Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51999AC0068

    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad houdende een gemeenschappelijk ordening van de wijnmarkt"

    PB C 101 van 12.4.1999, p. 60 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    51999AC0068

    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad houdende een gemeenschappelijk ordening van de wijnmarkt"

    Publicatieblad Nr. C 101 van 12/04/1999 blz. 0060


    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad houdende een gemeenschappelijk ordening van de wijnmarkt" () (1999/C 101/14)

    De Raad heeft op 20 juli 1998 besloten, overeenkomstig de artikelen 43 en 198 van het EG-Verdrag het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

    De Afdeling "Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu", die met de voorbereiding van de werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 8 januari 1999 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Kienle.

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 27 en 28 januari 1999 gehouden 360e zitting (vergadering van 27 januari) het volgende advies uitgebracht; dat met 108 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 2 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1. Inleidende opmerkingen

    1.1. Het Comité verheugt zich erover dat de Commissie van de EU op 16 juli 1998 een nieuw voorstel voor de hervorming van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt heeft ingediend, dat in het kader van Agenda 2000 moet worden aangenomen. Het voorstel wijkt sterk af van het voorstel van de Commissie van 11 mei 1994.

    1.2. Het Comité heeft in zijn adviezen van 24 februari 1994 () en van 22 februari 1995 () de eis gesteld dat de marktsituatie opnieuw wordt geanalyseerd, en dat rekening wordt gehouden met de gewijzigde situatie die een gevolg is van de GATT-besluiten. Het Comité verheugt zich erover dat de Commissie zich in haar nieuwe voorstel op beide eisen is ingegaan. De aanzienlijke wijzigingen die zich de afgelopen verkoopseizoenen in de Europese wijnsector hebben voorgedaan, zijn, zoals de Commissie beklemtoont, het gevolg van aanpassingen van de gemeenschappelijke marktordeningen, en voorts van rooimaatregelen, conjuncturele factoren en weersomstandigheden, maar volgens het Comité ook van het algemene streven naar kwaliteit in de wijnsector.

    1.3. Het Comité wijst erop dat zich onder de LMOE belangrijke wijnbouwlanden en handelspartners bevinden die het wijnbouwpotentieel van de EU met ca. 400 000 ha zullen uitbreiden. Hiermee moet bij de hervorming van de wijnmarkt rekening worden gehouden.

    1.4. De Commissie stelt voor dat de nieuwe verordening, als onderdeel van de voorgestelde landbouwhervorming in het kader van Agenda 2000, per 1 augustus 2000 in werking treedt. Het Comité is het eens met deze timing en doet een beroep op alle betrokkenen om de besprekingen met voortvarendheid te voeren, zodat de verordening op het beoogde tijdstip in werking kan treden.

    2. Doelstellingen van de hervorming

    2.1. Met inachtneming van de specifieke kenmerken van de wijnsector, staan de Commissie bij de hervorming van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt zeven grote doelstellingen voor ogen, die met elkaar het concurrentievermogen van de sector op de lange termijn moeten verbeteren:

    - handhaving van het verbeterde evenwicht tussen vraag en aanbod op de gemeenschappelijke markt, waarbij de producenten profijt kunnen trekken van de expansie van de markten;

    - verbetering van het concurrentievermogen van de wijnsector op lange termijn;

    - afschaffing van de interventiemaatregelen als kunstmatige afzetmogelijkheid voor overproductie;

    - behoud van alle traditionele afzetmogelijkheden voor consumptie-alcohol en wijnbouwproducten;

    - inachtneming van regionale verschillen;

    - vaststelling van de potentiële rol van producenten- en branche-organisaties (of soortgelijke organisaties);

    - aanzienlijke vereenvoudiging van de regelgeving.

    Het Comité steunt deze doelstellingen en voornemens, zij het met de kritische noot dat te weinig rekening is gehouden met de vraag naar wijnbouwproducten en wijn. Er zijn thans tal van wetenschappelijke onderzoekingen waaruit enerzijds de voordelen van een matige wijnconsumptie voor de gezondheid, en anderzijds de gevaren van misbruik blijken. Daarom beveelt het Comité aan, voorlichting over deze wetenschappelijke kennis als verdere doelstelling van de hervorming op te nemen.

    2.2. Teneinde de Europese regelgeving in de wijnsector overzichtelijker te maken en de regelingen te vereenvoudigen, heeft de Commissie voorgesteld 23 verordeningen van de Raad te integreren in de basisverordening "Gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt". Het Comité staat positief tegenover deze moedige aanzet tot systematisering en vereenvoudiging van de Europese regelgeving in de wijnsector. Het is echter van mening dat in deze samenhang aan het beheercomité bij de Commissie (artikel 75) te grote bevoegdheden worden toegekend, die nl. verder gaan dan het uitvaardigen van technische uitvoeringsbepalingen. Daarom acht het Comité het noodzakelijk, zoals het al heeft gesteld in een eerder advies over de landbouwvoorstellen van Agenda 2000 (), dat de basisvoorschriften verder altijd bij verordening van de Raad worden uitgevaardigd. Bovendien stelt het Comité voor werkgroepen in te stellen om deskundigen uit de branche te betrekken bij de werkzaamheden ter voorbereiding van de uitvaardiging van technische uitvoeringsbepalingen.

    2.3. De Commissie stelt in de toelichting bij haar voorstel vast dat de lid-staten conform het subsidiariteitsbeginsel een grotere verantwoordelijkheid krijgen toebedeeld. Het Comité juicht dit toe, maar acht een verdergaande toepassing van het subsidiariteitsbeginsel bij de voorgestelde maatregelen mogelijk en wenselijk.

    3. Voorgestelde maatregelen

    3.1. Titel II: Wijnbouwpotentieel

    Deze titel stelt kadermaatregelen voor met betrekking tot het gebruik en de exploitatie van het wijnbouwpotentieel. Tot de beoogde instrumenten behoren met name een beperking van de nieuwe aanplant, regelingen voor de wederaanplant, reserves voor aanplantingsrechten, premies voor de definitieve stopzetting van wijnbouw en herstructureringsmaatregelen.

    3.1.1. De algemene evaluatie van het Comité met betrekking tot deze titel luidt dat de regelingen niet beantwoorden aan de doelstelling van deregulering en vermindering van de bureaucratie, en evenmin in overeenstemming zijn met het subsidiariteitsbeginsel. Het Comité spreekt zich uit voor een aanzienlijke vereenvoudiging van de regelingen in deze titel.

    3.1.2. Gezien de ontwikkeling van vraag en aanbod is het Comité de overtuiging toegedaan dat volledige liberalisering van de aanplant van nieuwe wijngaarden in het kader van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt nog niet verantwoord is. Het stelt daarom voor de zgn. aanplantstop te laten gelden tot 2005/2006. De door de Commissie voorgestelde termijn, nl. tot 2010, is te lang en wordt afgewezen. Binnen de voorgestelde termijn mag nieuwe aanplant alleen mogelijk te zijn voor diegenen die over nieuwe aanplantrechten of wederaanplantrechten beschikken.

    3.1.3. Het Comité stelt voor dat de lid-staten tot 2005/2006 nieuwe aanplantrechten voor wijnproducten die voor afzet op de markt bestemd zijn, slechts aan producenten mogen toekennen wanneer deze rechten bestemd zijn voor de voortbrenging van VQPRD of van tafelwijnen die van een geografische aanduiding mogen worden voorzien, voor zover de productie van de desbetreffende wijn kennelijk ver achterblijft bij de vraag. De door de Commissie voorgestelde termijn, nl. tot en met 31 juli 2003, wordt te kort geacht; bovendien wordt geëist dat de aanplantstop en de uitzonderingsregeling in de tijd met elkaar samenvallen.

    3.1.4. Het Comité beveelt aan dat de lid-staten de Commissie jaarlijks een mededeling doen toekomen over de ontwikkeling van het wijnbouwareaal. De Commissie moet in 2004/2005 een verslag indienen over de ontwikkeling van het wijnbouwareaal in de EU en over de ervaring die is opgedaan met de aanplantregelingen. Alleen op die manier kan tijdig worden beslist over een voortzetting of wijziging van de aanplantregeling.

    3.1.5. Het Comité wijst erop dat de wederaanplantingsrechten in enkele wijnbouwgebieden verloren gaan omdat zij niet worden gebruikt. Om dit zoveel mogelijk te vermijden, moet de Commissie zich in samenwerking met de lid-staten en de regio's inspannen om een en ander organisatorisch op te lossen. Ten behoeve van het milieu en van het behoud van het Europees wijnbouwareaal stelt het Comité voor de geldigheidsduur van het wederaanplantingsrecht van de huidige acht jaar op twaalf jaar te brengen. Volgens het Comité moeten de lid-staten beslissen of de houders hun rechten op wederaanplant gedurende de gehele looptijd kunnen opgebruiken, dan wel of de rechten, als zij niet gebruikt worden, na een bepaalde termijn (van bijvoorbeeld acht jaar) worden toegevoegd aan een regionale of nationale reserve.

    3.1.6. Het Comité spreekt zich ervoor uit dat de lid-staten de bevoegdheid krijgen reserves van aanplantrechten te vormen en, overeenkomstig hun nationale of regionale structuren en behoeften, te regelen hoe deze reserves overgedragen of volledig benut worden, alsook welke bedrijven voorrang krijgen om uit deze reserves te putten. Volgens het Comité moet dit door de lid-staten en de wijnbouwgebieden van de EU overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel worden geregeld.

    3.1.7. Om een ongewenste uitbreiding van het wijnbouwareaal te verhinderen, stelt het Comité voor dat de lid-staten tussen 2000 en 2005 rechten voor nieuwe aanplant ten belope van maximaal 1 % van hun totale wijnbouwareaal kunnen toewijzen. Dit percentage kan tot 2 % worden verhoogd in gevallen waarin het wijnbouwareaal van de lid-staat of van een regio in de periode van 1995 tot 2000 is afgenomen doordat niet ten volle gebruik kon worden gemaakt van wederaanplantrechten of doordat op grote schaal werd gerooid.

    3.1.8. Het Comité is verheugd dat de Commissie voornemens is haar rooibeleid te corrigeren. Aangezien de uitvoering daarvan volgens de beheerscomitéprocedure verloopt, is een beoordeling van de nieuwe regelingen pas mogelijk wanneer de uitvoeringsbepalingen zijn vastgesteld door de Commissie.

    3.1.9. Het Comité is verheugd dat de Commissie, teneinde de concurrentiepositie van de Europese wijnproducenten te verbeteren, voorstellen doet voor de omschakeling van wijnbouwarealen. Naast de voorgestelde omschakelingsmaatregelen voor het wijnbouwareaal is het zaak om bij de vernieuwing van oude arealen markt- en kwaliteitseisen in aanmerking nemen. Het Comité acht het noodzakelijk dat voor dit kernonderdeel van het hervormingsvoorstel voldoende financiële middelen ter beschikking worden gesteld, op basis van het aandeel van de lid-staten in het wijnbouwareaal. Daarbij zijn lid-staten bevoegd voor de keuze van de omschakelingsprogramma's in hun wijnbouwgebieden. Het Comité hecht bij de ontwikkeling en uitvoering van omschakelingsmaatregelen groot belang aan de producentenorganisaties.

    3.1.10. Het Comité acht de voorgestelde maatregelen op het gebied van de wijnbouw ontoereikend. Om de concurrentiepositie te verbeteren, zijn tevens maatregelen nodig om de wijnbereiding en de registratie- en afzetstructuren op een nieuwe leest te schoeien. Het Comité vindt het voorstel van de Commissie omschakelingsmaatregelen op het gebied van wijnbereiding en afzet te integreren in de horizontale structuurmaatregelen van Agenda 2000, ontoereikend. Het Comité verwijst naar de uitdrukkelijke verklaring van de Commissie dat, gezien het eigen karakter van de wijnbouwsector, specifieke maatregelen op het gebied van de wijnbouw nodig zijn.

    3.1.11. Het Comité pleit voor een EU-programma ten behoeve van wijnbouwers die hun beroep uitoefenen onder moeilijke omstandigheden. Hiertoe rekent het Comité met name de wijnbouw op hellingen en heuvels. Daarbij moet tevens rekening worden gehouden met de sociaal-economische, ecologische en culturele betekenis van de wijnbouw in probleemgebieden.

    3.1.12. Het Comité benadrukt dat een goed bijgehouden wijnbouwkadaster van groot belang is voor de organisatie van de Europese wijnmarkt. Zo'n kadaster dient een voorwaarde te zijn voor verkrijging van het recht op nieuwe aanplant en voor deelneming aan structuur- en omschakelingsmaatregelen en aan de steunmaatregelen van Titel III.

    3.2. Titel III: Marktmechanismen

    De Commissie wil met haar voorstellen verhinderen dat "de interventie als een kunstmatige afzetmogelijkheid voor productieoverschotten" wordt gebruikt. Tevens wil zij alle traditionele afzetkanalen voor consumptiealcohol en wijnproducten behouden.

    3.2.1. Het Comité is verheugd dat de Commissie conform de eisen van het ESC de interventiemaatregelen wil vereenvoudigen.

    3.2.2. Het Comité steunt de handhaving van een subsidie voor particuliere opslag.

    3.2.3. In het Commissievoorstel wordt rekening gehouden met de regelmatige bevoorrading van de markt voor consumptiealcohol, die van oudsher een belangrijke afnemer is van wijn en wijnproducten. Wel moet in samenwerking met onafhankelijke deskundigen nogmaals worden nagegaan of de hiervoor geplande hoeveelheden daadwerkelijk met de behoeften overeenkomen.

    3.2.4. Bij de voorgenomen crisisdistillatie voor conjuncturele marktondersteuning is niet voorzien in de noodzakelijke informatieprocedure om de doeltreffendheid van deze distillatie te kunnen beoordelen. Het Comité stelt daarom voor dat de Commissie concreet aangeeft hoe zij in crisissituaties via dit instrument de markt wil ondersteunen. De conjuncturele ondersteuning moet met name een preventieve werking kunnen hebben, er moeten de nodige financiële middelen voor worden uitgetrokken, en zij moet betrekking hebben op hoeveelheden waarmee de markt kan worden gestabiliseerd.

    3.3. Titel IV: Producentenorganisaties en brancheorganisaties

    De Commissie stelt voor de toelating van producentenorganisaties en brancheorganisaties door de lid-staten gedetailleerde kaderbepalingen voor.

    3.3.1. Het Comité heeft zich er in zijn advies van 22 februari 1995 voor uitgesproken dat er een algemene kaderregeling voor organisaties en groeperingen in de sector wordt uitgevaardigd. De Commissie heeft nu een zeer gedetailleerd voorstel ingediend voor producentenorganisaties en brancheorganisaties, zoals in de sector groenten en fruit. Het Comité wijst erop dat de wijnsector fundamenteel verschilt van de sector groenten en fruit. Het wenst daarom dat meer rekening wordt gehouden met de grote structuurverschillen tussen de lid-staten.

    3.3.2. Het Comité ziet de verbetering van de structuren op de producentenmarkt als een eerste taak van de producentenorganisatie. Hiervoor is een specifiek voor de wijnbouw opgezette kaderregeling nodig waarin taken en bevoegdheden binnen de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt worden omschreven, aangezien de huidige horizontale voorschriften voor producentengroeperingen niet meer voorkomen in Agenda 2000. Er moet niet worden voorzien in een ook voor niet-leden algemeen geldende overdracht van soevereine rechten.

    3.3.3. Daarentegen stelt het Comité voor, de regeling voor "brancheorganisaties" in een meer algemene vorm te gieten. Er moet een kader worden opgezet waarin alle organisatiestructuren van de branche (filière) die algemeen verbindende voorschriften voor de ordening der markten in één of verschillende regio's van de Gemeenschap mogen uitvaardigen, worden opgenomen. De lid-staten moeten de bevoegdheid krijgen om representatieve organisatiestructuren van de branche (filière) te erkennen.

    3.4. Titel V: Oenologische procédés en behandelingen alsmede productspecificaties; omschrijving, aanduiding, aanbiedingsvorm en bescherming

    Met het oog op de kwaliteitsdoelstellingen stelt de Commissie voor, de traditionele oenologische procédés deugdelijk te regelen in de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, terwijl de technische kwesties in de toekomst in het beheerscomité moeten worden vastgesteld. De regelingen betreffende de aanduiding en aanbiedingsvorm moeten volledig worden herzien, overzichtelijker worden gepresenteerd en worden vereenvoudigd, waarbij het Comité veel waarde hecht aan volledige productinformatie.

    3.4.1. Het Comité is verheugd dat overeenkomstig het advies van het ESC van 22 februari 1995 bij de oenologische procédés en de productievoorwaarden rekening wordt gehouden met de plaatselijke verschillen en met klimatologische en weersomstandigheden. Het Comité is echter van mening dat de Commissie een adviescollege van deskundigen uit de branche moet instellen dat de toelating van nieuwe oenologische procédés moet toetsen voordat deze via de beheerscomitéprocedure kunnen worden vastgesteld.

    3.4.2. Het Comité is verheugd dat de Commissie de aansporing van het ESC om het aanduidingsrecht van de EU ingrijpend te wijzigen en het verbodsbeginsel af te schaffen, ter harte heeft genomen. Nu de Commissie echter voorstelt de gehele aanpassing via de procedure van het beheerscomité te laten verlopen, dringt het Comité er bij de Commissie op aan dat zij haar voorstellen voor de vernieuwing van het aanduidingsrecht zo spoedig mogelijk indient en positief samenwerkt met alle betrokkenen. Ook hier moet een adviescollege van deskundigen uit de branche zich met de toetsing van de voorstellen bezighouden.

    3.5. Titel VI: In bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijn

    De voorschriften betreffende vqprd, die tot nog toe in een bijzondere verordening waren gebundeld, dienen op voorstel van de Commissie te worden geïntegreerd in de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt; de opbrengstregelingen moeten worden gewijzigd.

    3.5.1. Reeds in zijn advies van 22 februari 1995 heeft het Comité de voorstellen van de Commissie om de geldende machtigingen voor de uitvoering van de regeling van de opbrengst per hectare te beperken afgewezen, aangezien een dergelijke beperking indruist tegen het subsidiariteitsbeginsel.

    3.5.2. Het Comité verzoekt de Commissie om in plaats daarvan voorstellen in te dienen ter bevordering van de afzet van vqprd op de wereldmarkt. Het Comité betreurt het in deze samenhang dat de in het voorstel van 1994 voorgestelde maatregelen voor voorlichtingscampagnes ten gunste van kwaliteitsproducten niet meer in het Commissievoorstel voorkomen, en kennelijk zullen worden opgenomen in horizontale regelingen. Het Comité spreekt zich, gezien het bijzondere karakter van het product wijn, nadrukkelijk uit voor een apart voorlichtingsprogramma ter ondersteuning van het kwaliteitsbeleid.

    3.6. Titel VII: Handel met derde landen

    De Commissie wijst er in haar toelichting op dat zij met haar voorstellen de nodige consequenties wil trekken uit de WTO-overeenkomst.

    3.6.1. Het Comité betreurt het dat in het Commissievoorstel geen specifieke maatregelen zijn vervat ter versterking van het concurrentievermogen in het internationale handelsverkeer. Dit is echter een absolute eis, aangezien de productie in derde landen groeit, en de uitvoer uit die landen aanzienlijk toeneemt.

    3.6.2. Wanneer most of basiswijnen uit derde landen worden toegelaten voor de bereiding van wijnproducten in de EU, zou dit voor de Europese wijnbouw een aanmerkelijk nadeel betekenen. Het Comité wijst op het gevaar van misbruik en wijst daarom toelating af, zolang er geen oplossing is gevonden voor het probleem van misbruik en controle. De "europeanisering" van producten uit derde landen zou tot onaanvaardbare misleiding van de consument en tot grote economische nadelen voor de Europese wijnbouwers leiden.

    3.6.3. Het Comité stelt daarom voor dat de Commissie een adviescomité voor de buitenlandse handel instelt, dat tot taak krijgt aanbevelingen op te stellen voor begeleidende maatregelen van de EU op het gebied van de export van producten van de wijnsector; deze maatregelen beogen met name:

    - de identiteit van de Europese wijn te garanderen, vooral door bescherming van oorsprongsbenamingen en traditionele aanduidingen;

    - uitbreiding van de markttoegang;

    - acties op het gebied van promotie, opwaardering en voorlichting;

    - een grotere medewerking van de Commissie in de gespecialiseerde internationale fora.

    Voor de uitvoering van een actief beleid op het gebied van de buitenlandse handel moet worden voorzien in passende budgettaire middelen (Fonds voor de buitenlandse handel).

    4. Slotopmerkingen

    4.1. Het Comité herinnert eraan dat de wijnbouw in Europa een essentieel onderdeel vormt van de levenscultuur, en in de verschillende wijnbouwgebieden op een grote traditie kan bogen. In de wijnbouwgebieden zijn andere economische sectoren, zoals b.v. de gastronomie, het toerisme en het ambacht, van de wijnbouw afhankelijk. De wijnbouwgebieden vormen in de regel unieke cultuurlandschappen, waarin de wijnbouwers milieuvriendelijke methoden moeten toepassen. Een hervorming van de ordening van de wijnmarkt moet rekening houden met deze economische en culturele achtergrond om de waarde, de sociale structuur, de infrastructuur, het milieu en de economie van de wijnbouwgebieden te bevorderen.

    4.2. Het Comité spreekt opnieuw de eis uit dat werk wordt gemaakt van het dereguleren en opruimen van bureaucratie, dat de subsidiariteit in praktijk wordt gebracht, en dat de zelfregulerende krachten in de economie worden versterkt.

    4.3. Het Comité doet een beroep op de Commissie om het hervormingsvoorstel zo te herzien dat alle betrokkenen via ambitieuze maatregelen een toekomstgericht, dynamisch marktbeleid tot stand kunnen brengen.

    4.4. Op deze gronden roept het Comité alle betrokkenen op tot voortvarend overleg over het hervormingsvoorstel, zodat tijdens het eerste kwartaal van 1999 in het kader van Agenda 2000 een besluit kan worden genomen over de hervorming. Dit is ook nodig ter voorbereiding van de op handen zijnde toetreding van LMOE met een grote wijnbouwsector.

    Brussel, 27 januari 1999.

    De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité

    B. RANGONI MACHIAVELLI

    () PB C 271 van 31.8.1998, blz. 21.

    () PB C 133 van 16.5.1994, blz. 22.

    () PB C 110 van 2.5.1995, blz. 30.

    () PB C 407 van 28.12.1998, blz. 35.

    Top