari 1999 zette de Commissie dit voorstel om in een voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma (het programma DAPHNE) (2000-2004) betreffende maatregelen ter voorkoming van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen (COM (1999) 82) [2]. De rechtsgrondslag was artikel 129 van het Verdrag.

    [2] PB C 89 van 30.03.1999, blz. 42.

    Dit voorstel werd op 17 februari 1999 bij het Europees Parlement en de Raad ingediend.

    Het Economisch en Sociaal Comité bracht op 28 april 1999 [3] advies uit en het Comité van de regio's op 11 maart 1999 [4]. Het Europees Parlement nam op 16 april 1999 in eerste lezing een gunstige resolutie aan waarin 36 amendementen op het voorstel van de Commissie waren opgenomen [5].

    [3] PB (nog niet gepubliceerd)

    [4] PB (nog niet gepubliceerd)

    [5] PB (nog niet gepubliceerd)

    De Commissie keurde op 11 mei 1999 een gewijzigd voorstel (COM (1999) 244) [6] goed en nam 26 amendementen geheel, gedeeltelijk of in beginsel over. Dit gewijzigde voorstel is op 11 mei 1999 aan de Raad toegezonden.

    [6] PB (nog niet gepubliceerd)

    De Raad heeft, overeenkomstig artikel 251 van het Verdrag, op 13 september 1999 formeel een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld.

    2. DOEL VAN HET OORSPRONKELIJK VOORSTEL VAN DE COMMISSIE VOOR EEN BESLUIT

    Het doel van het besluit is een meerjarenprogramma vast te stellen om niet-gouvernementele organisaties (NGO's) te steunen die actief zijn op het gebied van de bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen en op gemeenschapsniveau een meerwaarde te geven aan in de lidstaten gevoerde acties. Deze doelstelling wordt verwezenlijkt door het opzetten van netwerken, het uitwisselen van informatie, beste werkmethoden en samenwerking alsmede de bewustmaking van het publiek.

    3. COMMENTAAR OP HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE RAAD

    3.1. Algemene opmerkingen over het gemeenschappelijk standpunt

    De Raad staat positief tegenover het voorstel van de Commissie en de amendementen van het Europees Parlement die door de Commissie zijn aanvaard.

    Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad werd met eenparigheid van stemmen goedgekeurd en de Commissie is van mening dat het gemeenschappelijk standpunt aanvaardbaar is.

    3.2. Analyse van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad

    3.2.1. Door het Europees Parlement in eerste lezing voorgestelde amendementen

    In eerste lezing stelde het Parlement 36 amendementen voor op het voorstel van de Commissie. De Commissie heeft 16 amendementen (amendementen 2, 3, 4, 5, 6, 8, 12, 14, 18, 19, 21, 26, 28, 31, 33 en 34) volledig aanvaard, 5 gedeeltelijk (amendementen 9, 10, 29, 35 en 36) en 5 met een iets andere formulering (1, 13, 16, 17 en 30) en heeft 10 amendementen (amendementen 7, 11, 15, 20, 22, 23, 24, 25, 27 en 32) verworpen.

    3.2.2. Door de Commissie aanvaarde amendementen van het Parlement die in het gemeenschappelijk standpunt zijn opgenomen

    Van de 26 door de Commissie aanvaarde amendementen heeft de Raad er 19 geheel of gedeeltelijk, tenminste naar hun geest, in het gemeenschappelijk standpunt opgenomen (amendementen 1, 3, 4, 5, 8, 9, 10, 12, 13, 16, 17, 18, 19, 28, 29, 30, 31, 33 en 36).

    De tabel in de bijlage laat zien hoe deze amendementen van het EP in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad zijn opgenomen.

    3.2.3. Door de Commissie aanvaarde amendementen van het Parlement die niet in het gemeenschappelijk standpunt zijn opgenomen

    De Raad heeft 7 (2, 6, 14, 21, 26, 34 en 35) van de door het Europees Parlement voorgestelde en door de Commissie aanvaarde amendementen, niet aanvaard. Het standpunt dat de Commissie hierover heeft ingenomen, wordt hieronder uiteengezet.

    (EP-amendement 2). Toevoeging van de woorden "een inbreuk vormen op hun recht op leven, veiligheid, vrijheid, waardigheid en lichamelijke en emotionele integriteit" (Overweging 1).

    (EP-amendement 6). Bijkomende overweging waarin verwezen wordt naar de definitie van "gezondheid" zoals opgenomen in het statuut van de Wereldgezondheidsorganisatie (Overweging 2bis (nieuw)).

    De Raad voerde aan dat amendement 2 niet noodzakelijk in het geval van een op artikel 152 gebaseerd besluit en dat de verwerping van amendement 6 het vaststellen van een gemeenschappelijk standpunt met eenparigheid van stemmen, gezien het voorbehoud van een van de lidstaten, vergemakkelijkt.

    De Commissie had liever gezien dat deze amendementen in het gemeenschappelijk standpunt werden opgenomen, maar kon er zich mee verenigen dat zij werden verworpen om het gemeenschappelijk standpunt sneller te kunnen vaststellen. De Commissie stelt vast dat in artikel 1, lid 2, van het gemeenschappelijk standpunt wordt bepaald dat het programma zal bijdragen tot het maatschappelijk welzijn.

    (EP-amendement 14) Toevoeging van de woorden "onderwijs en ontwikkeling" en "bescherming tegen" (overweging 11).

    (EP-amendement 26) Toevoeging van de woorden "onderwijs en ontwikkeling" en "bescherming tegen" (artikel 7, lid 1).

    (EP-amendement 34) Toevoeging van de woorden "en hiertegen te beschermen" (bijlage, II, lid 5).

    (a) wat betreft "onderwijs en ontwikkeling"

    De Raad verkoos de algemene zin "bevoegd op de door het programma bestreken gebieden" boven de vermelding van specifieke gebieden zoals onderwijs en ontwikkeling.

    De Commissie kan zich hiermee verenigen aangezien het scala van internationale organisaties waarmee samenwerking kan worden aangemoedigd, geenszins beperkt is.

    (b) wat betreft "hiertegen te beschermen"

    De Raad was van mening dat het begrip "bescherming" voldoende was weergegeven door het begrip "preventie".

    De Commissie kan dit ruimer concept aanvaarden.

    (EP amendement 21) De woorden "met name de programma's op het gebied van de volksgezondheid en de preventie van letsel" (artikel 4) worden geschrapt.

    De Raad verwerpt het EP-amendement, maar voegt de woorden "met inbegrip van toekomstige ontwikkelingen op het gebied van de volksgezondheid" toe.

    Aangezien deze woorden louter declaratoir en niet beperkend zijn kan de Commissie deze aanvaarden.

    (EP-amendement 35)Toevoeging van de woorden "de volgende terreinen:

    - preventie (algemeen of gericht op specifieke risicogroepen);

    - bescherming van en hulp aan slachtoffers (psychologische en medische hulp, opleiding, herintegratie in het sociale leven en het arbeidsproces);

    - programma's voor behandeling en herintegratie van de daders;

    - maatregelen ter bescherming van de belangen van kinderen, jongeren of vrouwen die het slachtoffer zijn van geweld" (bijlage, II, punt 6).

    De Raad was het niet eens met het beginsel van een lijst van specifieke terreinen waarbij vooral de nadruk wordt gelegd op het stimuleren en uitwisselen van beste werkmethoden op gemeenschapsniveau. De Raad gaf de voorkeur aan een algemene verklaring.

    De Commissie is het eens met de Raad aangezien de formulering in het gemeenschappelijk standpunt (thans opgenomen in bijlage deel I, punt 2) acties mogelijk maakt die beste werkmethoden omvatten op alle gebieden van de preventie van geweld en de ondersteuning en bescherming van slachtoffers.

    3.2.4. Nieuwe bepalingen en andere wijzigingen die door de Raad zijn geïntroduceerd ten opzichte van het gewijzigd voorstel van de Commissie

    De Raad heeft in het voorstel van de Commissie veranderingen aangebracht die, samen met de door het Europees Parlement voorgestelde en door de Commissie aanvaarde amendementen, een nauwkeuriger toepassing van bepaalde artikelen mogelijk maken. Bovendien verduidelijken zij op een aantal punten, hetgeen de Commissie kan aanvaarden aangezien geen afbreuk wordt gedaan aan de fundamentele doelstellingen van het gewijzigd voorstel.

    De Raad heeft evenwel een aantal belangrijke wijzigingen in het gewijzigd voorstel aangebracht.

    De belangrijkste verschillen t.o.v. het gewijzigd voorstel zijn:

    1. Het in artikel 3 vermelde financieel kader werd vastgesteld op 20 miljoen EUR, d.w.z. 5 miljoen EUR per jaar gedurende vier jaar.

    Voor de Commissie is het uiterst belangrijk dat het jaarlijks bedrag wordt gehandhaafd op 5 miljoen EUR (het bedrag dat in de begroting 1999 voor het DAPHNE-initiatief werd vastgesteld), maar zij aanvaardt de periode van vier jaar.

    Dit betekent dat het evaluatieverslag dat op grond van artikel 8, lid 2, door de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad moet worden ingediend in de loop van het tweede (en niet van in het derde) jaar van het programma zal moeten worden voorgelegd.

    2. De Raad was van mening dat zowel publiekrechtelijke lichamen als NGO's in bepaalde lidstaten een belangrijke rol spelen bij de bestrijding van geweld en dat zij in aanmerking moeten komen voor steun in het kader van het programma DAPHNE. De Commissie is het hiermee eens.

    In haar voorstel (deel I van de bijlage) maakte de Commissie een onderscheid tussen projecten waarbij NGO's uit verschillende lidstaten zijn betrokken en projecten waarbij NGO's en publiekrechtelijke lichamen op nationaal, regionaal en lokaal niveau samenwerken.

    In deel I van de bijlage van het gemeenschappelijk standpunt worden alle projecten samengevoegd, met inbegrip van de samenwerking op multidisciplinaire basis tussen allerlei organisaties uit verschillende lidstaten. De Commissie aanvaardt deze formulering.

    3. Er wordt een nieuwe overweging (4) toegevoegd waarin wordt verwezen naar het optreden van de EU op het gebied van justitie en binnenlandse zaken.

    4. In een nieuw lid (artikel 2, lid 4) wordt bepaald dat een groot aantal lidstaten bij de acties zal worden betrokken.

    5. In een nieuw lid (artikel 3, lid 3) wordt bepaald dat de bijdrage van de Gemeenschap zal variëren naargelang van de aard van de maatregel en niet meer mag bedragen dan 80 % van de totale kosten van de actie.

    6. De bepalingen van het oorspronkelijke artikel 7 (Internationale samenwerking) werden gesplitst over de artikelen 6 en 7 van het gemeenschappelijk standpunt.

    7. De tekst van deel III van de bijlage (Aanvullende acties) werd vervangen door de toepasselijke bepalingen die zijn opgenomen in het programma LEONARDO.

    De Commissie aanvaardt de onder de punten 3 tot en met 7 vermelde wijzigingen.

    8. Wat de woorden "na overleg met de lidstaten" in artikel 2, lid 2, betreft, heeft de Commissie de volgende verklaring laten opnemen in de notulen van de Raad: "De Commissie is van mening dat het overleg met de lidstaten dient plaats te vinden binnen het kader van het in artikel 5, lid 3, van het besluit bedoelde comité".

    3.3. Comitéprocedures

    De Raad heeft een comitéprocedure van het "gemengde" type ingevoerd, waarbij het gaat om de procedures IIb en I, die moet worden toegepast op de in artikel 5, lid 2, bedoelde maatregelen. De Commissie herinnert eraan dat deze procedure wordt toegepast in het programma Jongeren en in de meeste programma's op het gebied van de volksgezondheid.

    4. Conclusies

    De Commissie aanvaardt het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma (het programma DAPHNE) (2000-2003) voor preventieve maatregelen ter bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen.

    De Commissie is van mening dat in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad alle belangrijke elementen van het voorstel van de Commissie worden gehandhaafd en dat het een waardevol wapen zal zijn bij de bestrijding van geweld.

    Samenvatting van de analyse van het gemeenschappelijk standpunt:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE

    ANALYSE VAN DE AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Top