Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51999AG0222(02)

    GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 4/1999 door de Raad vastgesteld op 21 december 1998 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../1999 van de Raad van ... tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken

    PB C 49 van 22.2.1999, p. 4 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    51999AG0222(02)

    GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 4/1999 door de Raad vastgesteld op 21 december 1998 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../1999 van de Raad van ... tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken

    Publicatieblad Nr. C 049 van 22/02/1999 blz. 0004


    GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 4/1999 door de Raad vastgesteld op 21 december 1998 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. . . ./1999 van de Raad van . . . tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken (1999/C 49/02)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 129 D, derde alinea,

    Gezien het voorstel van de Commissie (1),

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's (3),

    Volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag (4),

    (1) Overwegende dat uit de ervaring met de toepassing van Verordening (EG) nr. 2236/95 (5) is gebleken, dat in deze verordening enkele wijzigingen dienen te worden aangebracht;

    (2) Overwegende dat de financiering van sommige projecten dient te worden vergemakkelijkt door naast andere vormen van steun ook een bijdrage aan de vorming van risicokapitaal mogelijk te maken; dat het wenselijk is de krachtens Verordening (EG) nr. 2236/95 beschikbare financiële middelen te gebruiken om te komen tot een maximale financiële bijdrage uit de particuliere sector;

    (3) Overwegende dat een inbreng van risicokapitaal in de financieringsconstructie van een project kan bijdragen aan de totstandkoming van openbaar-particuliere partnerschappen bij lopende TEN-projecten; dat de inbreng van risicokapitaal voor trans-Europese netwerken beperkt is, met name tijdens de beginfases;

    (4) Overwegende dat het passend is om deelneming in risicokapitaal voor investeringsfondsen die zich bij voorrang richten op de verstrekking van risicokapitaal voor projecten inzake trans-Europese netwerken, te beperken tot 1 % van het financieel referentiebedrag voor de periode 2000-2006, teneinde ervaring met deze nieuwe vorm van financiering op te doen; dat het passend is om de eventuele toekomstige uitbreiding daarvan te bestuderen in het licht van het uitvoerig verslag dat de Commissie vóór eind 2006 zal indienen inzake de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de mechanismen uit hoofde van deze verordening;

    (5) Overwegende dat het ter verhoging van de doorzichtigheid en om te voldoen aan de verwachtingen voor projecten of groepen projecten die gedurende een lange periode omvangrijke financiële behoeften hebben, wenselijk is dat indicatieve meerjarenprogramma's in specifieke sectoren of op specifieke gebieden worden opgesteld; dat deze programma's het totale en jaarlijkse bedrag van de steun moeten vermelden dat gedurende een bepaalde periode voor dergelijke projecten of groepen projecten kan worden uitgetrokken, welk bedrag als referentie moet dienen voor de jaarlijkse besluiten om binnen de jaarlijkse begrotingskredieten financiële steun te verlenen, wanneer deze in overeenstemming zijn met de desbetreffende indicatieve meerjarenprogramma's; dat de in deze programma's vermelde jaarlijkse bedragen evenwel geen budgettaire betalingsverplichtingen vormen;

    (6) Overwegende dat projecten of groepen projecten voor opeenvolgende besluiten om financiële steun te verlenen in aanmerking moeten kunnen komen;

    (7) Overwegende dat de aanvragen voor financiële steun voor een project een gedetailleerde opsplitsing moeten geven volgens de bijdragenbronnen van de Gemeenschap en van de nationale, regionale en lokale overheidsorganen, alsmede de omvang van de financiële bijdrage uit de particuliere sector;

    (8) Overwegende dat toegekende financiële steun moet worden ingetrokken, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen, indien op een bepaalde datum nog geen aanvang met de activiteiten is gemaakt;

    (9) Overwegende dat de activiteiten van het Europees Investeringsfonds dienen te worden opgenomen in de communautaire financieringsinstrumenten waarvoor coördinatie met de activiteiten op grond van Verordening (EG) nr. 2236/95 vereist is;

    (10) Overwegende dat de Commissie de begunstigden moet kunnen verplichten tot de indiening van een evaluatie van de uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2236/95 gesteunde projecten of van de gegevens die nodig zijn om de Commissie in staat te stellen zelf een evaluatie uit te voeren;

    (11) Overwegende dat, gezien het belang van de trans-Europese netwerken, in Verordening (EG) nr. 2236/95, een financieel referentiebedrag, in de zin van punt 2 van de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995, van één euro dient te worden opgenomen voor de uitvoering van genoemde verordening voor het tijdvak 2000-2006, onverminderd de bevoegdheden van de Begrotingsautoriteit, zoals die zijn omschreven in het Verdrag;

    (12) Overwegende dat de Raad in het licht van het uitvoerige verslag dat de Commissie voor eind 2006 zal indienen, dient na te gaan of de maatregelen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2236/95 moeten worden gehandhaafd of gewijzigd;

    (13) Overwegende dat gedurende de overgangsperiode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001 alle verwijzingen naar de ecu moeten worden gelezen als verwijzingen naar de euro als munteenheid, zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 betreffende de invoering van de euro (6);

    (14) Overwegende dat Verordening (EG) nr. 2236/95 derhalve dienovereenkomstig moet worden gewijzigd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EG) nr. 2236/95 wordt als volgt gewijzigd:

    1. artikel 3 wordt geschrapt;

    2. artikel 4 wordt vervangen door:

    "Artikel 4

    Vormen van bijstand

    1. De bijstand van de Gemeenschap voor projecten kan een of meer van de volgende vormen aannemen:

    a) cofinanciering van studies betreffende de projecten, met inbegrip van voorbereidende studies, haalbaarheidsstudies en evaluaties, en andere technische ondersteuningsmaatregelen voor deze studies. De financiële deelneming van de Gemeenschap mag in het algemeen niet meer bedragen dan 50 % van de totale kosten van een studie.

    In haar behoren gemotiveerde uitzonderingsgevallen kan op initiatief van de Commissie en met instemming van de betrokken lidstaten de financiële deelneming van de Gemeenschap dit maximum van 50 % overschrijden;

    b) rentesubsidies op door de Europese Investeringsbank of andere openbare of particuliere financiële instellingen verstrekte leningen. In de regel is de duur van de rentesubsidie beperkt tot vijf jaar;

    c) bijdragen in de premies voor garanties voor leningen van het Europees Investeringsfonds of andere financiële instellingen;

    d) in naar behoren gemotiveerde gevallen, rechtstreekse subsidies voor investeringen;

    e) deelneming in risicokapitaal voor investeringsfondsen of vergelijkbare financiële instellingen die zich bij voorrang richten op de verstrekking van risicokapitaal voor projecten inzake trans-Europese netwerken, en met een belangrijke investering door de particuliere sector; deze deelneming in risicokapitaal bedraagt niet meer dan 1 % van de begrotingsmiddelen uit hoofde van artikel 18.

    De meer gedetailleerde regels voor deze deelneming in risicokapitaal staan in de bijlage bij deze verordening.

    De deelneming kan plaatsvinden hetzij rechtstreeks in het fonds of in een vergelijkbare financiële instelling, hetzij in een geschikt cofinancieringsinstrument dat onder beheer staat van dezelfde fondsbeheerders;

    f) in voorkomend geval wordt de onder a) tot en met d) genoemde bijstand van de Gemeenschap gecombineerd, teneinde een maximale stimulans te bereiken met de ingezette begrotingsmiddelen, die zo economisch mogelijk moeten worden gebruikt.

    2. De onder a) tot en met e) genoemde vormen van bijstand van de Gemeenschap worden selectief gehanteerd, teneinde rekening te houden met de specifieke kenmerken van de verschillende typen netwerken en om ervoor te zorgen dat de bijstand niet tot mededingingsverstoring tussen de ondernemingen van de sector leidt.";

    3. het volgende artikel wordt ingevoegd:

    "Artikel 5 bis

    Indicatieve meerjarenprogramma's van de Gemeenschap

    1. Onverminderd de toepassing van artikel 6 kan de Commissie, ter verbetering van het rendement van het optreden van de Gemeenschap, volgens de procedure van artikel 17, per sector een indicatief meerjarenprogramma voor de verstrekking van begrotingsmiddelen uit hoofde van artikel 18 (hierna "programma" genoemd) vaststellen op basis van de in artikel 129 C van het Verdrag bedoelde richtsnoeren. Het programma is gebaseerd op bijstandsaanvragen uit hoofde van artikel 8 en houdt onder meer rekening met de door de lidstaten verstrekte gegevens, in het bijzonder de gegevens als bedoeld in artikel 9.

    2. Een programma bestaat uitsluitend uit projecten van gemeenschappelijk belang en/of samenhangende groepen van projecten van gemeenschappelijk belang, zoals deze eerder in het kader van de in artikel 129 C, lid 1, van het Verdrag bedoelde richtsnoeren zijn aangegeven, op specifieke gebieden die gedurende een lange periode een aanzienlijke behoefte aan financiële middelen hebben.

    3. Voor elk project en elke groep projecten zoals bedoeld in lid 2, worden in het programma het indicatieve totale bedrag en de financiële plannen, met inbegrip van de jaarlijkse bedragen voor de verlening van financiële steun gedurende de looptijd van het programma vastgesteld. Ten hoogste 75 % van de begrotingsmiddelen uit hoofde van artikel 18 wordt voor indicatieve meerjarenprogramma's gebruikt.

    4. Het programma dient als referentie voor de jaarlijkse besluiten tot toekenning van de begrotingsmiddelen uit hoofde van artikel 18 binnen de jaarlijkse begrotingskredieten. De Commissie informeert het in artikel 17 bedoelde comité regelmatig over de voortgang bij de programma's en eventuele door de Commissie genomen besluiten bij de toekenning van de begrotingsmiddelen uit hoofde van artikel 18.

    Het programma wordt ten minste halverwege de looptijd en in het jaar 2005 of in het licht van de daadwerkelijke vordering van het project (de projecten) of de groep(en) projecten, volgens de procedure van artikel 17 opnieuw bezien en zo nodig herzien. In zijn evaluatie van een programma, spreekt het comité zich tevens uit over de parameters voor een eventuele herziening. Bij de herziening halverwege zal ook worden gekeken naar de goede werking van het programma, met name met betrekking tot de rol van het in artikel 17 bedoelde comité.

    In het programma worden ook andere financieringsbronnen voor de betrokken projecten vermeld, met name andere communautaire financiële instrumenten en de Europese Investeringsbank.

    5. Wanneer zich in de uitvoering van het project (de projecten) of de groep(en) projecten belangrijke wijzigingen voordoen, stelt de betrokken lidstaat de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    De ingevolge deze wijzigingen eventueel vereiste wijzigingen van het in het programma voor het project (de projecten) of de groep(en) projecten vastgestelde indicatieve totale bedrag worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 17.";

    4. artikel 9, lid 1, onder a) achtste streepje, wordt vervangen door:

    "- een financieringsplan in euro of in de nationale valuta, waarin alle elementen van de financiële constructie vermeld zijn, met inbegrip van de aangevraagde bijstand van de Gemeenschap in de in artikel 4 genoemde vormen, en van de lokale, regionale of nationale instanties, alsmede van particuliere bronnen, en de reeds toegekende bijstand van de lidstaten;";

    5. artikel 9, lid 2, wordt vervangen door:

    "2. De aanvragers verstrekken de Commissie alle relevante aanvullende gegevens die zij verlangt, zoals de parameters, de richtsnoeren en de hypotheses waarop de kosten-batenanalyse gebaseerd is.";

    6. artikel 10 wordt vervangen door:

    "Artikel 10

    Toekenning van bijstand

    De Commissie besluit over de toekenning van bijstand uit hoofde van deze verordening op basis van haar beoordeling van de aanvragen in het licht van de selectiecriteria. Wanneer het gaat om projecten die in het desbetreffende, krachtens artikel 5 bis opgestelde indicatieve meerjarenprogramma worden genoemd, neemt de Commissie de jaarlijkse besluiten over de toekenning van bijstand binnen de indicatieve toewijzing van financiële middelen van dat programma. Voor andere projecten, worden besluiten over de toekenning van bijstand volgens de procedure van artikel 17 genomen. De Commissie deelt haar besluit rechtstreeks aan de begunstigden en aan de lidstaten mede.";

    7. artikel 11, lid 7 wordt vervangen door:

    "7. De Commissie bepaalt volgens de procedures van artikel 17 de procedures, het tijdschema en het bedrag van de betalingen van de rentesubsidies, de subsidies voor garantiepremies en de steun in de vorm van deelneming in risicokapitaal, voor investeringsfondsen of vergelijkbare financiële instellingen die zich bij voorrang richten op de verstrekking van risicokapitaal voor projecten inzake trans-Europese netwerken.";

    8. in artikel 12, lid 1, wordt de aanhef vervangen door:

    "1. Teneinde het welslagen van de uit hoofde van deze verordening gefinancierde projecten te garanderen, nemen de lidstaten en de Commissie, ieder op het gebied waarop hij of zij bevoegd is, de nodige maatregelen om:";

    9. in artikel 13 wordt het volgende lid ingevoegd:

    "2 bis. Behalve in door de Commissie naar behoren bij het comité van artikel 17 gemotiveerde gevallen, wordt toegekende bijstand voor projecten waarmee niet binnen twee jaar na de in het besluit tot toekenning van de financiële bijstand vermelde verwachte aanvangsdatum een aanvang is gemaakt, door de Commissie ingetrokken.";

    10. artikel 14 wordt vervangen door:

    "Artikel 14

    Coördinatie

    De Commissie zorgt voor de coördinatie en de samenhang van de projecten en de in artikel 5, lid 1, bedoelde programma's die in het kader van deze verordening worden uitgevoerd, en de projecten die met middelen van de Gemeenschapsbegroting, van de Europese Investeringsbank, van het Europees Investeringsfonds en van andere communautaire financieringsinstrumenten worden gesteund.";

    11. artikel 15 wordt vervangen door:

    "Artikel 15

    Beoordeling vooraf, toezicht en evaluatie

    1. De lidstaten en de Commissie zien erop toe, dat de uitvoering van de projecten in het kader van deze verordening wordt onderworpen aan daadwerkelijk toezicht en evaluatie. De projecten kunnen op grond van de resultaten van toezicht en evaluatie worden aangepast.

    2. Om de waarborgen dat de bijstand van de Gemeenschap doeltreffend wordt gebruikt, zien de Commissie en de lidstaten systematisch toe op de vordering van de projecten, eventueel met medewerking van de Europese Investeringsbank of andere daarvoor in aanmerking komende instanties.

    3. Na ontvangst van een bijstandsaanvraag en alvorens deze goed te keuren, onderwerpt de Commissie het project aan een beoordeling vooraf om na te gaan of het in overeenstemming is met de voorwaarden en criteria van de artikelen 5 en 6. Zo nodig verzoekt de Commissie de Europese Investeringsbank of andere daarvoor in aanmerking komende instanties om medewerking aan deze beoordeling vooraf.

    4. De Commissie en de lidstaten beoordelen de wijze waarop de projecten en de programma's zijn uitgevoerd en evalueren de uitwerking van de uitvoering daarvan om te beoordelen of de oorspronkelijk vastgestelde doelstellingen kunnen worden bereikt of bereikt zijn. Die evaluatie heeft onder meer betrekking op de uitwerking op het milieu van de projecten, gelet op de geldende communautaire wetgeving. De Commissie kan na overleg met de betrokken lidstaat de begunstigde tevens verplichten tot de indiening van een specifieke evaluatie van de uit hoofde van deze verordening gesteunde projecten of groepen projecten of tot de verstrekking van de voor de evaluatie van deze projecten vereiste informatie en bijstand.

    5. Voor het toezicht wordt in voorkomend geval gebruik gemaakt van materiële en financiële indicatoren. Deze indicatoren hebben betrekking op het specifieke karakter van het project en de doelstellingen ervan. De indicatoren moeten zo gestructureerd zijn, dat zij het volgende aangegeven:

    - de voortgang van het project, gerelateerd aan het plan en de operationele doelstellingen als oorspronkelijk vastgesteld;

    - het verloop van het beheer en de eventuele problemen die zich daarbij voordoen.

    6. Bij de behandeling van de individuele bijstandsaanvragen houdt de Commissie rekening met de uitkomsten van de volgens dit artikel uitgevoerde beoordelingen en evaluaties.

    7. De procedures voor toezicht en evaluatie als bedoeld in de leden 4 en 5 worden vastgesteld in de beschikkingen tot goedkeuring van de projecten en/of in de contractuele bepalingen inzake de financiële bijstand.";

    12. artikel 16, lid 1, wordt vervangen door:

    "1. Elk jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een verslag in over de activiteiten in het kader van deze verordening, waarover deze instellingen en organen zich dienen uit te spreken. Dit verslag moet een evaluatie bevatten van de resultaten die dankzij de bijstand van de Gemeenschap op verschillende toepassingsgebieden van de uitgangsdoelstellingen zijn bereikt, alsmede een hoofdstuk over de inhoud en uitvoering van lopende meerjarenprogramma's, met name wegens de herzieningen overeenkomstig artikel 5 bis.";

    13. artikel 18 wordt vervangen door:

    "Artikel 18

    Begrotingsmiddelen

    Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van deze verordening voor het tijdvak 2000-2006 beloopt één euro.

    De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteiten toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.";

    14. artikel 19 wordt vervangen door:

    "Artikel 19

    Hierzieningsclausule

    Vóór eind 2006 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een uitvoerig verslag voor over de ervaring die is opgedaan met de mechanismen uit hoofde van deze verordening, met name met het mechanisme uit hoofde van artikel 4, lid 1, onder e), en gaat de Raad overeenkomstig de procedure van artikel 129 D, derde alinea, van het Verdrag na of, en zo ja, onder welke voorwaarden, de maatregelen uit hoofde van deze verordening na de in artikel 18 genoemde periode worden gehandhaafd of gewijzigd.";

    15. overal in de tekst wordt "ecu" vervangen door "euro";

    16. de tekst in de bijlage bij deze verordening wordt toegevoegd.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 1, punt 15, is van toepassing met ingang van 1 januari 1999.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te . . .

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    (1) PB C 175 van 9.6.1998, blz. 7.

    (2) PB C 407 van 28.12.1998, blz. 120.

    (3) Nog niet verschenen in het Publicatieblad.

    (4) Advies van het Europees Parlement van 19 november 1998 (PB C 379 van 7.12.1998), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 21 december 1998 en besluit van het Europees Parlement van . . . (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

    (5) PB L 228 van 23.9.1995, blz. 1.

    (6) PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1.

    BIJLAGE

    "BIJLAGE

    Uitvoeringsbepalingen bedoeld in artikel 4, lid 1, onder e)

    1. Voorwaarden voor de deelneming van de Gemeenschap in risicokapitaal

    De aanvragen om bijstand uit hoofde van artikel 4, lid 1, onder e), moeten ten genoegen van het comité van artikel 17 van deze verordening de volgende gegevens bevatten als basis voor het besluit de bijstand toe te kennen:

    - een informatief memorandum met de voornaamste wettelijke gegevens over het fonds, waaronder de juridische structuur en de beheersstructuur,

    - de gedetailleerde investeringsrichtsnoeren van het fonds, met inbegrip van gegevens over de projecten waarop het fonds zich richt,

    - gegevens over de betrokkenheid van particuliere investeerders,

    - informatie over de geografische werkingssfeer,

    - informatie over de economische levensvatbaarheid van het fonds,

    - informatie over de rechten van de investeerders om, mocht het fonds de gedane toezeggingen niet gestand doen, hiertegen op te treden,

    - informatie over het uitstapbeleid van het fonds en regelingen voor de beëindiging van het fonds, en

    - rechten ten aanzien van de vertegenwoordiging in de comités van investeerders.

    Vóór het besluit om bijstand te verlenen wordt genomen, moeten het bemiddelende investeringsfonds of de vergelijkbare financiële instelling ten minste een bedrag van twee en een half keer de communautaire bijdrage investeren in projecten:

    - die vooraf zijn aangemerkt als projecten van gemeenschappelijk belang overeenkomstig artikel 129 C, lid 1, eerste alinea, eerste streepje, van het Verdrag,

    en

    - ten minste gedeeltelijk gefinancierd zijn door de betrokken lidstaten zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, van de verordening.

    Communautaire bijstand voor investeringsfondsen of vergelijkbare financiële instellingen in de vorm van een deelneming in risicokapitaal, wordt in beginsel slechts verleend indien de bijdrage van de Gemeenschap dezelfde rang heeft als die van andere investeerders in het fonds.

    Ontvangende investeringsfondsen of vergelijkbare financiële instellingen dienen zich te houden aan beginselen van goed financieel beheer.

    2. Beperkingen van de bijstand en maximuminvestering

    De bijdragen uit hoofde van artikel 4, lid 1, onder e), bedragen niet meer dan 1 % van de totale begrotingsmiddelen voor trans-Europese netwerken tot het einde van 2006.

    De bijstand van de Gemeenschap uit hoofde van artikel 4, lid 1, onder e), bedraagt niet meer dan 20 % van het totale kapitaal van een investeringsfonds of een vergelijkbare financiële instelling.

    3. Beheer van de bijdrage van de Gemeenschap.

    Het beheer van de bijdrage van de Gemeenschap berust bij het Europees Investeringsfonds (EIF). De nadere voorwaarden voor de toepassing van de bijstand van de Gemeenschap uit hoofde van artikel 4, lid 1, onder e), met inbegrip van toezicht en controle, worden neergelegd in een samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en het EIF, met inachtneming van het bepaalde in deze bijlage.

    4. Overige bepalingen

    De bepalingen inzake beoordeling vooraf, toezicht en evaluatie als omschreven in deze verordening zijn volledig van toepassing op artikel 4, lid 1, onder e), met inbegrip van de bepalingen betreffende de voorwaarden voor communautaire bijstand, het financieel toezicht en de verlaging, opschorting en intrekking van de bijstand. Daartoe worden onder andere passende bepalingen opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en het EIF en worden passende overeenkomsten gesloten met de investeringsfondsen of vergelijkbare financiële instellingen, waarin de nodige controles op de afzonderlijke projecten van gemeenschappelijk belang worden opgenomen. Er worden passende regelingen getroffen om de Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen in de gelegenheid te stellen haar taak te volbrengen en met name te controleren of de betalingen op reguliere wijze zijn verricht.

    Onverminderd artikel 11, lid 6, worden betalingen uit hoofde van artikel 4, lid 1, onder e), beheerst door artikel 11, lid 7. Na afloop van het investeringstijdvak of eventueel op een eerder tijdstip, worden de saldi die zijn ontstaan ten gevolge van rente op het geïnvesteerde kapitaal of winstdeling en vermogenswinst, en alle andere aan de investeerders verschuldigde tegoeden, teruggestort op de communautaire begroting.

    Ieder besluit om deelnemingen in risicokapitaal uit hoofde van artikel 4, lid 1, onder e), te verstrekken, wordt voorgelegd aan het comité van artikel 17 van deze verordening.

    De Commissie brengt op gezette tijden verslag uit aan het comité van artikel 17 van deze verordening over de uitvoering van deelnemingen in risicokapitaal overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder e).

    In het kader van artikel 15 evalueert de Commissie vóór eind 2006 de activiteiten in het kader van artikel 4, lid 1, onder e), waarbij zij met name let op de benutting, op de gevolgen voor de uitvoering van de projecten in verband met trans-Europese netwerken waarvoor bijstand is verstrekt en op de betrokkenheid van particuliere investeerders bij de gefinancierde projecten."

    MOTIVERING VAN DE RAAD

    I. INLEIDING

    1. Op 11 mei 1998 heeft de Commissie, in het kader van haar voorstellen betreffende Agenda 2000, vorengenoemd, op artikel 129 D van het EG-Verdrag gebaseerd, verordeningsvoorstel bij de Raad ingediend met de bedoeling Verordening (EG) nr. 2236/95 te wijzigen. Voor aanneming van deze verordening geldt de procedure van artikel 189 C van het Verdrag.

    2. Het Europees Parlement heeft in eerste lezing op 19 november 1998 advies uitgebracht.

    Op 4 december 1998 heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 189 A, lid 2, van het Verdrag, een gewijzigd voorstel ingediend. Daarin wordt rekening gehouden met de amendementen in het advies van het Europees Parlement en met het resultaat van de besprekingen in de groep van de Raad over het oorspronkelijke voorstel.

    3. Op 21 december 1998 heeft de Raad zijn gemeenschappelijk standpunt vastgesteld volgens artikel 189 C, onder a), van het Verdrag.

    II. DOEL

    Met bovengenoemd voorstel wordt voornamelijk beoogd:

    - voor het merendeel van de projecten de bestaande procedure op jaarbasis voor het verlenen van financiële steun voor trans-Europese netwerken te vervangen door een procedure op basis van indicatieve meerjarenprogramma's;

    - deelneming in risicokapitaal als mogelijke vorm van communautaire bijstand in te voeren voor financiële ondernemingen die zich bij voorrang richten op projecten inzake trans-Europese netwerken.

    Het door de Raad vastgestelde gemeenschappelijk standpunt bevat twee belangrijke nieuwe punten. Het concept "indicatieve meerjarenprogramma's" wordt nader omschreven en voorts worden de voorwaarden en toepassingsvoorschriften van de communautaire deelneming in risicokapitaal vastgelegd.

    De indicatieve meerjarenprogramma's worden door de Commissie per sector opgesteld. Deze programma's bestaan uitsluitend uit projecten of groepen van projecten van gemeenschappelijk belang en betreffen specifieke gebieden waar gedurende een lange periode een aanzienlijke behoefte aan financiële middelen blijkt te bestaan. Tot 75 % van de begrotingsmiddelen voor trans-Europese netwerken zullen naar deze indicatieve meerjarenprogramma's gaan. De programma's dienen als referentie voor de jaarlijkse besluiten tot toewijzing van de begrotingsmiddelen. Voor eventuele wijzigingen van de indicatieve totale bedragen die in een programma voor de projecten of groepen van projecten zijn vastgesteld, is een besluit van de Commissie nodig in het kader van een comitéprocedure.

    Voor deelnemingen in risicokapitaal voor investeringsfondsen of vergelijkbare financiële ondernemingen geldt een aantal voorwaarden en beperkingen. Om in aanmerking te komen voor communautaire deelneming in risicokapitaal moeten deze ondernemingen zich bij voorrang richten op de financiering van projecten inzake trans-Europese netwerken en een groot deel van de geïnvesteerde middelen moet van de particuliere sector komen. Tot 1 % van de begrotingsmiddelen voor trans-Europese netwerken mag naar dergelijke deelnemingen in risicokapitaal gaan. Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad bevat een bijlage bij de ontwerpverordening waarin een aantal uitvoeringsbepalingen zijn opgenomen die de Raad noodzakelijk acht en die met name betrekking hebben op de voor de begunstigden geldende eisen, het beheer door het Europees Investeringsfonds en de voorschriften voor evaluatie en controle van deze vorm van bijstand.

    Rekening houdende met de nieuwe meerjarenaanpak bevat het gemeenschappelijk standpunt van de Raad voorts nog enkele andere voorgestelde aanpassingen betreffende de toekenning van bijstand, evaluatie en toezicht.

    De Raad kon echter niet meegaan met het voorstel van de Commissie om bepaalde maxima voor de financiële bijstand van de Gemeenschap op te trekken. Om die reden bevat het gemeenschappelijk standpunt noch de voorgestelde verhoging van het maximum van de bijstand van 10 tot 20 % van de totale investeringskosten, noch de voorgestelde verlenging van de maximumduur van de rentesubsidies.

    De Raad ging ermee akkoord in de definitieve tekst van de verordening een bepaling op te nemen met een financieel referentiebedrag voor de periode 2000-2006. Maar vanwege het feit dat er in het kader van de nieuwe financiële vooruitzichten geen bedrag is overeengekomen voor financiering van de TEN's, kan de Raad in zijn gemeenschappelijk standpunt alleen maar een symbolisch financieel referentiebedrag van één euro opnemen.

    In dat verband hebben de Raad en de Commissie overeenstemming bereikt over de volgende verklaring voor de Raadsnotulen:

    "1. De Raad heeft dit gemeenschappelijk standpunt aangenomen op basis van het Commissievoorstel.

    2. De Raad verklaart dat het definitieve cijfer van het referentiebedrag voor de TEN's voor de periode 2000-2006 in artikel 18 van dit gemeenschappelijk standpunt zal worden opgenomen, en komt derhalve overeen dat de verordening niet zal worden aangenomen voordat er een definitief akkoord is bereikt over de nieuwe financiële vooruitzichten in het kader van Agenda 2000, met inachtneming van de procedures van het Verdrag.

    3. De Commissie beschouwt dit cijfer als opgenomen in haar voorstel.".

    III. ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT IN HET LICHT VAN DE AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    A. In het gemeenschappelijk standpunt van de Raad wordt rekening gehouden met een belangrijk deel van de in het advies van het Europees Parlement vervatte amendementen, waarvan de meeste ook in het gewijzigde Commissievoorstel zijn opgenomen. Derhalve:

    - bepaalt artikel 4, lid 1, onder e), van het gemeenschappelijk standpunt dat voor deelnemingen in risicokapitaal vereist is dat de kapitaalverstrekking door de betrokken financiële ondernemingen gepaard gaat met omvangrijke particuliere investeringen (amendement nr. 10 van het advies van het Europees Parlement);

    - worden in artikel 9, lid 1, onder a), en lid 2, de gegevens gespecificeerd die moeten worden verstrekt met het oog op de beoordeling van de aanvragen, met name voor wat betreft mogelijke financiële steun uit andere bronnen en kosten-batenanalyses (amendementen nrs. 16 en 17 van het advies van het Europees Parlement);

    - bepaalt artikel 16, lid 1, van het gemeenschappelijk standpunt dat een overzicht van inhoud en uitvoering van de meerjarenprogramma's zal worden opgenomen in een hoofdstuk van het verslag dat de Commissie jaarlijks indient bij het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's (amendement nr. 20 van het advies van het Europees Parlement);

    - bevat het gemeenschappelijk standpunt een artikel 18 met een referentiebedrag voor de periode 2000-2006 (amendement nr. 22 van het advies van het Europees Parlement; de bedragen verschillen evenwel op grond van de onder II weergegeven argumenten van de Raad);

    - voert artikel 19 van het gemeenschappelijk standpunt een herzieningsclausule in, zij het met een licht afwijkende formulering (amendement nr. 23 van het advies van het Europees Parlement);

    - wordt de verwachte bijdrage van risicokapitaal tot de bevordering van partnerschappen tussen openbare en particuliere sector in het kader van TEN-projecten belicht in een nieuwe derde overweging van het gemeenschappelijk standpunt (deel van amendement nr. 6 van het advies van het Europees Parlement);

    - bevat artikel 4, lid 1, onder a), derde alinea, van het gemeenschappelijk standpunt niet de voorgestelde voorkeursbehandeling voor studies die op initiatief van de Commissie worden uitgevoerd (deel van amendement nr. 8).

    B. De Raad heeft een aantal andere amendementen uit het advies van het Europees Parlement, die door de Commissie waren aanvaard, evenwel niet in zijn gemeenschappelijk standpunt overgenomen en wel om de volgende redenen:

    - omdat zij niet stroken met het specifieke doel en de rechtsgrondslag van de verordening (amendement nr. 1 betreffende coördinatie met Phare en ISPA);

    - omdat zij een moeilijk te hanteren criterium zouden toevoegen voor de selectie van projecten (amendement nr. 4 betreffende de effecten uit het oogpunt van regionale planning);

    - omdat zij openbaarmakingsverplichtingen zouden invoeren die niet in verhouding staan tot de omvang van de betrokken Gemeenschapsbijdrage (amendementen nrs. 7 en 19);

    - omdat zij het onderdeel rentesubsidie buitensporig zouden doen toenemen (amendement nr. 9 betreffende de verlenging van de maximumduur van de rentesubsidie van vijf tot zeven jaar);

    - omdat zij de hoeveelheid van de bij de aanvraag te verstrekken gegevens op onevenredige wijze zouden doen toenemen (amendementen nrs. 14, 15, en 18).

    Het gemeenschappelijk standpunt bevat voorts evenmin een aantal andere amendementen van het advies van het Europees Parlement, die ook door de Commissie niet waren aanvaard. De redenen hiervoor zijn dat deze amendementen:

    - de voor uitvoering van de meerjarenprogramma's benodigde flexibiliteit zouden beperken (amendement nr. 11 waarin een nauwkeurige specificatie wordt voorgesteld van de financiering van verschillende takken van vervoer; amendement nr. 13 waarin wordt voorgesteld ten hoogste 50 % van de bijstand van de Gemeenschap aan te wenden voor prioritaire projecten);

    - de uitvoering van de verordening zouden bemoeilijken zonder dat daar enige toegevoegde waarde tegenover staat (amendement nr. 25 waarin wordt voorgesteld elk financieringsalternatief en elk partnerschap van particuliere en openbare sector apart te bekijken);

    - niet zouden sporen met het specifieke doel en/of de rechtsgrondslag van deze verordening (amendement nr. 26 volgens welk moet worden gezorgd voor hechte coördinatie tussen expliciet vermelde communautaire instrumenten; amendement nr. 21 waarin een van het Raadsbesluit van 13 juli 1987 afwijkende comitéprocedure wordt voorgesteld; amendement nr. 5 dat de coördinatieplicht van de lidstaten wil vastleggen);

    - bepaalde verantwoordelijkheden zouden overdragen van de lidstaten naar de Commissie en derhalve niet in overeenstemming zouden zijn met het subsidiariteitsbeginsel (amendement nr. 27 waarin wordt voorgesteld dat de Commissie de projecten systematisch evalueert; amendement nr. 24 waarin wordt voorgesteld dat de Commissie een milieueffectrapport opstelt).

    IV. CONCLUSIE

    De Raad is van oordeel dat zijn gemeenschappelijk standpunt:

    - naar inhoud en termijn volledig in overeenstemming is met het door de Europese Raad in Cardiff gegeven mandaat;

    - rekening houdt met het advies van het Europees Parlement en een aantal belangrijke specifieke amendementen van dit advies overneemt;

    - recht doet aan de uitzonderlijke situatie waarbij in dit stadium alleen maar een symbolisch bedrag en nog geen definitief financieel referentiebedrag kan worden opgenomen en waarbij dit definitieve bedrag moet worden ingevuld nadat een definitief akkoord is bereikt over de nieuwe financiële vooruitzichten.

    Top