Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51999AG0025

    Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 25/1999 van 28 juni 1999, vastgesteld door de Raad, volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van de energie-efficiëntie (Save) (1998-2002)

    PB C 232 van 13.8.1999, p. 20 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    51999AG0025

    Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 25/1999 van 28 juni 1999, vastgesteld door de Raad, volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van de energie-efficiëntie (Save) (1998-2002)

    Publicatieblad Nr. C 232 van 13/08/1999 blz. 0020


    GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 25/1999

    door de Raad vastgesteld op 28 juni 1999

    met het oog op de aanneming van Beschikking .../1999/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van de energie-efficiëntie (Save) (1998-2002)

    (1999/C 232/03)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(1),

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's(2),

    Overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

    (1) Overwegende dat artikel 174 van het Verdrag bepaalt dat één van de doelstellingen van de communautaire actie moet zijn een behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen te verzekeren;

    (2) Overwegende dat de Raad op 29 oktober 1990 als doelstelling heeft vastgesteld tegen het jaar 2000 de totale uitstoot van CO2 in de Gemeenschap in haar geheel te stabiliseren op het niveau van 1990;

    (3) Overwegende dat het protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering verdere verplichtingen bevat voor de Gemeenschap en haar lidstaten om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen;

    (4) Overwegende dat voor het bereiken van een significante daling van de CO2-uitstoot in de Gemeenschap een extra inspanning moet worden geleverd, vooral omdat de door energieverbruik veroorzaakte CO2-tuitstoot tussen 1995 en 2000 naar verwachting met 3 % zal toenemen, uitgaande van een normale economische groei; dat daarom aanvullende maatregelen onontbeerlijk zijn;

    (5) Overwegende dat bij Beschikking 93/389/EEG van de Raad(4) een bewakingssysteem voor de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen in de Gemeenschap is ingesteld;

    (6) Overwegende dat de Commissie in haar mededeling van 8 februari 1990 over energie en het milieu energie-efficiëntie heeft aangemerkt als de hoeksteen van toekomstige initiatieven ter vermindering van de negatieve gevolgen van energie voor het milieu; dat in de mededeling van de Commissie van 29 april 1998 betreffende "de energie-efficiëntie in de Europese Gemeenschap - op weg naar een strategie voor het rationeel gebruik van energie" het economische potentieel voor energie-efficiëntie wordt geaccentueerd om de aandacht weer op de bevordering van energie-efficiëntie te richten;

    (7) Overwegende dat verbetering van het energiebeheer, waarbij vooral gebruik wordt gemaakt van het grote potentieel om de energie-intensiteit te verminderen, dringend nodig is om bij te dragen tot de bescherming van het milieu, de continuïteit van de voorziening en duurzame ontwikkeling;

    (8) Overwegende dat de Commissie haar opvattingen over de toekomst van het energiebeleid in de Gemeenschap en over de rol van energiebesparende en energie-efficiëntiemaatregelen in het groenboek van 11 januari 1995 en het witboek van 13 december 1995 aan het Europees Parlement en de Raad heeft meegedeeld;

    (9) Overwegende dat volgens artikel 158 van het Verdrag de Gemeenschap haar optreden, gericht op de versterking van de economische en sociale samenhang, ontwikkelt en vervolgt, en zij zich in het bijzonder ten doel stelt de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio's en de achterstand van de minst begunstigde regio's te verkleinen; dat dit optreden onder meer de energiesector bestrijkt;

    (10) Overwegende dat de Raad bij Beschikking 91/565/EEG(5) en bij Beschikking 96/737/EG(6) een communautair programma inzake energie-efficiëntie (Save) heeft vastgesteld, dat is gericht op de versterking van de passende energie-efficiëntie-infrastructuren binnen de Gemeenschap;

    (11) Overwegende dat het Save-programma een belangrijk en noodzakelijk instrument is ter bevordering van meer energie-efficiëntie;

    (12) Overwegende dat daarom binnen het bij Beschikking 1999/21/EG, Euratom van de Raad aangenomen meerjarenkaderprogramma voor acties in de energiesector (1998-2002)(7) een specifiek programma moet worden opgezet ter bevordering van het rationale en efficiënte gebruik van energiebronnen; dat dit specifieke programma in de plaats moet komen van het huidige instrument;

    (13) Overwegende dat de Gemeenschap het SAVE-programma als een belangrijk element van haar strategie ter vermindering van CO2-uitstoot beschouwt; dat in de mededeling van de Commissie van 8 mei 1991 aangaande het optreden van de Europese Gemeenschap in het kader van energieprogramma's op regionaal niveau, in de conclusies van de Raad over deze mededeling en in de resolutie van het Europees Parlement van 16 juli 1993 is gesteld, dat de uit dit programma voortvloeiende activiteiten moeten worden vervolgd, uitgebreid en benut als ondersteuning van de energiestrategie van de Gemeenschap; dat dit initiatief voor regionale acties nu volledig moet worden opgenomen;

    (14) Overwegende dat, krachtens Besluit nr. 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002)(8), in de Beschikking 1999/170/EG van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie op het gebied van "Energie, milieu en duurzame ontwikkeling" (1998-2002)(9) speciaal aandacht wordt besteed aan efficiënte en hernieuwbare energietechnologieën; dat Save als beleidsinstrument dit programma aanvult;

    (15) Overwegende dat het Save-programma erop gericht is de energie-intensiteit van de eindvraag te verbeteren met één extra procentpunt per jaar boven wat anders gehaald zou zijn;

    (16) Overwegende dat de Raad tijdens zijn bijeenkomst van 15 en 16 december 1994 heeft verklaard dat de beoogde stabilisatie van CO2 uitstoot alleen bereikt kan worden met een gecoördineerd pakket maatregelen gericht op verbetering van de energie-efficiëntie en een rationeler energiegebruik, op basis van vraag en aanbod op alle niveaus van productie, omzetting, vervoer en verbruik van energie, alsmede op het gebruik van duurzame energiebronnen, en dat de lokale programma's voor energiebeheer tot die maatregelen behoren;

    (17) Overwegende dat het Europees Parlement in zijn resolutie over het groenboek van de Commissie over het energiebeleid(10) heeft verzocht doelstellingen en een gemeenschappelijk programma op te stellen voor energie-efficiëntie en -besparingen, die verenigbaar zijn met de doelstellingen inzake de uitstoot van broeikasgassen, zoals overeengekomen in Rio de Janeiro (1992), Berlijn (1995) en Kyoto (1997); dat het Europees Parlement daarbij heeft opgeroepen tot de instelling van een Save II-programma dat in vergelijking met het Save I-programma over veel meer middelen beschikt, en de verwachting heeft uitgesproken dat de Commissie concreet aangeeft welke rol zij denkt te spelen bij energiebesparingen en -efficiëntie door het creëren van praktijkprojecten;

    (18) Overwegende dat een verhoogde energie-efficiëntie een gunstige uitwerking zal hebben op zowel het milieu als de continuïteit van de energievoorziening, die een mondiale dimensie hebben; dat derhalve een hoge mate van internationale samenwerking nodig is om tot de gunstigste resultaten te komen;

    (19) Overwegende dat tot het jaar 2000 tussen 180 en 200 miljoen ton aan CO2-uitstoot kan worden vermeden door een extra verbetering van de energie-intensiteit van de eindvraag met 5 % ten opzichte van de normale verwachtingen; dat deze cijfers door een efficiënter en rationeler gebruik van de energie van de energiebronnen verhoogd kunnen worden;

    (20) Overwegende dat het politiek en economisch wenselijk is het programma open te stellen voor de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa, overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Kopenhagen van 21-22 juni 1993 als bevestigd door de daarop volgende Europese Raden, en zoals in mei 1994 uiteengezet in de mededeling van de Commissie daaromtrent; dat het programma ook open moet staan voor Cyprus;

    (21) Overwegende dat de Commissie, om te waarborgen dat de communautaire steun efficiënt wordt gebruikt en overlappingen worden voorkomen, erop zal toezien dat projecten vooraf grondig worden beoordeeld en de voortgang en het resultaat van de gesteunde projecten stelselmatig worden getoetst en geëvalueerd;

    (22) Overwegende dat in deze beschikking en financieel kader is vastgesteld dat het voornaamste referentiepunt in de zin van punt 1 van de Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995(11) vormt voor de begrotingsautoriteit in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure; dat er rekening mee moet worden gehouden dat tijdens de looptijd van het programma nieuwe financiële vooruitzichten worden bepaald;

    (23) Overwegende dat deze beschikking in de plaats komt van Beschikking 96/737/EG die moet worden ingetrokken,

    HEBBEN DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Voor de periode 1998-2002 wordt door de Gemeenschap binnen het bestek van het meerjarenkaderprogramma voor acties in de energiesector een specifiek programma uitgevoerd ter aanmoediging van een rationeel en efficiënt gebruik van energiebronnen (Save), hierna "programma" genoemd.

    Naast de prioritaire doelstellingen, van artikel 1, lid 2, van Beschikking 1999/21/EG, Euratom omvat het programma de volgende doelstellingen:

    a) het stimuleren van energie-efficiëntiemaatregelen in alle sectoren;

    b) het aanmoedigen van investeringen in energieconservatie door verbruikers uit de particuliere sector en de overheidssector en door de industrie;

    c) het creëren van voorwaarden om de energie-intensiteit van het eindverbruik te verbeteren.

    2. De financiële steun van de Gemeenschap wordt in het kader van dit programma verleend voor acties die onder de doelstellingen van deze beschikking vallen.

    Artikel 2

    De volgende categorieën acties en maatregelen met betrekking tot energie-efficiëntie worden in het kader van het programma gefinancierd:

    a) studies en soortgelijke acties, die gericht zijn op de uitvoering en voltooiing van communautaire maatregelen (zoals vrijwillige overeenkomsten, opdrachten aan normalisatie-instituten, gezamenlijke aankopen en wetgeving) ter verbetering van de energie-efficiëntie, studies over de gevolgen van energieprijzen voor de energie-efficiëntie en studies die erop gericht zijn energie-efficiëntie tot criterium te maken in het kader van programma's van de Gemeenschap;

    b) gerichte sectoriële proefacties om het tempo van investeringen in energie-efficiëntie op te voeren en/of gedragspatronen met betrekking tot energiegebruik te verbeteren; deze projecten worden uitgevoerd door openbare en particuliere organisaties of ondernemingen en door bestaande de gehele Gemeenschap bestrijkende netwerken of tijdelijke groeperingen van organisaties en/of ondernemingen die gevormd zijn met het oog op de verwezenlijking van de projecten;

    c) door de Commissie voorgestelde maatregelen ter bevordering van de uitwisseling van ervaring, waarmee de coördinatie van de activiteiten op internationaal, communautair, nationaal, regionaal en lokaal niveau door passende voorzieningen voor informatieverspreiding kan worden verbeterd;

    d) dezelfde maatregelen als onder c), maar voorgesteld door andere instanties dan de Commissie,

    e) controle van de vorderingen op het gebied van de energie-efficiëntie in de Gemeenschap en in de afzonderlijke lidstaten en doorlopende evaluatie en controle van in het kader van het programma ondernomen acties en maatregelen;

    f) specifieke acties voor een beter energiebeheer op regionaal en stedelijk niveau en een grotere samenhang tussen de lidstaten en regio's op het gebied van energie-efficiëntie.

    Artikel 3

    1. Alle kosten in verband met de in artikel 2, onder a), c) en e), genoemde acties en maatregelen komen ten laste van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

    2. De financiële bijdrage voor de in artikel 2, onder b), d) en f), genoemde acties en maatregelen beloopt maximaal 50 % van de totale kosten.

    3. Het resterende deel van de kosten van de in artikel 2, onder b), d), en f), genoemde acties en maatregelen kan uit openbare particuliere middelen dan wel uit een combinatie van beide gefinancierd worden.

    Artikel 4

    1. Het financiële kader voor de uitvoering van het programma beloopt 64 miljoen EUR. Van dit bedrag is 25,6 miljoen EUR bestemd voor de periode 1998-1999.

    Het financiële kader voor de periode 2000-2002 beloopt 38,4 miljoen EUR en zal worden herzien indien het niet strookt met de financiële vooruitzichten voor die periode.

    2. De jaarlijkse kredieten worden binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten door de begrotingsautoriteit goedgekeurd.

    Artikel 5

    1. De Commissie wordt belast met de financiële aspecten en de uitvoering van het programma.

    De Commissie ziet er tevens op toe dat acties uit hoofde van het programma worden onderworpen aan een beoordeling vooraf, aan controle, en aan een eindevaluatie waarbij na voltooiing van het project het effect ervan en de uitvoering worden beoordeeld en nagegaan wordt of de oorspronkelijke doelstellingen zijn gehaald.

    2. De geselecteerde begunstigden brengen om de zes maanden en na voltooiing van een project verslag uit aan de Commissie.

    3. De voorwaarden en richtsnoeren voor de ondersteuning van alle in artikel 2 bedoelde acties en maatregelen worden jaarlijks vastgesteld, gelet op:

    - de criteria kosteneffectiviteit, potentiële besparingen en het milieu-effect, meer bepaald de beperking van de CO2-uitstoot;

    - de lijst van prioriteiten, bedoeld in artikel 7;

    - de samenhang tussen de lidstaten op het gebied van de energie-efficiëntie.

    Het in artikel 6 bedoelde comité staat de Commissie bij bij de vaststelling van deze voorwaarden en richtsnoeren.

    Artikel 6

    Voor de uitvoering van het programma wordt de Commissie bijgestaan door het comité van artikel 4 van Beschikking 1999/21/EG, Euratom.

    Artikel 7

    De Commissie formuleert jaarlijks een lijst van prioriteiten voor financiering in het kader van het programma. In die lijst wordt op basis van jaarlijks door elke lidstaat in beknopte vorm verstrekte informatie rekening gehouden met de complementariteit tussen Save en de nationale programma's. De gebieden waar deze complementariteit het grootst is krijgen prioriteit.

    Het comité van artikel 6 assisteert de Commissie bij het opstellen van deze lijst van prioriteiten.

    Artikel 8

    De bestudering en de interne en externe evaluatie van de uitvoering van dit programma geschieden in overeenstemming met het bepaalde in artikel 5 van Beschikking 1999/21/EG, Euratom.

    Artikel 9

    Het programma staat open voor deelname van de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa, overeenkomstig de voorwaarden, inclusief de financiële regelingen, die zijn vastgesteld in de aanvullende protocollen bij de associatieovereenkomsten of in de associatieovereenkomsten zelf voor de deelname aan communautaire programma's.

    Het programma staat eveneens open voor deelname van Cyprus op basis van aanvullende kredieten volgens dezelfde regels als die welke van toepassing zijn voor de EVA/EER-landen, overeenkomstig de met Cyprus overeen te komen procedures.

    Artikel 10

    Deze beschikking treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 11

    Beschikking 96/737/EG wordt ingetrokken.

    Artikel 12

    Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te ...

    Voor het Europees Parlement

    De Voorzitter

    ...

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    ...

    (1) PB C 214 van 10.7.1998, blz. 44.

    (2) PB C 315 van 13.10.1998, blz. 1.

    (3) Advies van het Europees Parlement van 11 maart 1999 (PB C 175 van 21.6.1999, blz. 269), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 28 juni 1999 en besluit van het Europees Parlement van ... (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

    (4) PB L 167 van 9.7.1993, blz. 31.

    (5) PB L 307 van 8.11.1991, blz. 34.

    (6) PB L 335 van 24.12.1996, blz. 50.

    (7) PB L 7 van 13.1.1999, blz. 16.

    (8) PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1.

    (9) PB L 64 van 12.3.1999, blz. 58.

    (10) PB C 287 van 30.10.1995, blz. 34.

    (11) PB C 102 van 4.4.1996, blz. 4.

    MOTIVERING VAN DE RAAD

    I. INLEIDING

    1. Op 4 december 1997 heeft de Commissie bij de Raad een voorstel ingediend voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van energie-efficiëntie (1998-2002), het Save-programma(1).

    2. Het Europees Parlement heeft op 11 maart 1999 advies uitgebracht(2). Het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's hebben advies uitgebracht(3).

    3. Op 25 mei 1999 heeft de Commissie een gewijzigd voorstel bij de Raad ingediend(4).

    4. Op 28 juni 1999 heeft de Raad overeenkomstig artikel 251 van het Verdrag zijn gemeenschappelijk standpunt vastgesteld.

    II. DOEL VAN HET VOORSTEL EN ACHTERGRONDINFORMATIE

    5. Dit voorstel is onderdeel van het kaderprogramma voor de energiesector dat de Raad op 14 december 1998 heeft aangenomen(5). Doel van dat programma is een kader te scheppen voor een meer geconcentreerd en geïntegreerd energiebeleid van de Gemeenschap. Het kaderprogramma bestaat uit een basisbeschikking met de algemene beginselen en zes specifieke programma's waarvan dit voorstel, het Save-programma, er één is.

    Het voorstel is bedoeld om het reeds bestaande programma ter bevordering van energie-efficiëntie te integreren in het kaderprogramma voor de energiesector.

    III. ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

    A. Algemene opmerkingen

    6. De Raad vindt dat de basisbeschikking van het energiekaderprogramma algemene regels en beginselen moet bevatten die voor alle specifieke programma's gelden. In de basisbeschikking zijn bepalingen over algemene doelstellingen, verslagen uitgebracht aan het Europees Parlement en de Raad alsmede de comitologie voor uitvoeringsbepalingen opgenomen; in de specifieke programma's wordt voor die thema's naar de basisbeschikking verwezen.

    7. De Raad heeft besloten in alle specifieke programma's van het energiekaderprogramma een financieel referentiebedrag op te nemen. In dat verband heeft de Raad besloten voorrang te geven aan dit voorstel inzake energie-efficiëntie en aan het voorstel voor duurzame energiebronnen (zie artikel 4).

    B. Amendementen van het Europees Parlement

    8. De Raad heeft de volgende amendementen geheel of gedeeltelijk overgenomen: 2, 3, 7 en 8.

    De Raad is het met de Commissie eens dat de amendementen 1, 4-6, 9, 11-15 en 18-20 niet in het gemeenschappelijk standpunt opgenomen moeten worden. Bovendien heeft de Raad de amendementen 10 en 16 niet aangenomen. Enkele van die amendementen staan al in bepalingen in andere beschikkingen van het energiekaderprogramma, waarvan de Raad het niet nodig achtte ze in deze context te herhalen.

    (1) Niet bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    (2) PB C 175 van 21.6.1999, blz. 269.

    (3) Het Economisch en Sociaal Comité: PB C 214 van 10.7.1998, blz. 44. Het Comité van de Regio's: PB C 315 van 13.10.1998, blz. 1.

    (4) Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen; doc 8854/99 ENER 69 ENV 188 CODEC 309.

    (5) PB L 7 van 13.1.1999, blz. 16.

    Top