EUR-Lex L'accès au droit de l'Union européenne

Retour vers la page d'accueil d'EUR-Lex

Ce document est extrait du site web EUR-Lex

Document 51999PC0567

Voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bestrijding van discriminatie (2001-2006)

/* COM/99/0567 def. - CNS 99/0251 */

51999PC0567

Voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bestrijding van discriminatie (2001-2006) /* COM/99/0567 def. - CNS 99/0251 */


Voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bestrijding van discriminatie 2001-2006

(2000/C 116 E/07)

(Voor de EER relevante tekst)

COM(1999) 567 def. - 1999/0251(CNS)

(Door de Commissie ingediend op 26 november 1999)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 13,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Gezien het advies van het Comité van de Regios:

(1) Overwegende dat de Unie is gegrondvest op de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en van de rechtsstaat, welke beginselen de lidstaten gemeen hebben. Dat overeenkomstig artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Unie de grondrechten, zoals die worden gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, eerbiedigt als algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht.

(2) Overwegende dat het Europees Parlement de Europese Unie krachtig en herhaaldelijk heeft aangespoord om ten aanzien van alle discriminatiegronden haar beleid inzake gelijke behandeling en gelijke kansen te versterken.

(3) Overwegende dat de ervaring met acties op Gemeenschapsniveau, met name op het gebied van geslacht, heeft geleerd dat de bestrijding van discriminatie in de praktijk vraagt om een combinatie van maatregelen en met name om wetgeving en praktische acties die elkaar wederzijds versterken. Dat vergelijkbare lessen kunnen worden getrokken uit de ervaringen met discriminatie op grond van ras, etnische afstamming en handicap. Dat de Commissie hiertoe voorstellen heeft gedaan(1).

(4) Overwegende dat het programma aandacht moet besteden aan alle discriminatiegronden met uitzondering van geslacht, waaraan een specifieke communautaire actie is gewijd. Dat discriminatie op verschillende gronden vergelijkbare kenmerken kan vertonen en op vergelijkbare wijze bestreden kan worden. Dat de gedurende vele jaren opgebouwde ervaring met het bestrijden van discriminatie op bepaalde gronden, met inbegrip van geslacht, kan worden gebruikt ten aanzien van discriminatie op andere gronden. Dat echter wel bijzondere aandacht moet worden besteed aan de specifieke kenmerken van de verschillende vormen van discriminatie. Dat derhalve rekening moet worden gehouden met de bijzondere behoeften van mensen met een handicap ten aanzien van de toegankelijkheid van activiteiten en resultaten.

(5) Overwegende dat vele niet-gouvernementele organisaties op Europees niveau ervaring en expertise hebben verworven in de bestrijding van discriminatie, en bovendien op Europees niveau de belangen behartigen van mensen die aan discriminatie blootstaan. Dat deze derhalve een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de kennis omtrent de verschillende vormen en gevolgen van discriminatie, en kunnen helpen waarborgen dat bij het ontwerp, de tenuitvoerlegging en de follow-up van het programma rekening wordt gehouden met mensen die aan discriminatie blootstaan.

(6) Overwegende dat, overeenkomstig artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(2), uitvoeringsmaatregelen in verband met dit besluit moeten worden vastgesteld volgens de raadplegingsprocedure van artikel 3 van genoemd besluit.

(7) Overwegende dat de Commissie, teneinde de toegevoegde waarde van communautaire acties te vergroten, in samenwerking met de lidstaten moet toezien op de coherentie en complementariteit van de acties in het kader van dit besluit en andere relevante communautaire beleidslijnen, instrumenten en acties, in het bijzonder die uit hoofde van het Europees Sociaal Fonds en ter bevordering van maatschappelijke integratie.

(8) Overwegende dat de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte (EER-Overeenkomst) voorziet in ruimere samenwerking op sociaal gebied tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds, en de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie die deelnemen aan de Europese Economische Ruimte (EVA/EER) anderzijds; dat moet worden voorzien in de mogelijkheid tot deelname aan dit programma door de kandidaat-landen van Midden- en Oost-Europa, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in de Europa-Overeenkomsten, in de aanvullende protocollen en in de besluiten van de respectieve Associatieraden, door Cyprus en Malta, gefinancierd uit aanvullende kredieten overeenkomstig de met de betrokken landen overeengekomen procedures, alsmede door Turkije gefinancierd uit aanvullende kredieten overeenkomstig de met het betrokken land overeengekomen procedures.

(9) Overwegende dat het voor het welslagen van iedere communautaire actie noodzakelijk is de resultaten in het licht van de doelstellingen te controleren en te evalueren.

(10) Overwegende dat, overeenkomstig de in artikel 5 van het Verdrag vastgelegde subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginselen, de doelstellingen van de voorgestelde actie inzake de bijdrage van de Gemeenschap aan de bestrijding van discriminatie niet voldoende door de lidstaten zelf kunnen worden verwezenlijkt vanwege, onder andere, de behoefte aan multilaterale partnerschappen, transnationale uitwisseling van informatie en verspreiding van goede praktijken op het niveau van de Gemeenschap; dat dit besluit niet verder reikt dan noodzakelijk is om deze doelstellingen te verwezenlijken;

BESLUIT:

Artikel 1

Vaststelling van het programma

Hierbij wordt een communautair actieprogramma vastgesteld voor het bevorderen van maatregelen ter bestrijding van discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, hierna "het programma" te noemen, voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2006.

Artikel 2

Beginselen

1. In dit besluit wordt onder discriminatie verstaan: ieder geval van achterstelling van een persoon of groep personen op grond van ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid; verder wordt eronder verstaan de toepassing van een ogenschijnlijk neutrale bepaling die benadeling van die persoon of groep personen op dezelfde gronden in de hand werkt, tenzij objectieve redenen dit rechtvaardigen.

2. Bij het ontwerp, de uitvoering en de follow-up van de activiteiten in het kader van dit programma, moet rekening worden gehouden met de ervaringen van mensen die aan discriminatie blootstaan.

Artikel 3

Algemeen doel

Het programma zal de inspanningen op het niveau van de Gemeenschap en in de lidstaten ter bevordering van maatregelen tegen discriminatie ondersteunen en aanvullen, onder andere door de ontwikkelingen op wetgevingsgebied aan te vullen. Het heeft de volgende doelstellingen:

a) verbetering van het inzicht in vraagstukken betreffende discriminatie door een betere kennis en kwantificering en door de evaluatie van de doeltreffendheid van beleidslijnen en praktijken;

b) ontwikkeling van het vermogen van de actoren die tot de doelgroep behoren (in het bijzonder lidstaten, plaatselijke en regionale autoriteiten, onafhankelijke instanties die zijn belast met de bestrijding van discriminatie, de sociale partners en niet-gouvernementele organisaties) om discriminatie doeltreffend aan te pakken, met name door steun aan de uitwisseling van informatie en goede praktijken en netwerken op Europees niveau;

c) bekendmaking en verspreiding van de waarden en praktijken die aan de basis liggen van de bestrijding van discriminatie.

Artikel 4

Communautaire acties

1. Teneinde de in artikel 3 genoemde doelstellingen te verwezenlijken, kunnen de volgende acties in een transnationaal kader worden uitgevoerd:

a) analyse van factoren in verband met discriminatie, onder andere door de verzameling van statistische gegevens, studies en de ontwikkeling van indicatoren en benchmarks; en de evaluatie van wetgeving en praktijken op het gebied van anti-discriminatie, ten einde de doeltreffendheid en het effect ervan te beoordelen en de resultaten doeltreffend te verspreiden;

b) transnationale samenwerking tussen actoren uit de doelgroep en de bevordering van netwerken op Europees niveau tussen niet-gouvernementele organisaties die werkzaam zijn op het gebied van de bestrijding van discriminatie;

c) bewustmaking, met name om de aandacht te vestigen op de Europese dimensie van de bestrijding van discriminatie en om de resultaten van het programma bekendheid te geven, in het bijzonder door mededelingen, publicaties, campagnes en evenementen.

2. De regelingen voor de uitvoering van de in lid 1 beschreven communautaire acties staan in de bijlage.

Artikel 5

Uitvoering van het programma en samenwerking met de lidstaten

1. De Commissie moet:

a) toezien op de uitvoering van de communautaire acties in het kader van dit programma overeenkomstig de bepalingen van de bijlage;

b) zorgen voor een regelmatige gedachtewisseling met vertegenwoordigers van niet-gouvernementele organisaties en de sociale partners op Europees niveau over het ontwerp, de uitvoering en de follow-up van het programma en verwante beleidslijnen. De Commissie brengt het krachtens artikel 6 opgerichte Comité van haar standpunt op de hoogte;

c) een actief partnerschap en een actieve dialoog tussen alle partners van het programma bevorderen, onder andere om een geïntegreerde en gecoördineerde aanpak van de discriminatiebestrijding te stimuleren.

2. De Commissie moet, in samenwerking met de lidstaten, de nodige stappen nemen om:

a) de medewerking van alle betrokken partijen aan het programma te bevorderen;

b) te zorgen voor de verspreiding van de resultaten van de acties in het kader van dit programma;

c) te zorgen voor een passende voorlichting, publiciteit en follow-up in verband met de door dit programma gesteunde activiteiten.

Artikel 6

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie (hierna "het comité" genoemd).

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is de in artikel 3 van Besluit 1999/468/EG vastgelegde raadgevingsprocedure van toepassing.

3. De vertegenwoordiger van de Commissie raadpleegt het comité met name over:

a) de algemene richtsnoeren voor de uitvoering van het programma;

b) de jaarlijkse begrotingen en de verdeling van de financiële middelen over de maatregelen;

c) het jaarlijks werkprogramma voor de uitvoering van de acties van het programma.

De vertegenwoordiger van de Commissie raadpleegt het comité eveneens over alle andere kwesties die relevant zijn voor de uitvoering van dit programma.

4. Ter waarborging van de samenhang en complementariteit van dit programma met andere maatregelen als bedoeld in artikel 7, houdt de Commissie het comité op de hoogte van andere communautaire acties die bijdragen aan de bestrijding van discriminatie. Zo nodig zal de Commissie regelmatige en gestructureerde samenwerking tot stand brengen tussen dit comité en de voor andere relevante beleidslijnen, instrumenten en acties tot stand gebrachte toezichthoudende comités.

Artikel 7

Samenhang en complementariteit

1. De Commissie draagt, in samenwerking met de lidstaten, zorg voor de algehele samenhang tussen het onderhavige programma en de andere beleidslijnen, instrumenten en acties, van de Unie en de Gemeenschap met name door de vaststelling van passende mechanismen voor de coördinatie van de activiteiten van dit programma met relevante activiteiten op het gebied van onderzoek, werkgelegenheid, gelijkheid van vrouwen en mannen, sociale integratie, onderwijs, opleiding en jeugdzaken en op het gebied van de externe betrekkingen van de Gemeenschap.

2. De Commissie en de lidstaten dragen zorg voor de samenhang en complementariteit tussen de acties in het kader van dit programma en andere relevante acties van Unie en Gemeenschap, met name uit hoofde van de Structuurfondsen en het communautair initiatief EQUAL.

3. De lidstaten stellen alles in het werk om te zorgen voor samenhang en complementariteit tussen de activiteiten in het kader van dit programma en die op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau.

Artikel 8

Deelname van de EVA/EER-landen, de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa, Cyprus, Malta en Turkije

Het programma staat open voor deelname van:

a) de EVA/EER-landen overeenkomstig de voorwaarden die worden gesteld in de EER-Overeenkomst;

b) de kandidaat-landen van Midden- en Oost-Europa (LMOE's) overeenkomstig de voorwaarden die worden gesteld in de Europa-Overeenkomsten, in de aanvullende protocollen en in de besluiten van de respectieve Associatieraden;

c) Cyprus en Malta, op basis van aanvullende kredieten volgens met die landen vast te stellen procedures;

d) Turkije, op basis van aanvullende kredieten volgens met dat land vast te stellen procedures.

Artikel 9

Toezicht en evaluatie

1. De Commissie houdt, in samenwerking met de lidstaten, voortdurend toezicht op het verloop van het programma.

2. De Commissie evalueert het programma met medewerking van onafhankelijke deskundigen. Bij deze evaluatie worden de relevantie en doeltreffendheid beoordeeld van de acties die worden uitgevoerd in verband met de in artikel 2 genoemde doelstellingen. Ook wordt het effect van het programma als geheel beoordeeld.

Deze evaluatie betreft tevens de complementariteit tussen de in het kader van dit programma uitgevoerde acties en de acties die betrekking hebben op andere relevante communautaire beleidslijnen, instrumenten en acties.

3. De Commissie legt uiterlijk 31 december 2005 een evaluatieverslag over de uitvoering van het programma voor aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

(1) Zie de afzonderlijke voorstellen voor richtlijnen tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in werkgelegenheid en beroep en inzake de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling zonder onderscheid van ras of etnische afstamming in dit pakket.

(2) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

BIJLAGE

AANWIJZINGEN VOOR DE UITVOERING VAN HET PROGRAMMA

I. Actiegebieden

Het programma mag de volgende gebieden bestrijken:

a) bevordering van non-discriminatie binnen en door overheidsdiensten (bijv. politie, gerechtelijke instanties, gezondheidszorg, sociale zekerheid, onderwijs);

b) bevordering van non-discriminatie binnen en door de media;

c) verwijdering van discriminerende barrières voor de deelname aan besluitvormings- en democratische processen;

d) verwijdering van discriminerende barrières voor de toegang tot goederen en diensten, met inbegrip van huisvesting, vervoer, cultuur, vrijetijdsbesteding en sport;

e) identificatie van hulpmiddelen en methoden voor een doeltreffende controle op discriminatie;

f) identificatie van hulpmiddelen en methoden voor een doeltreffende verspreiding van informatie over het recht op gelijke behandeling en non-discriminatie;

g) identificatie van methodologieën voor de mainstreaming van anti-discriminerende beleidslijnen en praktijken.

De programmathema's mogen worden aangepast of aangevuld volgens de in artikel 6 vastgestelde procedure, op basis van een jaarlijkse herziening en rekening houdend met de resultaten van de voorbereidende acties voor dit programma en activiteiten uit hoofde van andere communautaire beleidslijnen, instrumenten en acties.

Bij alle activiteiten in het kader van het programma moet het beginsel van gender mainstreaming in acht genomen worden.

II. Acties

Deel 1 - Analyse en evaluatie

De volgende maatregelen kunnen worden gesteund:

1. de ontwikkeling en verspreiding van vergelijkbare statistieken over de omvang van discriminatie in de Gemeenschap;

2. de ontwikkeling en verspreiding van methoden en indicatoren voor de evaluatie van de doeltreffendheid van anti-discriminatoire beleidslijnen en praktijken (benchmarking);

3. de analyse, door middel van jaarlijkse verslagen, van de anti-discriminatiewetgeving en -praktijken, met het oog op de evaluatie van de doeltreffendheid ervan en de verspreiding van de daaruit getrokken lessen;

4. thematische studies in het kader van de prioritaire thema's waarbij benaderingswijzen voor verschillende discriminatiegronden met elkaar vergeleken en aan elkaar getoetst worden.

Bij de uitvoering van dit deel moet de Commissie vooral toezien op de samenhang en complementariteit met de activiteiten van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat en die uit hoofde van het Vijfde Kaderprogramma voor OTO van de Gemeenschap.

Deel 2 - Capaciteitsopbouw

Om de capaciteiten en de doeltreffendheid van de actoren uit de doelgroep, die werkzaam zijn op het gebied van de bestrijding van discriminatie, te verbeteren kunnen de volgende activiteiten worden gesteund:

1. transnationale uitwisselingen tussen uiteenlopende actoren uit ten minste vier verschillende lidstaten, bestaande uit de overdracht van informatie, lessen en goede praktijken. Mogelijke activiteiten zijn de vergelijking van de doeltreffendheid van procedures, methoden en hulpmiddelen in verband met de gekozen thema's; de wederzijdse overdracht en toepassing van goede praktijken; uitwisselingen van personeel; gezamenlijke ontwikkeling van producten, procedures, strategieën en methoden; de aanpassing van de als goede praktijken aangeduide methoden, instrumenten en procedures aan andere contexten; en/of de gemeenschappelijke verspreiding van resultaten, materiaal ter bevordering van de zichtbaarheid, en evenementen;

2. financiering van de werkingskosten van relevante niet-gouvernementele organisaties op Europees niveau die ervaring hebben op het gebied van de bestrijding van discriminatie en die de belangen behartigen van mensen die aan discriminatie blootstaan, ter bevordering van de ontwikkeling van een geïntegreerde en gecoördineerde aanpak voor de bestrijding van discriminatie.

De criteria voor de selectie van te ondersteunen organisaties zullen worden vastgelegd volgens de procedure van artikel 6.

Deel 3 - Bewustmaking

De volgende maatregelen kunnen worden gesteund:

1. de organisatie van conferenties, seminars en evenementen op Europees niveau;

2. de organisatie van seminars door de lidstaten ter ondersteuning van de uitvoering van het Gemeenschapsrecht op het gebied van non-discriminatie; bevordering van de Europese dimensie van op nationaal niveau georganiseerde evenementen;

3. de organisatie van Europese mediacampagnes en evenementen ter ondersteuning van de transnationale uitwisseling van informatie en de identificatie en verspreiding van goede praktijken, met inbegrip van de toekenning van prijzen aan succesvolle acties in het kader van deel 2 ter verbetering van de zichtbaarheid van de discriminatiebestrijding;

4. de publicatie van materiaal ter verspreiding van de resultaten van het programma, met inbegrip van de totstandbrenging van een internetsite met voorbeelden van goede praktijken, een forum voor de uitwisseling van ideeën en een gegevensbank met potentiële partners voor transnationale uitwisselingsacties.

III. Methode voor het indienen van aanvragen om steun

Deel 1: Dit deel zal hoofdzakelijk worden uitgevoerd door middel van aanbestedingen. Bij samenwerking met de nationale bureaus voor de statistiek zijn de procedures van Eurostat van toepassing.

Deel 2: Deel 2.1 zal worden uitgevoerd door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen bij de Commissie.

Deel 2.2 zal eveneens worden uitgevoerd door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen bij de Commissie.

Deel 3: Dit deel zal over het algemeen worden uitgevoerd door middel van aanbestedingen. Acties uit hoofde van de delen 3.2 en 3.3 kunnen worden gesubsidieerd indien hierom, bijvoorbeeld door lidstaten, wordt verzocht.

Haut